ESP Lancia Delta 2011 Instructieboek (in Dutch)
Page 178 of 290
STARTEN EN RIJDEN177
3
BRANDSTOFBESPARING
Hierna volgen enkele nuttige tips, waardoor het brandstofver-
bruik zo laag mogelijk blijft en de uitstoot van schadelijke uit-
laatgassen, zowel CO
2als andere schadelijke stoffen (stikstof-
oxiden, onverbrande koolwaterstoffen, fijn stof (PM) enz.) zo-
veel mogelijk beperkt wordt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Zorg voor een goed onderhoud van de auto door de controles
en afstellingen die in het “Geprogrammeerd Onderhoudssche-
ma” staan vermeld, te laten uitvoeren.
Banden
Controleer regelmatig, ten minste een keer per maand, de span-
ning van de banden: als de spanning te laag is, wordt de weer-
stand groter en neemt het verbruik toe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een overbeladen bagageruimte. Het gewicht van
de auto (vooral in stadsverkeer) en de wieluitlijning hebben gro-
te invloed op het brandstofverbruik en de stabiliteit.Accessoires gemonteerd op dakrails
Verwijder accessoires zoals: dwarssteunen, skidrager, bagagebox
enz. van het dak als u ze niet meer gebruikt. Ze verminderen
de aerodynamica van de auto, waardoor het brandstofverbruik
toeneemt. Gebruik voor het vervoer van volumineuze voorwer-
pen bij voorkeur een aanhanger.
Stroomverbruikers
Gebruik elektrische accessoires uitsluitend als u ze nodig hebt.
De achterruitverwarming, de verstralers, de ruitenwissers en
de aanjager van het ventilatie-/verwarmingssysteem vragen veel
stroom, waardoor het brandstofverbruik toeneemt (tot aan 25%
in stadsverkeer).
Airconditioning
De airconditioning gebruikt zeer veel energie, waardoor het
brandstofverbruik sterk toeneemt (tot gemiddeld 20%): gebruik
wanneer de buitentemperatuur het toelaat bij voorkeur de func-
ties van het ventilatiesysteem.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde aerodynamische accessoi-
res kan de aerodynamica negatief beïnvloeden, waardoor het
brandstofverbruik zal toenemen.
Page 180 of 290
STARTEN EN RIJDEN179
3
TREKKEN VAN AANHANGERS
BELANGRIJKE TIPS
Voor het trekken van aanhangwagens of caravans moet de au-
to uitgerust zijn met een trekhaak van een goedgekeurd type
en een adequate elektrische installatie. De montage van de trek-
haak moet door gespecialiseerd personeel worden uitgevoerd.
Ook moet documentatie worden overhandigd m.b.t. het rijden
met een aanhanger.
Monteer zo nodig speciale en/of extra achteruitkijkspiegels, waar-
mee u voldoet aan de geldende verkeerswetgeving.
Let er op dat het maximum klimvermogen van de auto door
het gewicht van een aanhanger of caravan wordt beperkt. Ook
de remweg wordt langer en u hebt langer de tijd nodig om in te
halen.
Schakel een lage versnelling in tijdens het afdalen om te voor-
komen dat u constant moet remmen.
Het gewicht van de aanhanger dat op de trekhaak rust, moet
worden afgetrokken van het laadvermogen van de auto. Om er
zeker van te zijn dat u het maximum toelaatbaar aanhangerge-
wicht (vermeld op het kentekenbewijs) niet overschrijdt, moet
u er rekening mee houden dat het maximum betrekking heeft
op het totale gewicht van de aanhangwagen of caravan, inclu-
sief accessoires en bagage.
Houdt u aan de snelheidsbeperkingen die voor auto's met aan-
hanger gelden. U mag in geen geval harder rijden dan 100 km/h.
Het ABS waarmee de auto kan zijn uitgerust,
werkt niet op het remsysteem van de aanhanger.
Wees daarom extra voorzichtig op gladde wegen.
Voer in geen geval modificaties aan het remsy-
steem van de auto uit. Het remsysteem van de
aanhanger moet geheel onafhankelijk van het
hydraulisch remsysteem van de auto worden bediend.
Page 181 of 290
180STARTEN EN RIJDEN
BELANGRIJK Als u winterbanden gebruikt waarvan de maxi-
mum toegestane snelheid lager is dan de topsnelheid van de au-
to (met een marge van 5%), dan dient u in het interieur van de
auto een voor de bestuurder duidelijk zichtbaar waarschu-
wingsplaatje te plaatsen met de maximum toegestane snelheid
wanneer met die winterbanden wordt gereden (overeenkomstig
de EU-normen).
Monteer op alle vier de wielen dezelfde banden (zelfde merk en
profieldiepte) voor meer veiligheid tijdens het rijden en remmen
en voor een betere bestuurbaarheid.
Keer de draairichting van de banden niet om.
Bij winterbanden met de indicatie “Q” mag niet
sneller worden gereden dan 160 km/h; echter de
lokaal geldende wettelijke snelheidsbeperkingen
moeten altijd worden gerespecteerd.
WINTERBANDEN
Gebruik winterbanden die dezelfde maat hebben als de stan-
daard geleverde banden.
Het Lancia Servicenetwerk kan u adviseren welke band het meest
geschikt is voor het doel waarvoor u deze wilt gebruiken.
Houdt u voor de bandenmaat, de bandenspanning en het type
winterbanden exact aan de gegevens die staan vermeld in de pa-
ragraaf “Wielen” in het hoofdstuk “6”. De specifieke eigenschap-
pen van winterbanden verminderen aanzienlijk als de profieldiepte
minder is dan 4 mm. In dat geval is het veiliger ze te vervangen.
Door de specifieke eigenschappen van winterbanden zijn de pres-
taties onder niet-winterse omstandigheden of wanneer er lange af-
standen op de snelweg worden gereden, minder dan die van de
standaard gemonteerde banden. Beperk het gebruik van winter-
banden tot die omstandigheden waarvoor ze zijn goedgekeurd.
Page 182 of 290
STARTEN EN RIJDEN181
3
Beperk de snelheid als u sneeuwkettingen
gebruikt; rijd niet harder dan 50 km/h. Vermijd
kuilen, stoepranden en andere obstakels en rijd,
om de auto en het wegdek niet te beschadigen, geen
lange stukken op sneeuwvrije wegen.
SNEEUWKETTINGEN
Het gebruik van sneeuwkettingen is afhankelijk van de voor-
schriften van het land waar wordt gereden.
De sneeuwkettingen mogen alleen op de voorwielen gemonteerd
worden (aangedreven wielen).
Controleer na enkele tientallen meters rijden of de kettingen nog
goed gespannen zijn.
BELANGRIJK Op het noodreservewiel kan geen sneeuwketting
worden gemonteerd. Als u een lekke voorband hebt, kunt u het
noodreservewiel op de achteras plaatsen en het achterwiel op
de vooras. Zo hebt u op de vooras twee normale wielen waarop
u sneeuwkettingen kunt monteren.
AUTO LANGERE TIJD STALLEN
Tref de volgende maatregelen als de auto langer dan een maand
niet wordt gebruikt:
❍zet de auto in een overdekte, droge en goed geventileerde
ruimte;
❍schakel een versnelling in;
❍zorg ervoor dat de handrem niet is aangetrokken;
❍maak de minklem los van de accupool (zie voor de uitvoe-
ringen met Start&Stop-systeem de informatie in de para-
graaf “Start&Stop-systeem” in het hoofdstuk “1”);
❍maak de gespoten plaatdelen schoon en behandel ze met een
beschermende was;
❍reinig en conserveer de glimmende metalen delen met daar-
voor geschikte middelen;
❍smeer de wisserrubbers van de ruitenwissers en achterruit-
wisser in met talkpoeder en laat ze los van de ruit staan;
❍zet de ruiten een klein stukje open;
❍dek de auto af met een stoffen of een ademende kunststof
hoes. Gebruik geen dichte plastic hoes, omdat het in en op
de auto aanwezige vocht dan niet kan verdampen;
❍breng de bandenspanning 0,5 bar boven de normaal voor-
geschreven spanning en controleer deze regelmatig;
❍tap het koelsysteem van de motor niet af.
Page 185 of 290
184NOODGEVALLEN
MOTOR STARTEN
Als het lampje Yop het instrumentenpaneel constant blijft
branden, wendt u dan onmiddellijk tot het Lancia Servicenet-
werk.
STARTEN MET EEN HULPACCU fig. 1
Als de accu leeg is, kan de motor worden gestart met een hulp-
accu, die ten minste dezelfde capaciteit moet hebben als de le-
ge accu.
fig. 1
L0E0074m
Gebruik voor een noodstart beslist nooit een
accusnellader: de elektronische systemen kun-
nen beschadigen; in het bijzonder de regeleenhe-
den van de ontsteking en de inspuiting.
Laat deze procedure door gespecialiseerd perso-
neel uitvoeren. Onjuiste handelingen kunnen lei-
den tot vonken. De vloeistof in de accu is giftig en
corrosief. Vermijd het contact met de huid en de ogen.
Kom ook niet dicht bij een accu met open vuur of een
brandende sigaret en veroorzaak geen vonken.
Page 192 of 290
NOODGEVALLEN191
4
ALLEEN VOOR HET CONTROLEREN
EN HERSTELLEN VAN DE SPANNING
De compressor kan ook worden gebruikt voor het herstellen van
de bandenspanning. Maak de snelkoppeling los en verbind de
koppeling direct met het ventiel van de band fig. 6; op deze
manier wordt de spuitbus niet met de compressor verbonden
en wordt de afdichtvloeistof niet in de band gespoten.
fig. 6
L0E0079m
Page 206 of 290
NOODGEVALLEN205
4
Met gasontladingslampen (Xenon)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
GROOTLICHT
Met gloeilampen
Gloeilamp vervangen:
❍verwijder het beschermdeksel A-fig. 15;
❍haak de borgveer van de lamp A-fig. 17 los;
❍maak de stekker B los;
❍trek de lamp C uit de houder en vervang hem;
❍monteer de nieuwe lamp; hierbij moet de nok van het me-
talen deel vallen in de uitsparing in de reflector; sluit ver-
volgens de stekker B weer aan en haak de borgveer A vast;
❍monteer het beschermdeksel A-fig. 15 op de juiste wijze.
fig. 17
L0E0156m
Door de hoge voedingsspanning mogen defecte
gasontladingslampen (Xenon) uitsluitend ver-
vangen worden door gespecialiseerd personeel:
levensgevaar! Wendt u tot het Lancia Servicenetwerk.
Met gasontladingslampen (Xenon)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Door de hoge voedingsspanning mogen defecte
gasontladingslampen (Xenon) uitsluitend ver-
vangen worden door gespecialiseerd personeel:
levensgevaar! Wendt u tot het Lancia Servicenetwerk.
Page 216 of 290
NOODGEVALLEN215
4
Zekeringenkast motorruimte fig. 39 en 40
Een tweede zekeringenkast bevindt zich rechts in de motorruimte
naast de accu. Om deze te bereiken moet u de lippen aan de
zijkant losmaken en het deksel L verwijderen. De nummers die
op de binnenzijde van het deksel zijn aangebracht, geven de elek-
trische componenten aan die door de betreffende zekering wor-
den beveiligd.
fig. 39
L0E0088mfig. 38aL0E0211m
Als de motorruimte moet worden uitgespoten,
zorg dan dat de waterstraal niet direct op de
zekeringenkast in de motorruimte wordt gericht.
Extra zekeringen
(uitvoeringen 1.4 Turbo Multi Air)
Op de uitvoeringen 1.4 Turbo Multi Air bevinden zich naast de
zekeringenkast op het dashboard vier extra zekeringen (fig. 38a).
Page 239 of 290
238ONDERHOUD EN ZORG
Voorkom contact tussen de zeer corrosieve rem-
vloeistof en de lak. Als remvloeistof wordt
gemorst, moet de lak onmiddellijk met water
worden afgespoeld.
De remvloeistof is giftig en zeer corrosief. Als per
ongeluk remvloeistof wordt gemorst, moeten de
betreffende delen onmiddellijk worden gewassen
met water en neutrale zeep en daarna met veel water
worden afgespoeld. Bij inslikken dient onmiddellijk een
arts te worden geraadpleegd.
Het symbool πop het reservoir geeft aan dat
synthetische remvloeistof en geen minerale
vloeistof moet worden gebruikt. Het gebruik van
minerale vloeistoffen moet absoluut worden vermeden,
omdat de rubbers in het remsysteem door deze vloei-
stoffen worden beschadigd.
LUCHTFILTER/POLLENFILTER
Laat het luchtfilter of het pollenfilter vervangen door het Lan-
cia Servicenetwerk.
Page 240 of 290
ONDERHOUD EN ZORG239
5
ACCU
De accu F-fig, 1-2-3-4 van de auto is “onderhoudsarm”: onder
normale omstandigheden hoeft het elektrolyt niet bijgevuld te
worden met gedestilleerd water.
De werking moet echter regelmatig en uitsluitend door het Lan-
cia Servicenetwerk of gespecialiseerd personeel gecontroleerd
worden.
De vloeistof in de accu is giftig en corrosief.
Voorkom contact met de huid en de ogen. Houd
open vuur en vonkvormende apparaten verwij-
derd van de accu: brand- en ontploffingsgevaar.
Als de accu werkt met een zeer laag vloeistofni-
veau, ontstaat onherstelbare schade aan de accu
en kan de accu openbarsten.
ACCU VERVANGEN
Als de accu vervangen wordt, moet een originele accu met de-
zelfde specificaties worden geïnstalleerd.
Als de accu vervangen wordt door een accu met andere specifi-
caties, vervallen de onderhoudsintervallen die in het “Gepro-
grammeerd Onderhoudsschema” staan aangegeven.
Voor het onderhoud van de nieuwe accu dient u zich strikt te
houden aan de aanwijzingen van de fabrikant van de accu.
ESP 2-systeem
Als de accu losgekoppeld is geweest, gaat het lampje
ábranden
(op het display verschijnt ook een melding) om aan te geven dat
het systeem gereset moet worden. Voer de volgende initialisa-
tieprocedure uit om het lampje te laten doven:
❍draai de contactsleutel in stand MAR;
❍draai het stuur helemaal naar rechts en vervolgens naar links
(zodat het stuurwiel de rechtuitstand “passeert”);
❍draai de contactsleutel in stand STOP en vervolgens in stand
MAR.
Als na enkele seconden het lampje
ániet dooft, wendt u dan tot
het Lancia Servicenetwerk.