stop start FIAT FREEMONT 2013 Instructieboek (in Dutch)
Page 192 of 384
WAARSCHUWING!
Een
veiligheidsgordel waarvan de
gesp in de verkeerde sluiting is bevestigd,
biedt onvoldoende bescherming. Het heupge-
deelte valt dan mogelijk te hoog over uw lichaam,
waardoor inwendig letsel kan worden veroor-
zaakt . Gesp uw gordel altijd vast in de gespslui-
ting direct naast u.
Een te losse veiligheidsgordel biedt onvol-
doende bescherming.Tijdens een noodstop kunt u
te ver naar voren bewegen, waardoor er een
grotere kans is op letsel. Zorg dat de gordel nauw
aansluit .
Het is gevaarlijk een veiligheidsgordel onder de
arm door te dragen. Uw lichaam kan bij een
aanrijding dan hard in aanraking komen met de
binnenzijde van de auto, waardoor het risico van
hoofd- en nekletsel toeneemt .Als de gordel onder
de arm wordt gedragen, neemt het risico op
inwendig letsel toe. De ribbenkast is minder sterk
dan de schouders. Draag de gordel altijd over uw
schouder, zodat het sterkste beendergestel van
uw lichaam de klap opvangt bij een aanrijding.
(Vervolgd)(Vervolgd)
Een schoudergordel die achter uw rug is ge-
plaatst , biedt geen enkele bescherming bij een
aanrijding. Als u de schoudergordel niet draagt , is
bij een aanrijding de kans op hoofdletsel groter.
Het heup- en schoudergedeelte van de gordel
behoren samen te worden gebruikt .
186
UW AUTO
VEILIGHEID STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 201 of 384
De BeltAlert
®
waarschuwingscyclus begint wanneer
de auto een snelheid van meer dan 8 km/u bereikt: het
waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordels knip-
pert en er klinkt een geluidssignaal met tussenpozen.
Wanneer de cyclus is gestart, wordt deze volledig
afgewerkt of gestopt wanneer de desbetreffende vei-
ligheidsgordels zijn vastgegespt. Nadat de cyclus is
voltooid, blijft het waarschuwingslampje voor de veilig-
heidsgordels branden totdat de desbetreffende veilig-
heidsgordels zijn vastgegespt. De bestuurder behoort
alle overige inzittenden erop te wijzen hun veiligheids-
gordels vast te gespen. Als een veiligheidsgordel vóór
niet is vastgegespt bij een snelheid hoger dan 8 km/u,
geeft BeltAlert®zowel een geluidssignaal als een visu-
ele aanduiding weer.
BeltAlert
®
voor de voorstoel aan passagierszijde is
niet actief wanneer er niemand in de stoel zit.
BeltAlert
®kan worden geactiveerd wanneer zich op
de voorstoel aan passagierszijde een dier of zwaar
voorwerp bevindt of wanneer de stoel is neergeklapt
(indien deze voorziening aanwezig is). Het wordt aan-
bevolen huisdieren aangelijnd, of in een met de veilig-
heidsgordels bevestigde reismand, op de achterbank te
vervoeren en bagage goed op te bergen.
BeltAlert®kan door uw erkende dealer worden in- en
uitgeschakeld. FIAT Group Automobiles S.p.A. raadt
het uitschakelen van BeltAlert
®af. OPMERKING:
Ook als het BeltAlert
®is uitgescha-
keld, blijft het waarschuwingslampje voor de veilig-
heidsgordels branden zolang de bestuurdersgordel of
de gordel van de voorpassagier (indien uitgerust met
BeltAlert
®) niet zijn vastgegespt.
VEILIGHEIDSGORDELS EN
ZWANGERSCHAP
Vrouwen die in verwachting zijn dienen altijd de veilig-
heidsgordel te dragen. Dit biedt de beste bescherming
voor zowel de aanstaande moeder als de nog ongebo-
ren baby.
Zwangere vrouwen dienen het heupgedeelte van de
gordel laag over het middel en zo strak mogelijk over
de heupen te dragen. Houd de gordel laag, zodat deze
niet over de buik loopt. Op deze wijze zullen de heupen
de krachten opvangen bij een aanrijding.
195
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 209 of 384
Enkele tips om uw kinderzitje optimaal
te gebruiken:
Controleer voor de aanschaf van een kinderzitje ofhet is voorzien van een sticker waarop is vermeld dat
het zitje voldoet aan alle van toepassing zijnde veilig-
heidsnormen. FIAT raadt u ook aan voor aanschaf te
controleren of het kinderzitje goed te bevestigen is
in de auto waarin u het gaat gebruiken.
Het kinderzitje moet geschikt zijn voor het gewicht en de lengte van het kind. Controleer de sticker op
het zitje en let op de limieten voor gewicht en lengte.
Volg nauwkeurig de instructies van de fabrikant wan- neer u een kinderzitje installeert. Als u het zitje niet
op de juiste wijze installeert, functioneert het moge-
lijk niet wanneer dat nodig is. Gesp het kind in het zitje vast volgens de aanwijzin-
gen van de fabrikant van het zitje.
WAARSCHUWING!
Wanneer u het baby- of kinderzitje niet
g
ebruikt , zet dit dan vast met de veilig-
heidsgordel of verwijder het uit de auto. Laat het
zitje nooit los in de auto liggen. Bij een noodstop
of aanrijding kan het zitje de inzittenden of de
rugleuningen van de stoelen raken en ernstig
letsel veroorzaken.
ISOFIX — Bevestigingssysteem voor
kinderzitjes
De stoelen op de tweede zitrij zijn voorzien van het
bevestigingssysteem voor kinderzitjes met de naam
ISOFIX. Met het ISOFIX-systeem kunnen kinderzitjes
worden geïnstalleerd zonder gebruik te maken van de
autogordels. Hierbij wordt het kinderzitje aan de auto
bevestigd met ankerpunten onder en bevestigingsban-
den boven.
203
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 224 of 384
De EDR in deze auto is ontworpen om gegevens te
registreren die onder meer antwoord geven op de
volgende vragen:
Hoe hebben diverse systemen in uw auto zich gedra-
gen?
Waren de veiligheidsgordels van de bestuurder en passagier vastgegespt?
Hoe ver (indien van toepassing) trapte de bestuurder het gas- en/of rempedaal in?
Hoe snel reed de auto?
Deze gegevens kunnen bijdragen aan een beter in- zicht in de omstandigheden waaronder botsingen en
letsel ontstaan.
OPMERKING: De EDR-gegevens worden uitsluitend
bij werkelijke ongevalsituaties. Onder normale rijom-
standigheden registreert de EDR geen gegevens en er
worden geen persoonlijke gegevens, zoals naam, ge-
slacht, leeftijd en ongevallocatie geregistreerd. Het is
echter wel mogelijk dat anderen, bijvoorbeeld de poli-
tie, de EDR-gegevens combineren met de persoonsge-
gevens die standaard worden opgevraagd na ongeval-
len. Voor het uitlezen van de geregistreerde EDR-
gegevens is toegang tot de auto of de EDR en
speciale apparatuur nodig. Naast de fabrikant van de
auto kunnen ook anderen die over deze speciale
apparatuur beschikken, zoals de politie, de EDR-
gegevens lezen indien zij toegang hebben tot de auto
of de EDR.
Vervoer van huisdieren
Een huisdier kan letsel oplopen als een frontairbag
wordt opgeblazen. Een niet-aangelijnd huisdier kan bij
een noodstop of aanrijding als een projectiel door de
auto worden geslingerd en letsel oplopen of een pas-
sagier verwonden.
Huisdieren moeten aangelijnd meerijden op de achter-
bank of in een speciale reismand die is bevestigd met de
veiligheidsgordels.
218
UW AUTO
VEILIGHEID STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 230 of 384
(Vervolgd)
Laat de sleutelhouder niet in of nabij de auto
achter en laat Keyless Enter-N-Go™ niet in de
stand ACC of ON/RUN staan. Een kind zou de
knoppen van de elektrische raambediening of
andere schakelaars kunnen bedienen of de auto
in beweging kunnen zetten.
Laat nooit kinderen of dieren achter in een in
de zon geparkeerde afgesloten auto, de hitte kan
ernstig of dodelijk letsel toebrengen.
KEYLESS ENTERNGO™
Met deze functie kan de bestuurder
de contactschakelaar bedienen door
op een knop te drukken, zolang de
afstandsbediening zich in het passa-
gierscompartiment bevindt.
NORMAAL STARTEN – BENZINEMOTOR
Gebruik van de knop ENGINE START/STOP
(motor aan/uit)
1. De schakelhendel moet in de stand PARK of NEU- TRAL staan.
2. Houd het rempedaal ingetrapt terwijl u één keer op de knop ENGINE START/STOP drukt. 3. Het systeem neemt het dan over en probeert de
auto te starten. Als de auto niet start, wordt de
startmotor automatisch na 10 seconden uitgescha-
keld.
4. Als u de startpogingen wilt onderbreken voordat de motor aanslaat, druk dan nogmaals op de knop.
OPMERKING: Bij normaal starten van een koude of
warme motor hoeft u het gaspedaal niet te bedienen.
Motor uitschakelen met de knop ENGINE
START/STOP (motor aan/uit)
1. Zet de schakelhendel in de stand PARK en druk vervolgens kort op de knop ENGINE START/STOP.
2. De contactschakelaar keert terug naar de stand OFF.
3. Als de schakelhendel niet in de stand PARK staat en de rijsnelheid hoger is dan 8 km/u, moet de knop
ENGINE START/STOP twee seconden lang worden
ingedrukt voordat de motor wordt uitgeschakeld.
De contactschakelaar blijft in de stand ACC, totdat
de schakelhendel in de stand PARK staat en de knop
twee keer wordt ingedrukt naar de stand OFF (uit).
Als de schakelhendel niet in de stand PARK staat en
de knop ENGINE START/STOP één keer wordt
ingedrukt, verschijnt op het scherm van het EVIC
het bericht “Vehicle Not In Park” (auto niet in
224UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 231 of 384
PARK) en blijft de motor draaien. Verlaat een auto
nooit als deze niet in de stand PARK staat, omdat de
auto dan kan wegrollen.
OPMERKING: Wanneer de contactschakelaar in de
stand ACC of RUN (motor draait niet) blijft staan
terwijl de schakelhendel in de stand PARK staat, wordt
het systeem, nadat het 30 minuten niet actief is ge-
weest, automatisch uitgeschakeld en wordt de contact-
schakelaar in de stand OFF gezet.
Functies van knop ENGINE START/STOP –
rempedaal NIET ingetrapt (in de stand PARK
of NEUTRAL)
De ENGINE START/STOP knop werkt hetzelfde als
een contactslot. Er zijn vier standen: OFF, ACC, RUN
en START. Om de contactschakelaar in een andere
stand te zetten zonder de auto te starten en om de
accessoires te kunnen gebruiken, volgt u de onder-
staande stappen.
Starten met de contactschakelaar in de stand OFF:
Druk op de knop ENGINE START/STOP om de contactschakelaar in de stand ACC te zetten.
Druk nogmaals op de knop ENGINE START/STOP om de contactschakelaar in de stand RUN te zetten. Druk een derde keer op de knop ENGINE START/
STOP om de contactschakelaar in de stand OFF te
zetten.
EXTREEM LAGE TEMPERATUREN (LAGER
DAN 29°C)
Om te zorgen voor betrouwbaar starten bij deze
temperaturen wordt het gebruik van een van buitenaf
gevoede elektrische motorblokverwarming aanbevo-
len.
ALS DE MOTOR NIET START
WAARSCHUWING!
Gi
et nooit brandstof of andere brand-
bare vloeistoffen in de luchtinlaat van
het gasklephuis om de auto te starten. Hierdoor
kunnen steekvlammen ontstaan die ernstig letsel
kunnen veroorzaken.
(Vervolgd)
225
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 232 of 384
(Vervolgd)
Probeer niet de auto te starten door middel
van aanduwen of slepen. Onverbrande brandstof
kan de katalysator binnendringen, na het starten
ontbranden en zo de katalysator en de auto
beschadigen. Wanneer de accu van de auto leeg
is, kunt u startkabels gebruiken en de auto star-
ten met een hulpaccu of de accu van een andere
auto. Deze manier van starten kan gevaarlijk zijn
als dit niet op de juiste manier wordt gedaan.
Raadpleeg voor meer informatie "Starten met
startkabels" in "Noodgevallen".
'Verzopen' motor starten (met de knop
ENGINE START/STOP)
Als de motor niet start nadat u de procedures voor
"Normaal starten" of "Extreem lage temperaturen"
hebt gevolgd, is het mogelijk dat de motor is 'verzopen'.
Afvoeren van overtollige brandstof:
1. Houd het rempedaal ingetrapt.
2. Houd het gaspedaal helemaal tot aan de vloer inge- trapt.
3. Druk kort op de knop ENGINE START/STOP.
De startmotor wordt automatisch ingeschakeld, draait
gedurende 10 seconden, en wordt dan uitgeschakeld.
Als dit gebeurt, laat dan het gas- en rempedaal los, wacht 10 tot 15 seconden, en herhaal dan de proce-
dure voor "Normaal starten".
NA HET STARTEN
Het stationaire toerental wordt automatisch geregeld
en neemt af naarmate de motor warmer wordt.
NORMAAL STARTEN — DIESELMOTOR
Gebruik van de knop ENGINE START/STOP
(motor aan/uit)
1. Zet de contactschakelaar in de stand ON door
tweemaal op de knop ENGINE START/STOP (Mo-
tor aan/uit) te drukken.
2. Kijk naar het controlelampje "Wachten met star- ten" in de instrumentengroep. Raadpleeg "Instru-
mentengroep" in “Waarschuwingslampjes en mel-
dingen” voor meer informatie. Dit zal twee tot tien
seconden branden, afhankelijk van de motortempe-
ratuur. Wanneer het controlelampje "Wachten met
starten" uitgaat, is de motor gereed om te worden
gestart.
3. DRUK NIET op het gaspedaal. Om de motor te starten, moet de schakelhendel in de stand PARK of
NEUTRAL staan. Trap op het rempedaal (alleen
automatische versnellingsbak) of houd het
koppelingspedaal ingetrapt (alleen handgeschakelde
226
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 233 of 384
versnellingsbak) terwijl u tegelijkertijd de knop EN-
GINE START/STOP (Motor aan/uit) ingedrukt
houdt. Laat de knop los als de motor start.
OPMERKING: Onder zeer koude omstandigheden
kan het nodig zijn om de startmotor tot 30 seconden
te laten draaien om de motor te starten. Laat de knop
los als de motor niet start. Wacht 25-30 seconden en
probeer dan opnieuw te starten.
4. Laat de motor na het starten nog ca. 30 seconden stationair draaien voordat u gaat rijden. Dit zorgt
ervoor dat de olie circuleert en de turbocompres-
sor wordt gesmeerd.
Motor uitschakelen met de knop ENGINE
START/STOP (motor aan/uit)
1. Plaats nadat de auto tot stilstand is gekomen de schakelhendel in de stand NEUTRAL/PARK en druk
daarna kort op de knop ENGINE START/STOP.
2. De contactschakelaar keert terug naar de stand OFF.
OPMERKING:
Als de contactschakelaar in de stand ACC blijft staan, zal het systeem na 30 minuten van inactiviteit auto-
matisch worden uitgeschakeld en de contactschake-
laar in de stand OFF worden gezet. Als de contactschakelaar in de stand RUN blijft staan,
zal het systeem na 30 minuten van inactiviteit auto-
matisch worden uitgeschakeld, mits de auto stilstaat
en de motor is uitgezet.
Als de schakelhendel niet in de stand PARK staat en de rijsnelheid hoger is dan 8 km/u, moet de knop
ENGINE START/STOP twee seconden lang worden
ingedrukt voordat de motor wordt uitgeschakeld.
De contactschakelaar blijft in de stand ACC totdat
het voertuig stilstaat en de knop twee keer wordt
ingedrukt naar de stand OFF.
Turbocompressor "afkoelen"
OPMERKING: Door de motor stationair te laten
lopen na een lange rit krijgt de turbine-unit de kans om
af te koelen tot een normale bedrijfstemperatuur.
Hanteer het volgende schema om te bepalen hoeveel
stationaire draaitijd nodig is om de turbocompressor
voldoende te koelen voordat u de motor afzet, afhan-
kelijk van de rijwijze en de belading van de auto.
227
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 234 of 384
Afkoelschema turbocompressor
Rijomstandigheden Lading Temperatuur van de tur
-
bocompressor Stationaire draaitijd (in
minuten) voor het afzet- ten van de motor
Stop & Go LeegKoud Minder dan 1
Stop & Go Gemiddeld Warm 1
Snelwegen Gemiddeld Warm 2
Stadsverkeer Maximaal toelaat-
baar totaalge-wicht van het
voertuig en de aanhangwagen
samen Warm
3
Snelwegen Maximaal toelaat-
baar totaalge-wicht van het
voertuig en de aanhangwagen samen Warm
4
Hellingen Maximaal toelaat-
baar totaalge-
wicht van het
voertuig en de aanhangwagen samen Heet
5
228
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 242 of 384
(Vervolgd)
Laat nooit kinderen in de auto achter. Het
achterlaten van kinderen zonder toezicht in een
auto is om verschillende redenen gevaarlijk. Kin-
deren of derden lopen dan het risico op ernstig of
zelfs dodelijk letsel. Waarschuw kinderen dat ze
niet aan de handrem, het rempedaal of de scha-
kelhendel mogen komen. Laat de sleutelhouder
niet in of bij de auto achter en laat de contact-
schakelaar niet in de stand ACC of RUN staan.
Een kind zou de knoppen van de elektrische
raambediening of andere schakelaars kunnen
bedienen of de auto in beweging kunnen zetten.
Voordat u de schakelhendel uit de
stand PARK beweegt , moet u de contact-
schakelaar van de stand LOCK/OFF in de
stand ON/RUN zetten en tevens het rempedaal
ingetrapt houden. Anders kan de schakelhendel
beschadigd raken.
Laat de motor NOOIT met hoge toerentallen
draaien als u vanuit de standen PARK of NEU-
TRAL naar een andere versnelling schakelt . An-
ders kan schade aan de aandrijflijn ontstaan. U kunt aan de hand van de volgende indicatoren con-
troleren of u de schakelhendel in de stand PARK hebt
gezet:
Wanneer u naar de stand PARK schakelt, beweeg de
versnellingspook dan krachtig helemaal naar voren
en naar links totdat de pook stopt en volledig op zijn
plaats zit.
Controleer de versnellingsindicator en kijk of de stand PARK wordt aangegeven.
Controleer of de schakelhendel niet uit de stand PARK kan worden bewogen wanneer u het rempe-
daal niet bedient.
REVERSE
Deze stand is bedoeld om achteruit te rijden. Schakel
alleen naar REVERSE als de auto volledig stilstaat.
NEUTRAL
Gebruik deze stand wanneer de auto langere tijd stil-
staat met draaiende motor. In deze stand kunt u de
motor starten. Trek de handrem aan en schakel naar
PARK wanneer u wilt uitstappen.
236
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD