radio JEEP GRAND CHEROKEE 2012 Instructieboek (in Dutch)

Page 95 of 416

dellijk wilt geven. Als bijvoorbeeld de prompt
Wilt u een telefoon koppelen, annule,klinkt,
kunt u de toets
indrukken en zeggen
Een telefoon koppelen om die optie te selec-
teren zonder dat u naar de rest van de prompt
hoeft te luisteren.
Bevestigingsprompts aan-/uitzetten
Als u de bevestigingsprompts uitschakelt, be-
vestigt het systeem uw keuzen niet meer (de
Uconnect™ Phone zal bijvoorbeeld het tele-
foonnummer niet herhalen voordat u een op-
roep activeert).
• Druk op de
toets om te beginnen.
• Na de prompt Gereeden de daaropvol-
gende pieptoon zegt u:
“Aanzetten bevestigingsprompts instel- len”
“Uitzetten bevestigingsprompts instellen”
Indicatielampjes status telefoon en netwerk
De Uconnect™ Phone meldt de status van uw
telefoon en netwerk wanneer u probeert een
oproep tot stand te brengen via Uconnect™,
indien uw mobiele telefoon, de radio en/of een
display van hoge kwaliteit, zoals het instrumen- tenpaneel, deze functie ondersteunen. De sta-
tus wordt aangeduid voor de signaalsterkte van
het netwerk, de status van de telefoonaccu,
etc.
Kiezen via de toetsen van de mobiele
telefoon
U kunt via uw mobiele telefoon een nummer
kiezen en tegelijkertijd de Uconnect™ Phone
gebruiken (wanneer u de toetsen van de mo-
biele telefoon gebruikt, moet u echter behoed-
zaam te werk gaan en zorgen dat u de veilig-
heid niet in gevaar brengt). Als u een nummer
kiest via de gekoppelde Bluetooth
mobiele
telefoon, wordt het geluid hoorbaar via het
audiosysteem van uw auto. De Uconnect™
Phone werkt op dezelfde wijze als wanneer u
het nummer kiest via een gesproken opdracht.
OPMERKING:
Sommige merken mobiele telefoons verzen-
den de kiestoon niet naar de Uconnect™
Phone om te worden afgespeeld via het
audiosysteem. In dat geval zult u de kies-
toon dus niet horen. In dit geval heeft de
gebruiker ook als het nummer goed ge-
draaid is, wellicht het gevoel dat het gesprek niet tot stand is gebracht ook al wordt er op
dat moment gebeld. Zodra het gesprek
wordt beantwoord, hoort u de audio.
Mute/Un-Mute (geluid af/geluid aan)
Wanneer u het geluid van de Uconnect™
Phone uitschakelt, kunt u nog steeds horen wat
uw gesprekspartner zegt, maar deze kan u niet
horen. Geluid van de Uconnect™ Phone uit-
schakelen:

Druk op de knop
.
• Na de pieptoon zegt u Geluid af.
Geluid van de Uconnect™ Phone weer inscha-
kelen:
• Druk op de knop
.
• Na de pieptoon zegt u Geluid aan.
Geavanceerde telefoonverbindingen
Telefoongesprek doorschakelen van en
naar een mobiele telefoon
Met de Uconnect™ Phone kunt u actieve ge-
sprekken doorschakelen van uw mobiele tele-
foon naar de Uconnect™ Phone, zonder het
gesprek te beëindigen. Als u een actief ge-
sprek wilt doorschakelen van de aan
91

Page 97 of 416

Wat u moet weten over uw
Uconnect™ Phone
Handleiding Uconnect™ Phone
Als u een korte beschrijving van de functies
van Uconnect™ Phone wilt horen, drukt u op de
toets
en zegt uUconnect™-handleiding.
Stemtraining
Als u bij het herkennen van uw gesproken
opdrachten of telefoonnummers door de
Uconnect™ Phone problemen ondervindt, kunt
u de functie Stemtraining van de Uconnect™
Phone gebruiken. Om bij deze training te ko-
men volgt u één van de volgende twee proce-
dures:
Wanneer u zich niet in de Uconnect™-modus
bevindt (maar bijvoorbeeld in de radiomodus)
• Houdt u de
toets vijf seconden lang
ingedrukt tot de trainingsessie begint of
• Druk op de toets
en spreek de vol-
gende opdracht in: “Stemtraining, systeem-
training of start stemtraining”.
U kunt drukken op de toets Uconnect™ Phone
om de fabrieksinstellingen te herstellen, of u
kunt de woorden en zinnen herhalen wanneer de Uconnect™ Phone u daarom vraagt. U
bereikt de beste resultaten wanneer de stem-
training plaatsvindt terwijl de auto is gepar-
keerd, de motor loopt, alle ramen zijn gesloten
en de aanjager is uitgeschakeld.
Deze procedure kan herhaald worden met een
nieuwe gebruiker. Het systeem past zich alleen
aan aan de laatst getrainde stem.
Functies terugstellen

Druk op de toets
.
• Na de prompt Gereeden de daaropvol-
gende pieptoon zegt u Instellenen vervol-
gens Terugstellen.
Hiermee verwijdert u alle telefoonkoppelingen,
telefoonboekgegevens en overige instellingen
in alle talen. Het systeem zal u om bevestiging
vragen voordat de fabrieksinstellingen worden
hersteld.
Spraakherkenning
• Voor de beste prestatie stelt u de achteruit-
kijkspiegel zo in dat er ten minste 1 cm
afstand is tussen het dakpaneel (indien aan-
wezig) en de spiegel. •
Wacht altijd op de pieptoon voor u begint
spreken.
• Spreek gewoon zonder te pauzeren, net
alsof u een gesprek voert met iemand die
een meter of twee van u vandaan zit.
• Zorg ervoor dat u de enige bent die spreekt
tijdens de spraakherkenningstraining.
• De spraakherkenning werkt het best:
• als de aanjager op laag of in de midden-
stand staat afgesteld,
• bij lage tot matige snelheid van het voer-
tuig,
• bij weinig weglawaai,
• bij een gelijkmatig wegdek,
• met volledig dichte ramen,
• bij droge weersomstandigheden.
• Ofschoon het systeem ontworpen is voor
sprekers van Brits Engels, Nederlands,
Frans, Duits, Italiaans of Spaans is het mo-
gelijk dat het systeem niet altijd werkt.
93

Page 104 of 416

SPRAAKHERKENNING — INDIEN
AANWEZIG
Bediening van het
spraakherkenningssysteem
Met dit spraakherkenningssys-
teem kunt u de AM- en FM-radio,
cd/dvd-speler en een dicteerap-
paraat bedienen.
OPMERKING:
Zorg dat u zo rustig en normaal mogelijk tegen
het Voice Interface Systeem spreekt. De mo-
gelijkheid voor het Voice Interface Systeem
om commando’s met de stem van de gebrui-
ker te herkennen kan negatief beïnvloed wor-
den als u snel spreekt of harder dan normaal.
WAARSCHUWING!
U mag een spraakherkenningssysteem alleen
gebruiken als de rijomstandigheden veilig zijn
en in overeenstemming met de lokale voor-
schriften. Alle aandacht moet gericht blijven
op de weg vooruit. Als u dit niet doet, kan een
botsing met ernstig of dodelijk letsel ontstaan.
Wanneer u op de spraakherkenningstoets
drukt, hoort u een pieptoon. De pieptoon
is het teken dat u een opdracht moet geven.
OPMERKING:
Indien u niet binnen een paar seconden een
opdracht uitspreekt, geeft het systeem u een
lijst met mogelijkheden.
Als u het systeem wilt onderbreken terwijl de
lijst met mogelijkheden wordt weergegeven,
drukt u op de spraakherkenningstoets
,
wacht u tot de pieptoon heeft geklonken en
spreekt u uw opdracht in. Het drukken op de spraakherkenningstoets
terwijl het systeem spreekt, wordt
inbre-
ken genoemd. Het systeem wordt in dat geval
onderbroken en na de pieptoon kunt u op-
drachten toevoegen of wijzigen. Dit wordt erg
makkelijk als u eenmaal de opties begint te
leren.
OPMERKING:
U kunt op elk ogenblik de woorden annule-
ren, help,ofhoofdmenu inspreken.
Deze opdrachten zijn universeel en kunnen
vanuit elk menu gebruikt worden. Alle andere
opdrachten kunnen gebruikt worden afhanke-
lijk van de actieve toepassing.
Bij het gebruiken van dit systeem moet u dui-
delijk en met een normaal volume spreken.
Het systeem zal uw opdrachten het best begrij-
pen als de ramen gesloten zijn en de fan van
de verwarming/airconditioning laag staat.
Als het systeem ergens een van uw opdrachten
niet begrijpt, wordt u gevraagd dit te herhalen.
Als u het eerste beschikbare menu wilt horen,
drukt u op de spraakherkenningstoets
en zegt u HelpofHoofdmenu.
100

Page 105 of 416

Commando’sHet spraakherkenningssysteem begrijpt twee
typen commando’s. De algemene comman-
do’s zijn altijd beschikbaar. Plaatselijke com-
mando’s zijn beschikbaar als de ondersteunde
radiomodus actief is.
Het volume veranderen
1. Start een dialoog door op de spraakherken-
ningstoets
te drukken.
2. Spreek een commando in (bijvoorbeeld
help).
3. Gebruik de draaiknop ON/OFF VOLUME om
het volume in te stellen op een comfortabel
niveau terwijl het spraakherkenningssysteem
spreekt. Let op: het volume voor spraakherken-
ning wordt anders ingesteld dan voor het au-
diosysteem.
Hoofdmenu
Start een dialoog door op de spraakherken-
ningstoets
te drukken. Als u naar het
hoofdmenu wilt gaan, zegt u hoofdmenu.In deze modus kunt u de volgende comman-
do’s inspreken:

Radio, als u wilt overschakelen naar de
radiomodus
• Disc, als u wilt overschakelen naar de
disc-modus
• Memo, als u wilt overschakelen naar de
memorecorder-modus
• Setup (instellingen), als u wilt overschake-
len naar het instellingenmenu van het sys-
teem
AM-radio (of Langegolf- of Middengolf-
radio, indien aanwezig)
Als u wilt overschakelen naar AM-ontvangst,
zegt u AMofradio AM. In deze modus kunt
u de volgende commando’s inspreken:
• Frequency # (frequentie), als u de frequen-
tie wilt wijzigen
• Next station (volgende zender), als u de
volgende zender wilt kiezen
• Previous station (vorige zender), als u de
vorige zender wilt kiezen •
Menu radio (radiomenu), als u naar het
radiomenu wilt overschakelen
• Main menu (hoofdmenu), als u naar het
hoofdmenu wilt overschakelen
Radio FM
Als u wilt overschakelen naar FM-ontvangst,
zegt u FMofradio FM. In deze modus kunt
u de volgende commando’s inspreken:
• Frequency # (frequentie), als u de frequen-
tie wilt wijzigen
• Next station (volgende zender), als u de
volgende zender wilt kiezen
• Previous station (vorige zender), als u de
vorige zender wilt kiezen
• Menu

radio(radiomenu), als u naar het
radiomenu wilt overschakelen
• Main menu (hoofdmenu), als u naar het
hoofdmenu wilt overschakelen
101

Page 117 of 416

Verstelbare achterbankAls u de rugleuning wilt verstellen, trekt u de
hendel aan de portierzijde van de bank om-
hoog, leunt u achterover en laat u de hendel los
wanneer de gewenste stand is bereikt. Om de
rugleuning weer terug te stellen trekt u de
hendel omhoog, leunt u voorover en laat u de
hendel los.WAARSCHUWING!
Rij nooit met de rugleuning zo schuin inge-
steld dat de schoudergordel niet meer tegen
uw borstkas rust. Tijdens een botsing bestaat
het gevaar dat u onder de veiligheidsgordel
door schuift, waardoor ernstig of dodelijk let-
sel kan ontstaan.
BESTUURDERSSTOEL MET
GEHEUGENFUNCTIE — INDIEN
AANWEZIG
Nadat u de geheugentoetsen 1 en 2 op het
paneel van het bestuurdersportier hebt gepro-
grammeerd, kunt u deze toetsen gebruiken om
de bestuurdersstoel, de buitenspiegel aan de
bestuurderszijde, het verstelbare stuurwiel (in-
dien aanwezig) en de ingestelde radiozenders
terug te zetten naar de opgeslagen geheugen-
posities. U kunt uw afstandsbedieningen ook
programmeren om terug te gaan naar de op-
geslagen geheugenposities wanneer de ont-
grendelknop is ingedrukt.Uw auto is uitgerust met twee afstandsbedie-
ningen. Eén of beide afstandsbedieningen kunt
u aan een van beide geheugenposities koppe-
len. Het geheugensysteem biedt ruimte voor
maximaal vier afstandsbedieningen, die elk
worden gekoppeld aan een van de twee ge-
heugenposities.
Ontgrendeling achterbank
Geheugentoetsen voor bestuurder
11 3

Page 118 of 416

Geheugenposities en
afstandsbediening instellen in het
geheugen
OPMERKING:
Telkens als u op de insteltoets SET (S) en
een geheugentoets (1 of 2) drukt, worden de
geheugenposities voor de betreffende toets
gewist en de nieuwe positie opgeslagen.
1. Steek de sleutel in het contact en zet het in
de stand ON/RUN.
2. Druk op geheugentoets 1 als u het geheu-
gen voor bestuurder 1 wilt instellen of op ge-
heugentoets 2 als u het geheugen voor be-
stuurder 2 wilt instellen. Eventuele opgeslagen
instellingen worden opgeroepen. Wacht totdat
het systeem gereed is met oproepen voordat u
verder gaat naar stap 3.
3. Stel de stoel, rugleuning en buitenspiegel
aan de bestuurderszijde in op de gewenste
stand.
4. Stel de elektrisch verstelbare (indien aanwe-
zig) lengte en hoogte van de stuurkolom af in
de gewenste standen.5. Zet de radio aan en stel de voorkeuzestati-
ons in (u kunt maximaal 12 AM- en 12 FM-
stations instellen).
6. Draai de contactsleutel naar de stand
LOCK/OFF en verwijder de sleutel.
7. Druk de SET (S)-toets op het bestuur-
dersportier kort in.
8. Druk binnen 5 seconden toets 1 of 2 op het
bestuurdersportier in en laat de toets weer los.
Als u de geheugenposities ook wilt kunnen
oproepen via een afstandsbediening, moet u
de volgende stap uitvoeren binnen vijf secon-
den.
9. Druk de vergrendelingstoets op een van de
afstandsbedieningen in en laat de toets weer
los.
10. Steek de sleutel in het contact en zet het in
de stand ON/RUN.
11. Selecteer
Afstandsbediening gekoppeld
aan geheugen in het Elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC) en voer Ye s(ja) in.
Raadpleeg “Elektronisch voertuiginformatie-
centrum (EVIC)/Door de klant te programmeren functies
inFuncties van het instrumentenpa-
neel voor meer informatie.
12. Herhaal de bovenstaande stappen om de
volgende geheugenpositie in te stellen met de
andere genummerde geheugentoets of om een
andere afstandsbediening aan het geheugen
te koppelen.
Geheugenpositie oproepen
OPMERKING:
De keuzehendel moet in de stand Park staan
om geheugenposities op te roepen. Als u
een geheugenpositie probeert op te roepen
terwijl de auto niet in de stand PARK staat,
wordt er een bericht weergegeven op het
Elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC).
Druk op geheugentoets 1 op het bestuur-
dersportier als u de instellingen voor bestuur-
der 1 wilt oproepen, of druk op de ontgrendel-
toets van de afstandsbediening die is
gekoppeld aan geheugenpositie 1.
Druk op geheugentoets 2 op het bestuur-
dersportier als u de instellingen voor bestuur-
der 2 wilt oproepen, of druk op de ontgrendel-
11 4

Page 125 of 416

Voorste en achterste mistlampen -
indien aanwezig
De mistlichten voor en achter kunt u naar wens
gebruiken als het zicht door mist is verslech-
terd. De mistlampen worden in deze volgorde
ingeschakeld: als u de schakelaar koplampen
één keer indrukt, gaan de mistkoplampen aan.
Druk de schakelaar een tweede keer in om de
mistachterlichten in te schakelen (mistkoplam-
pen blijven aan). Druk de schakelaar een derde
keer in om de mistachterlichten uit te schakelen
(mistkoplampen blijven aan). Druk de schake-
laar een vierde keer in om de mistkoplampen
uit te schakelen. Bij auto’s zonder mistkoplam-
pen worden de mistachterlichten ingeschakeld
als u de schakelaar de eerste keer indrukt.
OPMERKING:
De koplampschakelaar moet eerst in de
stand voor de positielichten of de koplam-
pen worden gezet voordat de mistlampscha-
kelaar kan worden ingedrukt.
BinnenverlichtingDe plafond- en instaplichten gaan branden
wanneer de voorportieren worden geopend,
wanneer de dimmerregelaar (draaiwieltje
rechts van de koplampschakelaar) naar de
bovenste stand wordt gedraaid, of wanneer
(indien aanwezig) de toets UNLOCK (ontgren-
delen) op de afstandsbediening wordt inge-
drukt. Als een portier is geopend en de interi-
eurverlichting is ingeschakeld, kunnen alle
interieurlampen worden uitgeschakeld door de
dimmerregelaar helemaal omlaag te draaien
naar de UIT-stand. Dit wordt ook wel defeest-functie genoemd, omdat de portieren hierdoor
lang open kunnen blijven zonder dat de accu
leeg loopt.
De helderheid van de instrumentenverlichting
kan worden ingesteld door de dimmerregelaar
omhoog (lichter) of omlaag (donkerder) te
draaien. Wanneer de koplampen branden, kunt
u de helderheid van de kilometerteller, dagtel-
ler, radio en dakconsole instellen door de dim-
merregelaar helemaal omhoog te draaien tot u
een klik hoort. Dit wordt ook wel de
parade-
functie genoemd, omdat dit handig is als u
overdag met ingeschakelde koplampen rijdt.
Werking van de mistlampen
Dimmerknop
121

Page 153 of 416

WAARSCHUWINGEN
Afstand achter (in/cm) Meer dan 200 cm 79-39 in
(200-100 cm) 39-25 in
(100-65 cm) 25-12 in
(65-30 cm) Minder dan 12 in
(30 cm)
Afstand voor (in/cm) Meer dan 120 cm 47-39 in
(120-100 cm) 39-25 in
(100-65 cm) 25-12 in
(65-30 cm) Minder dan 12 in
(30 cm)
Hoorbare waarschu- wing (klokgeluid) Geen
Enkele toon
seconde Slow (Vertraagd)
SnelContinu
Displaybericht Parkeerhulp AAN Waarschuwing voor- werp gedetecteerdWaarschuwing voor-
werp gedetecteerd Waarschuwing voor-
werp gedetecteerd Waarschuwing voorwerp
gedetecteerd
Boogjes Geen3 brandend
(continu) 3 langzaam knippe-
rend 2 langzaam knippe-
rend 1 langzaam knipperend
Volume van radio ver- laagd Nee
JaJaJa Ja
OPMERKING:
ParkSense zet het geluid van de radio,
wanneer deze aan staat, zachter wanneer
het systeem een geluidssignaal produceert.
ParkSense in- en uitschakelenParkSensekan worden in- en uitgeschakeld
met een knop die zich in het schakelpaneel van
het dashboard bevindt, of via de door de klant
te programmeren functies van de EVIC. De
beschikbare keuzes zijn: OFF (uit), Sound Only
(alleen geluid) of Sound and Display (geluid en display). Voor meer informatie raadpleegt u
Elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)/Persoonlijke Instellingen (door de klant
te programmeren functies)
inDe functies op
uw dashboard.
Wanneer de ParkSense schake-
laar wordt ingedrukt om het sys-
teem uit te schakelen, geven de
instrumenten gedurende ongeveer
vijf seconden het bericht PARK
ASSIST SYSTEM OFF (Parkeer-
hulp uitgeschakeld) weer. Voor meer informatie raadpleegt u het
Elektronisch voertuiginforma-
tiecentrum (EVIC) inDe functies op uw dash-
board. Wanneer de keuzehendel, met uitge-
schakelde parkeerhulp, in de stand REVERSE
(achteruit) of DRIVE (rijden) wordt gezet (bij
een snelheid van 18 km/u of lager), zal het EVIC
het bericht “PARK ASSIST SYSTEM OFF” (Par-
keerhulp uitgeschakeld) weergeven zolang het
voertuig in de achteruitversnelling staat, of ge-
durende vijf seconden wanneer het voertuig in
de rijstand staat.
149

Page 155 of 416

•Als de parkeerhulp ingeschakeld is wordt
de radio gedempt wanneer er een geluids-
signaal klinkt.
• Reinig alle sensors van de parkeerhulp
regelmatig, maar let daarbij op dat u geen
krassen of schade toebrengt. De sensors
mogen niet bedekt raken met ijs, sneeuw,
modder, vuil of afval. Verontreiniging van
de sensors kan leiden tot een slechte
systeemwerking. Mogelijk zal de Park-
Sense parkeerhulp hierdoor obstakels
voor of achter de bumper niet waarne-
men, of het systeem kan een foutieve
melding geven van een voorwerp voor of
achter de bumper.
• Voorwerpen zoals fietsendragers, trekha-
ken, etc. mogen tijdens het rijden niet
binnen 30 cm van het achterpaneel/de
achterbumper geplaatst zijn. Als dit wel
het geval is, zal het systeem een nabijge-
legen voorwerp mogelijk interpreteren als
sensorprobleem en de melding SERVICE
PARK ASSIST SYSTEM (parkeerhulpsys-
teem laten nakijken) tonen in het instru-
mentenpaneel. •
Op voertuigen met een achterklep moet
ParkSense worden uitgeschakeld wan-
neer de achterklep naar beneden wordt
geopend of helemaal openstaat. Een naar
beneden geopende achterklep kan ervoor
zorgen dat het systeem abusievelijk aan-
duidt dat er een hindernis achter het voer-
tuig aanwezig is.
LET OP!
• De parkeerhulp is uitsluitend bedoeld als
hulpmiddel tijdens het parkeren en is niet in
staat ieder voorwerp, inclusief kleine obsta-
kels, waar te nemen. Stoepranden kunnen
tijdelijk of helemaal niet worden gedetec-
teerd. Op kleine afstanden worden obsta-
kels boven of onder de sensors niet gede-
tecteerd.
• Bij gebruik van ParkSense moet u lang-
zaam rijden, zodat u tijdig kunt stoppen
wanneer een obstakel wordt gedetecteerd.
Het is raadzaam om tijdens het achteruit-
rijden over uw schouder te kijken, ook
wanneer u gebruik maakt van ParkSense.
WAARSCHUWING!
• Bestuurders moeten altijd voorzichtig ach-
teruit rijden, ook wanneer gebruik gemaakt
wordt van de ParkSense parkeerhulp.
Controleer het gebied achter de auto altijd
zorgvuldig, kijk naar achteren en wees be-
dacht op voetgangers, dieren, andere voer-
tuigen, obstakels en dode hoeken. U bent
verantwoordelijk voor de veiligheid en dient
uw aandacht voortdurend bij de omgeving
te houden. Anders bestaat er een risico op
ernstig of dodelijk letsel.
(Vervolgd)
151

Page 156 of 416

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Het wordt sterk aanbevolen om, voordat u
de ParkSense parkeerhulp gaat gebrui-
ken, de trekhaak van de auto te verwijde-
ren als de auto niet voor trekken wordt
gebruikt. Als u dit niet doet, kan persoonlijk
letsel of schade aan voertuigen ontstaan
doordat de trekhaak zich veel dichter bij het
obstakel bevindt dan de achterbumper als
het waarschuwingsdisplay de knipperende
boog laat zien en de aanhoudende toon
laat horen. Afhankelijk van de afmetingen
en vorm van de trekhaak is het ook moge-
lijk dat de sensors de trekhaak detecteren
en abusievelijk aangeven dat er een obsta-
kel achter de auto aanwezig is.ACHTERUITRIJCAMERA
PARKVIEW — INDIEN AANWEZIG
Uw auto is mogelijk voorzien van een Park-
Viewachteruitrijcamera. Hiermee kunt u het
gebied achter de auto op het scherm zien
wanneer de schakelhendel in de stand RE-
VERSE (achteruit) wordt gezet. Het beeld wordt
weergegeven op het navigatie-/multimedia-
radioscherm samen met de waarschuwing
check entire surroundings (let op de gehele
omgeving) aan de bovenkant van het scherm.
Na vijf seconden verdwijnt deze opmerking. De
ParkView camera bevindt zich aan de achter-
zijde van het voertuig boven de kentekenplaat.
Als u uit de achteruitversnelling schakelt, wordt
de achteruitrijcamera uitgeschakeld en ver-
schijnt het navigatie- of audioscherm. Indien getoond, geven statische rasterlijnen de
breedte van het voertuig aan, terwijl een onder-
broken centerlijn de middellijn van het voertuig
aangeeft. Deze lijnen kunnen bijv. van dienst
zijn bij het uitlijnen van het voertuig voor een
aanhanger. De statische rasterlijnen geven ver-
schillende zones aan waarmee u de afstand tot
de achterzijde van het voertuig kunt inschatten.
De onderstaande tabel geeft bij benadering de
afstanden weer voor elk van deze zones:
Zone
Afstand tot de achterzijde van het voertuig
Rood 0 - 30 cm
Geel 30 cm-1m
Groen 1 m of meer
152

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 50 next >