FIAT FREEMONT 2013 Instructieboek (in Dutch)
Page 151 of 384
Bandenspanningslampje
Waarschuwingen van het
bandenspanningscontrolesysteemAls de spanning in een of meer banden te laag is,
gaat in de instrumentengroep het waarschu-
wingslampje voor lage bandenspanning branden en
klinkt er een geluidssignaal. Verder geeft het Elektro-
nisch Voertuiginformatiecentrum (EVIC) een grafiek
weer waarop de bandenspanning van elke band wordt
afgebeeld en eventuele lage bandenspanning knippert.
Als dit gebeurt, dient u direct te stoppen en de banden
met te lage spanning (knipperend op het EVIC-scherm)
op de spanning te brengen die in de bandenspannings-
tabel staat vermeld. Het systeem wordt automatisch
bijgewerkt, het knipperen van de te lage waarden in de
grafiek op het EVIC-display stopt en het waarschu-
wingslampje dooft zodra het systeem de juiste banden-
spanning registreert. Het is mogelijk dat u eerst onge-
veer 20 minuten met een snelheid boven de 25 km/u
moet rijden, voordat het bandenspanningscontrolesys-
teem deze informatie ontvangt.
Waarschuwing
bandenspanningscontrolesysteem controleren
Als een fout in het systeem wordt ontdekt gaat het
Waarschuwingslampje voor het meten van banden-
spanning 75 seconden lang knipperen en blijft daarna branden. Bij een systeemstoring wordt ook een ge-
luidssignaal weergegeven. Verder verschijnt er op het
EVIC drie seconden lang het bericht "CHECK TPM
SYSTEM" (BANDENSPANNINGSCONTROLESYS-
TEEM CONTROLEREN) en daarna worden er streep-
jes (- -) weergegeven in plaats van de bandenspanning
om aan te geven welke sensor niet meer opneemt.
Als het contact wordt uitgeschakeld en vervolgens
weer ingeschakeld, zal deze reeks worden herhaald
wanneer de systeemstoring zich nog steeds voordoet.
Als de storing in het systeem is opgeheven, stopt het
waarschuwingslampje met knipperen, verdwijnt het be-
richt "CHECK TPM SYSTEM" (BANDENSPAN-
NINGSCONTROLESYSTEEM CONTROLEREN) van
het EVIC-display en verschijnt er een spanningwaarde
in plaats van de twee streepjes. Een systeemstoring kan
de volgende oorzaken hebben:
1. Storing door elektronische apparatuur of als men
langs installaties rijdt die dezelfde radiofrequenties
afgeven als de bandenspanningssensoren.
2. Installatie van een bepaalde kleur ramen die men later aanbrengt waardoor de radiogolfsignalen wor-
den beïnvloed.
3. Veel sneeuw of ijs aan de wielen of in de wielkasten.
4. Het gebruik van sneeuwkettingen.
145UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 152 of 384
5. Het gebruik van wielen/banden die niet zijn voor-zien van bandenspanningssensoren.
OPMERKING:
1. De thuiskomer heeft geen sensor voor het meten van de bandenspanning. Daarom wordt de banden-
spanning van het compacte reservewiel niet door
het bandenspanningscontrolesysteem geregis-
treerd.
2. Indien u de thuiskomer aanbrengt in plaats van een band met een spanning onder de waarschuwings-
grens, blijft het bandenspanningslampje branden en
klinkt er een geluidssignaal de volgende keer dat u
de auto start. Daarnaast blijft de bandenspannings-
waarde in de afbeelding in het EVIC knipperen.
3. Nadat de auto maximaal 20 minuten met een snel- heid van meer dan 25 km/u heeft gereden, gaat het
waarschuwingslampje voor lage bandenspanning ge-
durende 75 seconden knipperen en daarna aanhou-
dend branden. Verder verschijnt er op het EVIC drie
seconden lang het bericht "CHECK TPM SYSTEM"
(BANDENSPANNINGSCONTROLESYSTEEM
CONTROLEREN) en daarna worden er streepjes
(- -) weergegeven in plaats van de bandenspanning.
4. Telkens als daarna de auto wordt gestart, klinkt er een geluidssignaal, knippert het bandenspannings-
lampje 75 seconden lang en blijft vervolgens aanhou- dend branden, terwijl het EVIC drie seconden lang
het bericht "CHECK TPMS SYSTEM" (BANDEN-
SPANNINGSCONTROLESYSTEEM CONTROLE-
REN) weergeeft in plaats van de streepjes (- -) die
de bandenspanning weergeven.
5. Zodra de originele band is gerepareerd of vervangen en op de auto wordt gemonteerd in plaats van het
compacte reservewiel, wordt het bandenspannings-
controlesysteem automatisch bijgewerkt. Verder
gaat het bandenspanningslampje uit en geeft de
grafiek op het EVIC de nieuwe spanningswaarde
weer in plaats van de streepjes (- -), tenzij de
spanning in een van de vier wegbanden onder de
waarschuwingsgrens valt. Het is mogelijk dat u eerst
ongeveer 20 minuten met een snelheid boven de
25 km/u moet rijden, voordat het bandenspannings-
controlesysteem deze informatie ontvangt.
In en buiten werking stellen van het
bandenspanningscontrolesysteem
Het bandenspanningscontrolesysteem kan worden uit-
geschakeld als alle vier de wielen met banden worden
vervangen door wielen met banden die geen banden-
spanningssensoren hebben, bijvoorbeeld wanneer win-
terbanden op de auto worden gezet.
Om het bandenspanningscontrolesysteem uit te scha-
kelen, moeten alle vier de (originele) banden met
wielen met bandenspanningssensoren weer vervangen
146
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 153 of 384
worden door banden zijn voorzien van bandenspan-
ningssensoren. Rij daarna minstens 20 minuten met een
snelheid van meer dan 25 km/u. Het bandenspannings-
controlesysteem geeft een geluidssignaal en het waar-
schuwingslampje voor lage bandenspanning gaat gedu-
rende 75 seconden knipperen, waarna het aanhoudend
blijft branden. Bovendien verschijnt op het Elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum (EVIC) het bericht
"CHECK TPM SYSTEM" (BANDENSPANNINGS-
CONTROLESYSTEEM CONTROLEREN) en de grafi-
sche voorstelling geeft "- -" weer in plaats van de
spanningswaarde van de vier banden. Wanneer de auto
opnieuw wordt gestart, geeft het bandenspanningscon-
trolesysteem geen geluidssignaal meer, gaat het waar-
schuwingslampje voor lage bandenspanning niet meer
branden en verschijnt er geen bericht meer op het
EVIC. In de afeelding wordt echter nog steeds “- -“
weergegeven
Om het bandenspanningscontrolesysteem weer in te
schakelen, moeten alle vier de banden met wielen weer
vervangen worden door banden die voorzien zijn van
bandenspanningssensoren. Rij daarna tot 20 minuten
met een snelheid van meer dan 25 km/u. Het banden-
spanningscontrolesysteem geeft een geluidssignaal af,
het verklikkerlampje knippert gedurende 75 seconden,
op het EVIC-scherm verschijnt het bericht "CHECK
TPM SYSTEM" (BANDENSPANNINGSCONTROLE-
SYSTEEM CONTROLEREN) en de grafiek toont dewaarden voor de bandenspanning om aan te geven dat
het systeem de sensorsignalen ontvangt.
ALGEMENE INFORMATIE
De afstandsbediening en ontvangers werken op een
draaggolffrequentie van 433,92 MHz, zoals is voorge-
schreven door EU-richtlijnen. Deze apparatuur moet
zijn gecertificeerd conform de specifieke regelgeving in
het desbetreffende land. Er gelden twee normen: ETS
(European Telecommunication Standard) 300–220, van
toepassing in de meeste landen, en de Duitse richtlijn
BZT 225Z125, die is gebaseerd op de norm ETC
300–220, maar daarnaast enkele unieke eisen stelt. De
overige eisen worden vermeld in de Europese Richtlijn
95/56/EC, Bijlage VI. De apparatuur moet voldoen aan
de volgende twee voorwaarden:
De apparatuur mag geen schadelijke interferentie
veroorzaken.
De apparatuur moet eventuele ontvangen interfe- rentie tolereren, ook interferentie die mogelijk een
ongewenste werking veroorzaakt.
147
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 154 of 384
PARKSENSE® PARKEERSENSOREN
ACHTER (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
ParkSense
®parkeersensoren achter zorgt voor zicht-
bare en hoorbare aanwijzingen m.b.t. de afstand tussen
de achterzijde van de auto en een gedetecteerd obsta-
kel bij het achteruitrijden, bijv. tijdens een parkeerma-
noeuvre. Raadpleeg "Voorzorgsmaatregelen bij gebruik
van het ParkSense
®" voor de beperkingen van dit
systeem en adviezen.
Wanneer u de contactschakelaar in de stand ON/RUN
zet, wordt door ParkSense
®automatisch de systeem-
status (ingeschakeld of uitgeschakeld) hersteld die ac-
tief was voordat het contact werd uitgeschakeld.
ParkSense
®kan uitsluitend worden geactiveerd wan-
neer de schakelhendel in de stand REVERSE staat.
Wanneer ParkSense
®bij deze stand van de schakel-
hendel wordt ingeschakeld, blijft het systeem actief
totdat de rijsnelheid is toegenomen tot ongeveer
11 km/u of hoger. Het systeem wordt weer actief als de
rijsnelheid is gedaald tot minder dan ongeveer 9 km/u. PARKSENSE
®SENSOREN
De vier ParkSense®sensoren die zich in achterkant/
achterbumper bevinden, bewaken het gebied achter de
auto dat binnen het zichtveld van de sensoren valt. De
sensoren kunnen obstakels detecteren tot een afstand
van ongeveer 30 tot 200 cm van de achterkant/
achterbumper in horizontale richting, afhankelijk van
de plaats, het type en de stand van het obstakel.
PARKSENSE
®WAARSCHUWINGSSCHERM
Het ParkSense®
waarschuwingsscherm wordt alleen
weergegeven als Sound and Display (beeld en geluid) is
geselecteerd met het Uconnect Touch™ systeem.
Raadpleeg “Uconnect Touch™ instellingen” voor meer
informatie.
Het ParkSense
®waarschuwingsscherm bevindt zich in
het elektronische voertuiginformatiecentrum (EVIC).
Het zorgt voor visuele waarschuwingen om de afstand
tussen de achterzijde - bumper en het gedetecteerde
obstakel weer te geven. Raadpleeg "Instellingen Elek-
tronisch voertuiginformatiecentrum (EVIC)" voor
meer informatie.
148
UW AUTO VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 155 of 384
PARKSENSE
®scherm
Als de versnellingsbak in de stand REVERSE (achteruit)
staat, wordt het waarschuwingsscherm ingeschakeld
en geeft het de systeemstatus weer. (afb. 101) (afb. 102)
(afb. 101)
Parkeerhulpsysteem gereed
(afb. 102) Parkeerhulpsysteem uit
149
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 156 of 384
Het systeem geeft een gedetecteerd obstakel aan met
drie boogjes en laat gedurende een halve seconde een
toon horen. Als de auto het object nadert, zal het
EVIC-display minder bogen laten zien en de geluids-
toon zal veranderen van langzaam naar snel tot onon-
derbroken.(afb. 103) (afb. 104) (afb. 105)(afb. 103)
Langzame toon
(afb. 104) Snelle toon(afb. 105)
Continue toon
150
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 157 of 384
De auto is dichtbij het obstakel als het EVIC-display
een knipperende boog laat zien en een ononderbroken
toon laat horen. De volgende tabel illustreert de wer-king van het waarschuwingssysteem wanneer een ob-
stakel wordt gedetecteerd:
WAARSCHUWINGEN
Afstand achter (cm) Groter dan
200 cm 200-100 cm 100-65 cm 65-30 cm Kleiner dan
30 cm
Geluidssignaal Geen Eerste 1/2
tweede toon Langzaam
SnelContinu
Boogjes Geen 3 brandend
(continu) 3 langzaam
knipperend 2 langzaam
knipperend 1 langzaam
knipperend
151
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 158 of 384
PARKSENSE
®IN- EN UITSCHAKELEN
ParkSense
®kan met het Uconnect Touch™ systeem
worden in- en uitgeschakeld. De beschikbare keuzemo-
gelijkheden zijn: OFF (uit), Sound Only (alleen geluid)
of Sound and Display (beeld en geluid). Raadpleeg
“Uconnect Touch™ instellingen” voor meer informa-
tie.
Wanneer de schermtoets ParkSense
®wordt gekozen
om het systeem uit te schakelen, verschijnt op het
EVIC gedurende vijf seconden het bericht "PARK AS-
SIST SYSTEM OFF" (parkeerhulpsysteem uit).. Raad-
pleeg het hoofdstuk "Elektronisch voertuiginformatie-
centrum (EVIC)" voor meer informatie hierover. Als de
schakelhendel in de stand REVERSE (achteruit) wordt
gezet en het systeem is uitgeschakeld, verschijnt op het
EVIC het bericht "PARK ASSIST OFF" (parkeerhulp
uitgeschakeld) zolang de schakelhendel in REVERSE
(achteruit) staat bij een rijsnelheid van 11 km/u of lager.
ONDERHOUD VAN PARKSENSE®
PARKEERHULPSYSTEEM
Wanneer de ParkSense
®parkeersensoren achter niet
correct werken, geeft het elektronische voertuiginfor-
matiecentrum (EVIC) eenmaal per contactcyclus een
geluidssignaal weer en verschijnt op de display het
bericht "CLEAN PARK ASSIST" (parkeersensoren rei-
nigen), "SERVICE PARK ASSIST" (parkeersensoren re-
pareren) of "SERVICE PARK ASSIST SYSTEM" (onder- houd parkeerhulp noodzakelijk). Raadpleeg het
hoofdstuk "Elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)" voor meer informatie hierover. Wanneer de
schakelhendel in de stand REVERSE wordt gezet en het
systeem een storing heeft gedetecteerd, geeft het
EVIC het bericht "CLEAN PARK ASSIST" (parkeersen-
soren reinigen) of "SERVICE PARK ASSIST SYSTEM"
(onderhoud parkeerhulp noodzakelijk) weer zolang de
schakelhendel in de stand REVERSE staat. In een der-
gelijk geval werkt ParkSense
®niet.
Als de melding "CLEAN PARK ASSIST" (parkeersenso-
ren reinigen) wordt weergegeven in het elektronische
voertuiginformatiecentrum (EVIC), moet u ervoor zor-
gen dat het buitenoppervlak en de onderkant van het
achterpaneel/de achterbumper vrij is van sneeuw, ijs,
modder, vuil of andere obstakels en vervolgens het
contact uit- en weer inschakelen. Als het bericht nog
steeds wordt weergegeven, breng dan een bezoek aan
uw erkende dealer.
Als het bericht "SERVICE PARK ASSIST SYSTEM" (on-
derhoud parkeerhulp noodzakelijk) in het EVIC wordt
weergegeven, breng dan een bezoek aan uw erkende
dealer.
PARKSENSE
®SYSTEEM REINIGEN
Reinig de ParkSense
®
sensoren met water, een
schoonmaakmiddel voor auto's en een zachte doek.
Gebruik geen ruwe of harde doeken. Maak de sensoren
152
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 159 of 384
voorzichtig schoon (niet hard drukken of borstelen).
Anders kunnen de sensoren beschadigd raken.
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR
GEBRUIK VAN HET PARKSENSE
®SYSTEEM
OPMERKING:
Zorg ervoor dat de achterbumper vrij is van sneeuw, ijs, modder en vuil om te zorgen dat het ParkSense
®
systeem correct werkt.
Drilboren, grote vrachtwagens en andere bronnen van trillingen kunnen de werking van ParkSense
®
nadelig beïnvloeden.
Wanneer u ParkSense
®
uitschakelt, wordt op het
EVIC het bericht "PARK ASSIST SYSTEM OFF" (par-
keerhulpsysteem uitgeschakeld) weergegeven. Het
systeem blijft dan uitgeschakeld, totdat u het sys-
teem opnieuw inschakelt, ook als u het contact
opnieuw inschakelt.
Als u de schakelhendel in de stand REVERSE (achter- uit) zet en ParkSense
®is uitgeschakeld, zal het EVIC
het bericht "PARK ASSIST DISABLED" (parkeerhulp
uitgeschakeld) weergeven zolang de schakelhendel in
de stand REVERSE staat.
Reinig de ParkSense
®sensoren regelmatig, maar let
daarbij op dat u geen krassen of andere schade
toebrengt. De sensors mogen niet bedekt zijn met ijs, sneeuw, modder, vuil of afval. Verontreiniging van
de sensoren kan ertoe leiden dat het systeem niet
goed werkt. Het ParkSense
®systeem kan obstakels
achter de auto/bumper over het hoofd zien of abu-
sievelijk aangeven dat er een obstakel achter de
auto/bumper aanwezig is.
Objecten zoals fietsendragers, trekhaken, etc. mo- gen niet binnen een afstand van 30 cm van de
achterkant/achterbumper worden geplaatst. Als dit
wel het geval is, zal het systeem een nabijgelegen
object mogelijk interpreteren als een sensorpro-
bleem en de melding "SERVICE PARK ASSIST" (on-
derhoud parkeerhulp noodzakelijk) tonen op het
EVIC.
ParkSense
®is uitsluitend bedoeld als
hulpmiddel tijdens het parkeren en is niet
in staat ieder voorwerp, inclusief kleine
obstakels, waar te nemen. Stoepranden worden
mogelijk tijdelijk of helemaal niet gedetecteerd.
Op kleine afstanden worden obstakels boven of
onder de sensoren niet gedetecteerd.
Bij gebruik van ParkSense
®moet u langzaam
rijden, zodat u tijdig kunt stoppen wanneer een
obstakel wordt gedetecteerd. Het is raadzaam om
over uw schouder te kijken, ook wanneer u ge-
bruik maakt van ParkSense
®.
153
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 160 of 384
WAARSCHUWING!
De
bestuurder moet altijd voorzichtig
blijven bij het achteruitrijden, zelfs bij
het gebruik van de parkeersensoren achter. Con-
troleer het gebied achter de auto altijd zorgvul-
dig, kijk naar achteren en wees bedacht op voet-
gangers, dieren, andere voertuigen, obstakels en
dode hoeken, voordat u achteruitrijdt . U bent
verantwoordelijk voor de veiligheid en dient uw
aandacht voortdurend op de omgeving te rich-
ten. Anders bestaat er een risico op ernstig of
zelfs dodelijk letsel.
Het wordt sterk aanbevolen de afneembare
trekhaak te verwijderen voordat u de parkeer-
sensoren achter gaat gebruiken, wanneer u de
trekhaak niet nodig heeft .Als u dit niet doet , kan
persoonlijk letsel of schade aan voertuigen ont-
staan doordat de trekhaakkogel zich veel dichter
bij het obstakel bevindt dan de achterkant van de
auto, wanneer via de luidspreker een continue
toon klinkt . Afhankelijk van de afmetingen en
vorm van de trekhaak is het ook mogelijk dat de
sensors de trekhaak detecteren en abusievelijk
aangeven dat er een obstakel achter de auto
aanwezig is. PARKVIEW® ACHTERUITRIJCAMERA
(voor bepaalde uitvoeringen/
landen)
Uw auto is mogelijk voorzien van een ParkView
®
achteruitrijcamera. Hiermee kunt u het gebied achter
de auto op het scherm zien wanneer de schakelhendel
in de stand REVERSE is gezet. Het beeld wordt op het
aanraakscherm van de radio weergegeven, samen met
een waarschuwing dat u op de hele omgeving moet
blijven letten. Na vijf seconden verdwijnt deze waar-
schuwing. De ParkView
®camera bevindt zich aan de
achterzijde van de auto, boven de kentekenplaat.
Als u uit de achteruitversnelling schakelt, wordt de
achteruitrijcamera uitgeschakeld en wordt opnieuw
het navigatie- of audioscherm weergegeven.
154
UW AUTO VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD