FIAT FIORINO 2009 Instructieboek (in Dutch)

Page 1 of 210

Page 2 of 210

Geachte cliënt,
Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Fiorino.
Wij hebben dit boekje samengesteld zodat u elk onderdeel van uw Fiat Fiorino leert kennen en u uw auto op de juiste manier zult
gebruiken. Wij raden u aan alle hoofdstukken door te lezen voordat u voor de eerste keer met de auto gaat rijden. Dit instructie-
boekje bevat informatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische kwaliteiten van uw Fiat Fiorino volledig te benutten.
Wij raden u aan de waarschuwingen en tips aandachtig te lezen die worden voorafgegaan door de symbolen:
veiligheid van de inzittenden;
conditie van de auto;
bescherming van het milieu.
In de bijgevoegde “Service- en garantiehandleiding” vindt u de extra service van Fiat:
❒het garantiecertificaat en de bijbehorende voorwaarden
❒een overzicht van de speciale aanvullende service voor cliënten.
Veel leesplezier en goede reis!
Hoewel in dit instructieboekje alle uitvoeringen van de Fiat Fiorino
beschreven worden, dient u zich aan de informatie te houden met betrekking tot de uitrusting,
de motoruitvoering en het model van de auto die u gekocht hebt.

Page 3 of 210

ABSOLUUT LEZEN!

K
BRANDSTOF TANKEN
Benzinemotoren: tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON die voldoet aan
de Europese specificatie EN 228.
Dieselmotoren: tank uitsluitend diesel voor motorvoertuigen conform de Europese specificatie EN590. Het ge-
bruik van andere producten of mengsels kan de motor onherstelbaar beschadigen en het vervallen van de garantie
tot gevolg hebben.
MOTOR STARTEN
Benzinemotoren: controleer of de handrem is aangetrokken; zet de versnellingspook in vrij; trap het koppelings-
pedaal volledig in, maar trap het gaspedaal niet in; draai vervolgens de start-/contactsleutel in stand AVV en laat de
sleutel los zodra de motor aanslaat.
Dieselmotoren: draai de start-/contactsleutel in stand MAR en wacht tot de waarschuwingslampjes
Y(of het sym-
bool op het display) en mdoven; draai de start-/contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel los zodra de mo-
tor aanslaat.
PARKEREN BOVEN BRANDBARE MATERIALEN
Onder normale bedrijfsomstandigheden bereikt de katalysator hoge temperaturen. Parkeer daarom niet boven gras,
droge bladeren, dennennaalden of ander brandbaar materiaal: brandgevaar.
BESCHERMING VAN HET MILIEU
De auto is uitgerust met een diagnosesysteem, dat continu controles uitvoert op de componenten die van invloed
zijn op de uitlaatgasemissie zodat overmatige vervuiling van het milieu wordt voorkomen.

Page 4 of 210

ELEKTRISCHE APPARATUUR
Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die stroom verbruiken (waardoor de accu langzaam kan ont-
laden), wendt u dan tot het Fiat Servicenetwerk. Deze kan controleren of de elektrische installatie van de auto ge-
schikt is voor het extra stroomverbruik.
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD
Goed onderhoud van de auto is de beste manier om de prestaties en de veiligheid van de auto gedurende langere
tijd te garanderen. Daarbij wordt het milieu ontzien en blijven de kosten laag.
IN HET INSTRUCTIEBOEKJE....
…vindt u informatie, tips en belangrijke waarschuwingen voor het juiste gebruik, veilig rijden en het onderhoud van
uw auto. Let vooral op de symbolen
"(veiligheid van inzittenden) #(milieubehoud) !(conditie van de auto).


Page 5 of 210

4
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTENDASHBOARD........................................................................ 5
INSTRUMENTENPANEEL ................................................. 6
SYMBOLEN ........................................................................... 7
FIAT CODE ........................................................................... 7
DE SLEUTELS ........................................................................ 8
DIEFSTALALARM ................................................................ 11
START-/CONTACTSLOT ................................................. 13
INSTRUMENTEN ................................................................ 14
DIGITAAL DISPLAY............................................................. 16
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY ..................................... 21
TRIPCOMPUTER.................................................................. 30
ZITPLAATSEN ...................................................................... 33
SCHEIDINGSWANDEN..................................................... 36
HOOFDSTEUNEN .............................................................. 38
STUURWIEL ......................................................................... 39
SPIEGELS ................................................................................ 39
VERWARMING EN VENTILATIE ............................................ 41
VERWARMING EN VENTILATIE .................................... 43
HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING ..................... 46
BUITENVERLICHTING ...................................................... 49
RUITEN REINIGEN ............................................................. 51PLAFONDVERLICHTING ................................................. 52
BEDIENINGSKNOPPEN .................................................... 55
INTERIEURUITRUSTING .................................................. 56
PORTIEREN .......................................................................... 59
RUITBEDIENING ................................................................. 63
BAGAGERUIMTE ................................................................. 64
MOTORKAP ......................................................................... 68
IMPERIAAL/SKIDRAGER ................................................... 69
KOPLAMPEN ........................................................................ 70
ABS .......................................................................................... 71
ESP-SYSTEEM......................................................................... 72
EOBD-SYSTEEM ................................................................... 76
SPEED BLOCK....................................................................... 76
PARKEERSENSOREN ......................................................... 77
AUTORADIO ....................................................................... 79
ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHE
SYSTEMEN MONTEREN ................................................... 80
TANKEN MET DE AUTO.................................................. 80
BESCHERMING VAN HET MILIEU ................................. 82
D D
A A
S S
H H
B B
O O
A A
R R
D D
E E
N N
B B
E E
D D
I I
E E
N N
I I
N N
G G
S S
E E
L L
E E
M M
E E
N N
T T
E E
N N

Page 6 of 210

DASHBOARD
De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsorganen, de instrumenten en de controle-/waarschuwingslampjes kunnen per uit-
voering verschillen.
1.Luchtrooster voor lucht naar de zijruiten - 2.Verstel- en regelbaar luchtrooster - 3.Linker hendel: bediening buitenverlichting -
4.Instrumentenpaneel en lampjes - 5.Rechter hendel: bediening ruitenwissers, achterruitwisser, trip computer - 6.Autoradio (indien aan-
wezig) - 7.Knop waarschuwingsknipperlichten, achterruitverwarming, knop voor in-/uitschakeling ASR (indien aanwezig), ontgrendelknop
achterdeuren (indien aanwezig) - 8.Airbag passagierszijde (indien aanwezig) - 9.Opbergvak/dashboardkastje (indien aanwezig) - 10.Ver-
stel- en regelbare luchtroosters - 11.Bedieningsknoppen verwarming/ventilatie/airconditioning - 12.Opbergvak - 13.Contactslot -
14.Airbag bestuurderszijde - 15.Hendel motorkapontgrendeling - 16.Schakelaarpaneel: mistlampen voor/mistachterlicht/koplampverstelling/
display
5
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
F0T0070m
fig. 1

Page 7 of 210

6
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
INSTRUMENTENPANEEL
Uitvoeringen met digitaal display
ASnelheidsmeter
BBrandstofmeter met waarschuwings-
lampje brandstofreserve
CKoelvloeistoftemperatuurmeter met
waarschuwingslampje voor te hoge
koelvloeistoftemperatuur
DToerenteller
EDigitaal display
mcLampjes alleen aanwezig op die-
seluitvoeringen
Uitvoeringen met multifunctioneel
display
ASnelheidsmeter
BBrandstofmeter met waarschuwings-
lampje
brandstofreserve
CKoelvloeistoftemperatuurmeter met
waarschuwingslampje voor te hoge
koelvloeistoftemperatuur
DToerenteller
EMultifunctioneel display
mcLampjes alleen aanwezig op die-
seluitvoeringen
F0T0072m
fig. 2
F0T0071m
fig. 3

Page 8 of 210

7
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
FIAT CODE
Voor een nog betere bescherming tegen
diefstal is de auto uitgerust met een elek-
tronische startblokkering.
Het systeem schakelt automatisch in als
de start-/contactsleutel wordt uitgeno-
men.
Als u bij het starten van de motor de sleu-
tel in stand MARdraait, stuurt het Fiat
CODE-systeem een code naar de rege-
leenheid van de motor die, als de code
wordt herkend, de blokkering van de func-
ties opheft.
Als bij het starten de code niet wordt her-
kend, gaat op het instrumentenpaneel het
waarschuwingslampje Ybranden.
Draai in dat geval de sleutel in stand
STOPen vervolgens in stand MAR; als
de motor geblokkeerd blijft, probeer dan
nogmaals de motor te starten met een van
de andere geleverde sleutels. Als de mo-
tor nog niet aanslaat, voer dan een nood-
start uit (zie het hoofdstuk “Noodgeval-
len”) en wendt u daarna tot het Fiat Ser-
vicenetwerk.
BELANGRIJK Elke sleutel heeft een eigen
code, die in de regeleenheid van het sys-
teem moet worden opgeslagen. Voor het
opslaan van nieuwe sleutels (maximaal
acht) moet u zich tot het Fiat Servicenet-
werk wenden.BRANDEND LAMPJE
Y(of het symbool op het display)
TIJDENS HET RIJDEN
❒Als het lampje
Y(of het symbool op
het display) gaat branden, betekent dit dat
het systeem zichzelf controleert (bijv. bij
een vermindering van de spanning). Als u
het systeem wilt controleren, moet u de
auto stilzetten en de contactsleutel in
stand STOPen vervolgens opnieuw in
stand MARdraaien: als er geen enkele
storing wordt gevonden, gaat het waar-
schuwingslampje
Yniet branden.
❒Als het waarschuwingslampje
Y(of het
symbool op het display) blijft branden,
moet de hiervoor beschreven procedure
herhaald worden en de contactsleutel lan-
ger dan 30 seconden in stand STOP
worden gezet. Als de storing blijft bestaan,
wendt u dan tot het Fiat Servicenetwerk.
❒Als het waarschuwingslampje
Y(of
het symbool op het display) blijft bran-
den, wordt de code niet herkend. In dat
geval moet u de sleutel in stand STOP
en vervolgens in stand MARdraaien; als
de motor geblokkeerd blijft, probeer het
dan opnieuw met de andere geleverde
sleutels. Als de motor nog niet aanslaat,
voer dan een noodstart uit (zie het
hoofdstuk “Noodgevallen”) en wendt
u daarna tot het Fiat Servicenetwerk.
SYMBOLEN
Op of in de nabijheid van enkele onder-
delen van uw auto zijn plaatjes met een be-
paalde kleur aangebracht met daarop sym-
bolen die uw aandacht vragen en die voor-
zorgsmaatregelen aangeven die u in acht
moet nemen, als u met het betreffende
onderdeel te maken krijgt.
Op de binnenbekleding van de motorkap
bevindt zich een plaatje met een korte sa-
menvatting van de symbolen.
Bij krachtige stoten kunnen
de elektronische componen-
ten in de sleutel beschadigd
worden.

Page 9 of 210

8
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
fig. 5F0T0241m
Druk het knopje B alleen in als
de sleutel ver genoeg van het
lichaam (speciaal de ogen) en van voor-
werpen die snel beschadigen
(bijvoorbeeld kledingstukken) is verwij-
derd. Laat de sleutel nooit onbeheerd
achter. Hiermee voorkomt u dat ie-
mand (dit geldt in het bijzonder voor
kinderen) per ongeluk op de knop drukt.
ATTENTIE!
fig. 4F0T00002m
DE SLEUTELS
MECHANISCHE SLEUTEL fig. 4
De metalen baard Adient voor:
❒het start-/contactslot;
❒de sloten van de portieren;
❒het ont-/vergrendelen van de tankdop.
SLEUTEL MET
AFSTANDSBEDIENING
(indien aanwezig) fig. 5
De metalen baard Adient voor:
❒het start-/contactslot;
❒de sloten van de portieren;
❒het ont-/vergrendelen van de tankdop.
Druk op het knopje Bvoor het uitklap-
pen van de metalen baard.
Ga voor het inklappen in de handgreep als
volgt te werk:
❒houd het knopje Bingedrukt en ver-
plaats de metalen baard A;
❒laat het knopje Blos en draai de me-
talen baard Atotdat hij op de juiste wij-
ze is ingeklapt en vergrendeld.Combi-uitvoeringen
Met knopje Æworden alle portieren (in-
clusief de achterdeuren) ontgrendeld;
Knopje Ádient voor het vergrendelen van
alle portieren/deuren;
Knopje
∞dient voor het ontgrendelen
van de achterdeuren.

Page 10 of 210

9
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Cargo-uitvoeringen
Knopje Ædient voor het ontgrendelen
van de voorportieren;
Knopje Ádient voor het vergrendelen van
alle portieren/deuren;
Knopje
∞dient voor het ontgrendelen
van de achterdeuren en de zijschuifdeuren
(indien aanwezig).
Als de portieren worden ontgrendeld,
wordt de interieurverlichting een bepaal-
de tijd ingeschakeld.
Laadruimte ont-/vergrendelen van
binnenuit (Cargo-uitvoering)
Druk vanuit het interieur van de auto op
de knop fig. 6(Cargo-uitvoering) voor het
ontgrendelen van de laadruimte (achter-
deuren en zijschuifdeuren). Druk nogmaals
op de knop voor de vergrendeling van al-
le sloten.
fig. 6F0T0322m
Batterij van de sleutel met
afstandsbediening vervangen fig. 7
Ga voor het vervangen van de batterij als
volgt te werk:
❒druk op de knop Aen klap de metalen
baard Buit;
❒draai de schroef Cin stand
:m.b.v.
een kleine schroevendraaier;
❒trek de batterijhouder Dnaar buiten en
vervang de batterij E; let daarbij goed
op de polariteit;
❒plaats de batterijhouder Din de sleutel
en draai de schroef Cin stand
Á.
fig. 7F0T0300m
Lege batterijen zijn schadelijk
voor het milieu. Ze moeten in
een daarvoor bestemde che-
mobox of afvalbak worden
gedeponeerd. Ze kunnen ook ingele-
verd worden bij het Fiat Servicenet-
werk, dat vervolgens voor de afvoer
zorgt.
EXTRA
AFSTANDSBEDIENINGEN
BESTELLEN
Het systeem kan maximaal 8 afstandsbe-
dieningen herkennen. Als u in de loop der
tijd een nieuwe afstandsbediening nodig
hebt, kunt u zich tot het Fiat Servicenet-
werk wenden. Neem dan de CODE-card,
een identiteitsbewijs en het kentekenbe-
wijs mee.

Page:   1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 ... 210 next >