service FIAT DUCATO BASE CAMPER 2016 Instructieboek (in Dutch)
Page 99 of 379
Toestand van de led
op de knopBericht op het
displayToestand van het
symbool op het
displayGeluidssignaal Betekenis
Uit -controlelampje
knippertjahet systeem is actief
en herkent de
bedrijfscondities: het
waarschuwt over een
afwijking t.o.v. van de
rechter lijn
AanDriving Advisor
uitgeschakeld- neeHet systeem is
handmatig
uitgeschakeld
AanDriving Advisor niet
beschikbaar- zie
handleidingstoringslampje
jaHet systeem is defect:
ga naar het Fiat
servicenetwerk
AanDriving Advisor niet
beschikbaar- reinig de
voorste camerastoringslampje
jastoring van het
systeem: reinig de
voorruit
95
Page 104 of 379
EOBD-SYSTEEM
Het EOBD-systeem (European On
Board Diagnosis) voert een
doorlopende diagnose uit op
onderdelen die bij de uitstoot van
uitlaatgassen betrokken zijn.
Bovendien waarschuwt het systeem de
bestuurder met een brandend lampje
op het instrumentenpaneel (samen
met een bericht op het multifunctionele
display (voor bepaalde versies/
markten)), wanneer de toestand van
deze onderdelen verslechtert (zie het
hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
Het doel van het EOBD-systeem is:
❒de werking van het systeem
controleren;
❒signaleren wanneer de
emissiewaarden stijgen wegens een
defect van het voertuig;
❒de noodzaak aangeven om
beschadigde onderdelen te
vervangen.Ook beschikt het systeem over een
stekker waarmee, na aansluiting van
speciale apparatuur, de door de
regeleenheid opgeslagen storingscodes
en de specifieke parameters voor
diagnose en werking van de motor
kunnen worden uitgelezen. Deze
controle kan ook door de
verkeerspolitie worden verricht.
BELANGRIJK Na eliminatie van de
storing, zal het Fiat Servicenetwerk het
systeem volledig controleren, tests
verrichten op de proefbank en zo nodig
een proefrit over langere afstand
maken.
PARKEERSENSOREN
Deze sensoren bevinden zich in de
achterbumper fig. 132 en detecteren de
aanwezigheid van obstakels achter
het voertuig en waarschuwen de
bestuurder met een geluidssignaal.
INSCHAKELING
De sensoren worden automatisch
ingeschakeld zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
De frequentie van het geluidssignaal
neemt toe naarmate het obstakel
achter het voertuig dichterbij komt.
132F1A0134
100
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 105 of 379
GELUIDSSIGNAAL
Zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld, wordt automatisch een
geluidssignaal geactiveerd.
Het geluidssignaal:
❒neem toe naarmate de afstand
tussen het voertuig en het obstakel
afneemt;
❒wordt ononderbroken wanneer de
afstand tussen het voertuig en het
obstakel minder dan 30 cm bedraagt
en stopt onmiddellijk als de afstand
toeneemt;
❒blijft constant als de afstand
ongewijzigd blijft; als deze situatie de
zijsensoren betreft, zal de zoemer
na circa 3 seconden stoppen om
bijvoorbeeld signalen te voorkomen
tijdens manoeuvres langs muren.
Wanneer de sensoren meerdere
obstakels signaleren, dan wordt alleen
rekening gehouden met het
dichtstbijzijnde obstakel.STORINGSMELDINGEN
Alle storingen van de parkeersensoren
worden aangegeven zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld
door het aangaan van het lampje
op
het instrumentenpaneel of door het
verschijnen van het pictogram
op
het display en het bericht op het
multifunctionele display (voor bepaalde
versies/markten)
WERKING MET
AANHANGER
De werking van de sensoren wordt
automatisch uitgeschakeld zodra de
elektrische stekker van de aanhanger in
het stopcontact van de trekhaak van
het voertuig wordt gestoken.
De sensoren worden automatisch
ingeschakeld zodra de stekker van de
aanhangerkabel verwijderd wordt.
17)
86)
BELANGRIJK Als de trekhaak
gemonteerd moet blijven, ook als er
geen aanhanger is, wordt geadviseerd
zich tot het Fiat Servicenetwerk te
wenden om het systeem te laten
bijwerken, aangezien de trekhaak door
de middelste sensoren als een obstakel
gedetecteerd kan worden.Wanneer speciale reinigingsapparaten
worden gebruikt, zoals stoomreinigers
of hogedrukreinigers, reinig dan de
sensoren zeer snel en houd de straal
op minstens 10 cm afstand.
BELANGRIJKE
INFORMATIE
❒Breng geen stickers op de sensoren
aan.
❒Let tijdens parkeermanoeuvres met
name op obstakels die zich boven
of onder de sensoren kunnen
bevinden.
❒Onder bepaalde omstandigheden
kunnen voorwerpen voor of achter
het voertuig auto niet gedetecteerd
worden en kunnen zo schade aan
het voertuig veroorzaken of zelf
beschadigd raken.
De volgende omstandigheden kunnen
de werking van het parkeerhulpsysteem
beïnvloeden:
❒Verminderde gevoeligheid van de
sensoren en afname van de
prestaties van het systeem kunnen te
wijten zijn aan de aanwezigheid van
ijs, sneeuw, modder, dikke verf op de
sensoren.
101
Page 109 of 379
"ENERGY SAVING"
FUNCTIE
(voor bepaalde versies/markten)
Als de bestuurder, na een automatische
start van de motor, gedurende enige
tijd (ongeveer drie minuten) geen enkele
handeling uitvoert, dan schakelt het
Start&Stop-systeem de motor definitief
uit om brandstof te besparen. In
dergelijke gevallen kan de motor alleen
m.b.v. de contactsleutel worden
gestart.
OpmerkingDe motor kan in elk geval
draaiende worden gehouden door
het Start&Stop-systeem uit te
schakelen.
ONREGELMATIGE
WERKING
Indien zich een storing voordoet, wordt
het Start&Stopsysteem uitgeschakeld.
De bestuurder wordt hiervan op de
hoogte gebracht doordat het pictogram
gaat branden en er verschijnt ook
een bericht op het display. Neem in dat
geval contact op met het Fiat
Servicenetwerk.LANGDURIGE STILSTAND
VAN DE AUTO
Bij langdurige stilstand van het voertuig,
moet bijzondere aandacht worden
besteed aan het loskoppelen van de
accu. Ga hiervoor als volgt te werk:
maak de stekker A fig. 134 (door
bediening van knop B) van de
accusensor C op de minklem D van de
accu los. Deze sensor mag nooit van
de accu losgemaakt worden, behalve
bij vervanging van de accu.
87) 88)
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid,
minstens 1 minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen.STARTEN MET
HULPACCU
89)
Wanneer gestart moet worden fig. 135
met een hulpaccu, de minkabel (-)
van de hulpaccu nooit aansluiten op de
minpool C van de accu van het
voertuig, maar op een massapunt van
de motor/versnellingsbak (raadpleeg de
instructies voor het verbinden van de
kabels, zie paragraaf "Starten met
hulpaccu" in het hoofdstuk
“Noodgevallen”).
134F1A0137
135F1A0138
105
Page 110 of 379
BELANGRIJK
18) Als een comfortabele
temperatuur prioritair is, dan kan
het Start&Stop-systeem worden
uitgeschakeld zodat de
klimaatregeling kan blijven
werken.
BELANGRIJK
87) Alle inzittenden moeten uit de
auto stappen nadat de
contactsleutel is uitgenomen of
naar de OFF-stand is gedraaid.
Controleer tijdens het tanken
of de motor is afgezet en of de
contactsleutel in de STOP-stand
staat.
88) Laat de accu alleen vervangen
door een dealer van het Fiat
Servicenetwerk. Vervang de accu
door een exemplaar van hetzelfde
type (L6 105Ah/850A) en met
identieke specificaties.89) Controleer alvorens de motorkap
te openen of de motor is afgezet
en of de contactsleutel in de
stand STOP staat. Volg de
instructies op die zijn aangegeven
op het plaatje op de voorste
traverse. Het wordt aangeraden
om de contactsleutel te
verwijderen als er nog inzittenden
in het voertuig zitten.
ADDITIEF VOOR
DIESELEMISSIES
ADBLUE (UREUM)
Het voertuig is uitgerust met een
systeem voor Selectieve Katalytische
Reductie om te voldoen aan de strenge
normen voor Dieselemissies opgelegd
door het
Milieubeschermingsagentschap.
Het doel van het systeem voor
Selectieve Katalytische Reductie is de
stikstofoxiden niveaus uitgestoten door
motoren te verminderen; deze
elementen zijn schadelijk voor de
gezondheid en het milieu zelfs
bij minimale niveaus. Een kleine
hoeveelheid van een additief voor
Dieselemissies, AdBlue (UREUM),
wordt voorbij de katalysatoruitlaat
ingespoten, waar het, als het
een gasvorm aanneemt, de
stikstofoxiden, die smog veroorzaken,
omzet in eenvoudig stikstof en
waterdamp, twee natuurlijke
bestanddelen van de lucht die we
inademen. U kunt uw voertuig met een
gerust hart gebruiken in de wetenschap
dat u bijdraagt aan een schoner en
gezonder milieu voor toekomstige
generaties.
106
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 112 of 379
BELANGRIJK
90) Neem voor verbinding met de
bestaande apparaten in het
voertuig contact op met het Fiat
Servicenetwerk om elk probleem
te voorkomen dat de veiligheid
van het voertuig in gevaar zou
kunnen brengen.
OPTIONELE
ACCESSORIES
Als men na aanschaf van het voertuig
accessoires wil monteren die constante
elektrische voeding nodig hebben
(diefstalalarm, satellietbewaking via
GPS enz.) of veel stroom verbruiken,
dient men contact op te nemen met het
gespecialiseerde personeel van het
Fiat Servicenetwerk. Zij kunnen de
meest geschikte apparatuur uit het
assortiment Lineaccessori Fiat
aanbevelen, het totale stroomverbruik
beoordelen en controleren of de
elektrische installatie hierop berekend is
en of het noodzakelijk is een accu met
een grotere capaciteit te monteren.
91)
MONTAGE VAN
ELEKTRISCHE/
ELEKTRONISCHE
SYSTEMEN
Elektrische/elektronische systemen die
na aanschaf van de auto door de
aftersales-service worden gemonteerd,
moeten van het volgende merkteken
zijn voorzien: fig. 138.Fiat Auto S.p.A. autoriseert de montage
van zend-/ontvangstapparatuur op
voorwaarde dat deze door een
gespecialiseerd bedrijf op vakkundige
wijze en overeenkomstig de
aanwijzingen van de fabrikant wordt
uitgevoerd.
BELANGRIJK In geval van montage van
systemen waarbij de kenmerken van
het voertuig worden gewijzigd, kan het
kentekenbewijs door de bevoegde
instanties ingenomen worden. Dit kan
ook de ongeldigheid van de garantie
met zich meebrengen voor defecten
veroorzaakt door voornoemde wijziging
of die direct of indirect hierop terug te
voeren zijn.
FIAT Auto S.p.A. wijst elke
aansprakelijkheid af voor schade die
het gevolg is van montage van
accessoires die niet door Fiat Auto
S.p.A. zijn geleverd of aanbevolen en/of
die niet conform de verschafte
aanwijzingen zijn gemonteerd.
138DISPOSITIVI-ELETTRONICI
108
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 117 of 379
BELANGRIJK
❒Bij overschrijding van de
maximale vulniveau van
de UREUM tank, kan het
beschadiging van de tank en het
morsen UREUM veroorzaken.
Vermijd alsjeblieft het bijvullen na
het vullen van de tank.
❒HET MAXIMUM NIVEAU NIET
OVERSCHRIJDEN. De UREUM
bevriest onder -11 ° C. Hoewel
het systeem is ontworpen om te
functioneren onder het vriespunt
van het UREUM, verdient het
aanbeveling de tank niet te vullen
boven het maximumniveau want
de installatie kan beschadigd
raken als het UREUM bevriest.
❒Als het UREUM wordt gemorst op
geverfde oppervlakken of
aluminium, onmiddellijk het
gebied met water schoonmaken
en het gebruik een absorberend
materiaal om de vloeistof die
is gemorst op de grond te
verzamelen.❒Niet proberen om de motor te
starten als UREUM per ongeluk
werd toegevoegd aan de
dieselbrandstoftank,daar dit kan
leiden tot ernstige schade aan
de motor, neem contact op met
het Servicenetwerk.
❒Gebruik alleen AdBlue
overeenkomstig DIN 70 070 en
ISO 22241-1. Andere vloeistoffen
kunnen schade aan het systeem
veroorzaken: tevens zou de
uitstoot van uitlaatgassen niet
meer voldoen aan de wet. De
distributiebedrijven zijn
verantwoordelijk voor de naleving
van hun product. Neem de
voorzorgsmaatregelen van
opslag en onderhoud in acht,
teneinde de oorspronkelijke
eigenschappen te behouden. De
fabrikant van het voertuig geeft
aan geen enkele garantie in geval
van storingen en schade te
erkennen veroorzaakt aan het
voertuig door het gebruik van
ureum (AdBlue) die niet in
overeenstemming met
regelgeving is.❒Elke toevoeging van
dieselbrandstof in de tank
AdBlue, cveroorzaakt
onherstelbare schade aan de
pompeenheid AdBlue circuit.
❒Geen additieven aan AdBlue
toevoegen. AdBlue niet
verdunning met leidingwater
aangezien dit het
zuiveringssysteem van
uitlaatgassen kan beschadigen.
❒In geval van beschadiging van het
uitlaatsysteem van het uitlaatgas,
als gevolg van het gebruik van
additieven/leidingwater, het
bijvullen met dieselbrandstof, of
in ieder geval door het niet
voldoen aan de eisen, vervalt de
garantie.
AdBlue tank bijvullen
(UREUM) in koude
omgevingen
Daar AdBlue (UREUM) tart bij een
vriespunt van ongeveer -11 ° C, is het
voertuig uitgerust met een automatisch
UREUM verwarmingssysteem waarmee
het systeem goed functioneert bij
temperaturen beneden -11 ° C.
Indien het voertuig gedurende een
langere periode bij temperaturen
beneden -11 ° C niet gebruikt wordt,
kan de UREUM in de tank bevriezen.
113
Page 124 of 379
SNELHEIDSMETER
De meter A geeft de snelheid van de
auto aan.
TOERENTELLER
De meter C geeft het motortoerental
aan.
BELANGRIJK De inspuitregeleenheid
blokkeert geleidelijk de
brandstoftoevoer wanneer de motor
met te hoge toerentallen draait, wat in
een geleidelijke afname van het
motorvermogen resulteert.
Als de motor stationair draait, kan de
toerenteller een geleidelijke of
plotselinge toerentalverhoging
aangeven.
Dit is geen defect maar een normaal
verschijnsel. Dit kan optreden wanneer
bijvoorbeeld de klimaatregeling of de
ventilator wordt ingeschakeld. In
dergelijke gevallen is een geringe
toerentalverhoging van nut voor het
behoud van de acculading.BRANDSTOFMETER
De wijzer E geeft de hoeveelheid
brandstof in de tank aan.
E - tank leeg.
F - tank vol (zie de paragraaf "Tanken"
in dit hoofdstuk).
Het lampje op de meter gaat branden
wanneer in de tank circa 10-12 liter
brandstof (voor versies met tankinhoud
van 90-120 liter) of 10 liter (voor versies
met tankinhoud van 60 liter) is
overgebleven.
Rijd nooit met een bijna lege tank: een
onregelmatige brandstoftoevoer kan de
katalysator schade toebrengen.
BELANGRIJK Als de wijzer op E staat
en het lampje knippert, dan is er een
storing in het systeem. Neem in dat
geval contact op met het Fiat
Servicenetwerk om het systeem te
laten controleren.
BELANGRIJK Het wordt sterk
afgeraden om de extra Webasto
verwarming in te schakelen als de tank
op reserveniveau is.KOELVLOEISTOFTEMPERATUURMETER
De wijzer D geeft de
koelvloeistoftemperatuur aan en meldt
de gebruiker wanneer de
koelvloeistoftemperatuur hoger is dan
circa 50°C. Bij normaal gebruik kan
de wijzer op verschillende standen
staan, afhankelijk van de
gebruikscondities.
C - Lage koelvloeistoftemperatuur.
H - Hoge koelvloeistoftemperatuur.
Het waarschuwingslampje op de meter
kan gaan branden (en bij sommige
versies verschijnt er een bericht op het
display) wanneer de
koelvloeistoftemperatuur te hoog is; zet
in dat geval onmiddellijk de motor af
en neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
20)
120
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 125 of 379
MOTOROLIENIVEAUMETER(voor bepaalde versies/markten)
De meter geeft de hoeveelheid olie in
de motor grafisch weer.
Bij het draaien van de contactsleutel
naar de stand MAR, toont het display
fig. 145 - fig. 146 het motoroliepeil door
middel van inschakeling/uitschakeling
van vijf symbolen.De symbolen doven geleidelijk aan om
het dalende olieniveau aan te geven.
Er branden vier of vijf symbolen
wanneer de oliehoeveelheid voldoende
is. Als het vijfde symbool niet brandt,
duidt dit niet op een defect of op een
tekort aan olie in het oliecarter.
Als het olieniveau zich onder het
minimumpeil bevindt, dan verschijnt er
een bericht op het display dat het
minimum motorolieniveau aangeeft en
waarschuwt dat er bijgevuld moet
worden.
BELANGRIJK Controleer het juiste
olieniveau altijd met behulp van de
oliepeilstok (zie paragraaf “Niveaus
controleren” in het hoofdstuk
“Onderhoud en zorg”).
Na enkele seconden verdwijnen de
symbolen die het olieniveau aangeven
en:
❒Wanneer het onderhoudsinterval
bijna is verstreken, wordt de
resterende tijd tot de volgende
servicebeurt weergegeven en gaat
het lampje õ op het
instrumentenpaneel branden.
Wanneer deze onderhoudsdatum
wordt bereikt, verschijnt een speciaal
bericht op het display;❒Vervolgens, wanneer de termijn voor
het verversen van de motorolie bijna
is verstreken, verschijnt de
resterende afstand tot de volgende
olieverversing op het display.
Wanneer dit onderhoudsinterval is
verstreken, verschijnt een speciaal
bericht op het display.
BELANGRIJK
20) Als de wijzer van de
koelvloeistoftemperatuur in de
rode zone komt, zet dan
onmiddellijk de motor af uit en
neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
145 - Versies met multifunctioneel displayF1A0354
Liv.olio
MAX MIN
146 - Versies met herconfigureerbaar-F1A0355
121
multifunctioneeldisplay
Page 127 of 379
BEDIENINGSKNOPPEN
Om de schermpagina en de
betreffende opties naar
beneden te doorlopen of om
de weergegeven waarde te
verhogen.
MODUS
Kort indrukken om het menu te openen
en/of naar het volgende scherm te
gaan of de gekozen menuoptie te
bevestigen.
Ingedrukt houden om naar het
standaardscherm terug te keren.
Om de schermpagina en de
betreffende opties naar boven
te doorlopen of om de
weergegeven waarde te
verlagen.OpmerkingMet de knoppen
en
kunnen verschillende functies
geactiveerd worden, afhankelijk van de
volgende situaties:
Regeling lichtsterkte
interieurverlichting
- bij ingeschakeld stadslicht en
standaardscherm, kan de lichtsterkte
van de interieurverlichting worden
ingesteld.
Setup-menu
- hiermee kan binnen het menu naar
beneden en naar boven gebladerd
worden;
- hiermee kunnen tijdens het instellen
de waarden verhoogd of verlaagd
worden.
SETUP-MENU
Setup-menufuncties
Het menu omvat een reeks functies die
cyclisch gekozen kunnen worden met
de knoppen
enwaarna
verschillende keuze- en
instellingsmogelijkheden (Setup)
worden geboden die in de volgende
paragrafen zijn beschreven. Sommige
functies hebben een submenu (Tijd
en Meeteenheid instellen).Het Setup-menu wordt geactiveerd
door de MODE knop kort in te drukken.
Het menu biedt de volgende functies:
❒Menu
❒Verlichting
❒Hoogteregeling koplampen
❒Snelheidswaarschuwing
❒Sensor koplampen
❒Flanklichten
❒Regensensor
❒Inschakeling Trip B
❒Verkeersborden
❒Tijd instellen
❒Datum instellen
❒Autoclose
❒Meeteenheden
❒Taal
❒Volume waarschuwingen
❒Service
❒Passagiersairbag
❒Dagverlichting
❒Automatische inschakeling grootlicht
koplampen
❒Menu afsluiten
MODE
149F1A0304
123