alarm FIAT FREEMONT 2012 Instructieboek (in Dutch)

Page 17 of 356

SENTRY-SLEUTEL®
Het startblokkeersysteem met Sentry Key
®voorkomt
ongeoorloofd gebruik van de auto door derden door
de motor te blokkeren. U hoeft het systeem niet te
activeren of in te schakelen. Dit systeem werkt auto-
matisch, ongeacht of de auto is vergrendeld.
Het systeem maakt gebruik van een sleutelhouder met
een afstandsbediening (RKE), een Keyless Ignition
Node (KIN) en een RF-ontvanger om ongeoorloofd
gebruik van uw auto te voorkomen. De auto kan
daardoor alleen bediend en gestart worden met sleu-
telhouders die specifiek voor de betreffende auto wer-
den geprogrammeerd.
Nadat het contactslot in de stand ON/RUN is ge-
draaid, brandt de controlelamp van het alarmsysteem
gedurende drie seconden voor een gloeilampcontrole.
Als het lampje blijft branden, treedt er een storing in de
elektronica op. Als na de controle van het gloeilampje
het indicatielampje blijft knipperen, geeft dat aan dat
iemand een valse sleutelhouder heeft gebruikt om de
motor te starten. Elk van deze twee condities schakelt
de motor na twee seconden uit.
Als het indicatielampje van het alarmsysteem gaat bran-
den tijdens normaal gebruik van de auto (nadat deze
langer dan tien seconden heeft gereden), duidt dat op
een storing in de elektronica. Laat in dat geval het
voertuig zo snel mogelijk repareren door een erkende
dealer.
Het Sentry Key
®immobilisatiesysteem is
niet compatibel met sommige op afstand
bediende startsystemen die later zijn
aangebracht . Dergelijke systemen kunnen start-
problemen veroorzaken en de startblokkering
van de auto tenietdoen.
Alle sleutelhouders die bij uw nieuwe auto zijn meege-
leverd zijn geprogrammeerd voor de elektronica van
uw auto.
RESERVESLEUTELSOPMERKING: De auto kan alleen bediend en ge-
start worden met sleutelhouders die specifiek voor de
betreffende auto werden geprogrammeerd. Nadat een
sleutelhouder voor een auto is geprogrammeerd, kan
deze niet opnieuw voor een willekeurige andere auto
worden geprogrammeerd.
 Verwijder altijd de sleutelhouders uit
de auto en vergrendel alle portieren
wanneer u de auto onbeheerd achter-
laat .
 In auto's met Keyless Enter-N-Go zet u het
contactslot in de stand OFF.
Ten tijde van de aankoop ontvangt de oorspronkelijke
eigenaar een persoonlijk identificatienummer (pin-
code) van vier cijfers. Bewaar de pincode op een veilige 11
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD

Page 22 of 356

ALARMSYSTEEM (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het voertuigbeveiligingsalarm (VSA) bewaakt de por-
tieren, motorkap en achterklep van de auto tegen
toegang door onbevoegden en de contactschakelaar
tegen onbevoegd gebruik. Als het alarm om welke
reden dan ook afgaat, verhindert het systeem dat de
auto start en er klinkt een claxonsignaal met tussenpo-
zen, de koplampen en achterlichten knipperen evenals
het indicatielampje van het alarmsysteem in de instru-
mentengroep.
SYSTEEM OPNIEUW ACTIVEREN
Als het alarm afgaat en er geen actie volgt om het uit te
schakelen, schakelt het claxonsignaal na ongeveer
29 seconden uit en de knipperende verlichting na één
minuut. Het systeem schakelt zichzelf in waakfunctie.
SYSTEEM ACTIVEREN
Volg deze stappen voor het inschakelen van het alarm-
systeem:
1. Verwijder de sleutel uit het contactslot (raadpleeg"Startprocedures" in "Starten en rijden" voor meer
informatie).
 Controleer bij voertuigen die zijn uitgerust met
Keyless Enter-N-Go, dat het contactslot in de stand
"OFF" staat.
 Controleer bij voertuigen die niet zijn uitgerust
met Keyless Enter-N-Go, dat het contactslot in de stand "OFF" staat en dat de sleutel is verwijderd uit
het contactslot.
2. Sluit het voertuig af op een van de volgende manie- ren:
 Druk op de vergrendeltoets LOCK van de portier-
vergrendeling aan de binnenzijde terwijl de
bestuurders- en/of passagiersdeur open staat.
 Druk op de vergrendeltoets LOCK van de Passive
Entry-handgreep aan de buitenzijde, terwijl een
sleutelhouder zich ook aan buitenzijde bevindt
(raadpleeg "Keyless Enter-N-Go" in "Uw auto" voor
meer informatie).
 Druk op de afstandsbediening (RKE) de vergren-
deltoets LOCK in.
3. Sluit eventueel openstaande portieren.
HET SYSTEEM DEACTIVEREN
Het voertuigbeveiligingsalarm kan op de volgende ma-
nieren worden uitgeschakeld:
 Druk op de afstandsbediening (RKE) de vergrendel- toets UNLOCK in.
 Pak de Passive Entry Unlock-deurgreep vast (voor bepaalde uitvoeringen/markten, raadpleeg "Keyless
Enter-N-Go" in "Uw auto" voor meer informatie).
 Draai de contactsleutel uit de stand OFF.  Als uw auto is uitgerust met Keyless Enter-N-Go,drukt u op de toets Start/stop van de Keyless
Enter-N-Go (hiertoe dient minimaal één geldige
sleutelhouder aanwezig te zijn in het voertuig).
16
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD

Page 23 of 356

 Als uw auto niet is uitgerust met Keyless Enter-N-Go, steekt u een geldige sleutel in de contactscha-
kelaar en draait u de sleutel in de stand ON.
OPMERKING:
 Het alarmsysteem kan niet worden in- of uitgescha-
keld via de slotcilinder van het bestuurdersportier of
de kofferdekseltoets op de afstandsbediening.
 Het beveiligingsalarmsysteem blijft in de waakfunctie
als de elektrisch bediende achterklep wordt geopend.
Als u op de kofferdekseltoets drukt, wordt het alarm-
systeem niet uitgeschakeld. Als iemand de auto binnen-
dringt via de achterklep en een portier opent, gaat het
alarm af.
 Als het alarmsysteem is geactiveerd, kunt u de por-
tieren niet ontgrendelen met de schakelaars voor de
portiervergrendeling.
Het beveiligingsalarmsysteem is ontworpen om uw
auto te beveiligen, maar u kunt ook omstandigheden
veroorzaken die onbedoeld zorgen voor vals alarm. Als
een van de eerder beschreven procedures voor het
activeren van de waakfunctie is uitgevoerd, zal het
alarmsysteem worden ingeschakeld, ongeacht of u zich
in de auto bevindt. Als u in de auto blijft en een portier
opent, gaat het alarm af. Als deze situatie zich voor-
doet, schakelt u het alarmsysteem uit. Als het beveiligingsalarmsysteem in de waakfunctie
staat en de accu wordt losgekoppeld, blijft het beveili-
gingsalarm in de waakfunctie wanneer de accu weer
wordt aangesloten; de buitenlampen knipperen, de
claxon geeft een geluidsignaal. Als deze situatie zich
voordoet, schakelt u het alarmsysteem uit.
ALARMSYSTEEM HANDMATIG ANNULEREN
Het alarmsysteem wordt niet geactiveerd als u de
portieren vergrendelt via de handbediende
vergrendelknop.
17
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD

Page 24 of 356

PREMIUM BEVEILIGINGSSYSTEEM
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het premium beveiligingssysteem bewaakt de portie-
ren, motorkapvergrendeling en achterklep van de auto
tegen toegang door onbevoegden en de contactscha-
kelaar tegen onbevoegd gebruik. Het systeem maakt
tevens gebruik van een inbraaksensor met dubbele
functie en een voertuigkantelsensor. De inbraaksensor
bewaakt tegen beweging in het interieur van de auto.
De voertuigkantelsensor bewaakt de auto tegen kan-
telbewegingen (wegslepen, wielen verwijderen, veer-
bootvervoer, enz.). Een sirene met noodstroomvoor-
ziening, die onderbrekingen van de voeding en
communicatie detecteert, is tevens inbegrepen.
In het geval dat het beveiligingssysteem wordt geacti-
veerd, zal de sirene gedurende 29 seconden afgaan en
zullen de koplampen worden ingeschakeld en de rich-
tingaanwijzers en zijknipperlichten knipperen gedu-
rende een extra 34 seconden. Het systeem herhaalt
deze procedure bij maximaal 8 inbraakpogingen in alle
standen (portier open, beweging, motorkap open,
etc.), voordat het systeem weer moet worden geacti-
veerd. Aan het einde van elke activeringsgebeurtenis
knipperen de lichten gedurende 26 seconden.SYSTEEM ACTIVEREN
Volg deze stappen voor het inschakelen van het alarm-
systeem:
1. Verwijder de sleutel uit het contactslot (raadpleeg
"Startprocedures" in "Starten en rijden" voor meer
informatie).
 Controleer bij voertuigen die zijn uitgerust met
Keyless Enter-N-Go, dat het contactslot in de stand
"OFF" staat.
 Controleer bij voertuigen die niet zijn uitgerust
met Keyless Enter-N-Go, dat het contactslot in de
stand "OFF" staat en dat de sleutel is verwijderd uit
het contactslot.
2. Sluit het voertuig af op een van de volgende manie- ren:
 Druk op de vergrendeltoets LOCK van de portier-
vergrendeling aan de binnenzijde terwijl de
bestuurders- en/of passagiersdeur open staat.
 Druk op de vergrendeltoets LOCK van de Passive
Entry-handgreep aan de buitenzijde, terwijl een
sleutelhouder zich ook aan buitenzijde bevindt
(raadpleeg "Keyless Enter-N-Go" in "Uw auto" voor
meer informatie).
 Druk op de afstandsbediening (RKE) de vergren-
deltoets LOCK in.
3. Sluit eventueel openstaande portieren.
18
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD

Page 25 of 356

HET SYSTEEM DEACTIVEREN
Het voertuigbeveiligingsalarm kan op de volgende ma-
nieren worden uitgeschakeld:
 Druk op de afstandsbediening (RKE) de vergrendel-toets UNLOCK in.
 Pak de Passive Entry Unlock-deurgreep vast, terwijl een sleutelhouder zich ook aan buitenzijde bevindt
(voor bepaalde uitvoeringen/markten, raadpleeg
"Keyless Enter-N-Go" in "Uw auto" voor meer infor-matie).
 Draai de contactsleutel uit de stand OFF.  Als uw auto is uitgerust met Keyless Enter-N-Go,drukt u op de toets Start/stop van de Keyless
Enter-N-Go (hiertoe dient minimaal één geldige
sleutelhouder aanwezig te zijn in het voertuig).
 Als uw auto niet is uitgerust met Keyless Enter-N- Go, steekt u een geldige sleutel in de contactscha-
kelaar en draait u de sleutel in de stand ON.
OPMERKING:
 Het alarmsysteem kan niet worden in- of uitgescha-
keld via de slotcilinder van het bestuurdersportier of
de kofferdekseltoets op de afstandsbediening.
 Als het alarmsysteem is geactiveerd, kunt u de por-
tieren niet ontgrendelen met de schakelaars voor de
portiervergrendeling. Het beveiligingsalarmsysteem is ontworpen om uw
auto te beveiligen, maar u kunt ook omstandigheden
veroorzaken die onbedoeld zorgen voor vals alarm. Als
een van de eerder beschreven procedures voor het
activeren van de waakfunctie is uitgevoerd, zal het
alarmsysteem worden ingeschakeld, ongeacht of u zich
in de auto bevindt. Als u in de auto blijft en een portier
opent, gaat het alarm af. Als deze situatie zich voor-
doet, schakelt u het alarmsysteem uit.
Als het beveiligingsalarmsysteem in de waakfunctie
staat en de accu wordt losgekoppeld, blijft het beveili-
gingsalarm in de waakfunctie wanneer de accu weer
wordt aangesloten; de buitenlampen knipperen, de
claxon geeft een geluidsignaal. Als deze situatie zich
voordoet, schakelt u het alarmsysteem uit.
ALARMSYSTEEM HANDMATIG ANNULEREN
Het systeem komt niet in waakfunctie als u de portie-
ren vergrendelt via de handbediende vergrendelknop.
19
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD

Page 99 of 356

ALARMKNIPPERLICHTEN
De schakelaar voor de waarschuwingsknipperlichten
bevindt zich in het schakelaarpaneel op het instrumen-
tenpaneel boven de klimaatregelknoppen.Druk op de schakelaar om de alarmknipperlich-
ten in te schakelen. Zodra u de schakelaar in-
drukt, gaan alle richtingaanwijzers knipperen om
het verkeer te waarschuwen voor een noodsituatie.
Druk nogmaals op de schakelaar om de alarmknipper-
lichten uit te zetten.
Dit is een waarschuwingssysteem voor noodsituaties.
Gebruik het systeem niet terwijl u rijdt. Gebruik het
alleen wanneer u panne hebt en uw auto een gevaar
vormt voor andere weggebruikers.
Als u het voertuig moet verlaten om hulp te zoeken,
blijven de alarmknipperlichten ook werken wanneer
het contact is uitgeschakeld (OFF). OPMERKING: Bij langdurig gebruik van de alarm-
knipperlichten kan uw accu leeg raken. OPBERGVAKJE HANDSCHOENENKASTJE
Het handschoenenkastje bevindt zich aan de passagiers-
zijde in het instrumentenpaneel. Trek aan de handgreep
om het handschoenenkastje te openen. (afb. 63)OPBERGVAK IN VLOERCONSOLE
In de vloerconsole bevindt zich een open opbergvak.
(afb. 64)
OPBERGRUIMTE MIDDENCONSOLE
Onder de armsteun van de middenconsole bevindt zich
een opbergruimte. (afb. 65)
Trek de handgreep aan de voorzijde van de klep naar
boven om de opbergruimte te openen. (afb. 66)(afb. 63)
Handschoenenkastje
93
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD

Page 114 of 356

de ruit omlaag en opent u het portier via de portier-
greep aan de buitenzijde.
Het kinderslot uitschakelen
1. Open het achterportier.
2. Steek de punt van de noodsleutel (of een soortgelijkvoorwerp) in het kinderslot en draai het slot naar de
stand UNLOCK. (afb. 85)
3. Herhaal stappen 1 en 2 voor het andere achterpor- tier.
OPMERKING: Controleer na het uitschakelen van
het kinderslot altijd of het portier van binnenuit kan
worden geopend. KEYLESS ENTER-N-GO
Het Passive Entry-systeem biedt verbeteringen ten
opzichte van het systeem met afstandsbediening (RKE)
en is een functie van Keyless Enter-N-Go. Met deze
functie kunt u de portieren van uw auto vergrendelen
en ontgrendelen zonder dat u op de afstandbediening
de vergrendel- en ontgrendelknoppen hoeft in te druk-
ken. OPMERKING:
 Passive Entry kan ON/OFF (aan/uit) worden gepro-
grammeerd, raadpleeg "Uconnect Touch™ instellin-
gen" in "Uw auto" voor meer informatie.
 Als u handschoenen draagt of als de portierhand-
greep met Passive Entry is natgeregend, is het mogelijk
dat de handgreep minder gevoelig wordt en daardoor
langzamer ontgrendelt.
 Als de auto wordt ontgrendeld met de afstandsbe-
diening of Passive Entry en er wordt binnen 60 secon-
den geen portier geopend, worden de portieren weer
vergrendeld en wordt (voor bepaalde uitvoeringen/
markten) het alarmsysteem ingeschakeld.
Ontgrendelen vanaf de bestuurderszijde:
Houd een geldige afstandsbediening met Passive Entry
binnen 1,5 m van de handgreep van het bestuur-
dersportier en pak deze handgreep vast om het be-
stuurdersportier automatisch te ontgrendelen. De ver-
grendelknop aan de binnenzijde van de portieren zal(afb. 85)
Functie kinderslot
108
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD

Page 206 of 356

WAARSCHUWING!
 Er mogen geen voorwerpen boven of
nabij de airbag op het instrumentenpa-
neel worden geplaatst , omdat deze objecten let-
sel kunnen veroorzaken bij botsingen waarbij de
airbag wordt opgeblazen.
 Plaats niets op of rond de airbagpanelen en
probeer deze nooit met de hand te openen. Het is
mogelijk dat u de airbags beschadigt . Bovendien
kunt u gewond raken omdat de airbags mogelijk
niet meer functioneren. De beschermpanelen van
de airbagkussens gaan alleen open als de airbags
worden opgeblazen.
 Boor of snijd nooit in de rand van de kniebe-
scherming (voor bepaalde uitvoeringen/
markten) en blijf er verder ook van af.
 Monteer geen accessoires op de kniebescher-
ming (voor bepaalde uitvoeringen/markten) zo-
als alarmverlichting, stereo-installaties, 27 MC-
apparatuur, enz.
Extra zijairbags in de voorstoelen (SAB)
SAB biedt de inzittenden betere bescherming tegen
zijdelingse botsingen. De SAB is gemarkeerd met een
airbaglabel aan de buitenzijde van de voorstoelen.
(afb. 139) Als de airbag zich ontvouwt, gaat de naad tussen de
voor- en zijkant van de stoelbekleding open. Elke airbag
wordt afzonderlijk geactiveerd, zodat bij een botsing
aan de linkerkant alleen de linkerairbag wordt geacti-
veerd, en bij een botsing aan de rechterzijde alleen de
rechterairbag.
Extra opblaasbaar gordijn-zijairbag (SABIC)
Ter aanvulling op de bescherming die de carrosserie
biedt, kunnen de extra gordijn-zijairbags de inzittenden
op de voor- en achterstoelen aan het raam beschermen
bij zijdelingse botsingen en over de kop slaan. Elke
airbag heeft opblaasruimten die zich naast het hoofd
van de passagiers aan het raam bevinden en zo de kans
op hoofdletsel bij botsingen van opzij beperken. De
SABIC ontvouwt zich naar beneden en bedekt beide
ramen aan de zijde van de botsing. (afb. 140)
(afb. 139)
Label in de stoel aangebrachte zijairbag
200
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD

Page 258 of 356

Wanneer het ABS-lampje brandt, moet u het remsys-
teem zo spoedig mogelijk laten controleren om weer
van de voordelen van ABS te kunnen profiteren. Con-
troleer het ABS-waarschuwingslampje regelmatig om
er zeker van te zijn dat het goed werkt. Als het lampje
niet gaat branden, laat het systeem dan door een
erkende dealer controleren. (Raadpleeg “Elektronisch
remsysteem” in “Starten en rijden” voor meer infor-
matie.)
13. Indicator brandstofvuldopDit symbool geeft de voertuigzijde aan waar
zich de brandstofvuldop bevindt.
14. Controlelampje mistachterlichten (voor
bepaalde uitvoeringen/markten) Dit lampje gaat branden wanneer de mistach-
terlichten aan zijn. (Raadpleeg "Achtermistlam-
pen" in "Uw auto" voor meer informatie.) 15. Controlelampje beveiligingssysteem (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Dit lampje gaat ongeveer 16 seconden aan en
uit als het beveiligingssysteem wordt geacti-
veerd en knippert daarna langzamer als het
systeem eenmaal is geactiveerd. Het lampje
zal ook ongeveer drie seconden branden nadat de
contactschakelaar in de stand ON/RUN is gezet. Raad-
pleeg “Alarmsysteem" of “Premium veiligheidssys-
teem” in “Uw auto voor meer informatie).
252UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD

Page 263 of 356

WAARSCHUWING!
Verwissel geen wiel aan de wegzijde van
de auto terwijl de auto vlak langs de weg
staat geparkeerd. Zet de auto voor uw veiligheid
altijd zo ver mogelijk van het verkeer vandaan,
zodat u niet geraakt kunt worden door een langs-
rijdende auto.
2. Schakel de alarmknipperlichten in.
3. Trek de handrem aan.
4. Zet de hendel in PARK.
5. Zet het contact uit (OFF). 6. Blokkeer de voor- en achterkantvan het wiel schuin tegenover het
gebruikte krikpunt. Wanneer u
bijvoorbeeld het rechtervoorwiel
vervangt, blokkeert u het
linkerachterwiel.
OPMERKING: Laat geen passagiers in een auto
zitten terwijl deze wordt opgekrikt.
RESERVEWIEL VERWIJDERENOPMERKING: Klap bij modellen met zeven zitplaat-
sen de stoelen van de derde zitrij neer. Dan is er meer
ruimte om bij de krik en het andere gereedschap te
komen en het liermechanisme te bedienen. 1. Neem de krikonderdelen 1, 2 en 3 uit de bergplaats
en zet ze in elkaar. (afb. 155)
OPMERKING: Monteer onderdelen 2 en 3; dit doet
u door de kleine kogel aan het uiteinde van onderdeel
2 in het gaatje aan het uiteinde van onderdeel 3 aan te
brengen. Zo worden deze onderdelen aan elkaar be-
vestigd. Monteer onderdeel 1en 2 waarbij de wiel-
moerbus aan het uiteinde van onderdeel 1 naar boven
gekeerd is als het is aangebracht op onderdeel 2. Dat
maakt het makkelijker om het geheel te draaien als u
het liermechanisme bedient.
2. Breng de in elkaar gezette krikhendel aan op de
lieraandrijfmoer die zich in de bergplaats voor de
krik bevindt. Draai de krikhendel naar links tot de
(afb. 155) Het reservewiel ophijsen of laten zakken
257
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD

Page:   1-10 11-20 next >