Lancia Delta 2013 Instructieboek (in Dutch)
Page 61 of 295
WEGWIJS IN UW AUTO59
1
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING MET GESCHEIDEN REGELING
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
L0E0018mfig. 26
De auto is uitgerust met een airconditioning met gescheiden
luchttemperatuurregeling fig. 26 voor bestuurders- en passa-
gierszijde.Dit systeem is uitgerust met AQS (Air Quality System) dat au-
tomatisch de luchtrecirculatie inschakelt als vervuilde buiten-
lucht wordt gesignaleerd (bijvoorbeeld in een file en in tunnels).
Page 62 of 295
60WEGWIJS IN UW AUTO
AIRCONDITIONING INSCHAKELEN
Het systeem kan op verschillende manieren worden ingescha-
keld, maar aangeraden wordt eerst de gewenste temperaturen
op het display in te stellen en daarna de knop AUTO in te druk-
ken.
Met de airconditioning kan de temperatuur voor de bestuurder
en de passagier apart worden ingesteld. Het maximale tempe-
ratuurverschil is 7 °C.
De aircocompressor schakelt alleen in als de buitentempera-
tuur hoger is dan 4 °C.
Bij lage buitentemperaturen raden wij u aan om
de recirculatiefunctie niet te gebruiken, omdat
hierdoor de ruiten sneller kunnen beslaan.
Automatische werking van de airconditioning
(functie AUTO) A-fig. 26
Als u de knop AUTO indrukt, regelt het systeem automatisch:
❍de hoeveelheid naar het interieur toegevoerde lucht;
❍de luchtverdeling in het interieur;
waarbij alle voorafgaande handmatige instellingen worden op-
geheven.
Tijdens de automatische werking van de airconditioning ver-
schijnt op het display de melding FULL AUTO.
Tijdens de automatische werking is het altijd mogelijk de inge-
stelde temperaturen te veranderen en handmatig een van de vol-
gende handelingen uit te voeren:
❍regelen aanjagersnelheid;
❍instellen luchtverdeling;
❍in- en uitschakelen luchtrecirculatie en AQS-functie;
❍inschakelen aircocompressor.
Page 63 of 295
WEGWIJS IN UW AUTO61
1
Bedieningsknoppen luchtverdeling B-fig. 26
Als u een of meer knoppen
//˙indrukt, dan kunt u hand-
matig een van de 7 mogelijke verdelingen van de lucht naar het
interieur kiezen:
Luchtstroom naar de luchtroosters van de voorruit en
de zijruiten voor voor ontdooiing/ontwaseming van de
ruiten.
Luchtstroom naar de luchtroosters van de beenruim-
ten voor en achter. Deze luchtverdeling zorgt voor een
snelle verwarming van het interieur.
Lucht uit de luchtroosters voor/achter, luchtroosters
˙in het midden en aan de zijkant op het dashboard,
luchtrooster achter, luchtroosters voor ontdooien/ ont-
dooiing van de voorruit en de zijruiten voor.
Lucht uit de luchtroosters voor ontwaseming/ontdooi-
ing van de voorruit en zijruiten voor. Deze luchtverde-
ling zorgt voor een goede verwarming van het interieur
en voorkomt het eventuele beslaan van de ruiten.
˙
Luchtstroom verdeeld over de luchtroosters in de been-
ruimte (warmere lucht), de luchtroosters in het mid-
den en aan de zijkant van het dashboard en het lucht-
rooster achter (koelere lucht).˙Luchtstroom verdeeld over de luchtroosters in het mid-
den en aan de zijkant van het dashboard, het lucht-
rooster achter en de luchtroosters voor het ontdooi-
en/ontwasemen van de voorruit en de zijruiten voor. De-
ze luchtverdeling zorgt voor een goede ventilatie van het
interieur en voorkomt het eventuele beslaan van de rui-
ten.
BELANGRIJK Voor de werking van de airconditioning moet
minstens één knop van de luchtverdeling
//˙worden in-
gedrukt. Het systeem staat de uitschakeling tegelijk van alle
knoppen
//˙niet toe.
BELANGRIJK Druk op de knop OFF om het systeem weer in
te schakelen: alle functies die waren opgeslagen voor het uit-
zetten van de motor, worden opnieuw ingesteld.
Voor het hervatten van de automatische werking van de lucht-
verdeling na een handmatige instelling, moet de knop AUTO
worden ingedrukt.
Page 64 of 295
62WEGWIJS IN UW AUTO
Regeling aanjagersnelheid fig. 26
Druk op de knop C
pvoor het verhogen/verlagen van de aan-
jagersnelheid.
Er kunnen 12 snelheden worden gekozen die worden weerge-
geven door de verlichte staafjes op het display:
❍maximum aanjagersnelheid = alle staafjes verlicht;
❍minimum aanjagersnelheid = één staafje verlicht.
De aanjager kan worden uitgeschakeld (geen enkel verlicht staaf-
je), maar alleen als u de aircocompressor hebt uitgeschakeld met
de knop
❄.
Om de automatische regeling van de aanjagersnelheid weer in
te schakelen, na een handmatige instelling, moet u de knop
AUTO indrukken.Gelijkstellen ingestelde temperaturen
(functie MONO) fig. 26
Als u de knop D (MONO) indrukt, wordt de temperatuur aan
bestuurders- en passagierszijde automatisch gelijkgesteld.
Draai aan de knop AUTO of MONO voor het verhogen/verlagen
van de temperatuur aan beide zijden.
Als u de knop MONO opnieuw indrukt, wordt de functie uitge-
schakeld.
Aircocompressor uitschakelen fig. 26
Druk op de knop E (OFF).
Op het display verschijnen de volgende gegevens:
❍opschrift OFF;
❍weergave buitentemperatuur;
❍weergave ingeschakelde luchtrecirculatie (lampje op de knop
Tbrandt).
Page 65 of 295
WEGWIJS IN UW AUTO63
1
Ontdooiing/ontwaseming achterruit- en
buitenspiegelverwarming fig. 26
Druk op de knop F
(om deze functie in te schakelen: het
lampje op de knop gaat branden als deze functie wordt inge-
schakeld.
De functie is voorzien van een tijdschakeling, waardoor de func-
tie na 20 minuten automatisch wordt uitgeschakeld. U kunt
de functie eerder uitschakelen door nogmaals de knop
(in
te drukken.
BELANGRIJK Plak geen stickers of andere plaatjes op de elek-
trische weerstandsdraden aan de binnenzijde van de achter-
ruit, om beschadiging van de achterruitverwarming te voorko-
men.
BELANGRIJK Druk op de knop
Tvoor luchttoevoer van bui-
ten (in dat geval is het lampje op de knop gedoofd).Snelle ontwaseming/ontdooiing van de voorruit en de
zijruiten voor (functie MAX-DEF) fig. 26
Druk op de knop G
-voor de automatische inschakeling (tijd-
geschakeld) van alle functies die noodzakelijk zijn voor het snel
ontdooien/ontwasemen van de voorruit en de zijruiten voor.
De instellingen zijn:
❍inschakeling aircocompressor (bij buitentemperatuur boven
4°C);
❍uitschakeling van de luchtrecirculatie, indien deze was in-
geschakeld, (lampje op de knop
Tgedoofd);
❍inschakeling achterruitverwarming (lampje op de knop
-
brandt) en spiegelverwarming;
❍inschakeling van de maximale luchttemperatuur;
❍regeling van de luchtopbrengst.
Page 66 of 295
64WEGWIJS IN UW AUTO
Inschakelen luchtrecirculatie en AQS-functie
(Air Quality System) fig. 26
Druk op de knop
T.
Er zijn drie mogelijkheden voor de luchtrecirculatie:
❍automatische werking; op het display verschijnt het opschrift
AQS en het lampje op de knop
Tis gedoofd;
❍geforceerde uitschakeling (recirculatie altijd uitgeschakeld
en luchttoevoer van buiten); het lampje op de knop
Tis
gedoofd;
❍geforceerde inschakeling (recirculatie altijd ingeschakeld);
het lampje op de knop
Tbrandt.
Als u de knop OFF indrukt, schakelt de klimaatregeling auto-
matisch de luchtrecirculatie in (lampje op de knop
Tbrandt).
Als u de knop
Tindrukt, kunt u de luchtrecirculatie uit-
schakelen (lampje op de knop is gedoofd) en omgekeerd.
Als de knop OFF is ingedrukt (lampje op de knop brandt), kan
de AQS-functie (Air Quality System) niet worden ingeschakeld.BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie kunnen, afhankelijk
van de werking van het systeem (“verwarming” of “koeling”),
de gewenste omstandigheden sneller bereikt worden. Het is ech-
ter niet raadzaam deze functie in te schakelen op regenachtige
of koude dagen, omdat dan de ruiten aan de binnenzijde aan-
zienlijk sneller kunnen beslaan, vooral als de airconditioning niet
is ingeschakeld. Het verdient aanbeveling om de luchtrecircu-
latie in te schakelen in de file of in tunnels. Hiermee wordt voor-
komen dat vervuilde lucht het interieur bereikt. Het is niet raad-
zaam dit systeem langdurig te laten werken, omdat anders, voor-
al als u met meerdere personen in de auto zit, de kans aanzien-
lijk toeneemt dat de ruiten beslaan.
AQS-functie (Air Quality System) inschakelen
Met de AQS-functie (opschrift AQS op het display) wordt de re-
circulatie automatisch ingeschakeld als vervuilde lucht wordt
gesignaleerd (bijvoorbeeld bij files en in tunnels).
BELANGRIJK Bij ingeschakelde AQS-functie wordt ongeveer
15 minuten na het inschakelen van de recirculatie voor het ver-
versen van de lucht in het interieur, ongeveer 1 minuut buiten-
lucht in het interieur gevoerd, ongeacht de vervuilingsgraad van
de buitenlucht.
Page 67 of 295
WEGWIJS IN UW AUTO65
1
Aircocompressor in-/uitschakelen I-fig. 26
Als u op de knop
❄drukt, wordt de aircocompressor ingescha-
keld.
Inschakelen compressor
❍lampje op de knop
❄brandt;
❍weergave van het symbool
❄op het display.
Uitschakelen compressor
❍lampje op de knop
❄gedoofd;
❍doven van het symbool
❄op het display;
❍uitschakeling luchtrecirculatie;
❍uitschakeling AQS-functie.
Bij uitgeschakelde aircocompressor kan de luchttemperatuur
in het interieur niet lager worden dan de buitentemperatuur; in
deze situatie knippert het symbool ò op het display.
De uitschakeling van de aircocompressor blijft in het geheugen
opgeslagen, ook na het afzetten van de motor. U kunt de airco-
compressor weer inschakelen door nogmaals op de knop
❄of
AUTO te drukken: in dat laatste geval worden de andere hand-
matig geselecteerde instellingen opgeheven.
BUITENVERLICHTING
Met de linker hendel bedient u de buitenverlichting. De ver-
lichting werkt uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR
staat. Als u de buitenverlichting inschakelt, gaat ook de ver-
lichting van het instrumentenpaneel en van de bedieningsknop-
pen op het dashboard branden.
DAGVERLICHTING (DRL – Daytime Running Lights)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als u met de sleutel in stand MAR de draaiknop in stand
Ozet,
wordt automatisch de dagverlichting ingeschakeld; de andere
lampen en de interieurverlichting blijven uitgeschakeld. De au-
tomatische inschakeling van de dagverlichting kan worden in-
of uitgeschakeld via het menu op het display (zie de paragraaf
“Display” in dit hoofdstuk). Als de dagverlichting wordt uitge-
schakeld, dan wordt met de draaiknop in stand
Ogeen enkele
verlichting ingeschakeld.
fig. 27
L0E0019m
Page 68 of 295
66WEGWIJS IN UW AUTO
Uitschakelen
Als de sensor de opdracht geeft tot uitschakeling, dan schakelen
de dimlichten en de buitenverlichting uit en schakelt de dag-
verlichting (indien actief) in.
De schemersensor is niet in staat om mist te signaleren. Daar-
om moet bij mist de verlichting handmatig worden ingeschakeld.
MISTLAMPEN VOOR MET FUNCTIE
CORNERING LIGHTS
Bij ingeschakeld dimlicht en bij een snelheid lager dan 40 km/h,
wordt bij een grote stuuruitslag of bij inschakeling van de rich-
tingaanwijzers, een lamp (ingebouwd in de mistlamp) aan de
binnenzijde van de bocht ingeschakeld om het zichtveld 's nachts
te vergroten. Deze functie kan worden in- of uitgeschakeld via
het menu op het display (zie de paragraaf “Display” in dit hoofd-
stuk). SCHEMERSENSOR
(automatisch inschakelende koplampen) fig. 27
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze sensor is in staat om de verschillen in sterkte van het om-
gevingslicht waar te nemen op basis van de ingestelde gevoe-
ligheid: hoe hoger de gevoeligheid, hoe minder buitenlicht er no-
dig is om de verlichting in te schakelen. De gevoeligheid van de
sensor kan worden ingesteld via het “Setup-menu” van het in-
strumentenpaneel.
Inschakelen
Draai de draaiknop in stand AUTO: op deze manier gaan, af-
hankelijk van de sterkte van het buitenlicht, de buitenverlich-
ting en de dimlichten automatisch branden.
Als de schemersensor is ingeschakeld, kan alleen het grootlicht-
signaal worden gegeven.De dagverlichting is een alternatief voor het
dimlicht tijdens het rijden overdag. Deze dag-
verlichting is in bepaalde landen verplicht en
waar niet verplicht, toegestaan.
De dagverlichting is geen vervanging voor het dimlicht
tijdens het rijden in tunnels of in het donker.
Het gebruik van de dagverlichting is afhankelijk van de
wettelijke voorschriften van het land waarin u zich
bevindt. Houdt u aan de voorschriften.
Page 69 of 295
WEGWIJS IN UW AUTO67
1
DIMLICHT/BUITENVERLICHTING
Draai met de contactsleutel in stand MAR, de draaiknop in stand
2. Als het dimlicht wordt ingeschakeld, schakelt de dagver-
lichting uit en schakelen de buitenverlichting, het dimlicht en de
kentekenplaatverlichting in. Op het instrumentenpaneel gaat het
controlelampje
3branden. Draai met de contactsleutel in stand
STOP of met uitgenomen sleutel, de draaiknop van stand
Oin
stand
2; de buitenverlichting en de kentekenplaatverlichting
schakelen in. Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje
3branden.
Functie parkeerverlichting
Met ingeschakelde buitenverlichting en de contactsleutel in stand
STOP of uitgenomen, is het mogelijk een zijde van de auto te
verlichten; plaats de bedieningshendel voor de verlichting om-
laag (linkerzijde) of omhoog (rechterzijde). In dat geval dooft
het lampje
3op het instrumentenpaneel.
GROOTLICHT
Druk de hendel naar voren in de richting van het dashboard, als
de draaiknop reeds in stand
2staat (vergrendelde stand). Op
het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 1branden.
Het grootlicht wordt uitgeschakeld als u de hendel naar het stuur
trekt.
Grootlichtsignaal
Trek de hendel naar het stuur (stand zonder vergrendeling). Op
het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 1branden.RICHTINGAANWIJZERS fig. 28
Zet de hendel in de vergrendelde stand:
– omhoog (stand
a): inschakeling rechter richtingaanwijzer;
– omlaag (stand
b): inschakeling linker richtingaanwijzer.
Op het instrumentenpaneel knippert het controlelampje
¥ofÎ.
De richtingaanwijzers schakelen automatisch uit als de auto weer
rechtuit rijdt.
fig. 28
L0E0020m
Page 70 of 295
68WEGWIJS IN UW AUTO
FUNCTIE WISSELEN VAN RIJBAAN
Als u bij wisseling van rijstrook kort richting wilt aangeven, moet
u de linker hendel korter dan een halve seconde in de onver-
grendelde stand zetten. De richtingaanwijzer aan de gekozen zij-
de knippert 5 keer en dooft daarna automatisch.
“FOLLOW ME HOME” SYSTEEM
Met dit systeem kan de ruimte voor de auto een bepaalde tijd
worden verlicht.
Inschakelen
U schakelt deze functie in door de contactsleutel in stand STOP
te draaien of uit te nemen en de linker hendel binnen 2 minu-
ten na het uitzetten van de motor naar het stuur te trekken.
Telkens als u de hendel bedient, blijft de verlichting 30 secon-
den langer branden, tot een maximum van 210 seconden; hier-
na schakelt de verlichting automatisch uit. Telkens als de hen-
del wordt bediend, gaat het controlelampje 3 op het instrumen-
tenpaneel branden en verschijnt op het display de tijd dat de
functie actief blijft. Het lampje gaat branden als de hendel voor
het eerst bediend wordt en blijft branden totdat de functie au-
tomatisch wordt uitgeschakeld. Telkens als de hendel wordt be-
diend, wordt alleen de inschakeltijd van de verlichting verlengd.
Uitschakelen
Houd de hendel langer dan 2 seconden naar het stuur getrokken.RUITEN REINIGEN
Met de rechter hendel fig. 29 kunt u de ruitenwissers/-sproei-
ers en achterruitwisser/-sproeier bedienen.
RUITENWISSERS/-SPROEIERS fig. 29
De werking is alleen mogelijk als de contactsleutel in stand MAR
staat.
De rechter hendel kan in vijf verschillende standen worden ge-
zet:
A: ruitenwissers uitgeschakeld.
B: wissen met interval;
Draai met de hendel in stand B, de draaiknop F op een van de
vier intervalstanden:
,= zeer lang interval;
■= lang interval;
■ ■= gemiddeld interval;
■ ■ ■= kort interval;
C: langzaam continu wissen;
D: snel continu wissen;
E: tijdelijk snel wissen (onvergrendelde stand).