FIAT DUCATO 2017 Instructieboek (in Dutch)

Page 211 of 308

BELANGRIJK Reinig het filter met
perslucht, gebruik geen vloeistoffen of
oplosmiddelen. Omdat het luchtfilter
speciaal is ontworpen voor stoffige
omgevingen, is het raadzaam het filter
te laten vervangen door het Fiat
Servicenetwerk.ACCU
De auto is voorzien van een
onderhoudsarme accu: onder normale
gebruiksomstandigheden hoeft er
niet bijgevuld te worden met
gedestilleerd water.
De accu moet echter wel regelmatig
door het Fiat Servicenetwerk of door
gespecialiseerd personeel
gecontroleerd worden.
De accu bevindt zich in de
passagiersruimte, vóór de pedalen.
Verwijder het beschermdeksel voor
toegang tot de accu.
191) 192)
DE BATTERIJ
VERVANGEN
Vervang indien nodig de accu door een
andere originele accu met dezelfde
specificaties.
Als de accu vervangen wordt door een
accu met andere specificaties, dan
zijn de onderhoudsintervallen die in het
“Onderhoudsschema” van dit
hoofdstuk zijn vermeld, niet meer
geldig.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant
van de accu voor het onderhoud.
193) 194)
54) 55)
5)
NUTTIG ADVIES OM DE
LEVENSDUUR VAN DE
ACCU TE VERLENGEN
Neem de volgende aanwijzingen in acht
om het snel ontladen van de accu te
voorkomen en de levensduur te
verlengen:
wanneer het voertuig wordt
geparkeerd, controleer dan of de
portieren, de motorkap en de
achterklep goed gesloten zijn. Hiermee
wordt voorkomen dat de
interieurverlichting blijft branden;
schakel de interieurverlichting uit: het
voertuig is in ieder geval uitgerust met
een systeem voor automatische
uitschakeling van de interieurverlichting;
houd accessoires (bijv. autoradio,
alarmknipperlichten, enz.) niet te lang
ingeschakeld wanneer de motor is
uitgezet;
maak voordat werkzaamheden aan
de elektrische installatie worden
uitgevoerd, de kabel van de betreffende
minpool los;
trek de accuklemmen stevig aan.
209

Page 212 of 308

BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en het bestuurdersportier is gesloten,
minstens één minuut alvorens de
elektrische voeding van de accu los te
koppelen. Wanneer de elektrische
voeding weer op de accu wordt
aangesloten, controleer dan of de
startinrichting in de stand STOP staat
en of het bestuurdersportier gesloten is.
BELANGRIJK Als het laadniveau
gedurende langere tijd onder 50% blijft,
raakt de accu door sulfatering
beschadigd. Hierdoor verminderen de
capaciteit en het startvermogen.
De accu is in dit geval ook gevoeliger
voor bevriezing (dit kan reeds bij -10 °C
gebeuren).
Als de auto langere tijd niet gebruikt
wordt, zie dan "Langdurige stilstand
van de auto” in het hoofdstuk "Starten
en rijden".Als men na aanschaf van het voertuig
accessoires wil monteren die constante
elektrische voeding nodig hebben
(diefstalalarm, enz.) of veel stroom
verbruiken, dient men contact op te
nemen met het gespecialiseerde
personeel van het Fiat Servicenetwerk.
Zij kunnen het totale stroomverbruik
beoordelen en controleren of de
elektrische installatie hierop berekend is
en of het noodzakelijk is een accu met
een grotere capaciteit te monteren.
Zij zullen bovendien over de meest
geschikte systemen van Lineaccessori
Fiat adviseren.
Er zijn namelijk ook apparaten die bij
afgezette motor stroom blijven
verbruiken en op deze manier de accu
ontladen.
BELANGRIJK Als het voertuig is
voorzien van een tachograaf en 5
dagen niet wordt gebruikt, is het
raadzaam om de minpool van de accu
los te koppelen om ontlading van de
accu te voorkomen.
Als het voertuig is uitgerust met een
acculoskoppelfunctie (accuschakelaar),
zie dan voor de beschrijving van de
loskoppelprocedure de paragraaf
"Bedieningselementen" in "Dashboard
en bedieningselementen").
BELANGRIJK
191)Accuvloeistof is giftig en corrosief.
Vermijd contact met huid en ogen. Houd
open vuur en bronnen van vonken uit
de buurt van de accu: brand- en
ontploffingsgevaar.
192)Als de accu met onvoldoende
vloeistof werkt, kan dit de accu
onherstelbaar beschadigen en een explosie
veroorzaken.
193)Alvorens aan het elektrische systeem
te gaan werken, de negatieve accukabel
losmaken middels de daarvoor bestemde
klem, na ten minste een minuut te hebben
gewacht nadat de contactsleutel op STOP
is geplaatst.
194)Bij werkzaamheden aan de accu of in
de buurt van de accu, moeten de ogen
altijd met een speciale bril beschermd
worden.
BELANGRIJK
54)Onjuiste installatie van elektrische en
elektronische apparatuur kan leiden tot
ernstige schade aan het voertuig. Als men
na aanschaf van het voertuig accessoires
wil monteren (diefstalbeveiliging, mobiele
telefoon enz.), ga dan naar een werkplaats
van het Fiat Servicenetwerk, die de meest
geschikte apparaten zal aanraden en zal
controleren of een accu met een grotere
capaciteit gemonteerd moet worden.
210
ONDERHOUD EN ZORG

Page 213 of 308

55)Als het voertuig langere tijd niet
gebruikt wordt onder extreem koude
weersomstandigheden, dan moet de accu
worden verwijderd en op een verwarmde
plaats worden bewaard om bevriezing
te voorkomen.
BELANGRIJK
5)Accu’s bevatten stoffen die zeer
gevaarlijk zijn voor het milieu. Laat de accu
vervangen door het Fiat Servicenetwerk,
waar deze op milieuvriendelijke wijze en
overeenkomstig de wettelijke voorschriften
verwerkt wordt.
RUITENWISSER
WISSERBLADEN
VOORRUIT VERVANGEN
195)
56)
Ga als volgt te werk:
hef de wisserarm op, druk op het
lipje fig. 192 van de springveer en
verwijder het wisserblad van de arm;
monteer het nieuwe wisserblad door
het lipje in de speciale zitting op de
wisserarm te blokkeren;
laat de wisserarm voorzichtig op de
ruit zakken.SPROEIERS
Ruitensproeier fig. 193
Als de ruitensproeiers niet werken,
controleer dan eerst of er
ruitensproeiervloeistof in het reservoir
zit.
Controleer vervolgens of de
sproeigaatjes niet verstopt zijn. Gebruik
zo nodig een naald om ze te
ontstoppen.
De sproeistralen kunnen gericht worden
door de sproeiers met een platte
schroevendraaier af te stellen.
De sproeistralen moeten op circa een
derde van de bovenrand van de ruit
worden gericht.
192F1A0241
193F1A0242
211

Page 214 of 308

KOPLAMPSPROEIERS
Controleer regelmatig de conditie en de
aanwezigheid van vuil in de
koplampsproeiers.
De koplampsproeiers worden
automatisch geactiveerd wanneer, bij
ingeschakeld dimlicht, de
ruitensproeiers worden bediend.
BELANGRIJK
195)Rijden met versleten wisserbladen is
bijzonder gevaarlijk, doordat het zicht
onder slechte weersomstandigheden
wordt beperkt.
BELANGRIJK
56)Schakel de ruitenwissers niet met van
de ruit opgeheven wisserbladen in.
HET VOERTUIG
OPKRIKKEN
Als het voertuig opgekrikt moet
worden, ga dan naar een werkplaats
van het Fiat Servicenetwerk die is
uitgerust met een garagekrik of een
hefbrug.
WIELEN EN BANDEN
Controleer voor een lange reis en elke
twee weken de bandenspanning van
de banden en het ruimtebesparend
reservewiel. Deze controle moet bij
koude banden worden uitgevoerd.
Het is normaal dat de spanning tijdens
het rijden toeneemt. Zie voor de
correcte bandenspanning de paragraaf
“Wielen” in het hoofdstuk “Technische
gegevens”.
Onjuiste bandenspanning leidt tot
abnormale slijtage van de banden fig.
194:
Anormale spanning: gelijkmatige
slijtage van het loopvlak;
Bte lage spanning: overmatige slijtage
aan de zijkanten van het loopvlak;
Cte hoge spanning: overmatige slijtage
in het midden van het loopvlak;
Banden moeten vervangen worden
wanneer de profieldiepte van het
loopvlak minder dan 1,6 mm bedraagt.
Houd u in ieder geval aan de wettelijke
voorschriften van het land waarin wordt
gereden.
196) 197) 198) 199)
212
ONDERHOUD EN ZORG

Page 215 of 308

BELANGRIJKE
INFORMATIE
Voorkom indien mogelijk bruusk
remmen en optrekken met piepende
banden. Vermijd botsingen tegen
stoepranden, kuilen of andere
hindernissen. Lang rijden op een slecht
wegdek kan de banden beschadigen;
controleer de banden regelmatig
op scheuren in de wangen,
oneffenheden of onregelmatige slijtage
op het loopvlak. Neem zo nodig
contact op met het Fiat Servicenetwerk;
rijd nooit met een te zwaar beladen
auto: dit kan ernstige beschadiging
van banden en velgen veroorzaken;
stop onmiddellijk bij een lekke band
en verwissel het wiel om beschadiging
van de band, de velg, de wielophanging
en de stuurinrichting te voorkomen;
banden verouderen, ook als ze
weinig gebruikt zijn. Scheurtjes in het
loopvlak en op de wangen betekenen
dat de band verouderd is. Laat de
banden door gespecialiseerd personeel
controleren als ze langer dan 6 jaar
onder de auto zijn gemonteerd. Vergeet
ook niet het reservewiel zorgvuldig te
laten controleren;
monteer in geval van vervanging
altijd nieuwe banden en vermijd banden
waarvan de herkomst dubieus is;
bij de montage van een nieuwe
band moet ook het ventiel worden
vervangen;
om een gelijkmatige slijtage van
voor- en achterbanden te garanderen,
wordt geadviseerd ze elke 10-15
duizend kilometer van as te
verwisselen; houd de banden aan
dezelfde zijde van het voertuig
gemonteerd zodat de draairichting niet
wordt omgekeerd.
BELANGRIJK Controleer bij het
vervangen van een band of de
TPMS-sensor voor
bandenspanningcontrole ook van de
vorige velg is afgenomen, samen met
het ventiel.
BELANGRIJK
196)Onthoud dat de wegligging van het
voertuig in grote mate van een juiste
bandenspanning afhankelijk is.
197)Als de spanning te laag is, raakt de
band oververhit, met mogelijke ernstige
beschadiging als gevolg.
198)Verwissel de banden niet kruiselings,
door ze van de rechterzijde naar de
linkerzijde en omgekeerd te verplaatsen.
199)Voer bij lichtmetalen velgen nooit
spuitwerkzaamheden uit die een
temperatuur vereisen boven 150°C. Dit kan
de mechanische eigenschappen van de
wielen in gevaar brengen.
194F1A0240
213

Page 216 of 308

WINTERBANDEN
Het Fiat Servicenetwerk kan u
adviseren over de meest geschikte
band voor elk gebruik.
De specifieke eigenschappen van
winterbanden verminderen drastisch
wanneer de profieldiepte minder is dan
4 mm. Vervang in dergelijke gevallen
de wielen.
Door hun specifieke eigenschappen zijn
de prestaties van winterbanden onder
normale omstandigheden of wanneer
lang op de snelweg wordt gereden,
lager dan die van de standaard
gemonteerde banden. Beperk het
gebruik van winterbanden daarom
uitsluitend tot de omstandigheden
waarvoor ze zijn goedgekeurd.
BELANGRIJK Als winterbanden worden
gebruikt met een maximum toegestane
snelheid die lager is dan de topsnelheid
van het voertuig (plus een marge van
5%), dan moet in de passagiersruimte
een duidelijk zichtbaar
waarschuwingsplaatje worden
geplaatst met de maximum toegestane
snelheid wanneer met winterbanden
wordt gereden (conform de
EU-richtlijnen).Monteer op de vier wielen dezelfde
banden (zelfde merk en profieldiepte)
voor meer veiligheid tijdens het rijden en
het remmen en voor een betere
bestuurbaarheid.
Denk eraan dat de draairichting van de
banden niet omgedraaid mag worden.
200)
BELANGRIJK
200)De maximumsnelheid voor
winterbanden met de indicatie “Q” is 160
km/h; 190 km/h voor winterbanden met de
indicatie “T” en 210 km/h voor
winterbanden met de indicatie"H". Houdt u
steeds aan de wegenverkeerswetgeving
en voorschriften van het land waar u bent
en overschrijd de maximumsnelheden niet.
SNEEUWKETTINGEN
Het gebruik van sneeuwkettingen moet
aan de plaatselijke voorschriften in elk
land voldoen.
Sneeuwkettingen mogen alleen op de
banden van de voorwielen
(aandrijfwielen) gemonteerd worden.
Het gebruik van sneeuwkettingen
uit het assortiment Lineaccessori Fiat
wordt aanbevolen. Controleer de
spanning van de sneeuwkettingen na
enkele tientallen meters rijden.
57)
BELANGRIJK Bedien het gaspedaal
uiterst voorzichtig als sneeuwkettingen
gemonteerd zijn; voorkom of beperk
het risico op doorslippen van de
aandrijfwielen die breuk van de ketting
en bijgevolg beschadiging van de
carrosserie of de mechanische
onderdelen kunnen veroorzaken.
BELANGRIJK Gebruik voor versies met
225/75 R16 banden, sneeuwkettingen
met een max. dikte van 16 mm.
Wanneer met sneeuwkettingen wordt
gereden, kan het handig zijn om het
ASR uit te schakelen: onder deze
omstandigheden levert het doorslippen
van de aandrijfwielen bij het wegrijden
immers meer trekkracht op.
214
ONDERHOUD EN ZORG

Page 217 of 308

BELANGRIJK
57)Beperk de snelheid als
sneeuwkettingen gemonteerd zijn; rijd niet
harder dan 50 km/h. Vermijd kuilen,
trottoirbanden en stoepen en rijd geen
lange stukken op sneeuwvrije wegen om
het voertuig en het wegdek niet te
beschadigen.
CARROSSERIE
BESCHERMING TEGEN
ATMOSFERISCHE
INVLOEDEN
De belangrijkste oorzaken van roest
zijn:
luchtverontreiniging;
zoutgehalte in de lucht en
vochtigheid (kustgebieden, warm en
vochtig klimaat);
seizoensgebonden
omgevingsomstandigheden.
TIPS VOOR HET BEHOUD
VAN DE CARROSSERIE
Lakwerk
De lak heeft behalve een esthetische
functie ook een beschermende functie
van het plaatwerk.
Werk beschadigingen van de laklaag,
zoals krassen en schuurplekken,
onmiddellijk bij om roestvorming te
voorkomen. Voor het bijwerken mogen
uitsluitend originele lakproducten
worden gebruikt (zie “Identificatieplaatje
carrosserielak” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”).Het normale onderhoud van de lak
beperkt zich tot het wassen van de
auto: de frequentie is afhankelijk van
het gebruik van de auto en van de
omgeving.
Zo is het bijvoorbeeld raadzaam het
voertuig vaker te wassen in gebieden
met sterke luchtverontreiniging of bij het
rijden over wegen met strooizout.
Ga als volgt te werk om het voertuig
correct te wassen:
maak de carrosserie eerst nat met
een waterstraal onder lage druk;
was de carrosserie met een zachte
spons met een lichte zeepoplossing
en spoel de spons regelmatig uit;
spoel goed af met schoon water en
droog met een luchtstraal of een
zeemleren lap.
Ga als volgt te werk om het voertuig
correct te wassen in een wastunnel:
verwijder de antenne van het dak
om beschadiging ervan te voorkomen;
het voertuig moet gewassen worden
met water toegevoegd aan een
reinigingsoplossing;
spoel goed af met schoon water om
zeepresten op de carrosserie en de
minder zichtbare delen te verwijderen.
58)
6)
215

Page 218 of 308

BELANGRIJK
58)Sommige automatische systemen die
uitgerust zijn met een oudere generatie
bladen en/of slecht zijn onderhouden
kunnen de lak beschadigen, wat
een bepaalde reactie teweegbrengt
waardoor de lak mat/gecoat lijkt, met
name bij donkere kleuren. In dit geval dient
u lichtjes met speciale producten te
polijsten.
BELANGRIJK
6)Schoonmaakmiddelen veroorzaken
waterverontreiniging. Om die reden mag
het voertuig alleen gewassen worden
op plaatsen waar het afvalwater
opgevangen en gezuiverd wordt.
INTERIEUR
Controleer af en toe of er geen water
onder de matten is blijven staan
(wegens water dat van schoenen,
paraplu's, enz. druppelt), waardoor het
plaatwerk kan gaan roesten.
201) 202)
STOELEN EN STOFFEN
BEKLEDING
Verwijder stof met een zachte borstel of
een stofzuiger. Gebruik een vochtige
borstel voor velours bekleding.
Reinig de stoelen met een spons
bevochtigd met een oplossing van
water en neutrale zeep.
KUNSTSTOF
INTERIEURDELEN
Reinig kunststof interieurdelen met een
vochtige doek en een oplossing van
water en een neutraal niet-schurend
reinigingsmiddel. Gebruik voor het
verwijderen van olieachtige of
hardnekkige vlekken speciale
producten zonder oplosmiddelen die
het originele voorkomen en de kleur van
de kunststof interieurdelen niet
veranderen.BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol,
benzine of afgeleide producten om het
glas van het instrumentenpaneel te
reinigen.
LEDEREN STUURWIEL/
POOKKNOP/HANDREM
(voor bepaalde versies/markten)
Reinig deze interieurdelen uitsluitend
met neutrale zeep en water. Gebruik
nooit alcohol of producten op basis van
alcohol.
BELANGRIJK
201)Gebruik nooit ontvlambare producten
zoals petroleum of wasbenzine voor het
reinigen van het interieur van de auto. De
elektrostatische lading die door het wrijven
tijdens het reinigen ontstaat, kan brand
veroorzaken.
202)Bewaar geen spuitbussen in het
voertuig: ontploffingsgevaar. Spuitbussen
mogen niet blootgesteld worden aan
temperaturen boven 50°C. Wanneer het
voertuig in de zon staat, kan de
binnentemperatuur deze waarde ruim
overschrijden.
216
ONDERHOUD EN ZORG

Page 219 of 308

RUBBER SLANGEN
Houd voor wat betreft de rubber
slangen van het rem- en
brandstoftoevoersysteem zorgvuldig
het “Geprogrammeerd
Onderhoudsschema” in dit hoofdstuk
aan.
Ozon, hoge temperaturen en een
langdurig gebrek aan vloeistof in het
systeem zorgen ervoor dat de slangen
uitdrogen en scheuren, met mogelijke
lekkage als gevolg. Daarom zijn
zorgvuldige controles noodzakelijk.
217

Page 220 of 308

TECHNISCHE GEGEVENS
Alles dat u nuttig kunt vinden om te
begrijpen hoe uw voertuig is gemaakt
en hoe het werkt is in dit hoofdstuk
vermeld en wordt toegelicht met
gegevens, tabellen en grafieken. Voor
de liefhebbers en de monteurs, maar
ook gewoon voor degenen die elk detail
van hun voertuig willen kennen.IDENTIFICATIEGEGEVENS..............219
MOTORCODES -
CARROSSERIEVERSIE ...................221
MOTOR ..........................................223
STUURINRICHTING ........................226
WIELEN ..........................................227
AFMETINGEN .................................232
PRESTATIES ...................................242
GEWICHTEN EN BELASTINGEN ....244
VULINHOUDEN...............................247
VLOEISTOFFEN EN
SMEERMIDDELEN ..........................252
BRANDSTOFVERBRUIK .................255
CO2-EMISSIE ................................262
218
TECHNISCHE GEGEVENS

Page:   < prev 1-10 ... 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 251-260 ... 310 next >