sensor JEEP GRAND CHEROKEE 2012 Instructieboek (in Dutch)

Page 15 of 416

•Verstelbaar ankerpunt schoudergordel ............ 37
• Veiligheidsgordels op passagierszitplaatsen ......... 37
• Functie vergrendelrolautomaten (ALR) — Indien
aanwezig .............................. 38
• Spankrachtbegrenzer ....................... 38
• Gordelspanners .......................... 38
• Extra actieve hoofdsteunen (AHR) ............... 39
• Geavanceerd autogordelwaarschuwingssysteem
(BeltAlert) ............................. 41
• Vergrendelde veiligheidsgordel ................. 42
• Veiligheidsgordels en zwangerschap ............. 42
• Extra beveiligingssysteem (SRS) — Airbags ......... 42
• Kenmerken van de geavanceerde voorairbags ........ 43
• Sensoren en regelknoppen voor activering van de
airbags ............................... 47
• EDR (Event Data Recorder, Gebeurtenisrecorder) ...... 51
• Veiligheidssystemen voor kinderen .............. 52
• AANBEVELINGEN BIJ INRIJDEN VAN DE MOTOR ........ 61
• Aanvullende vereisten voor dieselmotoren — Indien
aanwezig .............................. 61
• VEILIGHEIDSTIPS ........................... 61
• Passagiers meenemen ...................... 61
• Uitlaatgassen ........................... 62
11

Page 35 of 416

(systeeminstellingen)/Elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC)inFuncties van het
instrumentenpaneel.
OPMERKING:
Ingeval er een elektrisch defect optreedt,
kan de noodontgrendeling worden gebruikt
om de achterklep te openen. Deze noodont-
grendeling voor de achterklep is toeganke-
lijk via een afdekpaneeltje in de achterklep-
bekleding.
WAARSCHUWING!
Tijdens het elektrisch bedienen kan letsel of
materiële schade ontstaan. Zorg ervoor dat
de baan van de elektrisch bediende achter-
klep vrij is van obstakels. Controleer vóór u
wegrijdt of de achterklep is gesloten en ver-
grendeld.
OPMERKING:
• De elektrisch bediende achterklep werkt
niet als de openslaande achterruit is ge-
opend. •
De toetsen voor de elektrisch bediende
achterklep werken niet als het voertuig in
een versnelling staat of als de snelheid
meer dan 0 km/uur bedraagt.
• De elektrisch bediende achterklep werkt
niet bij minder dan 30°C of meer dan
65°C. Verwijder eventueel sneeuw of ijs
van de achterklep voordat u een elektri-
sche achterklepschakelaar indrukt.
• Wanneer een of ander obstakel de elek-
trisch bediende achterklep hindert bij het
openen of sluiten, beweegt de achterklep
automatisch in omgekeerde richting, als
er tenminste voldoende weerstand was.
• Aan de zijkanten van de achterklepope-
ning zijn beknellingsensors aangebracht.
Wanneer deze strips ergens iets worden
aangedrukt, beweegt de achterklep terug
naar de open stand.
• De toets voor het sluiten van de achter-
klep, die zich op de sierrand linksachter
naast de achterklep bevindt, werkt alleen
wanneer de elektrische achterklep volle-
dig is geopend. Als de achterklep niet
volledig opent, drukt u op de Achterklep-
knop op de sleutelhouder om de achter- klep volledig te openen. Druk vervolgens
nogmaals op de knop om de achterklep te
sluiten.
• Als er aan de achterklephendel wordt ge-
trokken, terwijl de achterklep aan het slui-
ten is, gaat de achterklep weer helemaal
open.
• Als er aan de achterklephendel wordt ge-
trokken, terwijl de achterklep zich opent,
wordt de aandrijving van de achterklep
uitgeschakeld en kan deze handmatig
worden bediend.
• Als de elektrische achterklep binnen één
beweging meerdere keren op een obsta-
kel stuit, stopt het systeem automatisch
en moet u de klep handmatig openen of
sluiten.
• Als de achterklep op uw voertuig elek-
trisch sluit en u schakelt in de eerste
versnelling, dan sluit de achterklep zich
volledig. Maar als het voertuig beweegt,
wordt er wellicht een hindernis opge-
merkt.
31

Page 47 of 416

Dit voertuig is uitgerust met extra gordijn-
zijairbags (SABIC), ter bescherming van de
bestuurder en passagiers voor en achter die
naast een raam zitten. De gordijnairbags (SA-
BIC) bevinden zich boven de zijramen; de
afdekkappen zijn voorzien van het opschrift
SRS AIRBAG.
Deze auto is voorzien van extra zijairbags in de
voorstoelen (SAB), die de inzittenden betere
bescherming bieden tegen zijdelingse botsin-
gen. De extra zijairbags in de voorstoelen
bevinden zich aan de buitenzijde van de voor-
stoelen.
OPMERKING:
•De airbagpanelen zullen in de interieurbe-
kleding amper opvallen, maar springen
wel degelijk open tijdens het opblazen
van de airbag.
• Na ieder ongeval dient de auto onmiddel-
lijk naar een erkende dealer te worden
gebracht. Componenten van het airbagsysteem
Uw auto kan zijn uitgerust met de volgende
onderdelen van het airbagsysteem:

Beschermingssysteem voor de inzittenden
(ORC)
• Waarschuwingslampje voor het airbagsys-
teem
• Stuur en stuurkolom
• Instrumentenpaneel
• Extra knieairbag aan bestuurderszijde
• Kniebescherming
• Geavanceerde voorairbag aan bestuurders-
zijde
• Geavanceerde voorairbag aan passagiers-
zijde
• Extra zijairbags in de voorstoelen (SAB)
• Opblaasbare gordijn-zijairbags (SABIC)
• Sensors frontale en zijbotsingen
• Gordelspanners voorin, gesp van gordelslui-
tingKenmerken van de geavanceerde
voorairbags
Het systeem van de geavanceerde voorair-
bags bestaat uit airbags aan de bestuurders-
zijde en aan de passagierszijde die zich in
meerdere stadia ontvouwen. Dit systeem rea-
geert overeenkomstig de kracht en de aard van
de botsing die worden vastgesteld door het
beschermingssysteem voor de inzittenden
(ORC), dat informatie kan ontvangen van de
botsingsensors.
Het eerste opblaasmechanisme wordt onmid-
dellijk geactiveerd tijdens een botsing waarbij
ontvouwing van de airbag noodzakelijk is.
Deze geringe opblazing wordt gebruikt voor
minder zware botsingen. Bij zwaardere botsin-
gen wordt een krachtiger opblazing toegepast.
WAARSCHUWING!
• Er mogen geen voorwerpen boven of nabij
de airbag op het instrumentenpaneel wor-
den geplaatst, omdat deze objecten letsel
kunnen veroorzaken bij botsingen waarbij
de airbag wordt opgeblazen.
(Vervolgd)43

Page 49 of 416

•De airbagpanelen zullen in de interieurbe-
kleding amper opvallen, maar springen
wel degelijk open tijdens het opblazen
van de airbag.
• Als u zich tijdens het activeren te dicht bij
de extra zijairbags in de voorstoelen en
de extra gordijn-zijairbags bevindt, kunt u
ernstig of dodelijk letsel oplopen.
Het systeem bevat sensoren voor zijdelingse
botsingen die zijn geijkt om de zijairbags te
activeren bij botsingen die bescherming van
de inzittenden door airbags noodzakelijk ma-
ken.
WAARSCHUWING!
• Uw auto is uitgerust met extra gordijn-
zijairbags aan de linker- en rechterzijde.
Stapel bagage of andere lading niet der-
mate hoog op dat de afdekpanelen van de
extra gordijn-zijairbags worden geblok-
keerd. In de omgeving van de extra gordijn-
zijairbag mogen zich geen obstakels bevin-
den.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Gebruik geen aanvullende stoelhoezen en
plaats geen voorwerpen tussen uzelf en de
zijairbags. De werking van de airbags kan
zo verslechteren en/of voorwerpen kunnen
met kracht tegen u aan slaan en zo ernstig
letsel veroorzaken.
• Als uw auto gordijnairbags (SABIC) heeft,
laat dan geen accessoires monteren waar-
door het dak wordt gewijzigd, dus monteer
ook geen schuifdak. Monteer geen dakt-
ransportsystemen waarbij permanente be-
vestigingen nodig zijn (bouten of schroe-
ven) voor installatie op het autodak. Boor
nooit in het autodak, om welke reden dan
ook.
Extra knieairbag aan bestuurderszijde
De knieairbag aan bestuurderszijde biedt extra
bescherming en werkt bij frontale aanrijdingen
samen met de voorairbag aan bestuurders-
zijde. Kniebescherming
De kniebeschermer helpt de knieën van de
voorpassagier te beschermen door de passa-
gier optimaal te positioneren voor contact met
de geavanceerde voorairbags.
In combinatie met de veiligheidsgordels en
gordelspanners werken de geavanceerde
voorairbags samen met de extra knieairbag
aan bestuurderszijde en de kniebeschermer
aan passagierszijde als extra bescherming
voor de voorpassagier. Ook de zijairbags zor-
gen in combinatie met de autogordels voor een
betere bescherming van de inzittenden.
Hier volgen enkele eenvoudige adviezen om
het risico op letsel door een opgeblazen airbag
te verminderen:
Kinderen van 12 jaar en jonger moeten altijd
goed vastgegespt op de achterbank zitten.
45

Page 51 of 416

Sensoren en regelknoppen voor
activering van de airbags
Beschermingssysteem voor de inzittenden
(ORC)
HetBeschermingssysteem voor de inzitten-
den (ORC) maakt deel uit van een voorge-
schreven veiligheidssysteem dat vereist wordt
voor dit voertuig.
Het ORC bepaalt of het nodig is de voor- en/of
zijairbags op te blazen bij een frontale of zij-
waartse botsing. Op basis van de signalen van
de botsingsensoren en afhankelijk van het type
botsing activeert een centraal elektronisch be-
schermingssysteem voor de inzittenden (ORC)
de geavanceerde voorairbags, de extra knie-
airbag aan bestuurderszijde, de extra gordijn-
zijairbag en de extra zijairbags in de voorstoe-
len, alsmede de gordelspanners voorin.
De geavanceerde voorairbags en de knieair-
bag aan bestuurderszijde zijn ontworpen om
naast de veiligheidsgordels bij bepaalde fron-
tale aanrijdingen afhankelijk van de ernst en de
aard extra bescherming te bieden. Geavan- ceerde voorairbags zijn niet bedoeld om het
risico van letsel te verlagen bij botsingen van
achteren of van opzij.De geavanceerde voorairbags en de knieairbag
aan bestuurderszijde worden niet bij alle frontale
botsingen geactiveerd. Dit geldt ook voor som-
mige frontale botsingen die ernstige schade aan
het voertuig tot gevolg hebben, zoals bepaalde
aanrijdingen tegen palen, aanrijdingen waarbij
de auto onder een vrachtwagen terechtkomt en
aanrijdingen onder een hoek. Daarentegen kun-
nen de geavanceerde voorairbags, afhankelijk
van de aard van de botsing en de plaats waar de
auto wordt geraakt, opgeblazen worden bij aan-
rijdingen die geringe schade aan de voorkant
van het voertuig tot gevolg hebben, maar die
aanvankelijk een grote afname van de snelheid
veroorzaken.
De zijairbags worden niet opgeblazen bij alle
zijdelingse botsingen. Het opblazen van de
zijairbags is afhankelijk van de ernst en aard
van de aanrijding.
Omdat airbagsensoren de vertraging van het
voertuig meten, zijn de snelheid van het voer-
tuig en de schade op zichzelf geen goedeindicatoren voor de noodzaak van het wel of
niet opblazen van een airbag.
Veiligheidsgordels zijn bij alle ongevallen nood-
zakelijk voor uw bescherming en om uw li-
chaam in de juiste positie te houden, uit de
buurt van een airbag die wordt opgeblazen.
Het beschermingssysteem voor de inzittenden
(ORC) bewaakt de inzetbaarheid van de elek-
tronische onderdelen van het airbagsysteem
wanneer de contactschakelaar in de stand
START of ON/RUN staat. Als de contactsleutel
zich in de stand LOCK of ACC bevindt of niet in
de contactschakelaar steekt, is het airbagsys-
teem niet actief en kunnen de airbags niet
worden opgeblazen.
Het ORC beschikt over een reservevoeding die
de airbags kan ontvouwen, zelfs als de accu
leeg is of wordt losgekoppeld voordat de air-
bags worden geactiveerd.
Wanneer de contactschakelaar de
eerste keer naar de stand ON/RUN
wordt gedraaid, laat het ORC ook
gedurende circa vier tot acht se-
conden het waarschuwingslampje
voor het airbagsysteem in het in-
47

Page 53 of 416

Het ORC bepaalt op basis van de aard en ernst
van een zijdelingse botsing of de zijairbags
moeten worden opgeblazen.
Naargelang de ernst en de aard van de botsing
kan het opblaasmechanisme van de zijairbag
aan de zijde van de botsing geactiveerd wor-
den, waardoor een hoeveelheid niet-giftig gas
vrijkomt. De zich opblazende zij-airbag komt
via de voegnaad in de stoel naar buiten in de
ruimte tussen de inzittende en het portier. De
zij-airbag worden volledig opgeblazen in onge-
veer 10 milliseconden. De zijairbag wordt zo
snel en krachtig opgeblazen dat u gewond
kunt raken wanneer u niet goed in de stoel zit,
of wanneer zich voorwerpen bevinden in de
ruimte waar de airbag zich ontvouwt. Dat geldt
vooral voor kinderen.
Opblaasmodules voor de extra
gordijn-zijairbag
Tijdens botsingen waarbij de inwerking beperkt
blijft tot een bepaalde zone aan de zijkant van het
voertuig, zal het ORC mogelijk de extra gordijn-
zijairbags opblazen. Dit is afhankelijk van de
kracht en de aard van de botsing. In deze
gevallen blaast het ORC alleen de gordijn-
zijairbag op aan de kant van de botsing.
Er ontwikkelt zich een grote hoeveelheid niet-
giftig gas om de gordijn-zijairbag op te blazen.
De gordijn-zijairbag drukt de buitenrand van de
hemelbekleding opzij en bedekt het zijraam. De
airbag wordt in circa 30 milliseconden opgebla-
zen (ongeveer een kwart van de tijd die nodig is
om met de ogen te knipperen). Dit gebeurt met
zoveel kracht dat u letsel kunt oplopen als u niet
correct op uw stoel zit en/of uw gordel niet
(correct) heeft vastgemaakt of als de gordijn-
zijairbag bij het opblazen een voorwerp in uw
richting wegdrukt. Dat geldt vooral voor kinde-
ren. De gordijn-zijairbag is in opgeblazen toe-
stand slechts ongeveer 9 cm dik.
Omdat airbagsensoren de vertraging van het
voertuig schatten, zijn de snelheid van het
voertuig en de schade geen goede indicatoren
voor de noodzaak van het wel of niet opblazen
van een airbag.
OPMERKING:
Wanneer het voertuig over de kop slaat,
kunnen de gordelspanners en/of de extra
zijairbags in de voorstoelen en de extra
gordijn-zijairbags worden geactiveerd aan
beide zijden van de auto.Sensors frontale en zijbotsingen
Bij frontale en zijdelingse botsingen kunnen de
botsingsensors het ORC helpen bij het bepalen
van de juiste reactie op de botsingen.
Verbeterd ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing die leidt tot het opblazen van de
airbags zal het ORC, als het communicatienet-
werk en de voeding intact blijven en afhankelijk
van de aard van de botsing, bepalen of het
geavanceerde ongelukkenresponssysteem de
volgende functies uitvoert:

De brandstoftoevoer naar de motor afsluiten.
• De alarmknipperlichten laten knipperen zo-
lang er accuspanning is of tot het contact
wordt verbroken met de contactsleutel .
• De binnenverlichting inschakelen zolang de
accu werkt of totdat de contactsleutel wordt
verwijderd.
• De deuren automatisch ontgrendelen.
Als een airbag wordt opgeblazen
Het ontwerp van de geavanceerde voorairbags
is zodanig uitgevoerd, dat deze airbags na het
opblazen onmiddellijk leeglopen.
49

Page 72 of 416

•Binnenverlichting ........................ 121
• Waarschuwing lichten-aan ................... 122
• Accuspaarfunctie ........................ 122
• Leeslampjes voorin ....................... 122
• Omgevingsverlichting ..................... 123
• Multifunctionele hendel .................... 123
• Richtingaanwijzers ....................... 123
• Makkelijk van rijstrook veranderen .............. 123
• Passeersignaal ......................... 123
• Dimlicht/grootlicht schakelaar ................ 123
• RUITENWISSERS EN -SPROEIERS ................ 124
• Bediening van ruitenwissers voorruit ............ 124
• Intervalstand ........................... 124
• Bediening van de ruitensproeier op de voorruit ...... 125
• Wasem-functie .......................... 125
• Ruitenwissers met regensensor — Indien aanwezig . . . 125
• IN LENGTE EN HOOGTE VERSTELBARE STUURKOLOM . . 126
• IN LENGTE EN HOOGTE ELEKTRISCH VERSTELBARE
STUURKOLOMSTUURKOLOM —INDIEN INGEBOUWD .... 127
• VERWARMD STUURWIEL — INDIEN AANWEZIG ....... 127
• ELEKTRONISCHE SNELHEIDSREGELING ........... 128
• In werking stellen ........................ 129
68

Page 74 of 416

•PARKSENSE PARKEERHULP — INDIEN AANWEZIG .... 146
• ParkSense-sensors ...................... 147
• Waarschuwingsdisplay van ParkSense .......... 147
• Display van ParkSense .................... 148
• ParkSense in- en uitschakelen ............... 149
• Onderhoud van de ParkSense parkeerhulp ........ 150
• ParkSense systeem reinigen ................. 150
• Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van de parkeerhulp . . 150
• ACHTERUITRIJCAMERA PARKVIEW — INDIEN
AANWEZIG .............................. 152
• ParkView in- of uitschakelen — met navigatie-/
multimedia-radio ........................ 153
• ParkView aan- of uitzetten — zonder navigatie-/
multimedia-radio ........................ 153
• DAKCONSOLE ............................ 154
• Lees-/instaplampjes ...................... 154
• Opbergvakje zonnebril ..................... 154
• ELEKTRISCH SCHUIFDAK — INDIEN AANWEZIG ....... 155
• Schuifdak openen — snel ................... 155
• Schuifdak openen — Handmatig ............... 155
• Schuifdak sluiten — snel ................... 155
• Schuifdak sluiten — handmatig ................ 156
70

Page 80 of 416

DODEHOEKBEWAKING — INDIEN
AANWEZIG
Het systeem voor dodehoekbewaking (BSM)
maakt gebruik van twee radarsensoren aan de
binnenzijde van het achterbumperpaneel en
detecteert motorvoertuigen (auto’s, vrachtwa-
gens, motorfietsen, etc.) die vanaf de achter-
zijde, voorzijde of zijkant van de auto in de
dode hoek komen.
Na het starten van de auto gaat het BSM-
waarschuwingslampje in de beide buitenspiegels
kort branden om de bestuurder te waarschuwen
dat het systeem is geactiveerd. De sensoren van
het BSM-systeem zijn in werking wanneer een vande vooruitversnellingen of de stand REVERSE is
geactiveerd en gaan naar de modus Stand-by
wanneer de stand PARK is geactiveerd.
De BSM-detectiezone bestrijkt aan weerszijden
van de auto ongeveer één rijbaan (3,35 m). De
zone begint bij de buitenspiegel en strekt zich
over ongeveer 6 m uit naar de achterzijde van
de auto. Het BSM-systeem bewaakt de detec-
tiezones aan weerszijden van de auto wanneer
de snelheid van het voertuig ongeveer 10 km/u
of meer bedraagt en zal de bestuurder waar-
schuwen wanneer zich een voertuig in deze
zones bevindt.
OPMERKING:

Het BSM-systeem waarschuwt de bestuur-
der NIET voor snel naderende voertuigen
die zich buiten de detectiezones bevinden.
•De detectiezone van het BSM-systeem
wordt NIET GEWIJZIGD wanneer een aan-
hanger aan uw auto is gekoppeld. Als aan
uw auto een aanhanger is gekoppeld, moet
u visueel controleren of de rijbaan naast u
vrij is voor zowel uw auto als de aanhanger,
voordat u van rijbaan wisselt. Als de aan-
hanger of een ander object (bijvoorbeeld
een fiets of sportapparatuur) uitsteekt bui-
ten de zijkant van uw auto, is het mogelijk
dat het BSM-waarschuwingslampje blijft
branden zolang een van de vooruitversnel-
lingen is geactiveerd.
Voor de correcte werking van het BSM-systeem
moet het gedeelte van het achterpaneel waar
zich de radarsensoren bevinden, vrij zijn van
sneeuw, ijs, verontreiniging en vuil van de weg.
Zorg dat u het gedeelte van het achterpaneel
waar zich de radarsensoren bevinden, niet
blokkeert met vreemde voorwerpen (bumper-
stickers, fietsrekken, etc.).
Achterste detectiezones
Locatie van de sensor (afgebeeld aan
bestuurderszijde)
76

Page 83 of 416

WAARSCHUWING!
Het systeem voor dodehoekbewaking dient
slechts als hulpmiddel voor het detecteren
van objecten die zich in de dode hoeken
bevinden. Het BSM-systeem is niet ontwor-
pen voor het detecteren van voetgangers,
fietsers of dieren. Ook wanneer uw auto is
uitgerust met het BSM-systeem, moet u altijd
uw spiegels gebruiken, over uw schouder
kijken en de richtingaanwijzer inschakelen
voordat u van rijbaan wisselt. Anders bestaat
er een risico op ernstig of dodelijk letsel.
Rear Cross PathDe voorziening Rear Cross Path (RCP) is be-
doeld als hulp voor de bestuurder bij het ach-
teruit wegrijden uit parkeerplaatsen, waarbij
het zicht op naderende voertuigen mogelijk
wordt belemmerd. Rijd langzaam en voorzich-
tig uit de parkeerplaats totdat de achterzijde
van de auto is vrijgekomen. Het RCP-systeem
heeft nu naar links en rechts vrij zicht op
passerende voertuigen en zal de bestuurder
waarschuwen wanneer een voertuig nadert.Het RCP-systeem bewaakt de achterste detec-
tiezones links en rechts van de auto tegen
objecten die de zijkant van de auto naderen
met een snelheid van minimaal ongeveer 1 tot
3 km/u tot maximaal ongeveer 16 km/u, zoals
gebruikelijk is in parkeersituaties.
OPMERKING:
In parkeersituaties kunnen naderende voer-
tuigen aan het zicht worden onttrokken door
links en rechts geparkeerde voertuigen. Als
de sensoren worden geblokkeerd door an-
dere objecten of voertuigen, zal het systeem
niet in staat zijn de bestuurder te waarschu-
wen.
Wanneer het RCP-systeem actief is en de auto
zich in de stand REVERSE bevindt, wordt de
bestuurder gewaarschuwd door middel van
zowel visuele als geluidssignalen, terwijl ook
het volume van de radio wordt verlaagd.
Tegemoetkomend verkeer
RCP-detectiezones
79

Page:   1-10 11-20 21-30 31-40 40 next >