FIAT 500X 2017 Instructieboek (in Dutch)

Page 261 of 280

SYSTEEM IN-/
UITSCHAKELEN
Het systeem wordt in-/uitgeschakeld
door het indrukken van de
(ON/OFF)
toets/knop.
Draai de toets/knop respectievelijk
rechtsom/linksom om het radiovolume
te verhogen/verlagen.
RADIO (TUNER) MODUS
Het systeem heeft de volgende tuners:
AM, FM en DAB (waar aanwezig).
Selectie radio-modus
Druk op de RADIO-toets op het
frontpaneel om de radio in te
schakelen.
De verschillende tunerfuncties kunnen
met de betreffende toets op het display
worden gekozen.
Maximaal 12 voorkeursradiostations
kunnen in elke modus worden
opgeslagen.
Een golfband kiezen
Druk op een van de toetsen aan de
linkerkant van het display om de
golfband te kiezen: AM, FM en DAB
(waar aanwezig).
Aanwijzingen op de
display
Nadat het gewenste radiostation is
gekozen, wordt de volgende informatie
op het display getoond:
Bovenaan: weergave van opgeslagen
(preset) radiostations. Als het huidige
station vermeld is in de lijst presets,
wordt het op het display gemarkeerd.
In het midden: de naam van het
beluisterde radiostation en de toetsen
om het vorige of volgende radiostation
te kiezen, worden weergegeven.
Onderaan: weergave van de volgende
toetsen:
❒"bladeren": zoeken van de
beschikbare radiostations
❒"afstem.": handmatige afstemming
op het radiostation (niet beschikbaar
voor DAB-radio's);
❒"audio": toegang tot het scherm
"Audio-instellingen"

en: zoeken van het
gewenste radiostation.
Vorige/volgende
radiostation selecteren
Het vorige/volgende radiostation kan
geselecteerd worden met behulp van
de volgende methodes:draaien aan de toets/knop BROWSE
ENTER, kort drukken op de toets
ofop het display, drukken op
de toetsen achter het stuurwiel.
Door de toetsen
ofop het
display in te drukken kan er snel door
de lijst met stations gebladerd worden.
Snel vorige/volgende
radiostation zoeken
Druk op de toetsenofop het
display of op de bedieningstoetsen
op het stuurwiel om het snel zoeken te
starten.
Afstemmen op
AM/FM-radiostations
Druk op de toets "Afst." en selecteer
vervolgens het eerste cijfer van het
gewenste radiostation.
Druk op de toets
om een verkeerd
nummer te wissen (en het correcte
stationnummer in te voeren).
Na het laatste cijfer van het station te
hebben ingevoerd stemt het systeem
op het gekozen station af.
Het scherm verdwijnt automatisch na 5
seconden of handmatig, door op de
OK-toets te drukken.
259

Page 262 of 280

DAB-radio (waar
aanwezig)
Zodra de DAB-radiomodus is
geselecteerd, wordt op het display
informatie over het beluisterde station
getoond.
De toets "Bladeren" wordt gebruikt om
het volgende te tonen:
❒de lijst van alle DAB-stations;
❒de lijst van alle favorieten;
❒de lijst van de stations gefilterd op
"Ensembles" (broadcastgroep).
Gebruik de toets "ABC" binnen elke lijst
om naar de gewenste letter in de lijst
te springen.
De toets "Update" vereist het updaten
van de lijst van DAB-radiostations:
het updaten kan een paar seconden tot
circa twee minuten duren.
Voorkeuze-instellingen
De voorkeuzes zijn bij alle systeemmodi
beschikbaar en worden geactiveerd
door een van de voorkeuzetoetsen op
het bovenste gedeelte van het display
aan te raken.
Het systeem kan in elke modus
maximaal 12 radiostations opslaan: 4
daarvan worden aan de bovenkant van
het display getoond.Druk op de toets "bladeren" op het
display om alle radiostations die in de
gekozen golfband zijn opgeslagen
te tonen.
Audio-instellingen
Het menu Geluidsinstellingen, dat
geopend kan worden door op de toets
"audio" aan de onderkant van het
display te drukken, kan gebruikt
worden om de volgende instellingen te
wijzigen:
❒"Balance/Fade" (om audiobalans
rechts/links en voor/achter te regelen);
❒"Equalizer" (waar aanwezig);
❒"Volume naar snelheid"
(automatische snelheidsafhankelijke
volumeregeling);
❒"Surround Sound" (waar aanwezig);
❒"AUX Volume comp.";
❒"Loudness" (waar aanwezig);
❒"Auto-On radio" (hiermee kan de
radio automatisch ingeschakeld worden
wanneer de motor wordt gestart).
Druk op de toets
/Gereed om het
menu "audio" af te sluiten.
MEDIA-MODUS
Audiobron selecteren
Druk op de toets "Bronselectie" om de
gewenste audiobron onder de
beschikbare bronnen te selecteren:
AUX, USB / iPod, SD (waar aanwezig)
ofBluetooth®.
Opmerking: Applicaties die gebruikt
worden op draagbare apparaten
kunnen mogelijk niet compatibel zijn
met hetUconnect™systeem.
Nummer wijzigen
(vorige/volgende)
Druk kort op de toetsof draai de
toets/knop BROWSE ENTER rechtsom
om het volgende nummer af te spelen.
Druk kort op de toets
of draai de
toets/knop BROWSE ENTER linksom
om terug te keren na het begin van het
gekozen nummer of naar het begin
van het vorige nummer (als het huidige
nummer minder dan 8 seconden is
afgespeeld).
Snel vooruit-/
terugspoelen door
nummers
Houd de toetsingedrukt om het
gekozen nummer snel vooruit te
spoelen.
Houd de toets
ingedrukt om het
gekozen nummer snel achteruit te
spoelen.
260
MULTIMEDIA

Page 263 of 280

Nummer kiezen
(browse)
Gebruik deze functie om door de
nummers op het actieve apparaat te
bladeren en een nummer te selecteren.
Gebruik de toets "ABC" binnen elke
lijst om naar de gewenste letter in
de lijst te springen.
Druk op de toets "Browse" om deze
functie te activeren voor de bron die
afgespeeld wordt.
Draai aan de toets/knop BROWSE
ENTER om de gewenste optie te kiezen
en druk vervolgens op deze toets/knop
om de keuze te bevestigen.
Druk op de toets "X" om de functie te
annuleren.
OPMERKING De toets "Browse" kan
voor bepaaldeApple® apparaten uit-
geschakeld zijn.
OPMERKING De toets "Browse" staat
geen enkele handeling op een AUX
apparaat toe.
OPMERKING Niet alleBluetooth®
apparaten bieden de mogelijkheid om
door de informatie op de nummers te
bladeren.
Weergave
nummerinformatie
Druk op de toets "Info" om de
informatie over het beluisterde nummer
weer te geven op het display.
Druk op toets "X" om het scherm af te
sluiten.
Willekeurige volgorde
Druk op de toets ">" en vervolgens op
de toets "Shuffle" om nummers op
de USB / iPod, SD (waar aanwezig) of
Bluetooth® in willekeurige volgorde af
te spelen.
Druk opnieuw op de toets "Shuffle" om
de functie uit te schakelen.
Herhalen
Druk op de toets ">" en vervolgens op
de toets "Herhaal" om het nummer
weer af te spelen.
Druk nogmaals op de toets "Herhaal"
om de functie uit te schakelen.
Bluetooth® BRON
Een Bluetooth®
audioapparaat koppelen
Ga als volgt te werk:
❒activeer deBluetooth® functie op
het apparaat;
❒Druk op de toets MEDIA op het
frontpaneel;
❒als de "Media" bron actief is, druk
dan op de toets "Bron";❒selecteer deBluetooth® Mediabron;
❒druk op de toets "Toestel toev.";
❒zoekUconnect™op hetBlue-
tooth® audioapparaat (tijdens de kop-
pelingsfase verschijnt op het scherm de
voortgang van het proces);
❒voer, als het audioapparaat hierom
vraagt, de PIN-code in die wordt
getoond op het display van het
systeem of bevestig de op het apparaat
getoonde PIN;
❒als de koppelingsprocedure met
succes is afgesloten, wordt een scherm
getoond. Als "Ja" op de vraag wordt
geselecteerd, wordt hetBluetooth®
audioapparaat als favoriet gekoppeld
(het apparaat heeft voorrang op alle
andere apparaten die later worden
gekoppeld). Als "Nee" wordt geselect-
eerd, wordt de prioriteit op basis van de
volgorde van verbinding bepaald. Het
laatst verbonden apparaat heeft de
hoogste prioriteit;
❒een audioapparaat kan ook
gekoppeld worden door te drukken op
de toets
PHONE op het frontpaneel
en door "Settings" te selecteren of,
vanuit het menu "Settings", "Telefoon
/Bluetooth" te selecteren.
261

Page 264 of 280

BELANGRIJK Raadpleeg het
instructieboekje van de mobiele
telefoon als deBluetooth® verbinding
tussen mobiele telefoon en systeem
wordt verbroken.
USB/iPod BRON
USB/iPod modus
Om de USB/iPod modus te activeren
moet het betreffende apparaat (USB of
iPod) in de USB-poort worden
gestoken, die zich op de tunnelconsole
bevindt (fig. 172).
Bij sommige versies is een tweede
USB-poort aanwezig, die zich in de
voorste armsteun bevindt.
SD-kaarthouder (waar
aanwezig)
Om de SD-modus in te schakelen, een
geschikte SD-kaart in de speciale
aansluiting in de auto plaatsen (zie fig.
173).
BELANGRIJK Gebruik uitsluitend
SD-kaarten voor een afzonderlijke
functie (bijv. SD-kaart alleen voor
navigatie en SD-kaart alleen voor MP3
gebruik). Vermijd het overzetten van
de inhoud van de ene SD-kaart op een
andere.
AUX-ONDERSTEUNING
Om de AUX-modus in te schakelen,
een geschikt apparaat aansluiten op de
AUX-aansluiting in het voertuig.
Stel het volume in met de (ON/OFF)
toets/knop
op het voorpaneel of met
de volume-instelkop op het
aangesloten apparaat.
BELANGRIJK
De functies van het apparaat dat
aangesloten is op het AUX-stopcontact
worden rechtstreeks geregeld door
het apparaat zelf; het is niet mogelijk
om nummer/map/playlist te veranderen
of start/einde/pauze te bedienen met
de bedieningstoetsen op het
frontpaneel of die op het stuurwiel.
Laat de kabel van uw draagbare speler
niet in de AUX-aansluiting zitten om
mogelijk geruis van de luidsprekers te
voorkomen.
TELEFOONMODUS
Telefoonmodus
inschakelen
Druk op de toets PHONE op het
frontpaneel om de Telefoonmodus in te
schakelen.
Met de toetsen op het display kan men:
❒het telefoonnummer kiezen (met
behulp van het grafische toetsenbord
op het display);
❒de contacten in het telefoonboek van
de mobiele telefoon tonen en bellen;
❒de contacten uit de registers van
recente gesprekken tonen en bellen;
❒een maximum van 10 telefoons
koppelen om de toegang en de
verbinding eenvoudiger en sneller te
maken;
172F1B0210C
173F1B0211C
262
MULTIMEDIA

Page 265 of 280

❒gesprekken van het systeem naar de
mobiele telefoon en andersom
overzetten en het geluid van de
microfoon uitschakelen bij
privégesprekken.
Het geluid van de mobiele telefoon
wordt over het audiosysteem van het
voertuig uitgezonden: het systeem
schakelt automatisch het geluid van de
autoradio uit wanneer de
Telefoonfunctie wordt gebruikt.
OPMERKING Voor de lijst van
ondersteunde mobiele telefoons en
functies, raadpleeg de website
www.driveuconnect.eu
Mobiele telefoon
registreren
Ga als volgt te werk:
❒activeer de functieBluetooth®op
de mobiele telefoon;
❒druk op de toets PHONE op het
frontpaneel;
❒als er nog geen telefoon aan het
systeem gekoppeld is, toont het display
een speciaal scherm;
❒selecteer "Ja" om de
koppelingsprocedure te starten en zoek
vervolgens hetUconnect™apparaat
op de mobiele telefoon (als "Nee" wordt
geselecteerd, wordt het hoofdscherm
van de Telefoon getoond);❒voer, als de mobiele telefoon hierom
vraagt, de PIN-code getoond op het
display van het systeem in op het
toetsenbord van uw telefoon of
bevestig de op de mobiele telefoon
getoonde PIN;
❒vanuit het scherm "Telefoon" kan de
mobiele telefoon altijd gekoppeld
worden door op de toets "Instelling:" te
drukken: druk op de toets "Toestel
toev." en ga verder zoals hierboven
beschreven;
❒tijdens de koppelingsfase verschijnt
een scherm dat de voortgang van
het proces toont;
❒als de koppelingsprocedure met
succes is voltooid, wordt een scherm
getoond: als "Ja" op de vraag wordt
geselecteerd, wordt de mobiele
telefoon als favoriet gekoppeld (de
mobiele telefoon heeft voorrang op alle
andere mobiele telefoons die later
worden gekoppeld). Als geen andere
apparaten worden gekoppeld, zal
het systeem het eerst gekoppelde
apparaat als favoriet beschouwen.
Een nummer bellen
Ga als volgt te werk:
❒selectie van het pictogram
(telefoonboek van mobiele
telefoon);
❒selectie van "Recente oproep.";
❒selectie van het pictogram
;
❒drukken op de toets "Opnieuw
bellen".
De hierboven beschreven procedures
zijn alleen toegankelijk indien ze door
de gebruikte mobiele telefoon worden
ondersteund.
SMS-LEZER
Het systeem kan de SMS-berichten die
de mobiele telefoon ontvangt voorlezen.
Om deze functie te gebruiken, moet
de mobiele telefoon de uitwisseling van
SMS viaBluetooth® ondersteunen.
Als deze functie niet door de telefoon
wordt ondersteund, is de betreffende
toets
niet geactiveerd (grijs).
Bij ontvangst van een tekstbericht,
toont het display een scherm waarop
de opties "Luisteren", "Bellen" of
"Negeer" gekozen kunnen worden.
Toegang tot de lijst SMS-berichten die
ontvangen is van de mobiele telefoon
kan worden verkregen door het
indrukken van de toets
.
263

Page 266 of 280

OpmerkingBij sommige mobiele
telefoons moet, om de leesfunctie van
gesproken SMS-berichten ter
beschikking te krijgen, de optie
SMS-melding op de telefoon
ingeschakeld worden; deze optie is
meestal beschikbaar op de telefoon, in
hetBluetooth® verbindingsmenu voor
een apparaat dat geregistreerd is als
Uconnect™. Na het inschakelen van
deze functie op de mobiele telefoon,
moet deze uit- en weer ingeschakeld
worden met hetUconnect™systeem
om de functie te laten werken.
APPS-MODUS
Druk op toets APPS op het frontpaneel
om de volgende instellingen te zien:
❒Media/Radio-modus
❒Klok
❒Algemene informatie
❒Kompas
❒Trip
❒Uconnect™LIVE(indien aanwezig)
(zie voor nadere informatie paragraaf
Uconnect™5" Radio LIVE /
Uconnect™5" Radio Nav LIVE)
Media/Radio-modus
Door op de toets aan de linkerkant van
het display te drukken kan informatie
over de "Media- en Radiomodus"
bekeken worden.
Klok
Door op de tijd middenboven op het
display te drukken kan de tijd worden
ingesteld.
Algemene informatie
In het midden van het display wordt
algemene informatie over de auto
weergegeven:
❒de buitentemperatuur, uitgedrukt in
de gekozen meeteenheid;
❒opladen batterij mobiele telefoon
(wanneer een mobiele telefoon
gekoppeld is);
❒pictogram
(als eenBluetooth®
apparaat is aangesloten);
❒de sterkte van het signaal van het
telefoonnetwerk (als een mobiele
telefoon is aangesloten).
Kompas
Druk op de toets "Kompas" om de
richting waarin u rijdt en informatie over
de "Navigatiemodus" weer te geven.
Trip
Druk op de toets "Trip" voor toegang
tot de schermpagina's met informatie
van de Trip computer die door het
instrumentenpaneel is uitgewerkt.
UconnectTMLIVE(indien aanwezig)
Door op de knop "Uconnect™LIVE"
te drukken, kunt uUconnect™
LIVE-services openen. Zie voor nadere
informatie paragraafUconnect™5"
Radio LIVE /Uconnect™5" Radio
Nav LIVE.
INSTELLINGEN
Druk op toetsop het frontpaneel
voor de weergave van het menu
"Instellingen".
OPMERKING De weergegeven
menu-items hangen van de versie af.
Het menu biedt de volgende functies:
❒Display;
❒Meeteenheid;
❒Spraakopdrachten;
❒Klok & Datum;
❒Veiligheid & Hulp;
❒Lichten;
❒Portieren+Vergrend.;
❒Opties voertuig uit;
❒Audio;
❒Telefoon/Bluetooth;
264
MULTIMEDIA

Page 267 of 280

❒Configur. SiriusXM (waar aanwezig);
❒Configur.Radio;
❒Systeeminformatie;
❒Terug naar Stand.inst.;
❒Persoonl. gegevens wissen.
Rijveiligheid en hulp
(waar aanwezig)
Met deze functie zijn de volgende
afstellingen mogelijk:
❒"Achteruitkijkcamera" (waar
aanwezig): hiermee kan de weergave
van beelden van de camera
ingeschakeld worden als de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
❒"Vertraagde uitschakeling
achteruitrijcamera" (waar aanwezig):
hiermee kan de verdwijning van
beelden van de camera vertraagd
worden als de achteruitversnelling
wordt uitgeschakeld.
❒"Richtlijnen voor camera laadvloer"
(waar aanwezig): hiermee kunnen
de dynamische roosters die het traject
van het voertuig op het display
aangeven ingeschakeld worden.
❒"Let op: front. botsing" (waar
aanwezig): hiermee kunt u het Full
Brake Control-systeem kiezen.
De beschikbare opties zijn:
- "Off": het systeem is uitgeschakeld;- "Alleen berichten": het systeem grijpt
alleen in door de bestuurder een signaal
ter waarschuwing te geven (waar
aanwezig);
- "Alleen remmen actief": het systeem
grijpt in door de automatische
remwerking te activeren (waar
aanwezig);
- "Alarm+ remmen actief": het systeem
grijpt in door de bestuurder een signaal
ter waarschuwing te geven en de
automatische remwerking te activeren.
❒"Gevoel. front. botsing" (waar
aanwezig): hiermee kunt u de
reactiesnelheid van het systeem op
basis van de afstand tot het obstakel
selecteren. De beschikbare opties
zijn "Nabij", "Med", "Ver".
❒"Park Assist" (waar aanwezig):
hiermee kunt u het type waarschuwing
dat door het Park Assist-systeem
wordt gegeven selecteren. De
beschikbare opties zijn:
- "Alleen geluid": het systeem
waarschuwt de bestuurder alleen met
geluidssignalen dat er een obstakel
aanwezig is, via de luidsprekers in het
voertuig;- "Geluid en scherm": het systeem
waarschuwt de bestuurder dat er een
obstakel aanwezig is met
geluidssignalen (via de luidsprekers in
het voertuig) en visuele
waarschuwingen (op het
instrumentenpaneel).
❒"Front Park Assist vol" (waar
aanwezig): hiermee kunt u het volume
van de akoestische waarschuwingen
die door het parkeerhulpsysteem
vooraan wordt gegeven selecteren.
❒"Rear Park Assist vol" (waar
aanwezig): hiermee kunt u het volume
van de akoestische waarschuwingen
die door het parkeerhulpsysteem
achteraan wordt gegeven selecteren.
❒"Lane Assist Waarschuwing" (waar
aanwezig): hiermee kunt u de
reactiesnelheid van het Lane Assist-
systeem selecteren;
❒"Lane Assist Sterkte" (waar
aanwezig): hiermee kan de kracht
geselecteerd worden die uitgeoefend
moet worden op het stuurwiel om
het voertuig terug te laten keren in de
rijbaan via de elektrische stuurinrichting,
in geval van een ingreep van het
LaneSense-systeem.
265

Page 268 of 280

❒"Side Assist" (waar aanwezig):
hiermee kunt u het type waarschuwing
dat door het zijsensorensysteem wordt
gegeven selecteren. De beschikbare
opties zijn:
- "Off": het systeem is uitgeschakeld;
- "Alleen geluid": het systeem
waarschuwt de bestuurder alleen met
geluidssignalen dat er een obstakel
aanwezig is, via de luidsprekers in het
voertuig;
- "Geluid en scherm": het systeem
waarschuwt de bestuurder dat er een
obstakel aanwezig is met
geluidssignalen (via de luidsprekers in
het voertuig) en visuele
waarschuwingen (op het
instrumentenpaneel).
❒"Side Assist volume" (waar
aanwezig): hiermee kunt u het volume
van de waarschuwing dat door het
zijsensorensysteem wordt gegeven
selecteren.
❒"Blind Spot Alert" (indien aanwezig):
deze functie kan gebruikt worden
om het type waarschuwing te
selecteren ("Alleen geluid" of "Geluid en
weergave") om de aanwezigheid van
voorwerpen in de blinde hoek van
de buitenspiegel aan te geven.❒"Regensensor" (waar aanwezig):
hiermee kan de automatische
inschakeling van de ruitenwissers in
geval van regen in-/uitgeschakeld
worden.
❒"Remmen" (waar aanwezig): met
deze functie kunnen de volgende
submenu's geselecteerd worden:
- "Remservice" (waar aanwezig):
hiermee kunt u de procedure
inschakelen om het onderhoud van het
remsysteem uit te voeren;
- "Autom. Parkeerrem" (waar
aanwezig): hiermee kunt u de
inschakeling van de elektrische
parkeerrem in- of uitschakelen.
Lichten (waar aanwezig)Met deze functie zijn de volgende
afstellingen mogelijk:
❒"Interieurverlichting" (waar aanwezig):
hiermee kan de lichtsterkte van de
interieurverlichting geselecteerd
worden;
❒"Sensor koplampen" (waar
aanwezig): regeling van de gevoeligheid
voor inschakeling van de koplampen;
❒"Follow me" (waar aanwezig):
hiermee kan de vertraging bij
uitschakeling van de koplampen na het
afzetten van de motor worden
ingesteld;❒"Instapverlichting": inschakeling/
uitschakeling van de instapverlichting
(waar aanwezig);
❒"Daglichten": inschakeling/
uitschakeling van de dagrijlichten (DRL)
(waar aanwezig);
❒"Autom. groot licht" (waar aanwezig):
zorgt voor uitschakeling van het groot
licht wanneer er tegenliggers zijn;
❒"Lichten bij sluiten" (waar aanwezig):
hiermee kan het knipperlicht worden
ingeschakeld wanneer de portieren
worden vergrendeld.
HOOFDMENU
NAVIGATIESYSTEEM
BELANGRIJK Navigatiekaarten zijn van
te voren op het systeem geïnstalleerd,
er is dus geen externe ondersteuning
vereist.
Om het hoofdmenu navigatiesysteem in
te schakelen, op de NAV-toets op het
voorpaneel drukken, vervolgens op een
van de volgende toetsen drukken:
❒"Bestemming?": zoeken naar
bestemming of er naartoe navigeren;
❒"Toon kaart": de kaart wordt
weergegeven;
❒"Info": alle info over navigatie wordt
weergegeven;
266
MULTIMEDIA

Page 269 of 280

❒"Noodgeval": Ziekenhuizen of
Politiebureaus worden in de buurt van
de bestemming gezocht. Het is ook
mogelijk de huidige positie op het
display te bekijken en de locatie van
Ziekenhuizen of Politiebureaus in
"Favorieten" op te slaan.
TOON KAART
Druk op de toets "Toon kaart" in het
Hoofdmenu Navigatiesysteem voor de
weergave van de kaart behorend bij
de huidige positie.
Wanneer de kaart op het display
verschijnt, zijn de volgende opties
beschikbaar:
❒"Menu": druk op deze toets om
terug te keren naar het Hoofdmenu
Navigatiesysteem;
❒"+/–": druk op de toets "+" of " –"
om de afmetingen van de kaart te
wijzigen (het is niet mogelijk om in te
zoomen op kleinere wegen);
❒"Aankomsttijd/Reistijd/Afstand"
(alleen tijdens het navigeren): druk
op deze toets rechtsboven op
het display om een van de volgende
opties te bekijken: "Aankomsttijd",
"Reistijd", "Afstand".❒"Afslagen Lijst"(alleen tijdens het
navigeren): druk op de lijst met afslagen
langs de route in het midden bovenaan
het display. Selecteer een afslag via
de volgende opties: "Toon op de kaart"
of "Vermijd straat".
❒"Opties": druk op deze toets om de
opties voor kaartweergave te bekijken.INFORMATIE
Druk op de toets "Informatie" in het
Hoofdnavigatiemenu om uit de
volgende informatie te kiezen:
❒Waar ben ik?
❒Verkeer
❒"Trip comp." (Trip Computer)
U kunt de toets
indrukken om naar
het vorige actieve scherm terug te
keren of de toets "X" om af te sluiten.
NOODREMMEN
Druk de toets "Noodgeval" in het
Hoofdmenu Navigatiesysteem in om
een van de volgende opties te
selecteren om te zoeken en te
navigeren naar een bestemming:
❒"Ziekenhuis": druk op deze toets om
een rit in te stellen naar een ziekenhuis
vlakbij de bestemming;
❒"Politie": druk op deze toets om een
rit in te stellen naar een politiebureau
vlakbij de bestemming.
SPRAAKOPDRACHTEN
Zie voor de functies die bediend
worden met spraakopdrachten de
paragraafUconnect™5"Radio Nav
LIVE"Spraakopdrachten".
OPMERKING Voor talen die niet door
het systeem worden ondersteund,
zijn geen spraakopdrachten
beschikbaar.
BELANGRIJK Het volume van de
spraakopdrachten kan alleen geregeld
worden terwijl de spraakopdrachten
worden weergegeven door de
toets/knop
(ON/OFF) te bedienen.
Het navigatiesysteem maakt gebruikt
van spraakopdrachten voor sommige of
alle volgende functies:
❒rij-informatie;
❒ingestelde waarschuwingen.
Er zijn twee soorten stemmen tijdens
de navigatie beschikbaar:
❒computerstemmen: deze worden
door het navigatiesysteem gegeven. Ze
lezen de antwoorden op
stemopdrachten en op het verkeer;
❒menselijke stemmen: deze zijn
geregistreerd door een acteur en geven
uitsluitend aanwijzingen over de route.
267

Page 270 of 280

WAARSCHUWINGEN EN AANBEVELINGEN
BELANGRIJK
INTERIEURUITRUSTING
❒Rijd nooit met open dashboardkastje: bij een ongeval kunnen de inzittenden voorin hierdoor verwond raken.
❒De aansteker wordt zeer heet. Wees voorzichtig en zorg dat hij niet wordt gebruikt door kinderen: brandgevaar en/of gevaar voor
brandwonden.
❒Gebruik de asbak niet als prullenbak: de inhoud kan door sigarettenpeuken in brand raken.
BELANGRIJK
IMPERIAAL/SKIDRAGER
❒Verzeker u ervan, voordat u gaat rijden, dat de dwarsstangen goed gemonteerd zijn.
BELANGRIJK
SYSTEMEN VOOR DE BESCHERMING VAN HET MILIEU
❒Onder normale gebruiksomstandigheden worden de katalysator en het dieselroetfilter (DPF) erg warm. Parkeer het voertuig dus niet boven
licht ontvlambaar materiaal (bijv. gras, droge bladeren, dennennaalden enz.): brandgevaar.
BELANGRIJK
IMPERIAAL/SKIDRAGER
❒Het gebruik van dwarsstangen bovenop de stangen in de lengte verhindert het gebruik van het schuifdak, omdat dit, tijdens het openen,
interfereert met de stangen. Bedien het schuifdak dus niet als er dwarsstangen gemonteerd zijn.
❒De wettelijke voorschriften betreffende de maximale afmetingen moeten altijd worden gerespecteerd.

Page:   < prev 1-10 ... 221-230 231-240 241-250 251-260 261-270 271-280 next >