stop start JEEP GRAND CHEROKEE 2011 Instructieboek (in Dutch)

Page 20 of 378

Het systeem in waakfunctie
schakelen:
Auto’s zonder Keyless Enter-N-Go
Neem de sleutel uit het contactslot en druk op
een portiervergrendelingsknop van een ge-
opend bestuurders- of passagiersportier of
druk op LOCK op de afstandsbediening. Nadat
het laatste portier is gesloten of als alle portie-
ren dicht zijn, schakelt het alarmsysteem bin-
nen circa 16 seconden om naar de waakfunc-
tie. Gedurende deze tijd knippert het
indicatielampje van het alarmsysteem. Als het
indicatielampje niet gaat branden, schakelt het
alarmsysteem niet om naar de waakfunctie. Als
u tijdens het omschakelen naar de waakfunctie
een portier opent, wordt de activeringsproce-
dure door het alarmsysteem geannuleerd. Als u
het beveiligingsalarmsysteem na het sluiten
van het portier alsnog wilt activeren, herhaalt u
een van de eerder beschreven activeringspro-
cedures.
Auto’s met Keyless Enter-N-Go
Houd de Start/stop-knop van de Keyless Enter-
N-Go ingedrukt totdat het elektronisch voer-
tuiginformatiecentrum (EVIC) aanduidt dat decontactschakelaar in de standOFFstaat
(raadpleegStarten en rijdenvoor meer infor-
matie). Druk hierna óf op de vergrendelknop
(LOCK) van de centrale portiervergrendeling
van een geopend bestuurders- of passagier-
sportier, druk op de vergrendelknop op de
handgreep van het bestuurders- of passagier-
sportier met een geldige sleutelhouder binnen
bereik, óf druk op de vergrendelknop (LOCK)
op de afstandsbediening (raadpleegPassive
Entry-systeeminWat u moet weten voordat u
de auto startvoor meer informatie).
Het systeem deactiveren
Auto’s zonder Keyless Enter-N-Go
Druk óf op de ontgrendelknop (UNLOCK) op
de afstandsbediening, óf steek een geldige
contactsleutel in de contactschakelaar en draai
de sleutel naar de stand ON/RUN.
OPMERKING:
•Het alarmsysteem kan niet worden in- of
uitgeschakeld met behulp van de slotci-
linder van het bestuurdersportier.

Als het alarmsysteem is geactiveerd, kunt
u de portieren niet ontgrendelen met de
schakelaars voor de portiervergrendeling.
Auto’s met Keyless Enter-N-Go
Druk óf op de ontgrendelknop (UNLOCK) op
de afstandsbediening, trek aan de handgreep
van het bestuurders- of passagiersportier
(raadpleegPassive Entry-systeeminWat u
moet weten voordat u de auto startvoor meer
informatie) met een geldige sleutelhouder bin-
nen bereik, óf druk op de Start/stop-knop van
de Keyless Enter-N-Go (hiervoor is minimaal
één geldige sleutelhouder in de auto vereist), óf
steek een geldige sleutelhouder in de contact-
schakelaar (als de Start/stop-knop is verwij-
derd) en draai deze naar de stand ON/RUN.
Hoewel het alarmsysteem is ontworpen om uw
auto te beveiligen, is het mogelijk dat u onbe-
doeld omstandigheden veroorzaakt waarin het
systeem een vals alarm afgeeft. Als een van de
eerder beschreven procedures voor het active-
ren van de waakfunctie is uitgevoerd, zal het
beveiligingsalarmsysteem worden ingescha-
keld, ongeacht of u zich in de auto bevindt. Als
u in de auto blijft en een portier opent, gaat het
alarm af. Als deze situatie zich voordoet, scha-
kelt u het alarmsysteem uit.
Als de accu wordt losgekoppeld terwijl het
alarmsysteem is ingeschakeld, zal het systeem
16
PAGE POSITION:18JOB:@zeta.tweddle.com/chry_pdm/CLS_chrysler-intl/GRP_owners/JOB_843955-nl-grc/DIV_og-ee.nl pubnum: NO-PUB-NUMBER

Page 178 of 378


Wanneer dit niet mogelijk is, moet de kilometer-
teller op nul gezet te worden en moet een
sticker in de deurstijl aangebracht worden met
daarop de kilometerstand voor de reparatie/
vervanging. Het verdient aanbeveling om zelf
voor reparatie/vervanging de kilometerstand te
noteren, zodat u er zeker van kunt zijn dat de
teller juist wordt ingesteld, of dat de sticker in
de deurstijl de juiste stand aangeeft wanneer
de kilometerteller op nul gezet moet worden.
Op deze display verschijnen EVIC-berichten
om bepaalde situaties aan te geven. ZieElek-
tronisch voertuiginformatiecentrum .
11. Bandenspanningsverklikker Alle banden, ook de reserveband
(indien aanwezig), moeten elke
maand worden gecontroleerd
wanneer ze koud zijn en opge-
pompt tot de bandenspanning die
door de fabrikant wordt aanbevo-
len op de bandenspanningensticker. (Als uw
voertuig banden heeft met een andere maat
dan wordt aangegeven op de bandenspannin-
gensticker, moet u de juiste bandenspanning
voor die banden bepalen.) Als extra veiligheidsvoorziening is uw voertuig
uitgerust met een bandenspanningscontrole-
systeem (TPMS). Er gaat een bandenspan-
ningsverklikker branden wanneer een of meer
banden ruim onvoldoende zijn opgepompt. Als
de verklikker voor een te lage bandenspanning
gaat branden, moet u dus zo snel mogelijk
stoppen en uw banden controleren en deze tot
de juiste bandenspanning oppompen. Als u
met een ruim onvoldoende opgepompte band
rijdt, raakt de band oververhit en kan een
klapband optreden. Een te lage bandenspan-
ning verhoogt ook het brandstofverbruik, ver-
mindert de levensduur van de band en kan het
rij- en remgedrag van de auto nadelig beïnvloe-
den.
Het bandenspanningscontrolesysteem is geen
vervanging voor een juist onderhoud van uw
banden. Het is de verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de juiste bandenspanning te
handhaven, zelfs wanneer de bandenspanning
nog niet laag genoeg is om de bandenspan-
ningsverklikker te activeren.
Uw voertuig is ook uitgerust met een indicatie-
lampje voor TPMS-storingen dat aangeeft wan-
neer het systeem niet goed werkt. Het indica-
tielampje voor TPMS-storingen werkt in
combinatie met het bandenspanningsverklik-
kerlampje. Als het systeem een storing be-
merkt, knippert het verklikkerlampje ongeveer
één minuut lang en blijft daarna aanhoudend
verlicht. Zolang er sprake van een defect blijft,
vindt deze reeks handelingen plaats telkens als
het voertuig daarna wordt gestart. Als het fout-
meldingslampje verlicht is, is het mogelijk dat
lage bandenspanning niet wordt gedetecteerd
of gemeld. Storingen van het TPMS kunnen
optreden om verschillende redenen, waaron-
der de installatie van vervangende of alterna-
tieve banden of wielen op het voertuig waar-
door de juiste werking van het TPMS wordt
verhinderd. Controleer altijd het verklikker-
lampje voor TPMS-storingen nadat één of
meerdere banden of wielen van het voertuig
zijn vervangen om te verzekeren dat de vervan-
gende of alternatieve banden en wielen de
juiste werking van het TPMS niet verhinderen.
174

Page 194 of 378


•Temperatuur koelvloeistof
Toont de daadwerkelijke temperatuur van de
koelvloeistof.
• Olietemperatuur
Toont de daadwerkelijke temperatuur van de
olie.
• Oliedruk
Toont de daadwerkelijke druk van de olie.
• Temperatuur transmissie
Toont de daadwerkelijke temperatuur van de
transmissie.
• Bedrijfsuren motor
Geeft het aantal uren weer dat de motor in
bedrijf geweest is.
Bandenspanning
Druk op de toets OMHOOG of OMLAAG totdat
de melding “Units” (maateenheden) in het
EVIC verschijnt en druk dan de toets SELEC-
TEREN. Druk de toets OMHOOG/OMLAAG
herhaald kort in totdat een van de volgende
meldingen van de systeemstatus in het EVIC
worden weergegeven:
• Systeem OK •
Systeemwaarschuwingen op scherm (geeft
alle momenteel actieve systeemwaarschu-
wingen weer.)
• Bandenspanningscontrolesysteem (toont de
huidige spanning van alle vier de banden).
Raadpleeg voor meer informatie: “Bewaking
bandenspanning” onder “Starten en bedie-
nen”.
OPMERKING:
• Onder normale rijomstandigheden wor-
den de banden warm tijdens het rijden. Bij
hitte neemt de bandenspanning toe van
14 to 41 kPa bij normale rijomstandighe- den. Raadpleeg voor meer informatie:

Banden - Algemene informatie/Banden-
spanningen onder Starten en bedienen .
• Uw systeem kan opgezet worden zodat
het de druk aangeeft in PSI, kPA of BAR.
Display sleutelloze
voertuigtoegang — Indien aanwezig
Wanneer de ENGINE START/STOP-knop wordt
ingedrukt om een andere stand van de contact-
schakelaar te kiezen, verschijnt het pictogram
voor sleutelloze voertuigtoegang kort op het
EVIC-display om de nieuwe stand van de con-
tactschakelaar aan te geven.
Raadpleeg voor meer informatie: “Sleutelloze
voertuigtoegang” onder “Starten en bedienen”.
OPMERKING:
Onder bepaalde omstandigheden kan het
display worden vervangen door een ander
display met een hogere prioriteit. Wanneer
de stand van de contactschakelaar wordt
veranderd, verschijnt het display altijd weer.
Weergave bandenspanning
190

Page 222 of 378


STARTPROCEDURESVoordat u uw auto start: stel uw stoel in, stel de
binnen- en buitenspiegels in, doe uw veilig-
heidsgordel om en verzoek eventuele passa-
giers ook hun veiligheidsriemen om te doen.
WAARSCHUWING!
Kinderen nooit alleen in het voertuig laten.
Kinderen zonder toezicht achterlaten in een
auto is om verschillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden kunnen ernstige of dode-
lijke verwondingen oplopen. Laat de sleutel-
houder niet in het contact achter. Een kind zou
de elektrische raambediening of andere scha-
kelaars kunnen bedienen of de auto in bewe-
ging kunnen brengen.
Automatische versnellingsbakDe keuzehendel moet in de stand NEUTRAL of
PARK staan voordat u de auto kunt starten.
Trap op het rempedaal voor u de keuzehendel
in een rijstand zet.
LET OP!
De versnellingsbak kan beschadigd raken in-
dien de volgende voorzorgen niet in acht
genomen worden:
•Zet de keuzehendel alleen in de stand
PARK als de auto helemaal stilstaat.
• Schakel de keuzehendel alleen in of uit de
stand REVERSE, als de auto helemaal
stilstaat en de motor stationair draait.
• Schakel niet vanuit REVERSE, PARK of
NEUTRAL in een van de rijstanden bij een
hoger motortoerental dan stationair.
• Voor u in een versnelling schakelt, moet het
rempedaal stevig worden ingetrapt.
Houder met ingebouwde sleutel gebruiken
(Tipstart)
OPMERKING:
Bij normaal starten van een koude of warme
motor hoeft u het gaspedaal niet in te trap-
pen. Druk niet
op het gaspedaal. Met de houder
met ingebouwde sleutel zet u het contact even
in de START-stand en laat deze los zodra de
startmotor aanslaat. De startmotor blijft draaien
en slaat automatisch af als de motor begint te
draaien. Als de motor niet aanslaat, slaat de
startmotor automatisch binnen 10 seconden af.
Als dit gebeurt, draait u de contactsleutel in de
vergrendelstand (LOCK), wacht 10 tot 15 se-
conden en herhaal dan de normale startproce-
dure.
Enter-N-Go sleutelloze toegang
Met deze functie kan de
bestuurder de contact-
schakelaar met een
druk op de knop bedie-
nen, mits de ENGINE
START/STOP-knop
(motorstart/-stopknop)
is geïnstalleerd en de
afstandsbediening
(RKE) zich in het passa-
gierscompartiment bevindt.
218

Page 223 of 378


ENGINE START/STOP-knop aanbrengen en
verwijderen
Knop aanbrengen
1. Neem de sleutel uit de contactschakelaar.
2. Steek de ENGINE START/STOP-knop in de
contactschakelaar met de letters naar boven
en leesbaar.
3. Druk stevig midden op de knop zodat deze
goed op de plaats zit.
Knop verwijderen
1. De ENGINE START/STOP-knop kan uit de
contactschakelaar worden verwijderd voor ge-
bruik van de sleutelhouder.
2. Steek het metalen gedeelte van de nood-
sleutel onder de verchroomde vatting in de
stand 6 uur en wrik de knop voorzichtig los.
OPMERKING:
De ENGINE START/STOP-knop mag alleen
worden verwijderd of aangebracht wanneer
de contactschakelaar in de stand LOCK
staat (stand OFF bij Enter-N-Go sleutelloze
toegang).Normale startprocedure
ENGINE START/STOP-stop gebruiken
OPMERKING:
Bij normaal starten van een koude of warme
motor hoeft u het gaspedaal niet in te trap-
pen.
Om de motor te starten, moet de versnellings-
bak in de stand PARK of NEUTRAL staan. Houd
het rempedaal ingetrapt terwijl u één keer op
de ENGINE START/STOP-knop drukt. Het sys-
teem neemt het over en probeert de auto te
starten. Als de auto niet start, slaat de startmo-
tor automatisch binnen 10 seconden af. Als u
de startpogingen wilt onderbreken voordat de
motor aanslaat, drukt u nogmaals op de knop.
Motor afzetten met de ENGINE
START/STOP-knop
1. Zet de keuzehendel in de stand PARK, druk
op de ENGINE START/STOP-knop en laat deze
daarna los.
2. De contactschakelaar keert terug naar de
stand OFF.3. Als de keuzehendel niet in de stand PARK
staat, moet de ENGINE START/STOP-knop
twee seconden lang worden ingedrukt en moet
de voertuigsnelheid hoger zijn dan 8 km/u,
voordat de motor wordt afgezet. De contact-
schakelaar blijft in de stand ACC, totdat de
keuzehendel in de stand PARK staat en de
knop twee keer wordt ingedrukt naar de stand
OFF. Als de keuzehendel niet in de stand PARK
staat en de ENGINE START/STOP-knop één
keer wordt ingedrukt, verschijnt op het EVIC
(indien aanwezig) de melding
Vehicle Not In
Park (auto staat niet in de stand PARK) en blijft
de motor draaien. Verlaat een auto nooit als
deze niet in de stand PARK staat, omdat de
auto dan kan wegrollen.
OPMERKING:
Wanneer de contactschakelaar in de stand
ACC of RUN (motor draait niet) blijft staan en
de versnellingsbak in de stand PARK staat,
wordt het systeem, nadat het 30 minuten
niet actief is geweest, automatisch uitge-
schakeld en wordt de contactschakelaar in
de stand OFF gezet.
219

Page 224 of 378


Functies van de Enter-N-Go sleutelloze
toegang – Met de voet van het rempedaal
(in stand PARK of NEUTRAL)
De werking van de Enter-N-Go-functie is gelijk
aan die van de ontstekingsschakelaar. Er zijn
vier standen: OFF, ACC, RUN en START. Om de
contactschakelaar in een andere stand te zet-
ten zonder de auto te starten en om de acces-
soires te kunnen gebruiken, volgt u de onder-
staande stappen.
•Starten met de contactschakelaar in de
stand OFF:
• Druk één keer op de ENGINE START/STOP-
knop om de contactschakelaar in de stand
ACC te zetten (op het EVIC verschijnt de
melding IGNITION MODE ACCESSORY 
(contactschakelaar accessoires)),
• Druk nogmaals op de ENGINE START/STOP-
knop om de contactschakelaar in de stand
RUN te zetten (op het EVIC verschijnt de
melding IGNITION MODE RUN (contact-
schakelaar aan)), •
Druk voor de derde keer op de ENGINE
START/STOP-knop om de contactschakelaar
weer in de stand OFF te zetten (op het EVIC
verschijnt de melding IGNITION MODE
OFF (contactschakelaar uit)).
Extreme koude (onder 29 °C)Om te zorgen voor betrouwbaar starten bij
deze temperaturen wordt het gebruik van een
van buitenaf gevoede elektrische blokverwar-
mer (te verkrijgen bij uw erkende dealer) aan-
bevolen.
Als de motor niet start
WAARSCHUWING!
• Giet nooit brandstof of een andere ontvlam-
bare vloeistof in de luchtinlaat van het
gasklephuis om de auto te starten. Hier-
door kunnen steekvlammen ontstaan die
ernstig letsel kunnen veroorzaken.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Probeer niet de auto te starten door middel
van aanduwen of slepen. Auto’s met een
automatische versnellingsbak kunnen niet
op die manier worden gestart. Onver-
brande brandstof kan de katalysator bin-
nendringen, na het starten ontbranden en
zo de katalysator en de auto schade toe-
brengen. Wanneer de auto een lege accu
heeft, kunt u startkabels gebruiken en zo
starten vanaf een hulpaccu of de accu van
een andere auto. Deze startmethode kan
gevaarlijk zijn bij ondeskundig gebruik.
Raadpleeg voor meer informatie Starten
met startkabels in Wat te doen in geval
van nood .
220

Page 225 of 378


’Verzopen’ motor starten
(met de ENGINE START/STOP-knop)
Als de motor niet start nadat u de procedures
voornormaal starten of extreme koude hebt
gevolgd, kan het zijn dat de motor ’verzopen’
is. Om de overtollige brandstof weg te krijgen,
houdt u het rempedaal ingetrapt, houdt u het
gaspedaal helemaal ingetrapt, en drukt u ver-
volgens één keer op de ENGINE START/STOP-
knop en laat deze weer los. De startmotor wordt
automatisch ingeschakeld, draait gedurende
10 seconden, en wordt dan uitgeschakeld. Als
dit gebeurt, laat dan het gas- en rempedaal los,
wacht gedurende 10 tot 15 seconden, en her-
haal dan de procedure Normaal starten .
’Verzopen’ motor starten
(met houder met ingebouwde sleutel)
Als de motor niet start nadat u de procedures
voor normaal starten of extreme koude heeft
gevolgd, kan het zijn dat de motor ’verzopen’
is. Om de overtollige brandstof weg te krijgen,
houdt u het gaspedaal helemaal ingedrukt op
de vloer. Daarna drukt u de contactschakelaar
in de START-stand en laat u deze los zodra de
startmotor aanslaat. De startmotor slaat auto-
matisch binnen 10 seconden af. Als dit ge- beurt, draait u de contactschakelaar in de
vergrendelstand (LOCK), wacht 10 tot 15 se-
conden en herhaal dan de normale startproce-
dure.
LET OP!
Om schade aan de startmotor te voorkomen
wacht u 10 tot 15 seconden voordat u het
nogmaals probeert.
Na het startenHet stationaire toerental wordt automatisch ge-
regeld en loopt terug naarmate de motor war-
mer wordt.
Normaal starten — DieselmotorLet op de volgende zaken als de motor draait.

Alle lampjes met berichten zijn uit.
• Storingsindicatielampje (MIL) is uit.
• Oliedruklampje is uit
Voorzorgsmaatregelen bij koud weer
Als wordt gereden bij temperaturen onder het
vriespunt, moeten speciale voorzorgsmaatre-
gelen worden genomen. De volgende tabel
geeft enkele opties. *Dieselbrandstof nr. 1 met ultralaag zwavelge-
halte (ULSD) mag uitsluitend worden gebruikt
op plaatsen met langdurige polaire weersom-
standigheden (-23 °C).
OPMERKING:

Bij gebruik van op het klimaat afgestemde
ULSD- dieselbrandstof of ULSD-
dieselbrandstof nr. 1 wordt aanzienlijk
meer brandstof verbruikt.
• Op het klimaat afgestemde ULSD-
dieselbrandstof is een mengsel van nr. 2
ULSD- en nr. 1 ULSD-dieselbrandstof dat
de temperatuur waarbij zich waskristallen
in de brandstof vormen verlaagt.
OPMERKING:
Deze motor vereist Dieselbrandstof met ul-
tralaag zwavelgehalte . Verkeerde brandstof
221

Page 232 of 378


overdrive (de overversnelling) geschakeld bij
een gelijkmatige kruissnelheden.
Als de schakelaar is geactiveerd gaat het
lampje TOW/HAUL op het instrumentenpaneel
branden. Als u nogmaals op de schakelaar
drukt, keert de versnellingsbak terug naar de
normale werking. Als de modus TOW/HAUL is
vereist, moet de schakelaar telkens worden
ingedrukt als de motor wordt gestart.
Als de motor bij hoge omgevingstemperaturen
langdurig met hoge toerentallen en een hoge
belasting draait, kan de versnellingsbak ineens
opschakelen om snel daarna terug te schake-len. Het controlelampje TOW/HAUL (trekken/
slepen) dimt. Dit is een normaal onderdeel van
de oververhittingsbeveiligingsstrategie bij ge-
bruik van de modus TOW/HAUL.
Noodwerking van de versnellingsbak
(stand Limp Home)
Het functioneren van de versnellingsbak wordt
gecontroleerd op afwijkingen. Als er een afwij-
king wordt gedetecteerd die kan leiden tot
beschadiging van de versnellingsbak, wordt
de noodwerking van de versnellingsbak (Limp
home) ingeschakeld. Bij deze modus blijft de
versnellingsbak in de huidige versnelling (bij
dieselmotoren van 3,6 liter en 3,0 liter) of in
directe aandrijving (bij motoren van 5,7 liter) tot
het voertuig tot stilstand wordt gebracht.
Ga als volgt te werk om de versnellingsbak te
resetten:
1. Stop de auto.
2. Verplaats de keuzehendel naar de stand
PARK.
3. Zet de motor af en zorg dat u de contact-
schakelaar in de stand LOCK (vergrendelen)
draait.4. Wacht ongeveer 10 seconden en start de
motor opnieuw.
5. Zet de keuzehendel in de gewenste stand.
Als het probleem is verholpen, hervat de ver-
snellingsbak de normale werking. Als het pro-
bleem aanhoudt, blijven PARK/NEUTRAL/
REVERSE werken. In de stand DRIVE zijn
alleen de 2e versnelling (bij een 3,6l-motor en
een 3,0l-dieselmotor) of 3e versnelling (bij mo-
toren van 5,7 liter) beschikbaar. Laat de ver-
snellingsbak zo spoedig mogelijk controleren
door een erkende dealer.
Koppelomvormerkoppeling
De automatische versnellingsbak in deze auto
beschikt over een functie die het brandstofver-
bruik helpt beperken. Een koppeling binnen de
koppelomvormer grijpt automatisch aan wan-
neer bij licht gas geven een gekalibreerde
rijsnelheid wordt bereikt. Bij sneller accelereren
grijpt de koppeling bij een hogere rijsnelheid
aan. Tijdens normaal rijden in een hogere rij-
stand bemerkt u dan mogelijk een wat ander
schakelgevoel of een iets andere reactie. Als
de rijsnelheid tot onder een gekalibreerde snel-
Schakelaar TOW/HAUL
228

Page 253 of 378


oorspronkelijke modus weer terugzetten
door de ESC OFF-schakelaar kort in te druk-
ken. Dit kan wanneer het voertuig in bewe-
ging is.
4WD lage gearing
Partial Off (Gedeeltelijk uit)
Dit is de normale bedrijfsmodus voor ESC in
4WD LOW. Wanneer het voertuig wordt gestart
in 4WD LOW (lage gearing), of wanneer de
tussenbak (indien aanwezig) van 4WD HIGH
(hoge gearing) of van NEUTRAL naar 4WD
LOW (lage gearing) wordt geschakeld, staat
het ESC-systeem in de standPartial Off (Ge-
deeltelijk uit).
Antislingerregeling (TSC)TSC gebruikt sensors in de auto om op te
merken als de aanhanger meer dan normaal
slingert en voert de nodige acties uit om het
slingeren te stoppen. Het systeem kan de
kracht van de motor verminderen en de rem
van de betrokken wiel(en) aanschakelen om
het slingeren van de aanhanger tegen te gaan.
TSC wordt automatisch aangeschakeld als het
merkt dat de aanhanger meer dan normaal
slingert. De bestuurder hoeft niets te doen. Let wel op dat TSC niet het slingeren van alle
aanhangers kan stoppen. Wees altijd voorzich-
tig als u een aanhanger trekt en volg de aan-
bevelingen voor het disselgewicht van de aan-
hanger. Raadpleeg “Het trekken van een
aanhanger” onder “Starten en bedienen” voor
meer informatie. Wanneer het TSC-systeem ac-
tief is, knippert het indicatie-/storingslampje
ESC. Het is mogelijk dat het motorvermogen
verminderd wordt en u voelt misschien dat de
remmen voor individuele wielen worden aange-
trokken in een poging om het slingeren van de
aanhanger te stoppen. Wanneer het ESC-
systeem in de modus “Partial Off” (Gedeeltelijk
uit) staat is het TSC-systeem uitgeschakeld.WAARSCHUWING!
Als TSC wordt aangeschakeld tijdens het
rijden, verminder dan de snelheid van de
auto, stop op de dichtstbijzijnde veilige plaats
en verander de lading van de aanhanger om
een einde te maken aan het slingeren van de
aanhanger.
Starthulp op hellingen
(Hill Start Assist, HSA)
Het HSA-systeem is ontworpen om de bestuur-
der te helpen bij het starten van de auto als
deze op een helling is stilgezet. HSA handhaaft
gedurende een korte periode dezelfde rem-
druk als die de bestuurder heeft gebruikt nadat
de bestuurder zijn of haar voet van het rempe-
daal heeft gehaald. Als de bestuurder geen
gas geeft tijdens deze korte periode, zal het
systeem de remdruk loslaten en de auto zal
dan de heuvel afrollen. Het systeem laat de
remdruk los in verhouding tot de hoeveelheid
gas die gegeven wordt als de auto in de
bedoelde rijrichting begint te rijden.
Criteria voor aanslaan HSA
Aan de volgende criteria moet voldaan zijn
voordat de HSA aanslaat:

De auto moet stilstaan.
• De auto moet op een helling met een hel-
lingsgraad van 6% of meer staan.
249

Page 254 of 378


•De versnellingskeuze moet kloppen met de
rijrichting van de auto (d.w.z. een voertuig
dat een helling oprijdt, moet in een voor-
waartse versnelling staan; een voertuig dat
achteruit een helling oprijdt moet in RE-
VERSE (achteruit) staan.
HSA werkt in REVERSE en alle vooruitversnel-
lingen als aan de criteria voor activering is
voldaan. Het systeem slaat niet aan als de auto
in NEUTRAL of PARK staat.
WAARSCHUWING!
Met een geladen auto of als u een aanhanger
trekt, kunnen er zich op kleine hellingen (dwz.
minder dan 8%) situaties voordoen waarbij
het systeem niet aanslaat en de auto een
beetje achteruit kan rollen. Dit kan een bot-
sing met een andere auto of voorwerp veroor-
zaken. Vergeet nooit dat de bestuurder ver-
antwoordelijk is voor het remmen van de auto. Trekken met HSA
HSA helpt als u op een helling start terwijl u een
aanhanger trekt.
WAARSCHUWING!

Als u een aanhangerremregelsysteem ge-
bruikt op uw aanhanger, kunt u de remmen
van uw aanhanger aan- en afzetten met de
remschakelaar. In dat geval is het mogelijk
dat er niet genoeg remdruk is als u het
rempedaal loslaat om de auto en aanhan-
ger op een helling op hun plaats te houden
en dit kan een botsing met een andere auto
of voorwerp achter u veroorzaken. Om te
voorkomen dat u op de helling naar bene-
den rolt als u weer gaat rijden, moet u de
aanhangerrem handmatig inschakelen
voordat u het rempedaal loslaat. Vergeet
nooit dat de bestuurder verantwoordelijk is
voor het remmen van de auto.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• HSA is geen handrem. Als u uw auto op
een helling stilzet zonder de keuzehendel
in PARK te zetten en de handrem te acti-
veren, zal uw auto de heuvel afrollen en
kan een botsing met een andere auto of
voorwerp veroorzaakt worden. Vergeet
nooit om de handrem te gebruiken tijdens
het parkeren op een helling en dat de
bestuurder verantwoordelijk is voor het
remmen van de auto
HSA uit
Als u het HSA-systeem wilt uitschakelen, dan
kunt u dat doen met behulp van de Door de
klant geprogrammeerde functies op het elek-
tronisch voertuiginformatiecentrum (EVIC).
Voor meer informatie raadpleegt u het Elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum (EVIC) in De
functies op uw dashboard .
Ready Alert BrakingDoor de Ready Alert Braking (anticiperend
remsysteem) kan de tijd gereduceerd worden
welke nodig is om in noodstopsituaties de volle
250

Page:   1-10 11-20 next >