FIAT 500L 2019 Instructieboek (in Dutch)
Page 41 of 260
BELANGRIJK
27)Let op dat er geen voorwerpen op de
hoedenplank worden geraakt wanneer
de achterklep wordt geopend.
28)Zorg ervoor dat de rugleuning aan
beide zijden goed is vergrendeld om te
voorkomen dat deze bij bruusk remmen
naar voren kan klappen en zo eventueel de
inzittenden kan verwonden.
29)Verplaats de stoel niet als er een kind
op zit of als het kind in een geschikt
kinderzitje zit.
30)In het geval van een ongeval of bruusk
remmen kan elk voorwerp dat op het
kleed gelegd is in het interieur geslingerd
worden, met gevaar van letsel van de
inzittenden.
31)Abrupt remmen of slecht wegdek
kunnen onverhoedse bewegingen van de
lading veroorzaken met mogelijk gevaarlijke
situaties voor de bestuurder en passagiers:
zet vóór vertrek de lading stevig vast met
behulp van de meegeleverde haken.
Gebruik kabels, touwen of riemen die sterk
genoeg zijn om de voorwerpen vast te
houden die vastgezet moeten worden.
BELANGRIJK
13)Voordat de rugleuning volledig wordt
opgeklapt, alle voorwerpen die erop liggen
verwijderen.
14)Dankzij de afmetingen van de laadvloer
kan een maximale capaciteit van 70 kg
(in stand 1) of 40 kg (in stand 2) met
gelijkmatige gewichtsverdeling verkregen
worden: laad geen zwaardere voorwerpen
in de bagageruimte.
15)Plaats nooit zware voorwerpen op de
hoes, om beschadiging van de hoes te
voorkomen.
ELEKTRISCHE
STUURBEK-
RACHTIGING
DUALDRIVE
(voor bepaalde versies/markten)
Dit systeem werkt alleen als de
contactsleutel in de stand MAR staat en
de motor draait. Met de elektrische
stuurbekrachtiging kan de bestuurder
de benodigde kracht voor het
verdraaien van het stuurwiel regelen op
basis van de rijomstandigheden.
BELANGRIJK Als de contactsleutel snel
wordt gedraaid, is de complete
werking van de stuurbekrachtiging
reeds na enkele seconden beschikbaar.
BELANGRIJK Tijdens
parkeermanoeuvres die veel
stuurbewegingen vereisen, kan het
verdraaien van het stuurwiel zwaarder
worden; dit is normaal en wordt
veroorzaakt door een ingreep van het
systeem om de motor van de
elektrische stuurbekrachtiging tegen
oververhitting te beschermen. In dit
geval zijn er geen
reparatiewerkzaamheden nodig.
Wanneer de auto een volgende keer
weer wordt gebruikt, zal de
stuurbekrachtiging weer normaal
functioneren.
39
Page 42 of 260
BELANGRIJK De Dualdrive elektrische
stuurbekrachtiging biedt een
elektronisch dempingseffect bij het
naderen van de eindaanslag. Bij
sommige manoeuvreeromstandigheden
kan het stuurwiel een kleine rotatie
kunnen laten zien tot hij de
mechanische aanslag bereikt. Dit
gedrag is normaal en is bedoeld om
krachtige schokken op de mechanische
onderdelen in het systeem te
voorkomen.
IN-/UITSCHAKELING
STUURBEKRACHTIGING
32) 33)
Druk om de elektrische
stuurbekrachtiging in/uit te schakelen
op knop fig. 50.
De led boven de knop gaat branden
om aan te geven dat het systeem
is ingeschakeld.Wanneer de stuurbekrachtiging is
ingeschakeld, draait het stuur lichter,
waardoor het parkeren makkelijker
wordt: deze functie is daarom bijzonder
geschikt voor het rijden in de stad.
BELANGRIJK
32)After-market werkzaamheden waarbij
wijzigingen van de stuurinrichting of de
stuurkolom betrokken zijn (bijv. bij montage
van een alarmsysteem) zijn ten strengste
verboden. Dergelijke werkzaamheden
kunnen de prestaties van het systeem, de
garantie en de veiligheid in gevaar brengen
waardoor de auto niet meer aan de
typegoedkeuring voldoet.
33)Zet, voordat er
onderhoudswerkzaamheden verricht
worden, altijd de motor uit en verwijder de
contactsleutel uit het slot om de
stuurkolom te vergrendelen (in het
bijzonder wanneer de wielen van de auto
los van de grond staan). Als dit niet
mogelijk is (bijv. als de contactsleutel in de
stand MAR moet staan of als de motor
moet draaien), de hoofdzekering van de
elektrische stuurbekrachtiging verwijderen.
50F0Y0646C
40
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 43 of 260
KENNISMAKING MET HET
INSTRUMENTENPANEEL
In dit deel van het instructieboek vindt u
alle informatie die u nodig hebt om het
instrumentenpaneel goed te begrijpen,
te interpreteren en te gebruiken.BEDIENINGSPANEEL EN
BOORDINSTRUMENTEN ................ 42
DISPLAY ......................................... 43
LAMPJES EN BERICHTEN ............. 46
-Rode waarschuwingslampjes........... 47
-Gele waarschuwingslampjes............. 51
-Groene waarschuwingslampjes.......... 57
-Blauwe lampjes.................................. 58
-AANDUIDING LAAG NIVEAU
AdBlue® (UREUM) ADDITIEF VOOR
DIESELUITSTOOT ............................... 67
41
Page 44 of 260
BEDIENINGSPANEEL EN BOORDINSTRUMENTEN
De achtergrondkleur en het type van de instrumenten kunnen afhankelijk van de versies variëren.
A. Snelheidsmeter / B. Digitale meter brandstofniveau / C. Display / D. Digitale thermometer koelvloeistof / E. Kilometerteller
De waarschuwingslampjes op het instrumentenpaneel kunnen verschillend zijn afhankelijk van de versie/het uitrustingsniveau
(bijv. Dualogic-versnellingsbak, enz.) van het voertuig. Het lampje
is alleen aanwezig op dieselversies. Bij dieselversies komt
het maximum motortoerental (rode bereik op de toerenteller) overeen met 7000 tpm.
51F0Y0639C
42
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 45 of 260
DISPLAY
BESCHRIJVING
Tijdens het rijden wordt op het display
nuttige informatie voor de bestuurder
weergegeven.Op het display fig. 52 wordt de
volgende informatie weergegeven:A: hoogteregeling koplampen,
Start&Stop, ingeschakelde versnelling
en rijmodus (versies met Dualogic-
versnellingsbak) of Gear Shift Indicator
(versies met handgeschakelde
versnellingsbak), kompasweergave
(bepaalde versies/markten)
B: Opties Instellingenmenu (zie
details op volgende pagina’s)
C: rijsnelheid,
waarschuwingsberichten/alle
storingsindicaties
D: totaal aantal afgelegde
kilometers (of mijlen) en pictogrammen
van alle storingsindicaties
SCHAKELINDICATOR
De GSI (Gear Shift Indicator) adviseert
de bestuurder een andere versnelling in
te schakelen via een speciale melding
op het instrumentenpaneel. Via de
GSI wordt de bestuurder
gewaarschuwd dat een andere
versnelling brandstofbesparing kan
opleveren.
"SHIFT UP"-pictogram
SHIFT: de
GSI adviseert om op te schakelen.
"SHIFT DOWN"-pictogram
SHIFT:
de GSI adviseert om terug te
schakelen.Het pictogram blijft op het display
branden tot er een versnelling wordt
ingeschakeld of de rijomstandigheden
terugkeren naar een situatie waarin
schakelen niet nodig is om het verbruik
te optimaliseren.
BEDIENINGSKNOPPEN
Deze bevinden zich aan de linkerkant
van het stuurwiel fig. 53.
Hiermee kan de bestuurder de opties in
het Instellingenmenu van het display
selecteren en bedienen (zie paragraaf
"Instellingenmenu").
/: druk de knoppen in en laat
ze los voor toegang tot het
Instellingenmenu en om omhoog en
omlaag door het menu en de
submenu's te bladeren.
/: druk op de knoppen en laat
ze los om toegang te krijgen tot de
informatieschermen of de submenu's
van een optie van het Instellingenmenu.
OK: druk op deze knop om
toegang te krijgen tot de infoschermen
of de submenu's van een optie van
het Instellingenmenu of om deze te
selecteren. Houd de knop 1 seconde
ingedrukt om de weergegeven/
geselecteerde functies te resetten.
52F0Y0658C
43
Page 46 of 260
SET-UP-MENU
Het Instellingenmenu omvat de
volgende opties:
Snelheidsmeter
Trip
Info voertuig
Audio
Telefoon (voor bepaalde versies/
markten)
Navigatie (voor bepaalde versies/
markten)
Waarschuwingen
Voertuiginstellingen
Wanneer de contactsleutel naar MAR
wordt gedraaid, geeft het display de
laatste menuoptie weer die actief was
voordat de motor werd uitgeschakeld.OPMERKING Met hetUconnect™-
systeem worden sommige menuopties
weergegeven en beheerd op het
display van dat systeem en niet op het
display van het instrumentenpaneel
(zie het hoofdstuk Multimedia of het
online beschikbare supplement).
Voertuiginstellingen
Door middel van deze menuoptie
kunnen de instellingen gewijzigd
worden voor:
"Display"
"Veiligheid / Hulp"
"Beveiliging”
Display
Door het kiezen van de optie "Display"
kan toegang verkregen worden tot
de instellingen/informatie met
betrekking tot: “Dimmer” (voor
bepaalde versies/markten),
“Scherminstellingen”, “Zie telefoon”,
“Zie navigatie”, “Trip B automatisch
resetten".
Veiligheid / Hulp
Door het kiezen van de optie “Veiligheid
/ Hulp” kan toegang verkregen worden
tot de instellingen/informatie met
betrekking tot: “City Brake Control”
(voor bepaalde versies/markten),
“Volume parkeersensor”,
“Geluidssterkte waarsch.”.Veiligheid
Door het kiezen van de optie
"Veiligheid" kan toegang verkregen
worden tot de instellingen/informatie
met betrekking tot: “Hill Holder” (voor
bepaalde versies/markten), “Airbag
passagier” (voor bepaalde versies/
markten), Piep veiligheidsgordels”,
“Snelheidspiep”.
BELANGRIJK Als de olie niet wordt
bijgevuld, kan het oliepeil te laag
worden, waardoor de auto mogelijk niet
meer normaal functioneert en zelfs
kan stilvallen.
TRIP COMPUTER
De Trip Computer geeft informatie over
de werking van de auto weer wanneer
de contactsleutel in de stand MAR
staat.
De Trip Computer omvat:
Moment. Info:: geeft de
parameters “Bereik” en "Momentaan
verbruik” weer.
"Trip A" geeft de volgende waarden
weer: “Gereden afstand”, “Reisduur”,
“Gemiddeld brandstofverbruik” en
“Gemiddelde snelheid”
"Trip B" geeft de volgende waarden
weer: “Gereden afstand”, “Reistijd”,
“Gemiddeld brandstofverbruik” en
“Gemiddelde snelheid”.
53F0Y0659C
44
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 47 of 260
“Trip A” en “Trip B” bewaken de
"complete missies" (trips) van de auto
afzonderlijk van elkaar. “Trip B” kan
worden uitgeschakeld.
Het "Bereik" wordt ook berekend en
weergegeven als de auto met
draaiende motor stilstaat.
“Trip A” / “Trip B” resetten
Beide functies kunnen gereset worden
(reset – begin van een nieuwe reis).
Houd de knopOKop het stuurwiel
ingedrukt, om de waarden te resetten
(zie het hoofdstuk
“Bedieningsknoppen”). Het resetten
geldt alleen voor de weergegeven
waarden (“Trip A” of “Trip B”).
OPMERKING De parameters
“Actieradius” en “Huidig verbruik"
kunnen niet gereset worden.
45
Page 48 of 260
LAMPJES EN BERICHTEN
BELANGRIJK De controlelampjes gaan branden en er verschijnt een speciaal bericht en/of er klinkt een geluidssignaal,
wanneer van toepassing. Deze meldingen zijn korte waarschuwingen en mogen vanwege hun beknopte karakter niet worden
beschouwd als volledig en/of een alternatief voor de informatie die is opgenomen in het Instructieboek. Het wordt daarom
geadviseerd het instructieboek altijd aandachtig te lezen. In geval van een storingsmelding moet men zich altijd aan de
instructies houden die in dit hoofdstuk zijn beschreven.
BELANGRIJK De storingsmeldingen die op het display worden weergegeven, kunnen worden onderverdeeld in twee
categorieën: ernstige storingen en minder ernstige storingen. Ernstige storingen worden langdurig herhaald weergegeven.
Minder ernstige storingen worden kort herhaald weergegeven. De herhaaldelijke weergave op het display van beide
categorieën kan onderbroken worden. De melding op het instrumentenpaneel blijft branden tot de oorzaak van de storing is
verholpen.
46
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 49 of 260
LAMPJES OP INSTRUMENTENPANEEL
Rode waarschuwingslampjes
Waarschuwingslampje Wat het betekent
roodREMVLOEISTOF BENEDEN PEIL/HANDREM AANGETROKKEN
Het lampje gaat branden wanneer de contactsleutel naar de stand MAR wordt gedraaid, maar het moet
even later doven.
Remvloeistofniveau te laag
Dit lampje gaat branden wanneer het remvloeistofniveau in het reservoir zich onder het minimumpeil
bevindt, bijvoorbeeld door een lek in het remcircuit. Bij sommige versies worden een bericht en een
symbool op het display weergegeven. Herstel het remvloeistofniveau, controleer daarna of het lampje
gedoofd is. Als het waarschuwingslampje blijft branden, contact opnemen met het Fiat Servicenetwerk.
Handrem aangetrokken
Het lampje (of symbool op het display) gaat branden wanneer de handrem wordt aangetrokken. Als de
auto in beweging is, hoort u bij bepaalde versies ook een geluidssignaal. Zet de handrem los, controleer
daarna of het lampje gedoofd is. Als het waarschuwingslampje blijft branden, contact opnemen met het
Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK Wanneer het waarschuwingslampje tijdens het rijden geactiveerd wordt, controleer dan dat
de handrem niet is aangetrokken.
rood
geelSTORING EBD
Het lampje gaat branden wanneer de contactsleutel naar de stand MAR wordt gedraaid, maar het moet
even later doven.
Wanneer de waarschuwingslampjes
(rood) and(geel) bij draaiende motor tegelijk gaan branden,
dan is er een storing in het EBD-systeem of is het systeem niet beschikbaar. In dit geval kunnen de
achterwielen bij hard remmen plotseling blokkeren waardoor de auto begint te slippen. Bij sommige versies
verschijnt een speciaal bericht op het display.
Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde dealer van het Fiat Servicenetwerk om het systeem
onmiddellijk te laten controleren.
47
Page 50 of 260
Waarschuwingslampje Wat het betekent
roodSTORING AIRBAGSYSTEEM
Het lampje gaat branden wanneer de contactsleutel naar de stand MAR wordt gedraaid, maar het moet
even later doven.
Als het lampje permanent blijft branden (op bepaalde versies wordt het symbool
weergegeven), dan is
er een storing in het airbagsysteem.
34) 35)
roodGORDELVERKLIKKER
(voor bepaalde versies/markten)
Als de contactsleutel in de stand MAR gedraaid is, gaat het lampje gedurende enkele seconden branden
(om aan te geven dat het lampje correct werkt), en als er geen storingen zijn, moet het doven.
Het lampje gaat continu branden wanneer bij stilstaand voertuig de veiligheidsgordel aan bestuurders- of
passagierszijde (indien een passagier aanwezig is) niet is omgelegd. Wanneer met de auto wordt gereden
met niet goed omgelegde veiligheidsgordels, dan gaat het lampje knipperen en klinkt er een geluidssignaal.
Maak in dat geval de veiligheidsgordel vast.
Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk om het geluidssignaal van het SBR-systeem (Seat Belt
Reminder) permanent te laten uitschakelen. Het systeem kan te allen tijde via het Set-up-menu weer
ingeschakeld worden.
BELANGRIJK
34)Als, wanneer de contactsleutel naar MAR is gedraaid, het lampjeniet gaat branden of tijdens het rijden blijft branden, dan is er
mogelijk een storing in de veiligheidssystemen. In dat geval kunnen de airbags of gordelspanners mogelijk niet in werking treden bij een
botsing of, in een zeer beperkt aantal gevallen, per ongeluk in werking treden. Laat het systeem controleren door het Fiat Servicenetwerk
alvorens verder te rijden.
35)Het constant branden van het symbool
duidt een storing van het lampjeop het instrumentenpaneel aan. In dat geval kan een
eventuele storing van het airbagsysteem mogelijk niet aangegeven worden. Laat het systeem controleren door het Fiat Servicenetwerk
alvorens verder te rijden.
48
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL