JEEP PATRIOT 2020 Instructieboek (in Dutch)
Page 171 of 294
OPMERKING:
U MOET het rempedaal ingedrukt houden
terwijl u uit PARK schakelt.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om de keuzehendel uit de
stand PARK of NEUTRAL te schakelen wan-
neer het motortoerental hoger is dan het
stationaire toerental. Als u uw voet niet stevig
op het rempedaal hebt geplaatst, kan de auto
snel naar voren of achteren schieten. U loopt
in dat geval het risico de controle over de auto
te verliezen en een persoon of voorwerp te
raken. Schakel uitsluitend in een versnelling
als de motor normaal stationair draait en u uw
voet stevig op het rempedaal hebt geplaatst.
Automatisch
versnellingsbakvergrendelingsysteem
Dit systeem zorgt dat de sleutel alleen kan
worden verwijderd als de keuzehendel in de
stand PARK staat. Het voorkomt ook dat de
hendel uit PARK wordt geschakeld tenzij de
sleutel in de stand ON of START staat en het
rempedaal is ingedrukt.
Schakelblokkering automatische
versnellingsbak
Deze auto is voorzien van een rem/
schakelblokkering (BTSI) die zorgt dat de keu-
zehendel in de stand PARK blijft zolang de
contactsleutel in de stand ON of START staat.
Om de keuzehendel uit de PARK-stand te krij-
gen moet het contactslot in de stand ON of
START worden gedraaid (met draaiende motor
of niet) en het rempedaal moet worden inge-
drukt.
KeuzehendelstandenLaat de motor NOOIT hoge toerentallen
draaien als u vanuit de standen PARK of NEU-
TRAAL een andere versnelling kiest.PARK (PARKEREN)
Deze stand vormt een aanvulling op de par-
keerrem: hij blokkeert de versnellingsbak. In
deze stand kunt u de motor starten. Gebruik
PARK (parkeren) nooit terwijl de auto in bewe-
ging is. Trek de handrem aan in wanneer u de
auto in de stand P achterlaat. Trek de parkeer-
rem altijd eerst aan en zet vervolgens de keu-
zehendel in de stand PARK (PARKEREN).
Keuzehendel
167
Page 172 of 294
WAARSCHUWING!
•Ongewenste beweging van de auto kan
lichamelijk letsel tot gevolg hebben van
inzittenden en mensen in de buurt van de
auto. Net als bij alle andere voertuigen,
mag u een auto nooit verlaten terwijl de
motor loopt. Voordat u het voertuig verlaat,
moet u altijd de keuzehendel in PARK
schakelen, de contactsleutel verwijderen
en de handrem aantrekken. Als de sleutel
uit het contact is verwijderd, is de keuze-
hendel vergrendeld in de parkeerstand en
kan de auto niet uit zichzelf gaan bewegen.
Bovendien mag u nooit kinderen zonder
toezicht achterlaten in de auto.
(Vervolgd)WAARSCHUWING!(Vervolgd)
•Kinderen nooit alleen in het voertuig laten.
Kinderen zonder toezicht achterlaten in
een auto is om verschillende redenen ge-
vaarlijk. Kinderen of derden kunnen ern-
stige of dodelijke verwondingen oplopen.
Laat de sleutel niet in het contact achter.
Een kind zou de elektrische raambediening
of andere schakelaars kunnen bedienen of
de auto in beweging kunnen brengen.
De volgende punten zijn van belang om er
zeker van te zijn dat u de keuzehendel in de
stand PARK hebt gezet:
•Als u naar PARK schakelt, beweeg de hen-
del dan stevig naar voren tot deze stopt.
•Kijk naar het instrumentenpaneel om te zor-
gen dat de keuzehendel in de stand PARK
staat.LET OP!
Voordat u de keuzehendel uit PARK haalt,
moet het contact vanuit LOCK naar ON wor-
den gezet, zodat het stuurwiel en de keuze-
hendel kunnen worden gebruikt. Anders kan
schade aan de stuurkolom of de versnellings-
hendel optreden. U moet ook het rempedaal
intrappen.
REVERSE (ACHTERUIT)
Deze stand wordt gebruikt om het voertuig
achteruit te rijden. Gebruik deze versnelling
alleen nadat de auto volledig tot stilstand is
gekomen.
NEUTRAL (NEUTRAAL)
Deze versnelling wordt gebruikt wanneer de
auto gedurende langere tijd met draaiende
motor stilstaat. In deze stand kunt u de motor
starten. Trek de parkeerrem aan en schakel de
automatische versnellingsbak in de stand
PARK als u het voertuig verlaat.
DRIVE (RIJSTAND)
Deze stand wordt gebruikt voor rijden in de
stad en op de snelweg.
168
Page 173 of 294
AUTOSTICK— INDIEN AANWEZIGAutoStickis een interactieve versnellingsmo-
dus, waarbij de bestuurder handmatig uit zes
versnellingen kan kiezen en hierdoor meer con-
trole heeft. Met AutoStickkunt u op de motor
remmen, ongewenst op- of terugschakelen
voorkomen en de prestaties van de auto ver-
beteren. Met dit systeem heeft u ook meer
controle over de auto bij het inhalen, bij het
rijden in de stad, bij glad wegdek, in de bergen
of wanneer u een aanhangwagen trekt. Er
wordt alleen automatisch in een hogere ver-
snelling geschakeld om de Constant Variabele
Transmissie (CVT) te beschermen en/of te hoog
toerental van de motor te voorkomen. Er wordt
uitsluitend naar een lagere versnelling gescha-
keld bij minimum motortoerental om stilvallen te
voorkomen.
Bediening
OPMERKING:
Bij koude weersomstandigheden werkt
AutoStickpas wanneer CVT warm is.
De AutoStick-bediening wordt geactiveerd in
de stand DRIVE door de versnellingshendel
heen en weer te bewegen. De hendel naar de(+) kant bewegen activeert AutoSticken
schakelt omhoog naar de volgende handma-
tige versnelling, tenzij u al in of bijna in over-
versnelling rijdt; in dat geval wordt de 6e ver-
snelling gekozen. Op dezelfde manier zorgt het
bewegen van de keuzehendel naar (-) voor het
activeren van AutoSticken een schakeling
naar de eerstvolgende lagere handmatige ver-
snelling. Nadat AutoStickgeactiveerd is,
wordt de gekozen handmatige versnelling op
het versnellingsscherm getoond en de versnel-
lingshendel in de (+) of (-) richting duwen zorgt
voor één versnelling hoger of lager.
AutoStickwordt buiten werking gesteld:
•Door de schakelhendel kort naar (+) te ver-
plaatsen.
•Als de versnellingshendel uit de DRIVE
wordt geschakeld.
•Als de hendel naar rechts wordt geduwd in
de zesde versnelling.
•Als het anti-blokkeerremsysteem (ABS)
krachtig wordt ingedrukt.
Algemene informatie
•Indien een andere versnelling dan eerste
wordt gekozen en u de auto stopt, kiest de
transmissie-controlelogica automatisch de
eerste versnelling.
•Indien een lage versnelling gekozen wordt
en de motor sneller gaat lopen tot het maxi-
mum van het aantal toeren, kiest de trans-
missie automatisch de volgende hogere ver-
snelling.
•Als terugschakelen zou veroorzaken dat de
motor te snel gaat draaien, wordt die scha-
keling pas uitgevoerd als dat veilig is voor de
motor. De CVT blijft echter in de handmatig
gekozen versnelling.
•Wanneer het systeem oververhitting in de
aandrijflijn detecteert, gaat de versnellings-
bak terug naar automatisch schakelen en
blijft in deze stand tot de aandrijving weer is
afgekoeld.
•Wanneer het systeem een probleem detec-
teert, wordt AutoStickuitgeschakeld en au-
tomatisch schakelen geselecteerd tot het
probleem is opgelost.
169
Page 174 of 294
BEDIENING VIERWIELAANDRIJVING
— INDIEN AANWEZIG
Deze functie biedt, indien gewenst, perma-
nente vierwielaandrijving (4WD).
Wanneer een of meer wielen doorslaan of als er
meer grip vereist is in zand, diepe sneeuw of
op een losse ondergrond, activeer dan de
4WD-vergrendelschakelaar door die eenmaal
omhoog te trekken en los te laten. Hiermee
vergrendelt u de centrale koppeling waardoor
er meer trekkracht naar de achterwielen gaat.Het4WD-lampje in de instrumentengroep
gaat branden. Dit kan tijdens het rijden gedaan
worden, bij elke rijsnelheid. Om het systeem te
deactiveren trekt u eenvoudig nogmaals aan
de schakelaar. Het 4WD-indicatielampje gaat
nu uit.
OPMERKING:
RaadpleegElektronisch remsysteem/
elektronisch stabiliteitsprogramma (ESC)
inStarten en rijdenvoor meer informatie.
TIPS VOOR HET RIJDEN OP DE
WEG
Sportieve on/off-road voertuigen hebben een
hogere grondspeling dan de doorsnee perso-
nenauto, zodat ze geschikt zijn voor terreinrij-
den. Door de specifieke ontwerpeisen ligt het
zwaartepunt in deze auto’s hoger dan in ge-
wone auto’s.
Een voordeel van deze hogere bouw is een
beter zicht op de weg, waardoor u sneller kunt
reageren op risico’s. Terreinwagens zijn echter
niet geschikt om bochten even snel te nemenals een standaard tweewielaangedreven auto,
zoals een lage sportauto ook slecht zal preste-
ren in terrein. Probeer zo veel mogelijk te
voorkomen dat u een scherpe bocht moet
nemen of een plotselinge stuurmanoeuvre
moet maken. Als u dit type auto niet correct
gebruikt, kunt u de controle over de auto ver-
liezen of kan de auto omslaan.
STUURBEKRACHTIGINGHet standaard stuurbekrachtigingssysteem
zorgt voor een optimale reactie op stuurma-
noeuvres en maakt de auto gemakkelijk be-
stuurbaar als er weinig ruimte is. Het systeem
voorziet in mechanische stuurkracht als de
stuurbekrachtiging eventueel wegvalt.
Als de stuurbekrachtiging om een of andere
reden uitvalt, blijft de auto normaal bestuur-
baar. Onder dergelijke omstandigheden is er
wel aanzienlijk meer stuurkracht nodig, vooral
bij lage rijsnelheden en tijdens parkeerma-
noeuvres.
Schakelaar voor vierwielaandrijving
170
Page 175 of 294
OPMERKING:
•Wat meer werkingsgeluid aan het einde
van de stuurwielslag is normaal en duidt
niet op een probleem met de stuurbe-
krachtiging.
•Als het voertuig voor het eerst wordt
gestart bij koud weer, bestaat er kans dat
de pomp van het stuurbekrachtigingssys-
teem even lawaai maakt. Dit is te wijten
aan de koude, dikke vloeistof in het be-
sturingssysteem. Dit lawaai is als nor-
maal te beschouwen en is in het geheel
niet schadelijk voor het besturingssys-
teem.
WAARSCHUWING!
Blijven rijden zonder optimale stuurbekrachti-
ging is onverstandig. U kunt zo de veiligheid
van uzelf en anderen in gevaar brengen. Laat
zo snel mogelijk onderhoud verrichten.
LET OP!
Als u het stuurwiel langdurig naar het einde
van zijn slag gedraaid houdt, raakt de stuur-
bekrachtigingsvloeistof verhit. Vermijd dit dus
als dat mogelijk is. U riskeert anders schade
aan de stuurbekrachtigingspomp.
Controle
stuurbekrachtigingsvloeistof
Het peil van de stuurbekrachtigingsvloeistof
hoeft niet op vastgestelde onderhoudstijdstip-
pen te worden gecontroleerd. Het vloeistofpeil
hoeft uitsluitend te worden gecontroleerd als u
vermoedt dat er lekkage optreedt, als u onge-
wone geluiden hoort en/of wanneer het sys-
teem niet naar verwachting werkt. Laat de
keuring coördineren door een erkende dealer.
LET OP!
Spoel het systeem van de stuurbekrachtiging
niet met chemicaliën, omdat daardoor de on-
derdelen van de stuurbekrachtiging bescha-
digd kunnen raken. Dergelijke schade wordt
niet gedekt door de beperkte garantie van een
nieuw voertuig.
WAARSCHUWING!
Controleer het vloeistofniveau terwijl de auto
vlak staat en nadat de motor is afgezet, om zo
letsel door bewegende onderdelen te voorko-
men en een accurate niveau-aflezing te ver-
zekeren. Vul nooit te veel vloeistof bij. Gebruik
uitsluitend door de fabrikant aanbevolen
stuurbekrachtigingsvloeistof.
Vul zo nodig vloeistof bij tot aan het juiste peil.
Verwijder met een schone doek alle gemorste
vloeistof van de oppervlakken. ZieVloeistof-
fen, Smeermiddelen en Originele Onderdelen
inOnderhoud van uw voertuigvoor meer
informatie.
171
Page 176 of 294
PARKEERREMVoordat u het voertuig verlaat, moet u er zeker
van zijn dat de handrem goed is aangetrokken.
Zorg ook dat u de hendel bij een automatische
versnellingsbak op PARK (parkeren) zet en bij
een handmatige versnellingsbak op REVERSE
(achteruit) of in de eerste versnelling.
De handrem zit in de middenconsole. Zet de
auto op de handrem door de handgreep stevig
omhoog te trekken. Om de handrem te lossen
wordt de hendel iets omhoog getrokken, de
vergrendelknop ingedrukt en dan de hendel
helemaal omlaag gedrukt.Wanneer de handrem wordt aangetrokken met
het contact in de stand ON gaat het waarschu-
wingslampje voor de handrem op het instru-
mentenpaneel branden.
OPMERKING:
•Wanneer de parkeerrem wordt aangetrok-
ken en de automatische transmissie in
een versnelling wordt geschakeld, gaat
hetwaarschuwingslampje van het rem-
systeemknipperen. Als de voertuigsnel-
heid wordt gedetecteerd, maakt een ge-
luidssignaal u hierop attent. Ontspan de
handrem volledig voordat u in het voer-
tuig gaat rijden.
•Dit lampje geeft alleen aan dat de hand-
rem is aangetrokken. Het geeft niet aan
hoe krachtig de handrem is aangetrok-
ken.
Als u op een neergaande helling parkeert, is
het belangrijk om de voorwielen in de richting
van de stoep te draaien, en van de stoep af bij
parkeren op een opgaande helling. Trek bij
voertuigen met een automatische versnellings-
bak de handrem aan voordat u de versnellings-
hendel in de PARK-stand zet. Anders kan hetdoor de belasting die op het vergrendelmecha-
nisme van de versnellingsbak werkt moeilijk
zijn om de versnellingshendel uit de PARK-
stand te krijgen. De parkeerrem moet altijd
aangetrokken zijn als de bestuurder niet in de
auto zit.
WAARSCHUWING!
•Kinderen nooit alleen in het voertuig laten.
Kinderen zonder toezicht achterlaten in
een auto is om verschillende redenen ge-
vaarlijk. Kinderen of derden kunnen ern-
stige of dodelijke verwondingen oplopen.
•Laat de sleutel niet in het contact achter.
Een kind zou de elektrische raambediening
of andere schakelaars kunnen bedienen of
de auto in beweging kunnen brengen.
•Controleer of de handrem volledig vrij staat
voor u gaat rijden. Als u dit niet doet, kan dit
leiden tot een defect aan de remmen en tot
een ongeval.
(Vervolgd)
Parkeerrem
172
Page 177 of 294
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
•De handrem moet altijd goed aangetrokken
zijn wanneer u de auto verlaat. Anders kan
de auto wegrollen en schade of letsel ver-
oorzaken. Zorg ook dat u de hendel bij een
automatische versnellingsbak op PARK
(parkeren) zet en bij een handmatige ver-
snellingsbak op REVERSE (achteruit) of in
de eerste versnelling. Als dit wordt nagela-
ten kan de auto gaan rollen en zo schade of
letsel veroorzaken.
LET OP!
Als het waarschuwingslampje van het rem-
systeem aan blijft nadat de handrem is losge-
laten, duidt dit op een defect van het remsys-
teem. Laat de remmen onmiddellijk nakijken
door een erkende dealer.
REMSYSTEEMUw auto is standaard uitgerust met rembe-
krachtiging. Als de rembekrachtiging wegvalt
(bijvoorbeeld als u herhaaldelijk remt terwijl de
motor niet draait), blijven de remmen functio-neren. Er is dan echter wel veel meer pedaal-
kracht nodig om de auto af te remmen dan
wanneer de rembekrachtiging wel werkt.
WAARSCHUWING!
Rijden met ‘slippend rempedaal’ is gevaarlijk
en kan ongevallen veroorzaken. Rijden met
de voet op het rempedaal veroorzaakt abnor-
maal hoge remtemperaturen, verhoogt de slij-
tage van de remblokken en kan leiden tot het
uitvallen van het remsysteem. Dan heeft u in
noodgevallen niet het volledige remvermogen
tot uw beschikking.
Als een van de twee hydraulische systemen de
normale capaciteit verliest, zal het overgeble-
ven systeem blijven functioneren, maar de rem-
werking wordt dan iets minder effectief. De slag
van het rempedaal wordt langer en er is meer
pedaalkracht nodig om de auto af te remmen of
te doen stoppen. Als de storing echter wordt
veroorzaakt door een interne lekkage, zodat
het remvloeistofniveau in de hoofdremcilinder
daalt, gaat tevens het waarschuwingslampje
remsysteem branden.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om te blijven rijden wanneer
het waarschuwingslampje brandt. De remwer-
king kan aanzienlijk achteruitgaan of de auto
wordt tijdens remmen minder stabiel. Het
duurt dan langer om de auto tot stilstand te
brengen en u houdt de auto moeilijker onder
controle. U kunt een aanrijding krijgen. Laat
de auto onmiddellijk controleren.
Antiblokkeersysteem (Anti-Lock
Brake System, ABS)
Het ABS-systeem zorgt in de meeste situaties
voor meer voertuigstabiliteit en betere rempres-
taties. Het systeem gaat automatisch pompend
remmen in moeilijke remsituaties, om zo het
blokkeren van de wielen te voorkomen.
173
Page 178 of 294
WAARSCHUWING!
•Pompend remmen heeft op het ABS-
systeem een averechtse uitwerking. De
effectieve remkracht wordt hierdoor ver-
minderd en u loopt meer risico op een
ongeval. Pompend remmen verlengt de
remweg. Wanneer u wilt remmen of stop-
pen, trapt u gewoon stevig het rempedaal
in.
•Met het ABS wordt niet voorkomen dat de
auto onderworpen blijft aan de wetten der
natuur. De effectiviteit van de remmen
wordt door ABS niet verder verhoogd dan
de remmen, banden en tractie van de auto
toelaten.
•Het ABS voorkomt geen ongelukken ten
gevolge van bijvoorbeeld te hoge snelhe-
den in bochten, te weinig afstand houden of
aquaplaning.
•Gebruik de mogelijkheden van een auto
met ABS nooit op een roekeloze of gevaar-
lijke wijze die de veiligheid van de bestuur-
der of anderen in gevaar brengt.Het ABS-waarschuwingslampje
bewaakt het ABS-systeem. Het
lampje gaat branden wanneer u
het contact in de stand ON draait
en kan daarna nog vier seconden
blijven branden.
Als het ABS-waarschuwingslampje tijdens het
rijden aan blijft of gaat branden, wijst dit erop
dat het ABS-gedeelte van het remsysteem niet
functioneert en dat er onderhoud nodig is. Het
gewone remsysteem zal echter normaal func-
tioneren, zolang het waarschuwingslampje
remsysteem niet brandt.
Wanneer het ABS-waarschuwingslampje
brandt, moet u het remsysteem zo spoedig
mogelijk laten controleren om weer van de
voordelen van ABS te profiteren. Als het ABS-
waarschuwingslampje niet gaat branden wan-
neer u de contactsleutel in de stand ON draait,
moet u het lampje zo snel mogelijk laten repa-
reren.
Als zowel het remwaarschuwingslampje als het
ABS-waarschuwingslampje aan blijven, zijn de
systemen voor antiblokkering van de remmen
(ABS) en elektronische remkrachtverdeling(EBD) uitgevallen. Het ABS-systeem moet dan
onmiddellijk worden gerepareerd.
Wanneer u sneller gaat rijden dan 11 km/u,
hoort u mogelijk een zacht klikkend geluid,
samen met wat geluid uit de motor. Deze
geluiden horen bij een zelftest die het systeem
uitvoert om te controleren of het ABS naar
behoren functioneert. De zelftest wordt elke
keer uitgevoerd als de auto wordt gestart en
sneller gaat rijden dan 11 km/u.
ABS wordt geactiveerd onder bepaalde rijom-
standigheden en remcondities. ABS grijpt mo-
gelijk in als de auto over ijs, sneeuw, grint,
kuilen, spoorrails of losse rommel rijdt of wan-
neer u een noodstop maakt.
Wanneer het ABS-systeem actief is, kunt u dit
als volgt merken:
•de ABS-pompmotor draait (deze kan nog
korte tijd aan blijven nadat de auto al stil-
staat),
•de elektromagnetische kleppen maken klik-
geluiden,
•u voelt pulsaties in het rempedaal,
174
Page 179 of 294
•het rempedaal daalt iets of kan iets verder
ingetrapt worden nadat de auto tot stilstand
is gekomen.
Dit zijn normale eigenschappen van het ABS-
systeem.
WAARSCHUWING!
Het ABS-systeem bevat geavanceerde elek-
tronische apparatuur die vatbaar is voor sto-
ringen door verkeerd gemonteerde of zeer
sterke radiozendapparatuur. Dergelijke storin-
gen kunnen zorgen dat de ABS-werking ge-
heel wegvalt. Dergelijke apparatuur mag uit-
sluitend door bevoegde vakmensen worden
geïnstalleerd.
Alle wielen en banden van de auto moeten van
dezelfde maat en hetzelfde type zijn en de
bandenspanning moet correct zijn, zodat de
regeleenheid correcte signalen ontvangt.
ELEKTRONISCH REMSYSTEEMUw auto kan optioneel zijn voorzien van een
geavanceerd elektronisch remsysteem, be-
staande uit een anti-blokkeersysteem (ABS),een rembekrachtigingssysteem (BAS), een
tractieregelsysteem (TCS), een elektronische
kantelbeveiliging (ERM), een starthulp op hel-
lingen (HSA) en een elektronisch stabiliteitspro-
gramma (ESC). Gecombineerd zorgen deze
systemen voor betere stabiliteit en bestuur-
baarheid van het voertuig onder diverse rijom-
standigheden. Ze worden samen ook wel ESC
genoemd.
Antiblokkeersysteem (Anti-Lock
Brake System, ABS)
Dit systeem helpt de bestuurder het voertuig
onder controle te houden in ongunstige re-
momstandigheden. Het systeem regelt de hy-
draulische remdruk om het blokkeren van de
wielen te voorkomen. Bovendien helpt het bij
het voorkomen van slippen tijdens het remmen
op een glad wegoppervlak. RaadpleegAnti-
blokkeersysteeminStarten en rijdenvoor
meer informatie.
Remassistent (Brake Assist System,
BAS)
Het BAS-systeem is ontworpen om de remca-
paciteit van een voertuig te optimaliseren tij-
dens noodremsituaties. Het systeem detecteerteen noodremsituatie door de mate van remmen
af te lezen en past vervolgens de optimale druk
toe op de remmen. Dit systeem kan helpen om
de remweg in te korten. BAS vormt een aanvul-
ling op ABS. Wanneer u heel snel op het
rempedaal trapt, is de assistentie van BAS
optimaal. Om van het systeem te profiteren
moet uaanhoudendremdruk uitoefenen tij-
dens het stoppen (nietpompendremmen).
Verminder de druk op het rempedaal niet, tenzij
u niet langer hoeft te remmen. Zodra u het
rempedaal loslaat, wordt het BAS uitgescha-
keld.
WAARSCHUWING!
•Het rembekrachtigingssysteem (BAS) kan
de werking van de natuurwetten op het
voertuig niet voorkomen of de tractie van
de gangbare wegomstandigheden verbete-
ren.
(Vervolgd)
175
Page 180 of 294
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
•Het BAS-systeem kan geen ongelukken
voorkomen, ook niet de ongelukken die
worden veroorzaakt door te hoge bocht-
snelheden, het rijden op een zeer glad
wegoppervlak of aquaplaning.
•Gebruik de mogelijkheden van een auto
met BAS nooit op een roekeloze of risico-
volle wijze die de veiligheid van de bestuur-
der of anderen in gevaar brengt.
Tractieregeling (Traction Control
System, TCS)
Dit systeem bewaakt de mate van het doorslip-
pen van elk van de aangedreven wielen. Als
het doorslippen van een of meer wielen wordt
geconstateerd, worden de doorslippende wie-
len afgeremd en wordt het motorvermogen
verminderd voor een betere acceleratie en
stabiliteit. Een voorziening van het TCS-
systeem functioneert op dezelfde manier als
een beperkt slipdifferentieel en verdeelt de
wielspin over een aangedreven as. Als één wiel
van een aangedreven as sneller draait dan het
andere, wordt het doorslippende wiel afge-remd. Hierdoor kan er meer motorkoppel naar
het niet-doorslippende wiel gaan. Deze functie
blijft zelfs actief als TCS en ESC zich in de
modusPartial OffofFull Offbevinden. Raad-
pleegElektronische stabiliteitsregeling (ESC)
in dit hoofdstuk voor meer informatie.
Elektronische kantelbeveiliging
(Electronic Roll Mitigation, ERM)
Dit systeem anticipeert op de mogelijkheid dat
het wiel wordt opgetild door de stuurbeweging
en de snelheid van het voertuig te controleren.
Als het ERM-systeem bepaalt dat de verande-
ring van de stuurhoek en de snelheid van het
voertuig zo hoog zijn dat de wielen mogelijk
geen contact meer met het wegdek maken, ,
wordt de rem op het juiste wiel geactiveerd en
kan ook het motorvermogen worden verlaagd
om de kans te vergroten dat het wiel op het
wegdek blijft. Het ERM-systeem grijpt alleen in
bij zeer ernstige of ontwijkende rijmanoeuvres.
Het systeem kan de kans op het optillen van
een wiel alleen verminderen tijdens zeer ern-
stige of ontwijkende rijmanoeuvres. Het kan
niet voorkomen dat het wiel wordt opgetild als
gevolg van andere factoren, zoals de staat vande weg, het verlaten van de rijbaan, of het
raken van objecten of andere voertuigen.
OPMERKING:
Telkens wanneer voor het ESC-systeem de
modusFull Offwordt ingeschakeld, wordt
ERM uitgeschakeld. ZieElektronisch Stabi-
liteitsprogramma (ESC)in dit hoofdstuk
voor een volledige uitleg van de beschik-
bare ESC-functies.
WAARSCHUWING!
Er zijn veel factoren, zoals de belasting van
het voertuig en de weg- en rijomstandighe-
den, die ervoor kunnen zorgen dat een wiel
wordt opgetild of het voertuig kantelt. Het
ERM-systeem kan niet in alle gevallen voor-
komen dat een wiel wordt opgetild of de auto
kantelt, met name niet wanneer de rijbaan
wordt verlaten of wanneer er objecten of
andere voertuigen worden geraakt. Gebruik
de mogelijkheden van een auto met ERM
nooit op een roekeloze of gevaarlijke wijze die
de veiligheid van de bestuurder of anderen in
gevaar brengt.
176