service FIAT DUCATO BASE CAMPER 2018 Instructieboek (in Dutch)

Page 181 of 316

BELANGRIJK
142)Vervang een zekering nooit door een exemplaar met een grotere stroomsterkte (ampère); BRANDGEVAAR. Als een hoofdzekering
(MEGA-FUSE, MIDIFUSE) doorbrandt, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk.
143)Controleer voordat een zekering wordt vervangen, of de contactsleutel verwijderd is en of alle stroomverbruikers uitstaan en/of zijn
ontkoppeld.
144)Als de zekering opnieuw doorbrandt, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk.
145)Als een hoofdzekering voor veiligheidsinrichtingen (airbagsysteem, remsysteem), motorsysteem (motor, versnellingsbak) of stuurinrichting
doorbrandt, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
48)Vervang een doorgebrande zekering nooit door metalen draden of ander materiaal.
179

Page 182 of 316

GATEWAY
FMS-MODULE
De Gateway FMS-module vormt de
interface tussen het gegevensnetwerk
van het voertuig en de FMS-standaard.
FMS: De Fleet Management Systems
Interface (FMS) is een
standaardinterface waarmee de
signalen van de digitale elektronische
regeleenheid van het voertuig gelezen
kunnen worden. De informatie in deze
signalen kan gebruikt worden om de
personalisering van het voertuig of
de speciale uitrusting ervan te
vergemakkelijken. De Gateway
FMS-module ondersteunt de volgende
FMS-standaarduitvoeringen:
FMS - Standaardinterface
beschrijving Vers. 02 (beschikbaar op
http://www.fms-standard.com/
Truck/index.htm)
Bus FMS - Standaardinterface
beschrijving Vers. 02 (beschikbaar op
http://www.fms-standard.com/Bus/
index.htm)Wij adviseren de Gateway FMS-module
te laten installeren door het Fiat
Servicenetwerk of deskundige
monteurs. De aanwijzingen voor de
montage zijn vermeld in de Handleiding
voor Carrosseriebouwers/Installateurs
op de website HYPERLINK "http://
www.fiatprofessional-converters.com"
www.fiatprofessional-converters.com.
In de volgende tabelzijn alle signalen die
beschikbaar zijn voor de regeleenheden
die aangesloten zijn op de Gateway
FMS Module.
180
NOODGEVALLEN

Page 183 of 316

Bericht Signaal Beschrijving
CCVSParkeerremschakelaar Geeft aan dat de parkeerrem is ingeschakeld
Wheel based speed Geeft de voertuigsnelheid aan
Clutch switch Geeft aan dat het koppelingspedaal is ingetrapt
Brake switch Geeft aan dat het rempedaal is ingetrapt.
Cruise control active Geeft aan dat de Cruise Control actief is
EEC2Gaspedaalstand 1 Geeft de stand van het gaspedaal aan
Motorbelastingspercentage bij huidig toerentalGeeft de percentuele verhouding aan tussen
motorkoppel en het maximumkoppel aangegeven bij
het huidige motortoerental
LFC Engine total fuel usedGeeft het totale brandstofverbruik aan tijdens de
werking van het voertuig
DD Fuel LevelGeeft de verhouding van het brandstofvolume t.o.v. de
totale tankinhoud aan
EEC1 Motortoerental Geeft het motortoerental aan
VDHR High resolution total vehicle distanceGeeft de totale door het voertuig afgelegde afstand
aan
ET1 Engine coolant temperature Geeft de temperatuur van de motorkoelvloeistof aan
AMB Ambient Air Temperature Geeft de temperatuur buiten het voertuig aan
LFEBrandstofdebietGeeft de hoeveelheid brandstof aan die door de motor
per tijdseenheid gebruikt wordt
Instantaneous Fuel EconomyGeeft de verhouding aan tussen de hoeveelheid
gebruikte brandstof en de huidige voertuigsnelheid
SERV Service distanceGeeft de afstand aan die gereden kan worden tot de
volgende geprogrammeerde onderhoudsbeurt
HOURS Total engine hours Geeft de totale werkingstijd van de motor aan
DC1 Positie van portieren Geeft de huidige status van de portieren aan
AS Dynamostatus 1 Geeft de huidige dynamostatus aan
181

Page 185 of 316

Bericht Signaal Beschrijving
FMS1(2)
High beam, main beam Geeft de actieve status van het grootlicht aan
Dimlicht Geeft de actieve status van het dimlicht aan
Richtingaanwijzers Geeft de actieve status van de richtingaanwijzers aan
Hazard warning Geeft de actieve status van de alarmknipperlichten aan
Parkeerrem Geeft aan dat de parkeerrem is ingeschakeld
Remfout/storing remsysteem Geeft een storing in het remsysteem aan
Hatch open Geeft aan dat het achterportier niet gesloten is
Fuel level Geeft aan dat het brandstofreservelampje brandt
Engine coolant temperatureGeeft aan dat het lampje oververhitting
motorkoelvloeistof brandt
Battery charging conditionGeeft aan dat het lampje onvoldoende acculading
brandt
MotorolieGeeft aan dat het lampje onvoldoende motoroliedruk
brandt
Position lights, side lights Geeft de actieve status van de positielichten aan
Mistvoorlichten Geeft de actieve status van de mistlampen aan
Mistachterlicht Geeft de actieve status van de mistachterlichten aan
Engine / Mil indicatorGeeft aan dat het lampje storing EOBD/inspuitsysteem
brandt
Service, call for maintenanceGeeft aan dat de melding geprogrammeerd
onderhoud is weergegeven
Transmissiefout/storing Geeft een storing in het transmissiesysteem aan
Anti-lock brake system failure Geeft aan dat het lampje storing ABS brandt
(2) De signaalwaarden komen van informatie op het instrumentenpaneel
183

Page 193 of 316

Voor een preciezere aflezing wordt
geadviseerd om bij uitgeschakelde
compressor de druk op de drukmeter F
fig. 195 te controleren, zonder de
schakelaar uit de reparatiestand te
verplaatsen;
als het na 10 minuten nog steeds
niet mogelijk is om minstens 3 bar
te krijgen, maak dan de doorzichtige
vulleiding van het ventiel los, neem de
12V-stekker uit en verplaats vervolgens
het voertuig ongeveer 10 meter naar
voren, zodat de afdichtvloeistof zich
gelijkmatig in de band kan verdelen;
pomp de band vervolgens weer op;
als het na deze handeling na 10
minuten nog steeds niet mogelijk is om
minstens 3 bar te krijgen, rijd dan niet
verder omdat de band te ernstig
beschadigd is en de bandenreparatiekit
niet de vereiste afdichting kan
garanderen en neem contact op met
het Fiat Servicenetwerk;
als de bandenspanning vermeld in
de paragraaf "Bandenspanning" in
het hoofdstuk "Technische gegevens" is
bereikt, rijd dan onmiddellijk weg;
stop na ongeveer 10 minuten en
controleer de bandenspanning
opnieuw; vergeet niet de handrem aan
te trekken;
als een spanning van minstens 3 bar
wordt gemeten, herstel dan de
correcte bandenspanning (bij draaiende
motor en aangetrokken handrem)
vermeld in de paragraaf
"Bandenspanning" in het hoofdstuk
"Technische gegevens", ga weer rijden
en rijd zeer voorzichtig naar de
dichtstbijzijnde garage van een Fiat
dealer.
BELANGRIJK
158)Overhandig de informatiefolder aan
het personeel dat de met de snelle
reparatiekit behandelde band moet
repareren.
159)Lekken en beschadigingen in de
flanken kunnen niet gerepareerd worden.
Gebruik de reparatiekit niet als de band
beschadigd is geraakt door het rijden met
een lege band.
160)Reparatie is niet mogelijk bij schade
aan de velg (zodanige vervorming van
de groef dat er lucht weglekt). Verwijder
niet het eventueel in de band
binnengedrongen voorwerp (schroef of
spijker).
194F1A0182
195F1A0183
196F1A0335
191

Page 194 of 316

161)Bedien de compressor nooit langer
dan 20 minuten achter elkaar. Gevaar voor
oververhitting. Banden gerepareerd met
de snelle bandenreparatiekit mogen slechts
tijdelijk gebruikt worden, aangezien de kit
niet geschikt is voor een definitieve
reparatie.
162)De bus bevat ethyleenglycol. Bevat
latex dat een allergische reactie kan
veroorzaken. Schadelijk bij inslikken.
Irriterend voor de ogen. Kan irritatie
veroorzaken bij inademing of contact.
Vermijd contact met huid, ogen en kleding.
Spoel bij contact onmiddellijk uit met rijkelijk
water. Wek het braken niet op bij inslikken.
Spoel de mond uit, drink veel water en
raadpleeg onmiddellijk een arts. Buiten
bereik van kinderen bewaren. Het product
mag niet gebruikt worden door
astmapatiënten. Adem de dampen niet in
tijdens het inbrengen en oppompen.
Raadpleeg onmiddellijk een arts bij
allergische reacties. Bewaar het busje in
zijn houder, uit de buurt van
warmtebronnen. Het afdichtmiddel heeft
een houdbaarheidsdatum. Vervang het
busje als de houdbaarheidsdatum van het
afdichtmiddel is verstreken.
163)Doe de beschermende
handschoenen aan die bij de snelle
bandenreparatiekit zijn geleverd.
164)Breng de sticker op een voor de
bestuurder goed zichtbare plaats aan, om
eraan te herinneren dat de band behandeld
is met de snelle bandenreparatiekit. Rijd
voorzichtig, met name in bochten.
Overschrijd de snelheid van 80 km/h niet.
Vermijd abrupt accelereren of remmen.165)Rijd niet verder als de
bandenspanning onder 3 bar is gedaald:
de snelle bandenreparatiekit Fix & Go
automatic kan de vereiste afdichting niet
garanderen omdat de band te ernstig
beschadigd is. Neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
166)Informeer het servicepunt dat de
band gerepareerd is met de snelle
bandenreparatiekit. Overhandig de
informatiefolder aan het personeel dat de
met de snelle reparatiekit behandelde band
moet repareren.
167)Als andere banden worden gebruikt
dan de banden die bij het voertuig geleverd
zijn, kan de reparatie waarschijnlijk niet
mogelijk zijn. Bij vervanging van de banden
is het raadzaam de door de fabrikant
goedgekeurde banden te monteren. Wend
u tot het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
49)Als de band door vreemde voorwerpen
lek is geraakt, kan de kit gebruikt worden
voor beschadigingen in het loopvlak of
de schouder met een diameter van max. 4
mm.
BELANGRIJK
3)Vervang het busje als de
houdbaarheidsdatum van het
afdichtmiddel is verstreken. Laat het busje
en het afdichtmiddel niet in het milieu
achter. Zorg dat ze worden weggegooid
overeenkomstig de nationale en plaatselijke
voorschriften.
192
NOODGEVALLEN

Page 195 of 316

STARTEN MET
HULPACCU
Als het waarschuwingslampje
constant aan blijft op het
instrumentenpaneel, neem onmiddellijk
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
STARTEN MET
HULPACCU
Als de accu leeg is, kan de motor
gestart worden met een hulpaccu met
dezelfde of een iets hogere capaciteit
dan de lege accu.
Het is raadzaam om de accu door het
Fiat Servicenetwerk te laten
controleren/vervangen.
168)
Ga als volgt te werk om de auto te
starten:
til het kapje A fig. 197 op om de
plusklem van de accu toegankelijk te
maken;
verbind de plusklemmen (+ teken bij
de klem) van de beide accu's met
een geschikte startkabel;
sluit een andere kabel aan op de
minklem (–) van de hulpaccu en het
massapunt zoals aangegeven in fig.
198;
de motor starten;
verwijder als de motor gestart is, de
kabels in de omgekeerde volgorde.
Als de motor na enkele pogingen niet
start, blijf dan niet proberen maar neem
contact op met het dichtstbijzijnde
Fiat Servicepunt.BELANGRIJK Verbind de minklemmen
van de twee accu’s niet rechtstreeks
met elkaar: eventuele vonken kunnen
het explosieve gas ontsteken dat uit de
accu kan ontsnappen. Als de hulpaccu
in een andere auto is geïnstalleerd,
moet accidenteel contact tussen de
metalen delen van beide auto's
vermeden worden.
ROLLEND STARTEN
Probeer de motor nooit te starten door
het voertuig te duwen, te slepen of
van een helling af te laten rijden.
Hierdoor kan brandstof in de
katalysator terechtkomen die hierdoor
onherstelbaar beschadigd wordt.
BELANGRIJK
168)Deze startprocedure moet door
ervaren personeel verricht worden,
aangezien verkeerde handelingen
elektrische ontladingen van aanzienlijke
kracht kunnen veroorzaken. Bovendien is
accuvloeistof giftig en corrosief: vermijd
contact met huid en ogen. Houd open
vuur en brandende sigaretten uit de buurt
van de accu en veroorzaak geen vonken.
197F1A0351
198F1A0352
193

Page 196 of 316

ACCU OPLADEN
BELANGRIJK De procedure voor het
opladen van de accu is uitsluitend
bedoeld ter informatie. Neem contact
op met het Fiat Servicenetwerk om
deze handeling te laten uitvoeren.
BELANGRIJK Wacht, nadat de
startinrichting op STOP is gezet en het
bestuurdersportier is gesloten,
minstens één minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen. Wanneer de elektrische
voeding weer op de accu wordt
aangesloten, controleer dan of de
startinrichting in de stand STOP staat
en of het bestuurdersportier gesloten is.
BELANGRIJK Het verdient aanbeveling
de accu langzaam en met een lage
stroomsterkte ongeveer 24 uur op te
laden. De accu langer opladen, kan de
accu beschadigen.BELANGRIJK De kabels van het
elektrische systeem moeten weer
correct worden aangesloten op de
accu, d.w.z. de pluskabel (+) op de
plusklem en de minkabel (–) op de
minklem. De accuklemmen zijn
gemarkeerd met de symbolen plus (+)
en min (–), en zijn weergegeven op
het deksel van de accu. De
kabelklemmen moeten ook corrosievrij
zijn en stevig aan de klemmen
bevestigd worden. Indien gebruik
gemaakt wordt van een accusnellader
terwijl de accu in de auto gemonteerd
is, moeten, alvorens de lader aan te
sluiten, eerst de kabels van de accu
worden losgekoppeld. Gebruik geen
"snellader" voor de levering van
startspanning.
169) 170)
VERSIES ZONDER
START&STOP-SYSTEEM
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
maak de klem van de minpool van
de accu los;
sluit de kabels van de acculader aan
op de accupolen; let daarbij op de
polariteit;
schakel de acculader in;
schakel na het opladen eerst de
acculader uit voordat deze wordt
losgekoppeld van de accu;
sluit de klem weer op de minpool
van de accu aan.
VERSIES MET
START&STOP-SYSTEEM
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
maak de stekker A van de
accusensor C op de minpool D van de
accu los (door op de knop B te
drukken);
sluit de pluskabel van de acculader
aan op de plusklem E van de accu
en de minkabel op de klem van de
sensor F zoals aangegeven in fig. 199;
schakel de acculader in;
schakel na het opladen de acculader
uit;
sluit na de acculader te hebben
afgekoppeld de stekker A weer op de
sensor C aan zoals aangegeven in
fig. 199.
194
NOODGEVALLEN

Page 199 of 316

Om het te gebruiken, gaat u als volgt te
werk:
Open en verwijder de klep A zoals is
aangegeven fig. 201;
draai de vergrendelknop B fig. 201
linksom en verwijder hem om het vak
fig. 202 te kunnen uitnemen;
neem de schroevendraaier uit de
gereedschapstas en maak hiermee de
dop C fig. 204 open op het
aangegeven punt;
neem het sleepoog D uit de
gereedschapstas en draai het stevig op
de schroefdraadpen fig. 204.
De afbeelding geeft het punt weer waar
zich de achterste sleepoog B fig. 205
bevindt.VERSIES MET COMFORT-MATIC
VERSNELLINGSBAK
Verzeker u ervan dat de versnellingsbak
in de vrijstand (N) staat (door te
controleren of het voertuig door te
duwen verplaatst kan worden) en ga
vervolgens te werk zoals bij een
voertuig met handgeschakelde
versnellingsbak.
Sleep de auto niet als de
versnellingsbak niet in de vrijstand kan
worden gezet en neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
173)Schroef het sleepoog vast en
controleer dat het vastgedraaid zit tot de
eindaanslag.
174)Vóór het slepen moet het stuurslot
worden uitgeschakeld (zie paragraaf
"Contactslot" in het hoofdstuk
"Kennismaking met de auto").
175)Onthoud dat tijdens het slepen
werken de rembekrachtiging en de
elektrische stuurbekrachtiging niet werken.
Daarom is er meer kracht benodigd voor
de bediening van het rempedaal en het
stuur.
176)Gebruik voor het slepen geen soepele
kabels en vermijd bruuske bewegingen.
Zorg tijdens het slepen dat er geen
onderdelen door de sleepverbinding
kunnen worden beschadigd.177)Bij het slepen van de auto moet men
zich aan de wegenverkeerswetgeving
houden, zowel voor de trekhaak als voor
het slepen zelf.
178)Start de motor niet wanneer het
voertuig wordt gesleept.
179)Slepen mag uitsluitend plaatsvinden
over de weg; de voorziening mag niet
gebruikt worden om het voertuig weer op
de weg te brengen als het van de weg
is geraakt.
180)Slepen mag niet plaatsvinden om
langs betekenisvolle obstakels op de weg
te komen (bijv. sneeuwhopen of materiaal
op het wegdek).
181)Slepen moet plaatsvinden met de
twee voertuigen (een sleept en de ander
wordt gesleept) zoveel mogelijk uitgelijnd,
slepen door wegassistentievoertuigen moet
ook plaatsvinden met de twee voertuigen
zoveel mogelijk uitgelijnd.
205F1A0224
197

Page 201 of 316

GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
Juist onderhoud is essentieel voor een
lange levensduur van het voertuig
onder optimale omstandigheden.
Om die reden heeft Fiat een reeks
controles en onderhoudsbeurten
opgesteld die, afhankelijk van
de motorversie, elke 48.000 kilometer
uitgevoerd moeten worden.
Het is echter belangrijk om eraan te
denken dat geprogrammeerd
onderhoud niet volledig toereikend is
om het voertuig in optimale staat te
houden: zelfs in de beginperiode vóór
de onderhoudsbeurt bij 48.000 km
en daarna, tussen twee
onderhoudsbeurten in, is regelmatig
wat extra aandacht vereist, zoals
bijvoorbeeld de vloeistofniveaus
controleren en eventueel bijvullen en de
bandenspanning controleren
enzovoorts.
BELANGRIJK De onderhoudsbeurten
van het Geprogrammeerde Onderhoud
zijn door de fabrikant voorgeschreven.
Het niet uitvoeren ervan kan het
vervallen van de garantie tot gevolg
hebben.Het geprogrammeerde onderhoud kan
door alle werkplaatsen van het Fiat
Servicenetwerk, op van te voren
vastgestelde tijdstippen, worden
uitgevoerd.
Eventuele reparaties die nodig blijken
tijdens het uitvoeren van de diverse
inspecties en controles van het
geprogrammeerd onderhoud, mogen
uitsluitend worden uitgevoerd na
uitdrukkelijke toestemming van de
klant.
BELANGRIJK Het is raadzaam het Fiat
Servicenetwerk onmiddellijk te
informeren over eventuele kleine
defecten en niet te wachten tot de
volgende onderhoudsbeurt.
Als het voertuig dikwijls gebruikt wordt
voor het trekken van aanhangers,
dan moet een korter interval tussen de
onderhoudsbeurten worden
aangehouden.
PERIODIEKE
CONTROLES
Vóór een lange reis controleren en
eventueel bijvullen:
niveau motorkoelvloeistof;
remvloeistofniveau;
controle en herstel van het additief
niveau voor AdBlue Diesel emissies
(UREUM) (voor bepaalde versies
/markten indien aanwezig);
vloeistofniveau ruitensproeier;
conditie en spanning banden;
werking verlichting (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
enz..);
werking ruitenwissers/-sproeiers en
stand/slijtage wisserbladen voor/achter.
Voor een goede werking en onderhoud
van het voertuig, is het raadzaam de
bovenstaande werkzaamheden
regelmatig uit te voeren (het is
raadzaam ongeveer elke 1000 km het
niveau van de motorolie te controleren
en elke 3000 km bij te vullen).
199

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 next >