CITROEN NEMO 2014 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 11 of 192

9
IN EEN OOGOPSLAG

In een oogopslag


Laadruimte (Bedrijfswagen)



1.
Sjorogen.

2.
Opbergvak.

3.
Zaklamp.

4.
Schot.

5.
Reservewiel.
Het is raadzaam de lading stevig vast
te zetten met behulp van de sjorogen
1
die zich op de vloer van de laadruimte
bevinden.
 109

Page 12 of 192

10

In een oogopslag


Met achterklep

VOORZIENINGEN ACHTER (COMBI)


Met achterdeuren



1.
Sjorogen.

2.
Bagagenet.

3.
Gereedschapsetui.

4.
Hoedenplank.

1.
Sjorogen.

2.
Bagagenet.

3.
Hoedenplank.

4.
Bevestigingsriemen/gereedschapsetui.

5.
Uitneembare lamp/bagageruimteverlichting.

 111

Page 13 of 192

11
IN EEN OOGOPSLAG

In een oogopslag

COMFORT


Bestuurdersstoel verstellen


In lengterichting
In hoogte


Rugleuningverstelling (A)
Lendensteun (B)

 96

Page 14 of 192

12

In een oogopslag


Veiligheidsgordels vóór



A.
Vastmaken.


COMFORT



1.
Ontgrendelen van het stuurwiel met de hendel.


2.
Verstellen in hoogte en diepte.

3.

Vergrendelen van het stuurwiel met de hendel.


Stuurwiel verstellen

Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit als de
auto stilstaat.


Buitenspiegels elektrisch verstellen


A

.
Selecteren van de linker buitenspiegel.

B.
Selecteren van de rechter buitenspiegel.

C

.
Verstellen van de buitenspiegel.


Binnenspiegel instellen



1.
Selecteren van de dag/nachtstand van de
spiegel.

2.
Verstellen van de binnenspiegel.

 49 47 11 9

Page 15 of 192

13
IN EEN OOGOPSLAG

In een oogopslag

ZICHT


Ring
Uit.
Parkeerlicht.
Dimlicht/grootlicht.

Mistlampen vóór
Mistachterlicht.
of
Mistlampen vóór en mistachterlicht.

Ring B: ruitenwisser achter
Interval.
Ruitensproeier.
Uit.


Verlichting

Beweeg de lichtschakelaar omhoog of
omlaag tot voorbij het zware punt. De
richtingaanwijzers aan de desbetreffende zijde
blijven knipperen tot de schakelaar weer in de
middelste stand terugkomt.

Richtingaanwijzers


Functie "autosnelweg"
Beweeg de lichtschakelaar kort omhoog
of omlaag tot aan het zware punt. De
richtingaanwijzers aan de desbetreffende zijde
knipperen drie keer.



Ruitenwissers


Ring A: ruitenwissers vóór
Uit.
Interval.
Constant wissen met lage snelheid.
Constant wissen met hoge snelheid.
Eén keer wissen.
Ruitensproeiers.
 42 - 43 42 44  44

Page 16 of 192


14

In een oogopslag

VENTILATIE


Aanbevolen instellingen



Gewenste werking



Verwarming of handbediende airconditioning




Luchtverdeling



Luchtopbrengst





Luchtrecirculatie / toevoer
van buitenlucht


Temperatuur



Handbediende
airconditioning




WARM







KOUD






ONTWASEMEN

ONTDOOIEN



 104

Page 17 of 192

15
IN EEN OOGOPSLAG

In een oogopslag

CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN


Instrumentenpaneel
Rij drukschakelaars



A.
Als het contact wordt aangezet, geeft
de wijzer de resterende hoeveelheid
brandstof aan.
Bij draaiende motor gaat het bijbehorende
waarschuwingslampje uit. Als het blijft
branden, is het minimumniveau van de
brandstofvoorraad bereikt.

B.
Als het contact wordt aangezet, geeft de
wijzer de koelvloeistoftemperatuur aan.
Bij draaiende motor gaat het bijbehorende
waarschuwingslampje uit.

C.
Als het contact wordt aangezet, blijft het
waarschuwingslampje motorolieniveau niet
branden.
Ga indien nodig tanken of vul koelvloeistof of
olie bij.

A.
Intelligent Traction Control.


1.
Als het contact wordt aangezet, gaan
de oranje en rode verklikker- en
waarschuwingslampjes branden.

2.
Bij draaiende motor moeten deze lampjes
weer uitgaan.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek als er
lampjes blijven branden.


Verklikker- en waarschuwingslampjes
of
Antislipregeling (ASR).

B.
Stop & Start-systeem.

C.
Alarmknipperlichten.

D.
Achterruit- en buitenspiegelverwarming.

E.
Vergrendeling /Ontgrendeling laadruimte
(bedrijfswagen).

 30 23 11 8
 11 6
 56
 11 4
 103
 40

Page 18 of 192

16

In een oogopslag

VEILIGHEID VOOR DE INZITTENDEN


Niet-vastgemaakte veiligheidsgordels



A.
Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
bestuurder niet vastgemaakt.



Laddervormige afscheiding
(Bedrijfswagen)
De laddervormige afscheiding beschermt de
bestuurder tegen schuivende lading. De airbag vóór aan passagierszijde kan
worden uitgeschakeld met behulp van de toets
MENU, die zich naast het stuurwiel bevindt.


1.
Druk op de toets MENU.

2.
Selecteer "Bag" en bevestig met de toets
MENU.

3.
Selecteer "OFF" en bevestig met de toets
MENU,

4.
Selecteer "JA" en bevestig met de toets
MENU.



Airbag vóór aan passagierszijde
 11 9 123 109

Page 19 of 192

17
IN EEN OOGOPSLAG

In een oogopslag

RIJDEN

Deze versnellingsbak met 5 versnellingen
biedt naar keuze het comfort van automatisch
schakelen of het plezier van handmatig schakelen.

N.
Neutraalstand.

R.
Achteruit.

M +/-.
Handmatige stand.

A.
Automatische stand.

E.
Programma voor zuinig rijden.


Elektronisch gestuurde versnellingsbak


Weergave op het instrumentenpaneel
De ingeschakelde versnelling en de
geselecteerde schakelwijze verschijnen op het
display van het instrumentenpaneel.

N:
neutraalstand.

R:
achteruit.

1 2 3 4 5:
ingeschakelde versnellingen.

AUTO:
automatische stand.

E:
programma voor zuinig rijden.
Starten
Selecteer de stand N
en trap het rempedaal in
tijdens het starten van de motor.
Start de motor.
Zet de selectiehendel in de handmatige stand
of in de automatische stand door deze eerst in
de middenstand te zetten en vervolgens enige
tijd naar links te drukken of schakel met behulp
van de selectiehendel de achteruitversnelling
(stand R
) in.
Zet de parkeerrem vrij.
Laat het rempedaal los en geef gas.

 51

Page 20 of 192

18

In een oogopslag

RIJDEN


Stop & Start-systeem



- auto met een handgeschakelde
versnellingsbak;
zet, terwijl de auto
stilstaat, de versnellingspook in de
neutraalstand en laat het koppelingspedaal
los,

- auto met een
elektronisch
gestuurde

versnellingsbak;
houd, terwijl de auto
stilstaat, het rempedaal ingetrapt of zet de
selectiehendel in de stand N
.
Overgang naar de STOP-stand van de motor
Het controlelampje "S"
op het
instrumentenpaneel gaat branden en
de motor wordt afgezet:
Onder bepaalde bijzondere omstandigheden
kan het voorkomen dat de motor niet overgaat
in de STOP-stand. In dat geval wordt een
melding weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel en gaat het controlelamje
"S"
enkele seconden knipperen om vervolgens
te doven.
Om te voorkomen dat de motor te vaak
wordt afgezet als u langzaam rijdt,
wordt de motor uitsluitend automatisch
afgezet als de wagensnelheid hoger
dan ongeveer 10 km/h is geweest.
Overgang naar de START-stand van de motor
Het controlelampje "S"
dooft en de
motor wordt gestart:


- auto met een handgeschakelde
versnellingsbak;
trap het koppelingspedaal in,


- auto met een
elektronisch
gestuurde

versnellingsbak;




laat het rempedaal los terwijl de
selectiehendel in de stand A
of M
staat,


of laat het rempedaal los terwijl de
selectiehendel in de stand N
staat en zet
de hendel vervolgens in de stand A
of M
,


of schakel de achteruitversnelling in.

Onder bepaalde bijzondere omstandigheden
kan de motor automatisch overgaan in
de START-stand. In dat geval wordt een
melding weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel en gaat het controlelamje
"S"
enkele seconden knipperen om vervolgens
te doven. U kunt het systeem op elk gewenst moment
uitschakelen door op de toets "S - OFF"
te
drukken; het controlelampje van de toets gaat
branden en er wordt een melding weergegeven
op het display van het instrumentenpaneel.
Het systeem wordt automatisch weer ingeschakeld
als de motor met de sleutel wordt gestart.

Uitschakelen / Inschakelen
Zet altijd het contact met de sleutel
af als u brandstof gaat tanken,
handelingen onder de motorkap gaat
uitvoeren of als u de auto verlaat.

 56 57 58

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 ... 200 next >