CITROEN DS5 HYBRID 2012 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 201 of 358

199Praktische informatie

Uitnemen van de flacon
)Berg de zwar te slang op. )Neem het gebogen aansluitstuk van de
witte slang los. )Houd de compressor rechtop. )Draai de flacon aan de onderzijde los.



Let op dat er geen afdichtmiddel uit de flacon stroomt.
De uiterste gebruiksdatum staat op depatroon vermeld.
De patroon met afdichtmiddel kan slechts één keer gebruikt worden enmoet daarna worden vervangen, ook als hij niet leeg is. Werp de patroon na gebruik niet weg, maar lever deze in bij het CITROËN-netwerk of een officieel inzamelpunt.
Vergeet niet om bij het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats een nieuwe patroon met afdichtmiddel te kopen.

Controle / aanpassen
bandenspanning
U kunt de compressor, zonder inspuiting van het afdichtmiddel, ook gebruiken om:
- uw bandenspanning te controleren of uw banden op spanning te brengen,
- andere opblaasbare voor werpen op te
pompen (ballen, fietsbanden...).
) Draai de schakelaar A
in destand "Op spanning brengen". )
Rol de zwarte slang Hvollediguit. )
Sluit de zwar te slang aan op het ventiel
van de band of van de accessoire.Breng indien nodig eerst een van de
meegeleverde verloopstukken aan.
) Sluit de stekker van de compressor aan op
de 12V-aansluiting van de auto. ) Start de auto en laat de motor draaien. )
Breng de band op spanning met behulp
van de compressor (op spanning brengen:schakelaar B
in stand "I"; leeg laten lopen: schakelaar B
in stand "O"
en druk op de
knop C ), zoals staat aangegeven op de
bandenspanningssticker van de auto of het
opblaasbare voorwerp.
) Ver wijder de set en berg deze op.

Page 202 of 358















Wiel verwisselen In het geval van een lekke band kunt u het wiel met het bij de auto geleverde gereedschap verwisselen volgens de onderstaande procedure.
Het gereedschap bevindt zich onder de vloer.
To egang tot het gereedschap

Beschikbaar gereedschap

Dit gereedschap is specifiek voor uw auto en kan,
afhankelijk van de uitvoering van uw auto, verschillen.Gebruik het niet voor andere doeleinden.1. Wielsleutel.
Hiermee kan de wieldop worden verwijderden kunnen de wielbouten worden losgedraaid.2.Krik met geïntegreerde slinger.
Hiermee kan de auto worden opgekrikt.
3.Gereedschap voor het verwijderen van sierdoppen. Hiermee kunnen bij lichtmetalen velgen desierdoppen van de wielbouten worden ver wijderd. 4.
Gereedschap voor het verwijderen van wieldoppen. Hiermee kunnen bij lichtmetalen velgen de
wieldoppen worden verwijderd.
5. Dop voor het ver wijderen van slotbouten(in het dashboardkastje). Hiermee kunnen met behulp van de wielsleutel de speciale slotbouten worden verwijderd. 6.Wielblokken om wegrollen van de auto te
voorkomen.
7. Sleepoog.
Zie de paragraaf "Slepen van de auto".8.Verlengstuk van de wielsleutel.
Hiermee kunt u de moer van de lierkabel
los- of vastdraaien.9. Noodontgrendeling van de elektronischbediende parkeerrem.
Zie paragraaf "Elektronisch bediendeparkeerrem" en vervolgens "Noodrem".















Detectie te lage bandenspanning

Het reservewiel is niet voorzien van een bandenspanningssensor. Laat hetrepareren van de lekke band uitvoerendoor het CITROËN-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats.

Zet het contact altijd af (verklikkerlampje Ready
uit) als u werkzaamheden aande auto wilt uitvoeren, om letsel door het automatisch starten van de motor te
voorkomen.











Zorg ervoor dat bij gebruik van
hefgereedschap (bijvoorbeeld eenkrik) altijd de steunpunten voor de krik worden gebruikt om te voorkomen dat de hoogspanningskabels beschadigd raken.

Page 203 of 358

Praktische informatie

To egang tot het reservewiel

Het reser vewiel wordt met een lier tegen de
bodem van de bagageruimte vastgeklemd.
Verwijderen van het wiel
) Til de vloerplaat op om de moer van de lier
te kunnen bereiken. ) Draai deze moer kloksgewijs
tot deaanslag met de wielsleutel 1en het
verlengstuk 8, om de kabel van de lier los
te draaien.
) Verwijder het reservewiel via de achterzijde
van de auto. ) Haal de haak en het verbindingsstuk eruit
om het reser vewiel uit de houder te nemen,
zoals aan
gegeven in de afbeelding. ) Ver wijder het wiel.

Page 204 of 358

Te r ugplaatsen van het wiel
)Plaats de haak en het verbindingsstuk inhet wiel, zoals op de afbeelding. ) Monteer het wiel onder de auto door demoer van de lier tegen de wijzers van deklok inte draaien met de wielsleutel 1 enhet verlengstuk 8
.
)Draai de bout tot de aanslag en controleer
of het wiel goed vlak tegen de bodem aan
ligt.

Page 205 of 358

203Praktische informatie
Demonteren van het wiel

Stilzetten van de auto

Zet de auto op een plaats waar het verkeer niet gehinderd wordt en zorg ervoor dat de auto op een horizontale,stabiele en stroeve ondergrond staat.
Trek de parkeerrem aan (tenzij dezegeprogrammeerd is in de automatischestand), zet het contact af en schakel de eerste versnelling *
in om de wielen teblokkeren. Controleer of het verklikkerlampjeremsysteem en het controlelampje Popde parkeerremhendel branden. Controleer of de inzittenden de autohebben verlaten en zich op een veilige
plaats bevinden. Ga nooit onder een auto liggen diealleen op de krik steunt; gebruik een bok.
Werkwijze
)
Ver wijder de sierdop van de wielbouten met het gereedschap 3 (volgens uitvoering)
of ver wijder de naafdop met behulp van gereedschap 4 . )
Bevestig de dop 5
op de wielsleutel 1en draai de slotbout een omwenteling los(volgens uitvoering). )
Draai de overige wielbouten niet meer dan een kwartslag los met alleen de wielsleutel 1 .

*

Stand R
van de EGS-versnellingsbak of stand Pvan de automatische transmissie.

Page 206 of 358

)Plaats de krik 2 onder één van de tweesteunpunten aan de voorzijde Aof achterzijde B(bij het te ver wisselen wiel).
)Krik de auto op tot er voldoende ruimte
tussen het wiel en de grond is om het (niet
lekke) reservewiel te monteren. )Ver wijder de wielbouten en leg ze op een schone plaats weg.)Ver wijder het wiel.


)
Draai de krik 2uit tot het voetstuk op de grond staat. Zorg ervoor dat het voetstuk
zich loodrecht onder het gebruikte
steunpunt Aof B bevindt.

Page 207 of 358

205
Praktische informatie

Monteren van het wiel
Bevestiging van het noodreservewiel
Indien uw auto is voorzien van lichtmetalen velgen is het normaal dat bij het monteren van het noodreser vewiel de ringen vande bouten de velg niet raken. Als de bouten volledig zijn aangedraaid, zorgt het conische draagvlak van de bouten voor de bevestiging van het reservewiel.
Na het verwisselen van het wiel
Ver wijder de naafdop van het wiel om het op de juiste manier in de bagageruimte op te bergen (nietin deopbergruimte van het reser vewiel). Rijd met een noodreser vewiel niet sneller dan 80 km/h.Laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment van de wielbouten en de bandenspanning van het reser vewielcontroleren door het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats. Laat de lekke band zo spoedig mogelijk repareren en ver wissel hem met het reservewiel.


Procedure
)
Plaats het wiel op de naaf. )
Draai de wielbouten met de hand vast. )
Draai de slotbout met de wielsleutel 1 ende dop 5enigszins vast. )
Draai de overige wielbouten enigszins vast met alleen de wielsleutel 1.

Page 208 of 358

)Laat de krik zakken.)Vouw de krik 2 op en verwijder hem.)
Draai de slotbout vast met de wielsleutel1
en de dop 5.)
Draai de overige wielbouten vast metalleen de wielsleutel 1.)
Bevestig de doppen op de overige
wielbouten (volgens uitvoering). ) Berg het gereedschap op in de houder.

Page 209 of 358

207
Praktische informatie










Een lamp vervangen
Verlichting vóór
Uitvoering met xenonlampen
1.Grootlicht (H1- 35W).2.Dimlicht/bochtverlichting
(D1S-35W).3.Verlichting overdag/parkeerlicht (LED's).4.Richtingaanwijzers (HY21-21W).5.Mistlampen en bochtverlichting(H11).
Uitvoering met halogeenlampen
1.Grootlicht (H1- 55W).2.
Dimlicht (H7-55W).3.Verlichting overdag/parkeerlichten

(LED).4.Richtingaanwijzers (HY21-21W).5.Mistlampen, meedraaiende koplampen
(H11).
Let er bij het monteren van onder andere H7-lampen met nokjes op datdeze nokjes goed in de uitsparingen komen, zodat het licht in de juisterichting schijnt.

Onder bepaalde weersomstandigheden (lage temperatuur, vochtigheid) kan zicheen laagje condens aan de binnenzijdevan de koplampen en de achterlichten vormen; dit verdwijnt enkele minuten na het ontsteken van de koplampen.


Elektrocutiegevaar

Het vervangen van een xenonlamp (D1S -35W) moet worden uitgevoerd door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.


Zet het contact altijd af (verklikkerlampjeReadyuit) als u werkzaamheden aan de auto wilt uitvoeren, om letsel door het automatisch starten van de motor tevoorkomen.

Page 210 of 358

xenonlampen)
) Trek aan de borglip om de plastic
beschermkap te ver wijderen. ) Verwijder de stekker met de lamp door op de pal aan de onderkant te drukken. )
Trek aan de lamp om deze te ver vangen.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.


De koplampunits zijn voorzien van glasvan polycarbonaat met een speciale vernislaag:)reinig de koplampen nooit meteen droge of schurende doek engebruik geen oplosmiddelen,)gebruik een spons met zeepwater,)wanneer u met een hogedrukreiniger hardnekkig vuil probeert te verwijderen, houd de straal dan nooit langdurig opde koplampen, de achterlichten en de randen ervan gericht, om beschadigingvan de vernislaag en de afdichtrubberste voorkomen.
)Raak de lamp niet met de vingers aan, maar gebruik een niet-pluizende doek. Bij het ver vangen van lampen moet deverlichting minstens enkele minuten uitgeschakeld zijn (risico van ernstigeverbranding).
In verband met het behoud van de kwaliteit
van de koplampen mogen uitsluitend anti-UV-lampen worden gebruikt.
Ver vang een kapotte lamp altijd door een nieuwe lamp met dezelfde specificaties.
Dimlicht (uitvoering met xenonlampen)

Het vervangen van D1S-xenonlampen dient vanwege elektrocutiegevaar te worden uitgevoerd door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerdewerkplaats.
Het is raadzaam om beide D1S-lampengelijktijdig te laten vervangen als één ervan defect is.

Page:   < prev 1-10 ... 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 ... 360 next >