sensor CITROEN DS5 2011 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 79 of 348

77Comfort
Automatisch dimmende binnenspiegel
Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die
vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel
valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en
automatisch over van de da
g- in de nachtstand.
Verstelbare spiegel voor het zicht recht achter de auto.
De binnenspiegel is voorzien van eennachtstand waardoor de spiegel donkerder
wordt en de bestuurder minder hinder
onder vindt van de koplampverlichting
van achteropkomend verkeer, zon ...
(antiverblindingsstand).





Binnenspiegel
Zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld, wordt de spiegel in de dagstand gezet voor een maximaalzicht naar achteren.










Stuurwielverstelling
)Zorg dat de auto stilstaaten trek aan dehendel om het stuur wiel te ontgrendelen. )
Verstel het stuur wiel in hoogte en diepte
voor een optimale zithouding. ) Druk de hendel goed vast om het stuur wiel
te vergrendelen.

Voer deze handelingen omveiligheidsredenen uitsluitend uit bij stilstaande auto. Om veiligheidsrdenen moeten de spiegels zo zijn ingesteld dat de "dodehoek" zo klein mogelijk is.
Zicht
Stel voor een beter zicht naar achteren de
binnenspiegel zo af dat onder in de spiegel het onderste deel van de achterruit zichtbaar is.

Page 87 of 348

85
Comfort
Neem voor een optimale werking van de ver warming, ventilatie en airconditioning de volgende gebruiksadviezen in acht: )Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur deuitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, luchtroosters enoverige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening in de bagageruimte vrij blijven.
)
Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze sensor dient voor de regeling van de automatische airconditioning. )
Zet de airconditioning minstens één tot twee keer per maand vijf tot tien minuten aan om het systeem in perfecte staat te houden. )
Controleer regelmatig de staat van het interieurfilter en laat de filterelementen periodiek ver vangen (zie het hoofdstuk "Controles"). Wij raden u een gecombineerd interieur filter aan. Dankzij het toegevoegde specialeactieve middel draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schooninterieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).)
Laat de airconditioning regelmatig controleren zoals voorgeschreven in hetonderhoudsboekje, om het systeem in perfecte staat te houden.)
Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het CITROËN-netwerkof een gekwalificeerde werkplaats. Om het brandstofverbruik te verminderen kunt u de airconditioning uitschakelen (toets A/C) terwijl de automatische stand ingeschakeld blijft. Als in deze stand de ruiten beginnen tebeslaan, kunt u de airconditioning tijdelijk inschakelen om de ruiten te ontwasemen.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor eenoptimale trekkracht van de motor.












Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning


Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in hetinterieur hoog is opgelopen, zet dan de ruiten enige tijd open.Zorg er voor dat de aanjagersnelheid voldoende hoog is ingesteld, zodat de lucht in het interieur goed ververst wordt. Het airconditioningssysteem is chloorvrijen is niet schadelijk voor de ozonlaag.


Condensvorming door deairconditioning kan ertoe leiden dat zicheen klein plasje water onder de auto
vormt. Dit is een normaal verschijnsel.



Als u geen concessies wilt doen aan hetthermische comfor t, star t dan de motor of laat deze permanent draaien door opde toets ECO OFF te drukken.

Page 90 of 348

5. Airconditioning aan/uit
)Druk op deze toets om de
airconditioning uit te schakelen.

Als de airconditioning wordt uitgeschakeld,
wordt het thermische comfort niet meer geregeld (vocht, beslagen ruiten). )Druk de toets nogmaals in zodra dit mogelijk is om de automatische werkingvan de airconditioning te hervatten. Het lampje van de toets "A/C"gaat branden.



6. Regeling luchtverdeling
)Druk op één of meer toetsen om de luchtstroom te verdelennaar:


-
de voorruit en de zijruiten,

- de centrale en zijventilatieroosters,

- de beenruimte van de passagiers.
U kunt de drie luchtstromen ook naar eigen
wens combineren.


7. R egeling luchtopbrengst
)Draai deze knop naar links
om de luchtopbrengst te
verminderen of naar rechts omdeze te verhogen.
De lamp
jes van de luchtopbrengst, tussen
de twee propellers, gaan afhankelijk van de
ingestelde waarde geleidelijk branden.


8. Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie
De luchtrecirculatie dient om de toevoer van buitenlucht
bij stank en stofoverlast af te sluiten: in geval van
detectie van vervuiling van de buitenlucht (indien uwauto voorzien is van een luchtkwaliteitsonde).
Deze treedt in werking bij activering van deruitensproeier.
De werking stopt wanneer de buitentemperatuur
beneden de 5°C komt, om te voorkomen dat de ruiten
beslaan.


- Het branden van het rechter
lampje duidt erop dat de
luchtrecirculatie automatisch
wordt geregeld.

- Het branden van het linker
lampje duidt erop dat de
luchtrecirculatie handmatig in
werking is gesteld.

- Wanneer de lampjes uit
zijn, betekent dat dat de
luchtrecirculatie automatisch
wordt geregeld onafhankelijk van de detectie van luchtvervuiling.
Geen luchtkwaliteitsensor
In
dien uw auto niet voorzien isvan een luchtkwaliteitsensor,
druk dan op deze toets om de
luchtrecirculatie handmati
g in
werking te stellen.

Page 129 of 348

127Rijden
Deze functie signaleert met behulp van sensoren in de bumper obstakels in denabijheid van de auto (personen, auto's,
bomen, slagbomen, enz.) die binnen hetdetectiebereik vallen.
Bepaalde obstakels (paaltjes, pionnen, enz.)
die aanvankelijk wel worden gedetecteerd,
worden door dode hoeken in het detectiebereik mogelijk niet meer gedetecteerd als ze zich
vlak bij de auto bevinden.






Parkeerhulp


Deze functie is een hulpsysteem: de bestuurder dient altijd aler t te blijven enis zelf verantwoordelijk.

Parkeerhulp achter
De functie wordt geactiveerd zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Hierbijklinkt een geluidssignaal.
Zodra de achteruitversnelling wordt uitgeschakeld, is de functie niet meer actief.
Geluidssignalen
De bestuurder wordt via een onderbrokengeluidssignaal gewaarschuwd bij het naderen van obstakels. De frequentie van het geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het obstakel nadert.
Aan de weergave van het geluidssignaal via
de luidspreker (rechts of links) is te herkennen aan welke zijde van de auto het obstakel zich bevindt.
Zodra de afstand tussen de auto en het
obstakel kleiner wordt dan dertig centimeter, klinkt het geluidssignaal ononderbroken.




Grafi sche weergave

De grafische weergave is een aanvulling op hetgeluidssignaal. Op het multifunctionele display
wor
den blokjes weergegeven die het pictogram
van de auto steeds dichter naderen. Als de auto het obstakel zeer dicht genaderd is, verschijnt ook het symbool "Gevaar" op het display.

Page 130 of 348

Controleer bij slecht weer of in winterseomstandigheden of de sensoren soms bedekt zijn met modder, ijs
of sneeuw. Bij het inschakelen van de achteruitversnelling geeft een geluidssignaal (lange pieptoon) aan dat de sensoren vuil kunnen zijn.
Als de snelheid van de auto lager is dan 10 km/h, kan de parkeerhulp geluidssignalen geven als reactie op bepaalde omgevingsgeluiden (motoren,vrachtwagens, drilboren, enz.).

Als er een storing optreedt, gaat bij het inschakelen van de achteruitversnelling dit
ver
klikkerlampje op het instrumentenpaneel
branden en/of wordt er een bericht op het
display weergegeven, in combinatie met een geluidssignaal (kor te pieptoon).
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.


Storing
De parkeerhulp vóór is een aanvulling opde parkeerhulp achter en wordt geactiveerd
zodra er bij een wagensnelheid van maximaal
1
0 km/h vóór de auto een obstakel wordt
gedetecteerd.
De parkeerhulp v
óór wordt uitgeschakeld zodra
de auto langer dan drie seconden stilstaat met een ingeschakelde versnelling vooruit, als er geen obstakel meer wordt gedetecteerd of
wanneer de wagensnelheid hoger wordt dan
10 km/h.
Parkeerhulp vóór
De functie wordt automatischuitgeschakeld zodra een aanhanger wordt aangekoppeld of een fietsendrager wordt gemonteerd (auto's voorzien van een door CITROËN aanbevolen trekhaak of fietsendrager).



Uitschakelen/activeren van deparkeerhulp vóór en achter

De functie kan worden uitgeschakeld door dezeknop in te drukken. Het controlelampje in deknop gaat branden.
Door de knop opnieuw in te drukken wordt de
functie weer
geactiveerd. Het controlelampjedooft.


Aan de hand van het geluid dat via de luidspreker (voor of achter) wordt weergegeven, is te herkennen of hetobstakel zich voor of achter de auto bevindt.

Page 136 of 348

De mistverlichting werkt in combinatie met het dimlicht en het grootlicht.
Mistlampen vóór enmistachterlichten
Verdraai de ring:)één stand naar voren om de mistlampen
vóór in te schakelen,
)twee standen naar voren om demistachterlichten in te schakelen,
)één stand naar achteren om demistachterlichten uit te schakelen,)twee standen naar achteren om demistlampen vóór uit te schakelen. Als de verlichtin
g automatisch wordt uitgeschakeld (uitvoeringen met automatische
verlichting) of als het dimlicht handmatig wordt uitgeschakeld, blijven de mistverlichting en de
parkeerlichten branden.
) Draai de ring naar achteren om de
mistverlichting uit te schakelen.
De parkeerlichten worden dan ookuitgeschakeld.


Bij helder of regenachtig weer, zowel overdag als 's nachts, zijn de mistlampen vóór en demistachterlichten verblindend voor medeweggebruikers en daarom niettoegestaan. Gebruik de mistlampen vóór en de mistachterlichten uitsluitend bij mist of sneeuwval. Onder deze weersomstandigheden dient u de mistlampen en het dimlichthandmatig in te schakelen, omdatde lichtsensor voldoende licht kanwaarnemen.
Vergeet niet de mistlampen uit te zetten
zodra ze niet meer nodig zijn.

Page 138 of 348

automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte
van de omgeving onvoldoende is of in
bepaalde gevallen dat de ruitenwissers
worden ingeschakeld.
De verlichtin
g wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is
of nadat het wissen is gestopt.
Automatische verlichting
Inschakelen
)Draai de ring in de stand "AUTO". De automatische verlichting wordt na ongeveer één minuut ingeschakeld. Ter bevestigingwordt een melding weergegeven op hetdisplay.

Uitschakelen
)Draai de ring in een andere stand. Het uitschakelen wordt bevestigd door eenmelding op het display.

Koppeling met de automatische follow me home-verlichting

De koppeling van de automatische follow
me home-verlichting aan de automatische
verlichting biedt de volgende extra
mogelijkheden:


- instellen van de duur van de follow me home-verlichting(15, 30 of 60 seconden) via de
instelfuncties in het configuratiemenu van de auto,

- automatische inschakeling van de follow
me home-verlichting als de automatische
verlichting is ingeschakeld.

Storing
Bij een storing in de
lichtsensor gaat de
verlichting branden,
wordt dit pictogram weergegeven op het
instrumentenpaneel en/of verschijnt een melding op het display, in combinatie met een geluidssignaal.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Als de lichtsensor bij mist of sneeuwvoldoende licht waarneemt, wordt de verlichting niet automatisch ingeschakeld.Dek de met de regensensor gecombineerde lichtsensor die zich inhet midden van de voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet af. De aan de sensor gekoppelde functies wordendan niet meer bediend.

Page 141 of 348

Zicht





Instapverlichting
buitenzijde
De instapverlichting wordt afhankelijk van dedoor de lichtsensor gesignaleerde hoeveelheidlicht geactiveerd om op donkere plaatsen het
lokaliseren van de auto en het instappen te
vergemakkelijken.

Inschakelen

Uitschakelen


De instapverlichting buitenzijde gaat na een
bepaalde tijd automatisch uit of gaat uit na het
afzetten van het contact of het vergrendelen
van de auto.
Programmeren

De duur van het branden
van de instapverlichting kan
worden geselecteerd via het configuratiemenu van de auto.
De duur van het branden van de instapverlichting is gekoppeld en gelijkaan die van de automatische follow mehome verlichting.
) Druk op het geopende hangslot
van de afstandsbediening of op
de portierhandgreep met het
Keyless entry and star t-systeem.








Ver lic ht ing
buitenspiegels

Inschakelen
De instapverlichting wordt ingeschakeld:


- bij het ontgrendelen,

- bij het ver wijderen van de elektronischesleutel uit de lezer,

- bij het openen van een portier,

- bij het lokaliseren van de auto via de
afstandsbediening.

Uitschakelen

De verlichting dooft na een bepaalde tijdautomatisch.
Om de toegang tot de auto te vergemakkelijken,
worden de volgende delen verlicht:


- het opper vlak naast het bestuurders- en
het passagiersportier,

- het oppervlak voor de buitenspiegels en
achter de voorportieren.
Het dimlicht en het parkeerlicht gaan branden en uw auto wordt gelijktijdig ontgrendeld.

Page 147 of 348

145
Zicht
Automatische ruitenwissers
vóór
De ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld als de sensor achter de
binnenspiegel regen detecteer t. De snelheid
van de ruitenwissers wordt aangepast aan de hoeveelheid neerslag.

Inschakelen

Duw de hendel één keer omlaag.
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden en
er verschijnt een melding.
Duw de hendel nog een keer omlaag of zet de hendel in een andere stand (Int., 1 of 2).
Dit verklikkerlamp
je op het instrumentenpaneelgaat uit en er verschijnt een melding.
Uitschakelen


Elke keer als het contact meer dan 1 minuut is afgezet, moet ude automatische werking van deruitenwissers opnieuw activeren door de hendel één keer omlaag te duwen.

Page 148 of 348

Dek de regensensor, die zich gecombineerd met de lichtsensor inhet midden van de voorruit achter debinnenspiegel bevindt, niet af. Schakel de automatische werking van de ruitenwissers uit als de auto wordt gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelenvan de automatische ruitenwissers tot de voorruit ontdooid is.
Storing
In het geval van een storing in de automatische
wer
king van de ruitenwissers werken deze in de intervalstand.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Speciale stand van de
ruitenwissers voor
Deze stand maakt het mogelijk de ruitenwisserslos te zetten van de voorruit.
In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen
worden gereinigd of de ruitenwissers worden
ver vangen. In de winter kan deze stand tevens
worden gebruikt om de ruitenwissers los te zetten van de voorruit.
Om een goede werking van de flat-blade ruitenwissers te behouden, adviserenwij u:


- voorzichtig met de ruitenwissers omte gaan,

- de ruitenwissers regelmatig tereinigen met zeepsop,

- de ruitenwissers niet te gebruikenom een stuk karton tegen devoorruit te houden,

- de ruitenwissers te ver vangen zodraze tekenen van slijtage ver tonen.

)
Als de ruitenwisserschakelaar meteen
nadat het contact is afgezet wordt bediend,
bewegen de ruitenwissers naar het midden
van de voorruit. ) Zet het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de
ruitenwissers na de werkzaamheden weer
in de ruststand te zetten.

Page:   1-10 11-20 next >