JEEP GRAND CHEROKEE 2011 Instructieboek (in Dutch)

Page 181 of 378


Voor meer informatie over het gebruik van de
vierwielaandrijving, zie: “Bediening vierwiel-
aandrijving — Indien aanwezig” onder “Starten
en gebruiken.
17. Snelheidsmeter
Geeft de rijsnelheid van de auto aan.
18. BrandstofvulkleppositieHet pictogram met de benzine-
pomp geeft aan aan welke kant
van de auto zich het benzineklepje
bevindt.
19. Brandstofmeter
Wanneer de contactschakelaar in de stand
ON/RUN staat, toont de meternaald het brand-
stofpeil in de tank.
20. Vlak voor witte verklikkerlampjes
elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)
In dit vlak worden de instelbare witte verklikker-
lampjes van het EVIC weergegeven. Raad-
pleeg voor meer informatie Elektronisch voer-
tuiginformatiecentrum (EVIC) . 21. Vlak voor oranje verklikkerlampjes
elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)
In dit vlak worden de instelbare oranje waar-
schuwingslampjes van het EVIC weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie
Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC) .
22. Vlak voor rode verklikkerlampjes
elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)
In dit vlak worden de instelbare rode verklikker-
lampjes van het EVIC weergegeven. Raad-
pleeg voor meer informatie Elektronisch voer-
tuiginformatiecentrum (EVIC) .
23. Controlelampje elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESC) OFF —
indien aanwezig
Dit lampje geeft aan dat het elektro-
nisch stabiliteitsprogramma (ESC)
is uitgeschakeld.
24. Controlelampje alarmsysteem Dit lampje knippert snel gedu-
rende ca. 15 seconden wanneer
het alarmsysteem van de auto
wordt geactiveerd. Het lampje blijft
met een lagere frequentie knippe-
ren nadat het alarm is ingesteld.
Het lampje gaat ook ca. 3 seconden branden
als het contact voor de eerste keer wordt
aangezet.
25. Temperatuurmeter
De temperatuurmeter geeft de temperatuur
aan van de motorkoelvloeistof. Als de meter-
naald binnen het normale bereik aanwijst,
werkt het motorkoelsysteem naar behoren.
De meternaald zal normaliter een hogere tem-
peratuur aangeven tijdens warme weersom-
standigheden, tijdens bergop rijden of terwijl
een aanhanger wordt getrokken. Zorg dat de
bovenlimiet van het normale temperatuurbereik
niet wordt overschreden.
177

Page 182 of 378


LET OP!
Als u blijft rijden met een oververhit koelsys-
teem, kan dit schade aan de auto veroorza-
ken. Wanneer de temperatuurmeter in de
H-zone staat, zet dan de auto veilig stil langs
de kant van de weg. Laat de auto met uitge-
schakelde airco stationair draaien tot de me-
ternaald weer in het normale bereik staat. Als
de meternaald in de H-zone blijft staan en u
voortdurend geluidssignalen hoort, zet dan de
motor direct af en waarschuw de wegen-
wacht.
WAARSCHUWING!
Een te warm koelsysteem is gevaarlijk. Hete
koelvloeistof en stoom uit de radiator kunnen
ernstige brandwonden veroorzaken. U kunt
het beste de wegenwacht bellen voor service
als de motor oververhit raakt. Als u besluit zelf
onder de motorkap te kijken, raadpleeg dan
Onderhoud van uw voertuig . Volg de waar-
schuwingen in de paragraaf Vuldop expansie-
reservoir. 26. Controlelampje mistlampen achter
Dit lampje gaat branden wanneer de
mistlichten achter aan zijn.
ELEKTRONISCH
VOERTUIGINFORMATIECENTRUM
(EVIC)
Het Elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC) heeft een interactief scherm dat zich op
het instrumentenpaneel bevindt. Het EVIC bevat de volgende onderdelen:

Systeemstatus
• Beeldschermweergaven voor waarschu-
wingsmeldingen voertuiginformatie
• Persoonlijke instellingen (door de klant te
programmeren functies)
• Kompasweergave
• Weergave omgevingstemperatuur
• Boordcomputerfuncties
Met dit systeem kan de bestuurder informatie
selecteren door op de volgende knoppen op
het stuurwiel te drukken:
Display Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)
Stuurwieltoetsen voor EVIC
178

Page 183 of 378


ToetsOMHOOG 
Druk de toets OMHOOG en laat
deze weer los om omhoog te bla-
deren door de hoofdmenu’s
(Brandstofverbruik, Voertuiginfor-
matie, Bandenspanning, Cruise-
control, Systeeminstellingen) en
de submenu’s.
Toets OMLAAG 
Druk de toets OMLAAG en laat
deze weer los om omlaag te bla-
deren door de hoofdmenu’s en de
submenu’s.
Toets SELECTEREN 
Druk de toets SELECTEREN en
laat deze weer los voor toegang tot
hoofdmenu’s, submenu’s of per-
soonlijke instellingen in het menu
Instellingen. Druk de toets SE-
LECTEREN en houd deze inge-
drukt om functies te resetten. Toets
TERUG 
Druk de toets TERUG om terug te
gaan naar een voorgaand menu of
submenu.
Beeldschermweergaven
Elektronisch
Voertuiginformatiesysteem (EVIC)
Onder de juiste omstandigheden geeft het
EVIC de volgende berichten weer:
• Service Tire Pressure System (Onderhoud
bandenspanningsysteem)
• Service Park Assist System (Parkeerhulp la-
ten nakijken)
• Park Assist System Blinded (Parkeerhulp
geblindeerd)
• Park Assist Disabled (Parkeerhulp uitge-
schakeld)
• Front Sensor Blinded (Sensor voor geblin-
deerd)
• Rear Sensor Blinded (Sensor achter ge-
blindeerd) •
Keyfob Battery Low (Batterij sleutelhanger
bijna leeg)
• Liftglass Open (Klapraam open)
• Left front turn signal lamp out (Linker rich-
tingaanwijzer voor kapot)
• Right front turn signal lamp out (Rechter
richtingaanwijzer voor kapot)
• Left rear turn signal lamp out (Linker rich-
tingaanwijzer achter kapot)
• Right rear turn signal lamp out (Rechter
richtingaanwijzer achter kapot)
• Check Tire Pressure (Controleer banden-
spanning)
• ESC System Off (ESC-systeem uitgescha-
keld)
• Service blind spot system (Onderhoud do-
dehoeksysteem)
• Blind spot detection unavailable (Dode-
hoekdetectie niet beschikbaar)
• Blind spot system off (Dodehoeksysteem
uitgeschakeld)
179

Page 184 of 378


•Blind spot system off (Dodehoeksysteem
niet beschikbaar sensor geblokkeerd)
• Blind spot system unavailable astronomy
zone (Dodehoeksysteem niet beschikbaar
luchthavengebied) — Wanneer de dode-
hoekmodule een verkeerstoren waarneemt
op dezelfde frequentie welke door zijn wer-
king gestoord zou kunnen worden, zal deze
automatisch het dodehoeksysteem uitscha-
kelen.
• Normal Cruise Ready (Normale cruisecontrol
gereed) — Melding dat de normale cruise-
control beschikbaar is na uitschakeling van
de adaptieve cruisecontrol (ACC). Raad-
pleeg “Adaptieve cruisecontrol (ACC)” on-
der “De functies van uw voertuig (indien
aanwezig).
• Adaptive Cruise Off (Cruisecontrol uitge-
schakeld) — Wanneer de adaptieve cruise-
control (ACC) is uitgeschakeld. Raadpleeg
“Adaptieve cruisecontrol (ACC)” onder “De
functies van uw voertuig (indien aanwezig).
• ACC Ready (ACC gereed) — Als het ACC-
systeem geactiveerd wordt. Raadpleeg “Adaptieve cruisecontrol (ACC)” onder “De
functies van uw voertuig (indien aanwezig).
• ACC Set (ACC ingesteld) — Na instellen
gewenste snelheid op het ACC-systeem.
Raadpleeg “Adaptieve cruisecontrol (ACC)”
onder “De functies van uw voertuig (indien
aanwezig).
• ACC Cancelled (ACC uitgeschakeld) —
Voor het uitschakelen van het ACC-systeem.
Raadpleeg “Adaptieve cruisecontrol (ACC)”
onder “De functies van uw voertuig (indien
aanwezig).
• Sensed Vehicle Indicator (Indicatie van ge-
detecteerd voertuig) — Het systeem detec-
teert een langzamer rijdend voertuig op de-
zelfde rijstrook. Raadpleeg “Adaptieve
cruisecontrol (ACC)” onder “De functies van
uw voertuig (indien aanwezig).
• Driver Override (Uitschakeling door bestuur-
der) — Als u het gaspedaal indrukt nadat de
gewenste snelheid op het ACC-systeem is
ingesteld. Raadpleeg “Adaptieve cruisecon-
trol (ACC)” onder “De functies van uw voer-
tuig (indien aanwezig). •
Distance Set (Afstand ingesteld) — Nadat
de gewenste volgafstand op het ACC is
ingesteld verschijnt dit bericht kortstondig.
Raadpleeg “Adaptieve cruisecontrol (ACC)”
onder “De functies van uw voertuig (indien
aanwezig).
• Brake (Remmen) — Dit bericht knippert op
het scherm en er klinkt een geluidssignaal
wanneer het ACC-systeem voorziet dat de
maximale remvertraging niet voldoende is
om de ingestelde volgafstand te handhaven.
Het ACC-systeem blijft intussen de maxi-
male remvertraging uitvoeren. U dient dan
onmiddellijk de remmen te bedienen om een
veilige afstand tot uw voorligger te handha-
ven. Raadpleeg “Adaptieve cruisecontrol
(ACC)” onder “De functies van uw voertuig
(indien aanwezig).
• Clean Radar Sensor in the Front of Vehicle 
(Reinig de radarsensor aan de voorzijde van
het voertuig) — Wanneer het ACC-systeem
uitschakelt als gevolg van beperkende om-
standigheden. Raadpleeg “Adaptieve
cruisecontrol (ACC)” onder “De functies van
uw voertuig (indien aanwezig).
180

Page 185 of 378


•ACC/FCW Unavailable Vehicle System Er-
ror (Storing voertuigsysteem ACC/FCW niet
beschikbaar) — Wanneer het ACC-systeem
uitschakelt als gevolg van een tijdelijke sto-
ring waardoor de functionaliteit beperkt
wordt. Raadpleeg “Adaptieve cruisecontrol
(ACC)” onder “De functies van uw voertuig
(indien aanwezig).
• ACC/FCW Unavailable Service Radar Sen-
sor (Onderhoud radarsensor ACC/FCW niet
beschikbaar) — Wanneer het ACC-systeem
uitschakelt door een interne systeemfout die
door een erkende dealer hersteld dient te
worden. Raadpleeg “Adaptieve cruisecon-
trol (ACC)” onder “De functies van uw voer-
tuig (indien aanwezig).
• Coolant low (Koelvloeistofpeil laag)
• Service air suspension system (Onderhoud
pneumatisch ophangsysteem)
• Oil change due (Vervang olie)
• Key in ignition (Sleutel in contactslot)
• Lights on (Lampen aan) •
Key in Ignition Lights On (Sleutel in con-
tactslot Lampen aan)
• Ignition or Accessory On (Contactschake-
laar op ON of ACC)
• Ignition or Accessory On. (Contactschake-
laar op ON of ACC) Lights On (Lampen aan)
• Turn signal on (Richtingaanwijzer aan)
• Park assist on (Parkeerhulp ingeschakeld)
• Warning object detected (Waarschuwing
obstakel gedetecteerd)
• Memory 1 profile set (Gebruikersprofiel
1 ingesteld)
• Memory 2 profile set (Gebruikersprofiel
2 ingesteld)
• Memory system unavailable — Not in Park 
(Geheugen niet beschikbaar — Voertuig niet
in parkeerstand)
• Memory system unavailable — Seatbelt
buckled (Geheugen niet beschikbaar —
stoelriem vast)
• Memory 1 profile recall
 (Gebruikersprofiel 1
opheffen) •
Memory 2 profile recall (Gebruikersprofiel 2
opheffen)
• Wrong Key (verkeerde sleutel)
• Damaged Key (Sleutel beschadigd)
• Key not programmed (Sleutel niet gepro-
grammeerd)
• Function currently unavailable — Power Lift-
gate (Functie tijdelijk niet beschikbaar —
Bediening achterklep)
• Unlock to operate — Power Liftgate (Niet
bedienbaar — Bediening achterklep)
• Put in Park to operate — Power Liftgate 
(Zet in parkeerstand om te bedienen —
Bediening achterklep)
• Automatic high beams on (Automatisch
groot licht aan)
• Automatic high beams off (Automatisch
groot licht uit)
• Service Four Wheel Drive System (Onder-
houd vierwielaandrijving)
• Four Wheel Drive System in neutral (Vier-
wielaandrijving in neutrale stand)
181

Page 186 of 378


•ECO — Fuel Saver Indicator (ECO – Indi-
cator voor brandstofbesparing)
• TERRAIN SETTINGS — AUTOMATIC (TER-
REININSTELLINGEN — AUTOMATISCH)
• TERRAIN SETTINGS — ROCK (TERREIN-
INSTELLINGEN — ROTSEN)
• TERRAIN SETTINGS — SAND/MUD (TER-
REININSTELLINGEN — ZAND/MODDER)
• TERRAIN SETTINGS — SNOW (TERREIN-
INSTELLINGEN — SNEEUW)
• TERRAIN SETTINGS — SPORT (TERREIN-
INSTELLINGEN — SPORT)
• Sport Not Available in 4 Low 4 High is
Required (Sport niet beschikbaar in 4 laag,
4 hoog vereist)
• Rock Not Available in 4 Low 4 High is
Required (Rotsen niet beschikbaar in 4
laag, 4 hoog vereist)
• To Tow Vehicle Safely, Read Neutral Shift
Procedure in Owners Manual (Om het voer-
tuig veilig af te slepen, lees eerst de proce-
dure voor het neutraal schakelen in de ge-
bruikershandleiding) •
For 4x4 Low Slow Below 5 MPH or 8 KPH
Put Trans in N Press 4 Low (Voor4x4 laag,
langzamer dan 8 km/h zet transmissie in N
en druk 4 Low)
• For 4x4 Low Slow Below 5 MPH or 8 KPH
Put Trans in N Press 4 Low (Voor4x4 laag,
langzamer dan 8 km/h zet transmissie in N
en druk 4 Low)
• Terrain System Settings Not Available (In-
stellingen terreinsysteem niet beschikbaar)
• Raising Vehicle Ride Height (Verhogen rij-
hoogte voertuig) (met icoon)
• Lowering Vehicle Ride Height (Verlagen
rijhoogte voertuig) (met icoon)
• Normal Vehicle Ride Height (Normale rij-
hoogte voertuig) — Deze melding wordt
weergegeven (gedurende 5 seconden) wan-
neer het voertuig de normale rijhoogte heeft
bereikt.
• Off Road Ride Height Level 1 
(Offroad-
rijhoogte niveau 1) — Deze melding wordt
weergegeven (gedurende 5 seconden) wan-
neer het voertuig offroad-rijhoogte niveau 1
heeft bereikt. •
Off Road Ride Height Level 2 (Offroad-
rijhoogte niveau 2) — Deze melding wordt
weergegeven (gedurende 5 seconden) wan-
neer het voertuig offroad-rijhoogte niveau 2
heeft bereikt.
• Vehicle Lowered To Entry/Exit (Park) Height 
(Voertuig verlaagd tot Inrit-/uitrit-
(parkeer)hoogte) — Deze melding wordt
weergegeven (gedurende 5 seconden) wan-
neer het voertuig de parkeerhoogte heeft
bereikt.
• Entry/Exit (Park) Height in Progress (Inrit-/
uitrit-(parkeer)hoogte in werking) — Deze
melding wordt weergegeven (gedurende
5 seconden) wanneer het verzoek gedaan is
om de Inrit-/uitrit-(parkeer)hoogte aan te ne-
men, terwijl de voertuigsnelheid tussen 24
en 40 km/h bedraagt. Deze melding geeft
aan dat het verzoek herkend is en dat het
voertuig, wanneer de snelheid minder dan
24 km/h bedraagt, verlaagd zal worden tot
Inrit-/uitrit-(parkeer)hoogte.
• :Service Air Suspension System (Onder-
houd pneumatisch ophangsysteem) — Deze
melding wordt weergegeven wanneer zich
182

Page 187 of 378


een storing voordoet in het systeem. Vanaf
dat moment zal het systeem beperkt functi-
oneren.
• Immediate Air Suspension Service/Repair
Required (Onmiddellijk onderhoud pneu-
matisch ophangsysteem) — Deze melding
wordt weergegeven wanneer zich een sto-
ring voordoet welke resulteert in het geheel
uitschakelen van het systeem. Vanaf dat
moment zal het systeem niet meer functio-
neren.
• Reduce Speed To Maintain Selected Ride
Height (Reduceer snelheid om gekozen rij-
hoogte aan te houden) — Deze melding
wordt weergegeven als een waarschuwing
vooraf aan de bestuurder dat het voertuig in
de eerstvolgende lagere rijhoogte wordt be-
wogen tenzij de snelheid gereduceerd
wordt.

 Selected Ride Height Not Permitted (Geko-
zen rijhoogte niet toegestaan) — De voertuig-
snelheid is te hoog om een van de vooringe-
stelde rijhoogten te selecteren (Inrit-/
uitrithoogte/offroad-rijhoogte niveau 1/offroad-
rijhoogte niveau 2).
• Air Suspension System Cooling Down –
Please Wait (Afkoelen pneumatisch op-
hangsysteem – Wacht) — Deze melding
wordt weergegeven wanneer de tempera-
tuur van de compressor te hoog is. De
regeling van de rijhoogte is tijdelijk onder-
broken totdat de compressor is afgekoeld.
• Vehicle Cannot Be Lowered – Door Open 
(Voertuig kan niet zakken – Portier geopend)
— Deze melding wordt weergegeven wan-
neer een portier of de achterklep geopend is
en de regeling van de rijhoogte is onderbro-
ken.
• Air Suspension Temporarily Disabled For
Jacking And Tire Change (Regeling pneu-
matische ophanging uitgeschakeld om op-
krikken en wielwisseling mogelijk te maken)
• Aerodynamic Ride Height (Aerodynami-
sche rijhoogte) — Deze melding wordt (ge-
durende 5 seconden) weergegeven wan-
neer het voertuig de aerodynamische
rijhoogte bereikt heeft.Witte verklikkerlampjes EVICIn dit vlak worden instelbare witte waarschu-
wingslampjes getoond. Deze verklikkerlampjes
bevatten:
• Status schakelhendel
De status van de schakelhendel
“P,R,N,D,L,5,4,3,2,1” wordt weergegeven als
indicatie van de stand van de hendel. De
lampjes “5,4,3,2,1” geven aan dat de manuele
stand (ERS) is gekozen. De gekozen versnel-
ling wordt weergegeven. Voor meer informatie
betreffende ERS, raadpleeg “Starten en gebrui-
ken”
• Elektronische snelheidsregeling AAN
Dit lampje gaat aan als de elektro-
nische snelheidsregeling AAN
staat. Voor meer informatie, raad-
pleeg “Elektronische snelheidsre-
geling” onder “De functies van uw
voertuig”.
183

Page 188 of 378


•Elektronische snelheidsregeling
INGESTELD
Dit lampje brandt wanneer de elek-
tronische snelheidsregeling werkt
met een door de bestuurder ge-
maakte instelling. Voor meer infor-
matie, raadpleeg “Elektronische
snelheidsregeling” onder “De func-
ties van uw voertuig”.
• Adaptieve cruisecontrol (ACC) AAN
Dit lampje brandt wanneer de ACC
AAN staat. Voor meer informatie,
raadpleeg “Adaptieve cruisecon-
trol (ACC)” onder “De functies van
uw voertuig”.
• Adaptieve cruisecontrol (ACC)
INGESTELD. Dit lampje brandt wanneer de ACC
werkt met een door de bestuurder
gemaakte instelling. Voor meer in-
formatie, raadpleeg “Adaptieve
cruisecontrol (ACC)” onder “De
functies van uw voertuig”. •
Power Steering System Over Temp 
(Stuurbekrachtigingsysteem
oververhit) — Indien aanwezig Wordt de melding “POWER STEE-
RING SYSTEM OVER TEMP”
(STUURBEKRACHTIGINGSYS-
TEEM OVERVERHIT) vergezeld
van een icoon weergegeven op
het EVIC-scherm, dan geeft dit
aan dat zich extreme stuurmanoeuvres hebben
voorgedaan, welke een oververhitting van het
stuurbekrachtigingsysteem hebben veroor-
zaakt. De assistentie van de stuurbekrachti-
ging zal tijdelijk wegvallen totdat de oververhit-
tingstoestand niet meer bestaat. Wanneer de
rijomstandigheden veilig zijn, parkeer het voer-
tuig en laat deze stilstaan. Na ongeveer vijf
minuten zal het systeem afgekoeld zijn en weer
normaal functioneren. Raadpleeg “Stuurbe-
krachtiging” onder “Starten en bedienen” voor
meer informatie. OPMERKING:

Ook wanneer de assistentie door de
stuurbekrachtiging niet meer werkt, kan
het voertuig nog steeds bestuurd worden.
Onder dergelijke omstandigheden is wel
aanzienlijk meer kracht nodig om te stu-
ren, vooral bij lage rijsnelheden en tijdens
parkeermanoeuvres.
• Wanneer deze toestand zich langere tijd
voordoet, raadpleeg uw erkende dealer
voor onderhoud.
Oranje verklikkerlampjes EVICIn dit vlak worden instelbare oranje waarschu-
wingslampjes getoond. Deze verklikkerlampjes
bevatten:
• Anti-ongevalsysteem FCW
(Forward Collision Warning) UIT Het lampje waarschuwt de be-
stuurder voor een mogelijke aanrij-
ding met het voertuig voor u en
raadt de bestuurder aan actie te
ondernemen om een aanrijding te
voorkomen. Voor meer informatie,
raadpleeg “Adaptieve cruisecontrol (ACC)” on-
der “De functies van uw voertuig”.
184

Page 189 of 378


•Voorgloeilampje — alleen dieselmotor
Dit lampje gaat branden wanneer u de
eerste keer het contact in stand RUN
zet. Wacht tot het lampje uit is voordat
u de motor start. Raadpleeg “Startprocedures”
onder “Starten en bedienen”.
• Controlelampje Water in brandstof —
uitsluitend diesel Als dit waarschuwingslampje gaat
branden, zit er water in het brand-
stoffilter. Dat water moet onmiddel-
lijk worden afgetapt. Neem contact
op met een erkende dealer.
• Pneumatische ophanging omhoog
Het verklikkerlampje pneumati-
sche ophanging omhoog brandt
wanneer de pneumatische ophan-
ging in gebruik is. Voor meer infor-
matie, raadpleeg “Starten en ge-
bruiken”
• Pneumatische ophanging omlaag
Het verklikkerlampje pneumati-
sche ophanging omlaag brandt
wanneer de pneumatische ophan- ging in gebruik is. Voor meer informatie, raad-
pleeg “Starten en gebruiken”

Controlelampje brandstofpeil
Als het brandstofpeil is gezakt tot min-
der dan 11 liter, gaat dit lampje branden
en blijft het branden totdat brandstof
wordt toegevoegd.
• Indicatielampje brandstofvuldop los
Wanneer het diagnosesysteem
detecteert dat de brandstofvuldop
los zit, onjuist is aangebracht of is
beschadigd, verschijnt het bericht
Vuldop controleren op het dis-
playvlak van de verklikkerlampjes.
Draai de tankdop stevig vast en druk op de
toets SELECTEREN om het bericht uit te scha-
kelen. Als het probleem zich opnieuw voordoet,
verschijnt de melding de volgende keer dat de
auto wordt gestart opnieuw.
Het storingsindicatielampje (MIL) kan ook gaan
branden vanwege een loszittende, slecht be-
vestigde of beschadigde tankdop. •
Indicator laag peil ruitenvloeistof
Dit lampje gaat branden om aan te
geven dat het peil van de ruitenvloeistof
laag is.
• ONDERH 4WD
Het waarschuwingslampje “SERV
4WD” bewaakt het elektrische
4WD-schakelsysteem. Wanneer
het lampje SERV 4WD blijft bran-
den of gaat branden tijdens het
rijden, duidt dit op een defect van
de vierwielaandrijving en dat het systeem on-
derhoud behoeft.
Rode verklikkerlampjes EVICIn dit vlak worden instelbare rode verklikker-
lampjes weergegeven. Deze verklikkerlampjes
bevatten:
• Portier open
Dit lampje gaat branden om aan te
geven dat een of meerdere portie-
ren mogelijk open is.
185

Page 190 of 378


•Controlelampje achterklep open
Dit lampje gaat branden om aan te
geven dat de achterklep mogelijk
open is.
• Klapraam achterklep open
Dit lampje gaat branden om aan te
geven dat het klapraam van de
achterklep mogelijk open is.
• Oliedruklampje
Dit indicatielampje duidt een te lage
oliedruk aan. Het lampje hoort even
kort te branden terwijl de motor wordt
gestart. Als het lampje tijdens het rijden gaat
branden, zet de auto dan veilig stil en zet de
motor zo snel mogelijk af. Er klinkt vier minuten
lang een geluidsignaal als dit lampje gaat
branden.
Start de motor pas opnieuw wanneer het pro-
bleem is verholpen. Dit lampje geeft geen
indicatie over het motoroliepeil. Het oliepeil
moet u controleren in de motorruimte. •
Controlelampje laadstroom
Dit lampje geeft informatie over het
functioneren van het laadsysteem. Het
lampje zal gaan branden wanneer u
het contact de eerste keer inschakelt en kort
blijven branden om het lampje te controleren.
Als het lampje blijft branden of gaat branden
tijdens het rijden, schakelt u de elektrische
apparaten die niet noodzakelijk zijn voor het
rijden uit of u verhoogt het toerental (als de
motor stationair draait). Als het controlelampje
van de laadstroom blijft branden, doet zich een
probleem met het laadsysteem voor. Laat de
auto dan ONMIDDELLIJK CONTROLEREN.
Neem contact op met een erkende dealer.
Wanneer met startkabels moet worden gestart,
raadpleeg dan Starten met startkabels onder
 Wat doen in geval van nood .
• Lampje elektronische snelheidsregeling
Dit lampje informeert u over een
probleem met de elektronische
gaspedaalregeling (ETC). Het
lampje zal gaan branden wanneer
het contact de eerste keer inge-
schakeld (ON) wordt en kort blij-
ven branden om het lampje te controleren. Als het lampje bij de start niet gaat branden, moet
u het systeem door een erkende dealer laten
controleren.
Als er een probleem wordt geconstateerd, gaat
het lampje aan terwijl de motor draait. Draai de
sleutel van ON naar OFF wanneer de auto
volledig stilstaat en de keuzehendel in de stand
PARK staat. Het lampje moet nu uitgaan.
Als het lampje blijft branden terwijl de motor
draait, kunt u meestal nog wel rijden. Laat wel
zo snel mogelijk door de dealer een controle
verrichten. Als het lampje gaat knipperen terwijl
de motor draait, moet onmiddellijk onderhoud
worden verricht. Mogelijk nemen de prestaties
af, draait de motor met verhoogd of onregelma-
tig stationair toerental, of slaat de motor af. Het
is mogelijk dat de auto moet worden gesleept.

Waarschuwingslampje
motortemperatuur Dit lampje waarschuwt bij een overver-
hitte motor. Als de temperatuur stijgt
en de meter dichter bij Hkomt, gaat dit
controlelampje aan en klinkt er een
geluidssignaal als de ingestelde grenswaarde
wordt bereikt. Als de oververhitting blijft toene-
186

Page:   < prev 1-10 ... 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 ... 380 next >