cruise control JEEP GRAND CHEROKEE 2012 Instructieboek (in Dutch)

Page 146 of 416

ACC detecteert alleen voertuigen die precies in
de rijstrook rijden. Het kan zijn dat er te weinig
afstand wordt gehouden tot het voertuig dat
van rijstrook wisselt. Blijf altijd alert en wees
erop voorbereid uw remmen te gebruiken.
Smalle voertuigen
Bepaalde smalle voertuigen (bijvoorbeeld mo-
toren) die dicht langs de randen van de rij-
strook rijden worden pas door de ACC waarge-
nomen als ze zich in het midden van de
rijstrook bevinden. Het kan zijn dat er te weinig
afstand tot uw voorligger gehouden wordt.Stilstaande objecten en voertuigen
ACC reageert niet op onbeweeglijke voorwer-
pen en stilstaande voertuigen. ACC reageert
bijvoorbeeld niet in omstandigheden waarbij
de auto vóór u naar een andere rijstrook gaat of
wanneer er op uw rijstrook een auto stilstaat.
Blijf altijd alert en wees erop voorbereid uw
remmen te gebruiken.
De modus Normale (vaste snelheid)
Cruise Control
Naast de Adaptieve Cruise Control beschikt uw
auto ook over de modus Normale (vaste snel-
heid) Cruise Control voor het rijden met een
constante snelheid. De modus Normale Cruise
Control is bedoeld om een ingestelde snelheid
aan te houden, zonder het gaspedaal te hoe-
ven indrukken. De cruisecontrol werkt uitslui-
tend bij snelheden boven de 30 km/u.
Om te schakelen tussen de verschillende func-
ties van de cruisecontrol, drukt u op de Modus-
knop wanneer de systeemstatus OFF, READY
of SET is. Door op de Modus-knop te drukken,
ongeacht de systeemstatus, wordt de nieuwe
modus ingeschakeld vanuit de stand OFF.
142

Page 147 of 416

WAARSCHUWING!
In de modus Normale Cruise Control zal het
systeem niet reageren op voertuigen die voor
u rijden. Bovendien wordt de naderingswaar-
schuwing niet geactiveerd en klinkt er zelfs als
u te dicht op het voertuig voor u rijdt geen
alarmsignaal, omdat het voor u rijdende voer-
tuig en de tussenafstand niet worden gede-
tecteerd. Zorg dat u een veilige afstand aan-
houdt tussen uw auto en het voertuig dat voor
u rijdt. Zorg dat u zich altijd bewust bent van
de gekozen modus.
De gewenste snelheid instellen
Wanneer de auto de gewenste snelheid be-
reikt, drukt u kort op de toets SET -. Het
EVIC-scherm toont de ingestelde snelheid.
OPMERKING:
Tijdens het instellen of wijzigen van de snel-
heid wordt de nieuwe waarde weergegeven
op het display, niet op de snelheidsmeter. De snelheid wijzigen
U kunt de ingestelde snelheid op twee manie-
ren wijzigen:

Trap het gaspedaal in om de gewenste
snelheid te bereiken en druk vervolgens op
de toets SET -.
• Druk kort op de toets RES +of SET -om de
ingestelde snelheid respectievelijk te verho-
gen of te verlagen in stappen van 1 km/u.
Houd de toets RES +of SET -ingedrukt om
de ingestelde snelheid te wijzigen in stap-
pen van 10 km/u.
Functie uitschakelen (CANCEL)
Het systeem schakelt de modus Normale
Cruise Control uit zonder het geheugen te
wissen, wanneer:
• U het rempedaal aantikt of indrukt.
• u op de toets CANCEL drukt.
• het elektronisch stabiliteitsprogramma/
tractiecontrolesysteem (ESC/TCS) wordt ge-
activeerd. Functie voortzetten (RESUME)
Druk op de toets RES
+en haal vervolgens uw
voet van het gaspedaal. Het EVIC-scherm
toont de laatste ingestelde snelheid.
Functie uitschakelen (OFF)
Het systeem schakelt uit en wist de ingestelde
snelheid uit het geheugen als u:
• Druk op de toets ON/OFF.
• u het contact uitschakelt.
• de vierwielaandrijving met lage gearing in-
schakelt.
Als het cruisecontrolsysteem wordt uitgescha-
keld en vervolgens weer ingeschakeld, acti-
veert het systeem de laatste instelling van de
bestuurder (ACC of Normale Cruise Control).
Anti-ongevalsysteem Forward
Collision Warning — Indien
aanwezig
Het FCW-systeem (Forward Collision Warning)
waarschuwt de bestuurder voor een mogelijke
aanrijding met het voertuig voor u en raadt de
bestuurder aan actie te ondernemen om een
aanrijding te voorkomen.
143

Page 175 of 416

4
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN
KENNEN
•INSTRUMENTENPANEEL ..................... 175
• INSTRUMENTENPANEEL ..................... 176
• BESCHRIJVING INSTRUMENTENGROEP ............ 177
• ELEKTRONISCH VOERTUIGINFORMATIECENTRUM
(EVIC) ................................. 183
• Beeldschermweergaven Elektronisch
Voertuiginformatiesysteem (EVIC) .............. 184
• Witte verklikkerlampjes EVIC ................. 188
• Oranje verklikkerlampjes EVIC ................ 190
• Rode verklikkerlampjes EVIC ................. 191
• Indicatiesysteem voor olie verversen ............ 192
• Brandstofverbruik ........................ 193
• Adaptieve Cruise Control ................... 194
• Voertuigsnelheid ........................ 195
• Ritinformatie ........................... 195
• Eenheden ............................. 195
171

Page 188 of 416

ToetsOMHOOG
Druk op de toets UP en laat deze
weer los om omhoog te bladeren
door de hoofdmenu’s (Brandstof-
verbruik, Voertuiginformatie, Ban-
denspanning, Cruise Control, Be-
richten, Eenheden,
Systeeminstellingen) en de submenu’s.
Toets OMLAAG
Druk op de toets OMLAAGen
laat deze weer los om omlaag te
bladeren door de hoofdmenu’s en
de submenu’s.
Toets SELECT
Druk kort op de toets SELECT voor
toegang tot hoofdmenu’s, subme-
nu’s of persoonlijke instellingen in
het menu Instellingen. Druk de
toets SELECT en houd deze in-
gedrukt om functies te resetten. Toets BACK
Druk op de toets BACK om terug
te gaan naar een voorgaand menu
of submenu.
Beeldschermweergaven
Elektronisch
Voertuiginformatiesysteem (EVIC)
Onder de juiste omstandigheden geeft het
EVIC de volgende berichten weer:
•Vehicle Not in Park (Auto niet in parkeer-
stand)
• Key Left Vehicle (Sleutel niet in auto)
• Key Not Detected (Sleutel niet aangetroffen)
• Service Keyless System (onderhoud af-
standsbediening noodzakelijk)
• Service Tire Pressure System (Onderhoud
bandenspanningsysteem)
• Service Park Assist System (Parkeerhulp la-
ten nakijken)
• Park Assist System Blinded (Parkeerhulp
geblindeerd) •
Park Assist Disabled (Parkeerhulp uitge-
schakeld)
• Front Sensor Blinded (Sensor voor geblin-
deerd)
• Rear Sensor Blinded (Sensor achter ge-
blindeerd)
• Keyfob Battery Low (Batterij sleutelhanger
bijna leeg)
• Liftglass Open (Klapraam open)
• Left front turn signal lamp out (Richtingaan-
wijzer linksvoor defect)
• Right front turn signal lamp out (Richting-
aanwijzer rechtsvoor defect)
• Left rear turn signal lamp out (Richtingaan-
wijzer linksachter defect)
• Right rear turn signal lamp out (Richting-
aanwijzer rechtsachter defect)
• Check Tire Pressure (Controleer banden-
spanning)
• ESC System Off (ESC-systeem uitgescha-
keld)
184

Page 189 of 416

•Service blind spot system (Onderhoud do-
dehoeksysteem)
• Blind spot detection unavailable (Dode-
hoekdetectie niet beschikbaar)
• Blind spot system off (Dodehoeksysteem
uitgeschakeld)
• Blind spot system unavailable sensor bloc-
ked (Dodehoeksysteem niet beschikbaar;
sensor geblokkeerd)
• Blind spot system unavailable astronomy
zone (Dodehoeksysteem niet beschikbaar
luchthavengebied) — Wanneer de dode-
hoekmodule een verkeerstoren waarneemt
op dezelfde frequentie die door zijn werking
gestoord zou kunnen worden, zal deze au-
tomatisch het dodehoeksysteem uitschake-
len.
• Normal Cruise Ready (Normale cruisecontrol
gereed) — Melding dat de normale cruise-
control beschikbaar is na uitschakeling van
de adaptieve cruisecontrol (ACC). Raad-
pleeg “Adaptieve cruisecontrol (ACC)” on-
der “De functies van uw voertuig (indien
aanwezig). •
Adaptive Cruise Off (Cruisecontrol uitge-
schakeld) — Wanneer de adaptieve cruise-
control (ACC) is uitgeschakeld. Raadpleeg
“Adaptieve cruisecontrol (ACC)” onder “De
functies van uw voertuig (indien aanwezig).
• ACC Ready (ACC gereed) — Als het ACC-
systeem geactiveerd wordt. Raadpleeg
“Adaptieve cruisecontrol (ACC)” onder “De
functies van uw voertuig (indien aanwezig).
• ACC Set (ACC ingesteld) — Na instellen
gewenste snelheid op het ACC-systeem.
Raadpleeg “Adaptieve cruisecontrol (ACC)”
onder “De functies van uw voertuig (indien
aanwezig).
• ACC Cancelled (ACC uitgeschakeld) —
Voor het uitschakelen van het ACC-systeem.
Raadpleeg “Adaptieve cruisecontrol (ACC)”
onder “De functies van uw voertuig (indien
aanwezig).
• Sensed Vehicle Indicator (Indicatie van ge-
detecteerd voertuig) — Het systeem detec-
teert een langzamer rijdend voertuig op de-
zelfde rijstrook. Raadpleeg “Adaptieve
cruisecontrol (ACC)” onder “De functies van
uw voertuig (indien aanwezig). •
Driver Override (Uitschakeling door bestuur-
der) — Als u het gaspedaal indrukt nadat de
gewenste snelheid op het ACC-systeem is
ingesteld. Raadpleeg “Adaptieve cruisecon-
trol (ACC)” onder “De functies van uw voer-
tuig (indien aanwezig).
• Distance Set (Afstand ingesteld) — Nadat
de gewenste volgafstand op het ACC is
ingesteld verschijnt dit bericht kortstondig.
Raadpleeg “Adaptieve cruisecontrol (ACC)”
onder “De functies van uw voertuig (indien
aanwezig).
• Brake (Remmen) — Dit bericht knippert op
het scherm en er klinkt een geluidssignaal
wanneer het ACC-systeem voorziet dat de
maximale remvertraging niet voldoende is
om de ingestelde volgafstand te handhaven.
Het ACC-systeem blijft intussen de maxi-
male remvertraging uitvoeren. U dient dan
onmiddellijk de remmen te bedienen om een
veilige afstand tot uw voorligger te handha-
ven. Raadpleeg “Adaptieve cruisecontrol
(ACC)” onder “De functies van uw voertuig
(indien aanwezig).
185

Page 190 of 416

•Clean Radar Sensor in the Front of Vehicle
(Reinig de radarsensor aan de voorzijde van
het voertuig) — Wanneer het ACC-systeem
uitschakelt als gevolg van beperkende om-
standigheden. Raadpleeg “Adaptieve
cruisecontrol (ACC)” onder “De functies van
uw voertuig (indien aanwezig).
• ACC/FCW Unavailable Vehicle System Er-
ror (Storing voertuigsysteem ACC/FCW niet
beschikbaar) — Wanneer het ACC-systeem
uitschakelt als gevolg van een tijdelijke sto-
ring waardoor de functionaliteit beperkt
wordt. Raadpleeg “Adaptieve cruisecontrol
(ACC)” onder “De functies van uw voertuig
(indien aanwezig).
• ACC/FCW Unavailable Service Radar Sen-
sor (Onderhoud radarsensor ACC/FCW niet
beschikbaar) — Wanneer het ACC-systeem
uitschakelt door een interne systeemfout die
door een erkende dealer hersteld dient te
worden. Raadpleeg “Adaptieve cruisecon-
trol (ACC)” onder “De functies van uw voer-
tuig (indien aanwezig).
• Coolant Low (Koelvloeistofpeil laag) •
Service air suspension system (Onderhoud
pneumatisch ophangsysteem)
• Vervang olie
• Key In Ignition (Sleutel in contactslot)
• Lights On (Lampen aan)
• Key in Ignition Lights On (Sleutel in con-
tactslot Lampen aan)
• Ignition or Accessory On (Contactschake-
laar op ON of ACC)
• Ignition or Accessory On. (Contactschake-
laar op ON of ACC). Lights On (Lampen aan)
• Turn Signal On (Richtingaanwijzer aan)
• Parkeerhulp aan
• Waarschuwing voorwerp gedetecteerd
• Memory 1 profile set (Gebruikersprofiel
1 ingesteld)
• Memory 2 profile set (Gebruikersprofiel
2 ingesteld)
• Memory system unavailable — Not in Park 
(Geheugen niet beschikbaar — Voertuig niet
in parkeerstand) •
Memory system unavailable — Seatbelt
buckled (Geheugen niet beschikbaar —
veiligheidsgordel vast)
• Memory 1 profile recall (Gebruikersprofiel 1
opheffen)
• Memory 2 profile recall (Gebruikersprofiel 2
opheffen)
• Trap het rempedaal in en druk op de knop
om te starten
• Wrong Key (verkeerde sleutel)
• Damaged Key (Sleutel
beschadigd)
• Key not programmed (Sleutel niet gepro-
grammeerd)
• Function currently unavailable — Power Lift-
gate (Functie tijdelijk niet beschikbaar —
Bediening achterklep)
• Unlock to operate — Power Liftgate (Ont-
grendelen voor bediening — Bediening ach-
terklep)
• Put in Park to operate — Power Liftgate 
(Zet in parkeerstand om te bedienen —
Bediening achterklep)
186

Page 193 of 416

•Elektronische snelheidsregeling AAN
Dit lampje gaat aan als de elektro-
nische snelheidsregeling AAN
staat. Voor meer informatie, raad-
pleeg “Elektronische snelheidsre-
geling” onder “De functies van uw
voertuig”.
• Elektronische snelheidsregeling
INGESTELD
Dit lampje brandt wanneer de
elektronische snelheidsregeling
werkt met een door de bestuurder
gemaakte instelling. Voor meer in-
formatie, raadpleeg “Elektronische
snelheidsregeling” onder “De
functies van uw voertuig”.
• Adaptieve cruisecontrol (ACC) AAN
Dit lampje brandt wanneer de ACC
AAN staat. Voor meer informatie,
raadpleeg “Adaptieve cruisecon-
trol (ACC)” onder “De functies van
uw voertuig”. •
Adaptieve cruisecontrol (ACC)
INGESTELD.
Dit lampje brandt wanneer de ACC
werkt met een door de bestuurder
gemaakte instelling. Voor meer in-
formatie, raadpleeg “Adaptieve
cruisecontrol (ACC)” onder “De
functies van uw voertuig”.
• Power Steering System Over Temp 
(Stuurbekrachtigingsysteem oververhit)
— Indien aanwezig Wordt de melding “POWER STEE-
RING SYSTEM OVER TEMP”
(STUURBEKRACHTIGINGSYS-
TEEM OVERVERHIT) vergezeld
van een icoon weergegeven op
het EVIC-scherm, dan geeft dit
aan dat zich extreme stuurmanoeuvres hebben
voorgedaan, welke een oververhitting van het
stuurbekrachtigingsysteem hebben veroor-
zaakt. De assistentie van de stuurbekrachti-
ging zal tijdelijk wegvallen totdat de oververhit- tingstoestand niet meer bestaat. Wanneer de
rijomstandigheden veilig zijn, parkeer het voer-
tuig en laat deze stilstaan. Na ongeveer vijf
minuten zal het systeem afgekoeld zijn en weer
normaal functioneren. Raadpleeg “Stuurbe-
krachtiging” onder “Starten en bedienen” voor
meer informatie.
OPMERKING:

Ook wanneer de assistentie door de
stuurbekrachtiging niet meer werkt, kan
het voertuig nog steeds bestuurd worden.
Onder dergelijke omstandigheden is wel
aanzienlijk meer kracht nodig om te stu-
ren, vooral bij lage rijsnelheden en tijdens
parkeermanoeuvres.
• Wanneer deze toestand zich langere tijd
voordoet, raadpleeg uw erkende dealer
voor onderhoud.
189

Page 194 of 416

Oranje verklikkerlampjes EVICIn dit vlak worden instelbare oranje waarschu-
wingslampjes getoond. Deze verklikkerlampjes
bevatten:
•Anti-ongevalsysteem FCW (Forward
Collision Warning) UIT
Het lampje waarschuwt de be-
stuurder voor een mogelijke aanrij-
ding met het voertuig voor u en
raadt de bestuurder aan actie te
ondernemen om een aanrijding te
voorkomen. Voor meer informatie,
raadpleeg “Adaptieve cruisecontrol (ACC)” on-
der “De functies van uw voertuig”.
• Voorgloeilampje — alleen dieselmotor
Dit lampje gaat branden wanneer u de
eerste keer het contact in stand RUN
zet. Wacht tot het lampje uit is voordat
u de motor start. Raadpleeg “Startprocedures”
onder “Starten en bedienen”. •
Controlelampje Water in brandstof —
uitsluitend diesel Als dit waarschuwingslampje gaat
branden, zit er water in het brand-
stoffilter. Dat water moet onmiddel-
lijk worden afgetapt. Neem contact
op met een erkende dealer.
• Pneumatische ophanging omhoog
Het verklikkerlampje pneumati-
sche ophanging omhoog brandt
wanneer de pneumatische ophan-
ging in gebruik is. Voor meer infor-
matie, raadpleeg “Starten en ge-
bruiken”
• Pneumatische ophanging omlaag
Het verklikkerlampje pneumati-
sche ophanging omlaag brandt
wanneer de pneumatische ophan-
ging in gebruik is. Voor meer infor-
matie, raadpleeg “Starten en ge-
bruiken” •
Controlelampje brandstofpeil
Als het brandstofpeil is gezakt tot min-
der dan 11 liter, gaat dit lampje branden
en blijft het branden totdat brandstof
wordt toegevoegd.
• Indicatielampje brandstofvuldop los
Wanneer het diagnosesysteem
detecteert dat de brandstofvuldop
los zit, onjuist is aangebracht of is
beschadigd, verschijnt het bericht
Vuldop controleren op het dis-
playvlak van de verklikkerlampjes.
Draai de tankdop stevig vast en druk op de
toets SELECT om het bericht uit te schakelen.
Als het probleem zich opnieuw voordoet, ver-
schijnt de melding de volgende keer dat de
auto wordt gestart opnieuw.
Het storingsindicatielampje (MIL) kan ook gaan
branden vanwege een loszittende, slecht be-
vestigde of beschadigde tankdop.
• Indicator laag peil ruitenvloeistof
Dit lampje gaat branden om aan te
geven dat het peil van de ruiten-
vloeistof laag is.
190

Page 198 of 416

Het berichtECO(brandstofbesparing) ver-
schijnt boven het gemiddelde brandstofver-
bruik op het EVIC-scherm. Dit bericht verschijnt
steeds wanneer het Multi-Displacement Sys-
tem (MDS) (indien aanwezig) de motor op vier
cilinders laat lopen of als u zuinig rijdt.
Met deze functie kunt u controleren of u zuinig
rijdt. U kunt het ook gebruiken om de rijstijl aan
te passen zodat u zuiniger gaat rijden. Distance To Empty (Afstand tot lege tank)
(DTE)
Geeft de geschatte afstand weer die nog kan
worden afgelegd met de brandstof die in de
tank aanwezig is. Deze geschatte afstand
wordt bepaald door een gewogen gemiddelde
van het onmiddellijke en gemiddelde brand-
stofgebruik volgens het huidige tankpeil. DTE
kan niet opnieuw worden ingesteld met de
toets SELECTEER.
OPMERKING:
Aanmerkelijke veranderingen in de rijstijl of
de belading van de auto zullen een groot
effect hebben op de afstand die de auto kan
rijden, ongeacht de getoonde DTE-waarde.
Als de DTE-waarde minder dan de geschatte
afstand van 48 km bedraagt, verandert het
DTE-scherm en verschijnt het bericht
LOW
FUEL (brandstof bijna op). Dit wordt continu
getoond totdat de auto geen benzine meer
heeft. Het bericht LOW FUEL(BRANDSTOF
BIJNA OP) verdwijnt en er verschijnt een
nieuwe DTE-waarde nadat u een flinke hoe-
veelheid brandstof in de tank doet. Mijlen per gallon (MPG) of 100L/km
Dit scherm geeft tijdens het rijden de huidige
MPG of 100L/km weer in een grafiek. Dit con-
troleert het actuele brandstofverbruik tijdens
het rijden en kan worden gebruikt om het
rijgedrag aan te passen opdat het brandstof-
verbruik wordt verlaagd.
Adaptieve Cruise ControlDruk kort op de toets OMHOOG of OMLAAG
totdat
ACC (indien uitgerust met Adaptieve
Cruise Control) verschijnt in het EVIC. De ACC-
status wordt ook in het menu weergegeven.
Druk op de toets SELECT (rechterpijl) en laat
deze weer los om de volgende informatie weer
te geven:
• Indien uitgerust met ACC, worden een of
meer van deze meldingen gegeven voor een
dynamische update van de status van de
functie als de bestuurder de functiestatus
wijzigt of als de omstandigheden zijn gewij-
zigd. Als de ACC is ingeschakeld en een
waarschuwing of een andere functie in het
hoofdscherm van het EVIC wordt weergege-
ven, dan verschijnt de ACC-status op het
scherm in plaats van de kilometerteller.
Fuel Saver Mode (brandstofbesparing) — On
(aan)
194

Page 204 of 416

Navigatie –Bocht na bocht
Wanneer u deze functie gekozen heeft, zal het
navigatiesysteem u, door middel van gespro-
ken aanwijzingen, kilometer na kilometer en
bocht na bocht langs de gekozen route bege-
leiden totdat u de eindbestemming bereikt
heeft. Om uw keuze te maken drukt u herhaal-
delijk kort op de toets SELECT, totdat een vinkje
naast de functie verschijnt, waarmee aangege-
ven wordt dat het systeem geactiveerd is, of
totdat het vinkje verdwijnt waarmee wordt aan-
gegeven dat het systeem is uitgeschakeld.
Anti-ongevalsysteem Forward Collision
Warning — Indien aanwezig
Het FCW anti-ongevalsysteem kan ingesteld
worden op: veraf, dichtbij of uit. De stan-
daardinstelling van het FCW-systeem is: veraf.
Dit houdt in dat het systeem u waarschuwt voor
een mogelijke aanrijding met een voertuig voor
u, terwijl u nog verder van dit voertuig verwij-
derd bent. Dit geeft u de langste reactietijd.
Voor een meer dynamische rijstijl kiest u de
instelling: dichtbij. Deze instelling waarschuwt
u voor een mogelijke aanrijding met een voer-
tuig voor u, terwijl u veel dichter bij dit voertuig
bent. Deze instelling biedt een meer dynami-sche rijervaring. Om de FCW-status te wijzigen,
drukt u kort op de toets SELECT totdat een
vinkje naast de functie verschijnt, waarmee
aangegeven wordt dat het systeem geacti-
veerd is, of totdat het vinkje verdwijnt waarmee
wordt aangegeven dat het systeem is uitge-
schakeld.
Voor meer informatie, raadpleeg “Adaptieve
cruisecontrol (ACC)” onder “De functies van uw
voertuig”.
Parkeerhulp
De parkeerhulp achter tast het gebied achter
de auto af voor obstakels indien REVERSE
(achteruit) is ingeschakeld en de snelheid min-
der dan 18 km /u bedraagt. Het systeem kan
worden ingesteld met Sound Only (alleen ge-
luid), Sound and Display (geluid en beeld) of
worden uitgeschakeld (OFF) via het EVIC. Om
een selectie te maken bladert u omhoog of
omlaag totdat de gewenste instelling gemar-
keerd is, vervolgens drukt u kort op SELECT
totdat naast de instelling een vinkje verschijnt
dat aangeeft dat de instelling geselecteerd is.
Raadpleeg
Rear Park Assist System (parkeer-sensoren achter) in
Functies van uw auto
begrijpen voor meer informatie over de wer-
king en bediening.
Dodehoekbewaking — indien aanwezig
Bij het gebruik van het dodehoeksysteem zijn
drie instellingen mogelijk. Door eenmaal kort
op de toets SELECT te drukken kiest u de
modus “Blind Spot: Lights Only” dode hoek:
alleen lichtsignaal). Wanneer deze modus is
ingeschakeld werkt het dodehoeksysteem en
worden waarschuwingen als visuele signalen
weergegeven in de buitenspiegels. Door de
toets SELECT een tweede maal te drukken
kiest u de modus “Blind Spot: Lights/CHM”
(dode hoek:lichtsignaal/geluid). In deze modus
geeft het dodehoeksysteem, zodra de richting-
aanwijzers zijn ingeschakeld, visuele waar-
schuwingen weer in de buitenspiegels en laat
gelijktijdig een waarschuwingssignaal klinken.
Door de modus “Blind Spot: Off” (dode hoek:
Uit) te kiezen wordt het dodehoeksysteem uit-
geschakeld.
OPMERKING:
Wanneer uw voertuig schade heeft opgelo-
pen in het gebied waar de sensor geplaatst
200

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 next >