ESP JEEP GRAND CHEROKEE 2011 Instructieboek (in Dutch)

Page 47 of 378


Kniebescherming
De kniebeschermer helpt de knieën van de
voorpassagier te beschermen door de passa-
gier optimaal te positioneren voor contact met
de geavanceerde voorairbags.
In combinatie met de veiligheidsgordels en
gordelspanners werken de geavanceerde
voorairbags samen met de knieairbag aan be-
stuurderszijde en de kniebeschermer aan pas-
sagierszijde als extra bescherming voor de
bestuurder en voorpassagier. Ook de zij-
airbags werken in combinatie met de autogor-
dels voor een betere bescherming van inzitten-
den.
Hier volgen enkele eenvoudige raadgevingen
om het risico op letsel door een opgeblazen
airbag te verminderen:
Kinderen van 12 jaar en jonger moeten altijd
goed vastgegespt op de achterbank zitten.WAARSCHUWING!
Baby’s in kinderzitjes waarin het kind met het
gezicht naar achteren zit, mogen nooit wor-
den vervoerd op de voorstoel van auto’s met
een geavanceerde voorairbag aan passa-
gierszijde. Bij het opblazen kan de airbag
ernstig en zelfs dodelijk letsel aan een peuter
in die zitpositie toebrengen.
Kinderen die niet groot genoeg zijn om de
autogordel op de juiste wijze te dragen (zie het
hoofdstuk Kinderzitjes) moeten veilig op de
achterbank worden vervoerd in een kinderzitje
of een verhogingszitje met gordelbevestiging.
Oudere kinderen die geen kinderzitje of vast te
gespen verhogingszitje gebruiken, horen op de
achterbank te zitten en de autogordel om te
gespen. Sta nooit toe dat kinderen de schou-
dergordel onder de arm door dragen of achter
de rug langs laten lopen.
Lees de instructies bij het baby- of kinderzitje,
zodat u zeker weet dat u het zitje goed ge-
bruikt. Alle inzittenden moeten te allen tijde hun drie-
puntsveiligheidsgordel op de juiste wijze dra-
gen.
Schuif de stoelen van bestuurder en voorpas-
sagier zo ver als praktisch is naar achteren,
zodat de geavanceerde voor-airbags ruimte
hebben om te kunnen worden opgeblazen.
Zit daarom niet tegen het portier of het raam
geleund. Als de auto zij-airbags heeft, worden
die tijdens een aanrijding krachtig opgeblazen
in de ruimte tussen uzelf en het portier.
Indien het airbagsysteem in deze auto veran-
derd moet worden om gebruik door een inva-
lide mogelijk te maken, neem dan contact op
met klantenservice. De telefoonnummers wor-
den vermeld in het hoofdstuk
Als u gebruik wilt
maken van klantenservice .
43

Page 51 of 378


Omdat airbag-sensors de vertraging van het
voertuig schatten, zijn de snelheid van het
voertuig en de schade geen goede indicatoren
voor de noodzaak van het wel of niet opblazen
van een airbag.
OPMERKING:
Wanneer het voertuig over de kop slaat,
kunnen de gordelspanners en/of de extra
zijairbags in de voorstoelen en de extra
gordijn-zijairbags worden geactiveerd aan
beide zijden van de auto.
Sensors frontale en zijbotsingen
Bij frontale en zijdelingse botsingen kunnen de
botsingsensoren het ORC helpen bij het bepa-
len van de juiste reactie op de botsingen. Extra
sensors in het ORC bepalen de mate waarin de
airbags moeten worden geactiveerd en geven
hiervan bevestiging.Verbeterd ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing die leidt tot het opblazen van de
zij-airbags zal de ORC, als het communicatie-
netwerk en de voeding intact blijven en afhan-
kelijk van de aard van de botsing, bepalen of
het verbeterde ongelukkenresponssysteem de
volgende functies uitvoert:

De brandstoftoevoer naar de motor afsluiten.
• De alarmknipperlichten laten knipperen zo-
lang er accuspanning is of tot het contact
wordt verbroken met de contactsleutel .
• De binnenverlichting inschakelen zolang de
accu werkt of totdat de contactsleutel wordt
verwijderd.
• De deuren automatisch ontgrendelen.
Als een airbag wordt opgeblazen
Het ontwerp van de geavanceerde voorairbags
is zodanig uitgevoerd, dat deze airbags na het
opblazen onmiddellijk leeglopen.
OPMERKING:
De voor- en/of zij-airbags worden niet bij alle
botsingen opgeblazen. Dit houdt echter niet
in dat het airbagsysteem niet werkt. Bij een aanrijding waarbij de airbags worden
opgeblazen, kan zich het volgende voordoen:

Het nylon van de airbag kan soms schaaf-
wonden en/of een rode huid veroorzaken bij
de bestuurder en de voorpassagier tijdens
het opblazen van de airbags. De schaafwon-
den lijken op de wonden die u oploopt als u
zich schaaft aan een touw, de vloerbedek-
king of op de vloer van een gymnastiekzaal.
Deze schaafwonden worden niet veroor-
zaakt door contact met chemische produc-
ten. De schaafwonden zijn niet blijvend en
genezen normaal gesproken snel. Als uw
schaafwonden echter na enkele dagen nog
niet zijn genezen of als u last hebt van
blaren, ga dan onmiddellijk naar uw huisarts.
• Terwijl de airbags leeglopen ziet u misschien
rondvliegende stofdeeltjes die op rook lijken.
Dit stof is een normaal bijproduct van het
activeringsproces voor het niet-giftige op-
blaasgas. Deze rondzwevende stofdeeltjes
kunnen de huid, ogen, neus of keel irriteren.
Spoel met koud water als u last hebt van
geïrriteerde ogen of huid. Zorg voor frisse
lucht bij neus- of keelirritaties. Raadpleeg uw
huisarts als de irritatie zich blijft voordoen.
47

Page 53 of 378


Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteemDe airbags moeten bedrijfsklaar
zijn om bij een aanrijding onmid-
dellijk op te blazen en u te be-
schermen. Hoewel het airbagsys-
teem onderhoudsvrij is, moet u het
systeem onmiddellijk laten contro-
leren door een erkende dealer als zich het
volgende voordoet.
• Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem gaat niet vier tot acht seconden
branden nadat u de contactschakelaar de
eerste keer in de stand ON/RUN hebt gezet.
• Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem blijft branden na de periode van
vier tot acht seconden.
• Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem gaat af en toe branden of blijft
branden tijdens het rijden. OPMERKING:
Als de snelheidsmeter, toerenteller of an-
dere meters voor motorfuncties niet werken,
is het mogelijk dat het beschermingssys-
teem voor de inzittenden ook niet werkt. Het
kan zijn dat de airbags niet gereed zijn om u
te beschermen. Controleer onmiddellijk de
zekeringen op doorgeslagen zekeringen.
Raadpleeg het label aan de binnenkant van
het deksel van het zekeringenblok voor de
juiste airbagzekeringen. Laat uw erkende
dealer controleren of de zekering nog goed
is.
EDR (Event Data Recorder,
Gebeurtenisrecorder)
Deze auto is uitgerust met een gebeurtenisre-
corder (EDR). De belangrijkste taak van de
EDR is het registreren van gegevens die dui-
delijk maken hoe een voertuigsysteem zich
heeft gedragen in bepaalde ongevals- of ge-
lijksoortige situaties, zoals de activering van
een airbag of een botsing tegen een obstakel.
De EDR is ontworpen om kortstondig, meestal
30 seconden of minder, gegevens te registre-
ren die verband houden met de dynamiek en
veiligheidssystemen van de auto. De EDR in
deze auto is ontworpen om onder andere de
volgende gegevens te registreren:

Hoe hebben diverse systemen in uw auto
zich gedragen?
• Waren de veiligheidsgordels van de bestuur-
der en passagier vastgegespt?
• Hoe ver (indien van toepassing) trapte de
bestuurder het gas- en/of rempedaal in?
• Hoe snel reed de auto?
Deze gegevens kunnen bijdragen tot een beter
inzicht in de omstandigheden waarin botsingen
en letsel ontstaan.
49

Page 56 of 378


IL = geschikt voor bepaalde ISOFIX-
beschermingssystemen voor kinderen (CRS),
zoals vermeld in de bijgevoegde lijst. Deze
ISOFIX-kinderzitjes vallen onder de catego-
rieën vanbepaald voertuig , beperkt of
 semi-universeel .
X = ISOFIX-positie niet geschikt voor ISOFIX
-kinderbeveiligingssystemen in deze gewichts-
klasse en/of voor deze grootte.
Kinderen van 12 jaar en jonger moeten goed
vastgegespt op de achterbank plaatsnemen
(als dat mogelijk is). Statistieken tonen aan dat
kinderen veiliger zijn wanneer ze op de achter-
ste zitplaatsen zijn vastgegespt (en niet op de
voorstoelen).
Er zijn verschillende typen kinderzitjes in ver-
schillende maten verkrijgbaar, van zitjes voor
pasgeboren baby’s tot oudere kinderen die al
bijna groot genoeg zijn om een autogordel voor
volwassenen te dragen. Controleer altijd de
handleiding bij het kinderzitje, zodat u zeker
weet dat het zitje voor uw kind geschikt is.
Gebruik het juiste veiligheidssysteem voor uw
kind.WAARSCHUWING!
Bij botsingen kunnen niet-vastgegespte kin-
deren, zelfs kleine baby’s, als projectielen
door de auto worden geslingerd. De kracht
om bijvoorbeeld een baby op uw schoot te
houden kan dan zo groot worden dat u het
kind niet kunt vasthouden, hoe sterk u ook
bent. De baby en andere inzittenden kunnen
zo ernstig gewond raken. Voor elk kind in uw
auto moet u het bijbehorende kinderzitje ge-
bruiken, overeenkomend met de grootte van
het kind.
Baby- en kinderzitjes
• Veiligheidsdeskundigen adviseren om kin-
deren achterstevoren mee te laten rijden tot
ze minstens één jaar oud zijn en bovendien
minstens 9 kg wegen. Twee soorten kinder-
zitjes kunnen achterstevoren worden ge-
bruikt: babydraagzitjes en ’aanpasbare’ kin-
derzitjes. •
Het babydraagzitje mag u uitsluitend achter-
stevoren in de auto plaatsen. Een dergelijk
zitje is aan te bevelen voor kinderen die
maximaal ca. 9 kg wegen. Veelzijdig bruik-
bare kinderzitjes hebben in de achterstevo-
ren positie vaak een hoger gewichtsmaxi-
mum dan babydraagzitjes, dus u kunt ze
achterstevoren plaatsen voor kinderen die
meer wegen dan 9 kg, maar die nog geen
één jaar oud zijn. Beide typen kinderzitjes
worden in de auto verankerd met behulp van
de heup/schoudergordel of met het ISOFIX-
systeem voor bevestiging van kinderzitjes
(zie ISOFIX — Bevestigingssysteem voor
kinderzitjes).
Bij gebruik van bepaalde kinderzitjes met stijve
ISOFIX-bevestigingen en voetsteunen die op
de vloer van de auto rusten, dient voorafgaand
aan het installeren de vloermat te worden ver-
wijderd voor een veilige bevestiging. Raad-
pleeg de handleiding bij het kinderzitje voor
meer informatie.
52

Page 57 of 378


WAARSCHUWING!
•Achterwaarts gerichte kinderzitjes mogen
uitsluitend op de voorstoel van een auto
met passagiersairbag worden geplaatst als
deze airbag is uitgeschakeld. Bij opblazen
kan de airbag dan ernstig en zelfs dodelijk
letsel toebrengen aan de baby.
• Een foutief aangebracht kinder- of baby-
zitje kan op het kritieke ogenblik dienst
weigeren. Het kan losschieten bij een aan-
rijding. Het kind kan zo ernstig of zelfs
dodelijk letsel oplopen. Volg daarom bij de
bevestiging van een kinderzitje de aanwij-
zingen van de fabrikant nauwgezet op.
• Een achterstevoren te bevestigen babyzitje
mag u alleen gebruiken op de achterbank.
In een achterstevoren te bevestigen baby-
zitje kan de baby ernstig of zelfs dodelijk
gewond raken wanneer u het zitje op de
voorstoel heeft gezet en dan de passagier-
sairbag wordt opgeblazen. Enkele tips om uw kinderzitje optimaal te ge-
bruiken:

Controleer voor de aanschaf van een kinder-
zitje of op een sticker is vermeld dat het zitje
voldoet aan alle van toepassing zijnde vei-
ligheidsnormen. Chrysler Group LLC raadt
aan om, voordat u een kinderzitje aanschaft,
dit eerst te testen in de auto op de stoel(en)
die u gaat gebruiken.
• Het kinderzitje moet zijn afgestemd op het
gewicht en de lengte van uw kind. Contro-
leer de sticker op het zitje en let op de
grenswaarden voor gewicht en lengte.
• Volg nauwkeurig de instructies op van de
fabrikant wanneer u een kinderzitje instal-
leert. Als u het zitje niet op de juiste wijze
installeert, functioneert het misschien niet
juist wanneer dat nodig is.
• Behalve bij de middelste zitplaats op de
achterbank zijn alle veiligheidsgordels voor
passagiers voorzien van speciale gespen.
De middelste zitplaats op de achterbank
heeft een rolautomaat die automatisch ver-
grendelt. Bij beide gordeltypen kan het
heupgedeelte stevig rond het kinderzitje worden getrokken, zodat geen borgclip
hoeft te worden gebruikt. Als de veiligheids-
gordel is voorzien van een speciale gesp,
kunt u de gordel aantrekken door het schou-
dergedeelte omhoog te trekken. (De speci-
ale gesp houdt de gordel strak, maar na
verloop van tijd zal de bevestiging van elk
kinderzitje losser worden. Controleer de gor-
del dus regelmatig en trek deze zo nodig
aan.) Bij veiligheidsgordels voor de middel-
ste zitplaats met een automatische rolver-
grendeling moet u de gordel uit de rolauto-
maat trekken totdat deze lang genoeg is om
door het kinderzitje te halen en de bevesti-
gingsplaat in de gesp te steken. Trek de
gordel vervolgens volledig uit de rolauto-
maat. Laat de gordelband nu terugrollen in
de gordelspanner en trek aan de losse gor-
delband om het heupgedeelte goed strak te
zetten rondom het kinderzitje. Raadpleeg

Automatische rolvergrendeling voor meer
informatie.
• Op de achterbank is het soms lastig om de
driepuntsgordel strak om het kinderzitje aan
te trekken, doordat de gesp of de gespslui-
ting zich te dicht bij de gordeldoorvoer aan
53

Page 58 of 378


het zitje bevindt. Maak dan de gesp los uit
de gespsluiting en draai het korte gordelge-
deelte aan de sluitingzijde een paar keer
rond om dit gedeelte korter te maken. Zet de
gesp weer vast, met de ontgrendelknop naar
buiten toe.
• Als u de gordel nog steeds niet stevig kunt
bevestigen of als door trekken en duwen aan
het kinderzitje de gordel loskomt, maak dan
de gesp los uit de sluiting. Draai vervolgens
de sluiting om en steek de gesp opnieuw in
de sluiting. Als het kinderzitje nu nog niet
stevig is vastgezet, moet u een andere zit-
positie proberen.
• Zet het kind in het zitje zoals de fabrikant dit
aangeeft.
• Wanneer u het baby- of kinderzitje niet ge-
bruikt, zet dit dan vast met de autogordel of
verwijder het uit de auto. Laat het zitje nooit
los in de auto liggen. Bij een noodstop of
ongeval kan het zitje de inzittenden of de
stoelrugleuningen raken en ernstig letsel ver-
oorzaken. Oudere kinderen en kinderzitjes
Kinderen die zwaarder zijn dan 9 kg en ouder
zijn dan één jaar kunnen in de auto voorwaarts
gericht meerijden. De voorwaarts gerichte kin-
derzitjes en in die positie geplaatste veelzijdig
bruikbare kinderzitjes zijn bedoeld voor kinde-
ren die tussen 9 tot 18 kg wegen en die ouder
zijn dan één jaar. Beide typen kinderzitjes wor-
den in de auto verankerd met behulp van de
heup/schoudergordel of met het ISOFIX-
systeem voor bevestiging van kinderzitjes (zie
ISOFIX — Bevestigingssysteem voor kinderzit-
jes).
Het verhogingszitje met gordelbevestiging is
bedoeld voor kinderen met een gewicht van
meer dan 18 kg en die nog te klein zijn om
goed in het autogordelsysteem te passen. Als
het kind met de rug tegen de rugleuning op de
zitting zit en de knieën niet kan buigen om de
benen te laten afhangen, moet het kind een
verhogingszitje met gordelbevestiging gebrui-
ken. Het kind en het verhogingszitje met gor-
delbevestiging worden bevestigd met behulp
van de driepuntsgordel. Kinderen te groot voor een verhogingszitje
Grote kinderen die gemakkelijk een schouder-
gordel dragen en zo lange benen hebben dat
deze vanaf de knie omlaag hangen als ze met
de rug tegen de rugleuning steunen, moeten
de driepuntsgordels gebruiken en op de ach-
terbank plaatsnemen.

Zorg dat het kind rechtop in de stoel zit.
• Leg de heupgordel laag over de heupen en
trek de gordel zo strak mogelijk aan.
• Controleer regelmatig of de autogordel goed
past. Door de bewegingen van het kind kan
de autogordel een foutieve positie aanne-
men.
• Als de schoudergordel het gezicht of de hals
raakt, plaats het kind dan verder naar het
midden van de auto toe. Sta nooit toe dat
een kind de schoudergordel onder de arm
door of achter de rug langs draagt.
54

Page 61 of 378


bank drukt, en trek de banden strak overeen-
komstig de aanwijzingen van de fabrikant van
het kinderzitje.
WAARSCHUWING!
Onjuiste bevestiging aan de ISOFIX-ankers
kan ertoe leiden dat het kinderzitje niet goed
functioneert. Het kind kan zo ernstig of zelfs
dodelijk letsel oplopen. Volg daarom bij de
bevestiging van een kinderzitje de aanwijzin-
gen van de fabrikant nauwgezet op.
Kinderzitjes installeren met de autogordels
De autogordels voor passagiers zijn uitgerust
met een geschakelde gordelspanner of met
automatische rolvergrendeling (ALR), die het
heupgordelgedeelte strak om het kinderzitje
gespannen houdt, zodat geen speciale ver-
grendelclip nodig is. Als de autogordel deze
speciale gesp heeft, trek dan aan het schou-
dergedeelte van de heup/schoudergordel om de gordel strak te trekken. Hoewel de gescha-
kelde gordelspanner de gordel strak aange-
trokken houdt, zal elk bevestigingsmecha-
nisme van kinderzitjes na verloop van tijd iets
losser raken. Controleer de gordel daarom re-
gelmatig en trek deze zo nodig nauwer aan.
Bij gordels met automatische rolvergrendeling
moet u de gordel uit de rolautomaat trekken
totdat deze lang genoeg is om door het kinder-
zitje te halen en de bevestigingsplaat in de
gesp steken. Trek de gordel vervolgens volle-
dig uit de rolautomaat. Laat de gordelband nu
terugrollen in de gordelspanner en trek aan de
losse gordelband om het heupgedeelte goed
strak te zetten rondom het kinderzitje. Raad-
pleeg “Automatische rolvergrendeling”.
Om een ankerband voor een kinderzitje te
bevestigen:
Voor achterstevoren te bevestigen kinderzitjes
die op de middelste zitplaats worden vastgezet
met de autogordels, is de middelste zitplaatsvoorzien van een ankerband om de armsteun
vast te zetten in verticale stand. Wanneer u de
armsteun naar beneden klapt, wordt de anker-
band voor de armsteun toegankelijk. De anker-
band bevindt zich achter de armsteun en is
vastgehaakt aan de kunststof achterzijde van
de zitting.
Ankerband voor de armsteun op
de middelste zitplaats
57

Page 63 of 378


WAARSCHUWING!
•Door een verkeerd vastgemaakte anker-
band zal het kind het hoofd misschien te
veel kunnen bewegen en kan het kind
letsel oplopen. Gebruik alleen de anker-
punten pal achter het kinderzitje om de
ankerband voor het kinderzitje vast te ma-
ken.
• Gebruik hiervoor niet de bagageruimteha-
ken op de laadvloer. Onjuist gebruik van de
ankerband kan ertoe leiden dat het kinder-
zitje niet goed functioneert. Het kind kan zo
ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen.
Vervoer van huisdieren
Een huisdier kan letsel oplopen als een voor-
airbag wordt opgeblazen. Een niet-aangelijnd
huisdier kan bij een noodstop of botsing als
projectiel door de auto worden geslingerd en
letsel oplopen of een passagier verwonden.
Huisdieren moeten aangelijnd meerijden op de
achterbank of in een speciale reismand die is
bevestigd met de autogordels.AANBEVELINGEN BIJ INRIJDEN
VAN DE MOTOR
De motor en aandrijflijn (versnellingsbak en as)
van uw auto hebben geen lange inrijperiode
nodig.
Rij gedurende de eerste 500 km niet te snel. Na
de eerste 100 km kunt u snelheden tot 80 of
90 km/h aanhouden.
Terwijl u met constante snelheid rijdt, vormt nu
en dan kort accelereren met plankgas, binnen
de grenzen van de geldende verkeersregels,
een goede bijdrage tot het inrijden. Accelere-
ren met plankgas in een lage versnelling kan
slecht zijn en moet worden vermeden.
De transmissieolie die de fabriek in de motor
heeft aangebracht, is een energiebesparend
smeermiddel van een hoge kwaliteit. Houd bij
het olie verversen rekening met de te verwach-
ten klimaatomstandigheden. Raadpleeg Onder-
houdsprocedures in Onderhoud van uw auto 
voor de aanbevolen viscositeit en kwaliteitsklas-
sen. GEBRUIK GEEN NIET-REINIGENDE OF
ONVERMENGDE MINERALE OLIËN.
Een nieuwe motor kan bij de eerste duizenden
kilometers iets meer olie verbruiken. Dat is bij
het inrijden normaal en duidt niet op een pro-
bleem.
Aanvullende vereisten voor
dieselmotoren — Indien aanwezig
Vermijd in de eerste 1500 km zware belastin-
gen, bv. volgas rijden. Blijf onder 2/3 van het
maximum toelaatbaar toerental voor elke ver-
snelling. Schakel op het juiste tijdstip. Schakel
niet handmatig terug om te remmen.
VEILIGHEIDSTIPS
Passagiers meenemen
VERVOER NOOIT PASSAGIERS IN DE BAGA-
GERUIMTE.
WAARSCHUWING!
• Laat nooit kinderen of dieren achter in een
in de zon geparkeerde en afgesloten auto.
De hitte in het interieur kan ernstige ge-
zondheidsproblemen veroorzaken en zelfs
dodelijk zijn.
(Vervolgd)
59

Page 68 of 378


•Bedrijfsmodi ............................ 78
• UConnect™ Phone — INDIEN AANWEZIG ............ 79
• Compatibele telefoons ...................... 80
• Bediening ............................. 80
• Functies telefoongesprekken .................. 86
• Functies van de Uconnect™Phone ............... 87
• Geavanceerde telefoonverbindingen .............. 90
• Wat u moet weten over uw UConnect™ Phone ....... 91
• SPRAAKHERKENNING — INDIEN AANWEZIG .......... 99
• Bediening van het spraakherkenningssysteem ....... 99
• Commando’s ........................... 100
• Stemtraining ........................... 102
• STOELEN ............................... 102
• Elektrische stoelverstelling — indien aanwezig ...... 102
• Elektrisch verstelbare passagiersstoel ........... 103
• Elektrische lendensteun — indien aanwezig ........ 104
• Neerklapbare voorstoel passagierszijde — indien
aanwezig ............................. 105
• Stoelverwarming — Indien aanwezig ............ 105
• Stoelventilatie — indien aanwezig .............. 107
• Hoofdsteunen .......................... 108
• 60/40 deelbare achterbank ................... 110
64

Page 75 of 378


SPIEGELS
Binnenspiegel met dag/nachtstand
De auto is voorzien van een spiegel met één
kogelgewricht. Deze spiegel wordt aange-
draaid in een vaste stand. De spiegelkop kan
naar boven, beneden, links en rechts worden
aangepast aan de bestuurder. Draai de spiegel
zo dat u door het midden van de achterruit kijkt.
Hinderlijke weerspiegeling van de koplampen
van achterliggers kunt u verminderen door het
hendeltje onder de spiegel in de nachtstand te
zetten (naar de achterkant van de auto toe).
Stel de spiegel af terwijl deze in de dagstand
staat (naar de voorruit toe).
Binnenspiegel met automatische
dimstand — indien aanwezig
Dit type spiegel dimt automatisch de hinderlijke
weerspiegeling van de koplampverlichting van
achterliggers. U kunt deze functie aan- of uit-
zetten door de knop onder aan de spiegel in te
drukken. In de knop gaat een lampje branden
als de dimfunctie in werking is getreden. De
spiegel kan zonder gereedschap linksom wor-
den aangedraaid op de knop op de voorruit.
LET OP!
Om tijdens reinigen de spiegel niet te bescha-
digen mag reinigingsvloeistof nooit recht-
streeks op de spiegel worden gespoten.
Breng de vloeistof aan op een schone doek
en wrijf de spiegel daarmee schoon.
BuitenspiegelsStel voor optimaal zicht de spiegels zo af dat u
de aangrenzende rijstrook goed in het vizier
hebt en er dan tevens een geringe overlapping
is met de binnenspiegel.
Afstellen van de achteruitkijkspiegel
Binnenspiegel met automatische dimstand
71

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 ... 70 next >