Lancia Flavia 2012 Instructieboek (in Dutch)

Page 101 of 257

2. Herhaal de woorden en zinnen als
Uconnect™ Voice daarom vraagt. U
bereikt de beste resultaten wanneer de
stemtraining plaatsvindt terwijl de
auto is geparkeerd, de motor draait,
alle ramen zijn gesloten en de aanja-
ger is uitgeschakeld. Deze procedure
kan herhaald worden met een nieuwe
gebruiker. Het systeem past zich al-
leen aan aan de laatst getrainde stem.
STOELEN
De stoelen vormen een belangrijk on-
derdeel van het beveiligingssysteem
voor inzittenden van de auto.WAARSCHUWING!
 Het is gevaarlijk om tijdens hetrijden personen te vervoeren in de
laadruimte. Bij een ongeval lopen
personen in deze ruimte een groter
risico op ernstig of dodelijk letsel.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
 Vervoer geen personen in een
ruimte van de auto die niet is
voorzien van stoelen en veilig-
heidsgordels. Bij een ongeval lo-
pen personen in deze ruimte een
groter risico op ernstig of dodelijk
letsel.
 Zorg dat iedereen in uw auto op
een stoel zit en op de juiste wijze
de veiligheidsgordel draagt.
ELEKTRISCH
VERSTELBARE STOELEN
De schakelaar voor de elektrische
stoelverstelling bevinden zich onder
aan de de portierzijde van de stoel.
Gebruik de schakelaar om de stoel
omhoog, omlaag, naar voren of naar
achteren te bewegen, of om de stoel te
kantelen. De stoel naar voren of naar
achteren verstellen
De stoel kan zowel naar voren als naar
achteren worden versteld. Druk de
stoelschakelaar naar voren of naar
achteren om de stoel in de richting
van de schakelaar te verstellen. Laat
de schakelaar los zodra de gewenste
stand is bereikt.
De stoel omhoog of omlaag
verstellen
U kunt de hoogte van de stoel verstel-
len. Trek de achterzijde van de stoel-
schakelaar omhoog of druk deze om-
laag om de stoel in de richting van de
schakelaar te verstellen. Laat de scha-
kelaar los zodra de gewenste stand is
bereikt.
Schakelaar elektrische
stoelverstelling
94

Page 102 of 257

De zitting omhoog of omlaag
kantelen
De hoek van de zitting kan in vier
richtingen worden versteld. Trek de
voorzijde van de stoelschakelaar om-
hoog of druk de achterzijde van de
stoelschakelaar omlaag om het voor-
ste of achterste gedeelte van de zitting
in de richting van de schakelaar te
verstellen. Laat de schakelaar los zo-
dra de gewenste stand is bereikt.WAARSCHUWING!
 Het verstellen van een stoel tij-dens het rijden kan gevaarlijk
zijn. Het verstellen van een stoel
tijdens het rijden kan ertoe leiden
dat u de macht over het stuur
verliest en een aanrijding met ern-
stig of zelfs dodelijk letsel veroor-
zaakt.
 Het verstellen van de stoelen moet
plaatsvinden voordat de veilig-
heidsgordels zijn vastgegespt en
terwijl de auto is geparkeerd. Een
slecht afgestelde veiligheidsgordel
kan ernstig of dodelijk letsel tot
gevolg hebben.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
 Rijd nooit met de rugleuning zo
schuin ingesteld dat de schouder-
gordel niet meer tegen uw borst-
kas rust. Tijdens een botsing be-
staat het gevaar dat u onder de
veiligheidsgordel door schuift,
waardoor ernstig of zelfs dodelijk
letsel kan ontstaan.LET OP!
Plaats geen voorwerpen onder de
stoelen. Anders kan de stoelbedie-
ning beschadigd raken.
STOELVERWARMING
Bij sommige modellen zijn de
bestuurders- en voorpassagiersstoel
uitgerust met verwarmingselementen
in zowel de zittingen als de rugleunin-
gen. De bedieningselementen voor de
stoelverwarming voorin bevinden
zich in het midden van het instrumen-
tenpaneel.
U kunt kiezen uit de verwarmingsin-
stellingen HIGH (hoog), LOW (laag)
en OFF (uit). Oranje indicatielampjes
in beide schakelaars geven de gekozen
verwarmingsstand weer. Er gaan twee indicatielampjes branden voor de
stand HIGH (hoog), één voor LOW
(laag) en geen voor OFF (uit).
Druk eenmaal op de scha-
kelaar om de hoge verwar-
mingsstand (HIGH) te kie-
zen. Druk een tweede keer
op de schakelaar om een lage verwar-
mingsstand (LOW) te kiezen. Druk
een derde keer op de schakelaar om de
verwarmingselementen uit te schake-
len (OFF).
Als de hoge verwarmingsstand
(HIGH) is geselecteerd, schakelt het
systeem na maximaal 60 minuten
continue werking automatisch naar
de lage verwarmingsstand (LOW) en
schakelt het één indicatielampje uit.
Na maximaal 45 minuten continue
werking worden de verwarming en
het resterende indicatielampje uitge-
schakeld. Als de lage verwarmings-
stand (LOW) is geselecteerd, schakelt
het systeem na maximaal 45 minuten
continue werking automatisch de ver-
warming en het indicatielampje uit.
95

Page 103 of 257

OPMERKING:
Zodra u een stand hebt geselec-
teerd, voelt u na twee tot vijf minu-
ten dat de stoel warm wordt.WAARSCHUWING!
 Personen die geen pijn op de huidkunnen voelen als gevolg van ou-
derdom, chronische ziekte, diabe-
tes, rugletsel, medicatie, alcohol-
gebruik, uitputting of een andere
lichamelijke conditie, moeten
voorzichtig zijn bij het gebruik
van de stoelverwarming. Deze kan
zelfs bij lage temperaturen brand-
wonden veroorzaken, met name
als de verwarming langdurig
wordt gebruikt.
 Plaats geen voorwerpen op de
stoel die warmte-isolerend wer-
ken, zoals een deken of kussen.
Hierdoor kan de stoelverwarming
oververhit raken. Een overver-
hitte stoel kan leiden tot ernstige
brandwonden als gevolg van de
verhoogde oppervlaktetempera-
tuur van de zitting. RUGLEUNING
VERSTELLEN
De hendel voor het verstellen van de
rugleuning bevindt zich aan de por-
tierzijde van de stoel. Om de rugleu-
ning naar achteren te verstellen, leunt
u iets naar voren en tilt u de hendel
omhoog. Leun dan achterover in de
gewenste stand en laat de hendel los.
Om de rugleuning naar de normale
stand terug te brengen leunt u naar
voren en licht de hendel omhoog. Laat
de hendel los wanneer de rugleuning
zich in de stand rechtop bevindt.
WAARSCHUWING!
 Het is gevaarlijk om tijdens het
rijden een stoel in te stellen. Door
een plotselinge beweging van de
stoel zou u de controle over de
auto kunnen verliezen. De veilig-
heidsgordel dan is wellicht niet
goed afgesteld waardoor u letsel
kunt oplopen. Verstel de stoel al-
leen als de auto is geparkeerd.
 Rijd nooit met de rugleuning zo
schuin ingesteld dat de schouder-
gordel niet meer tegen uw borst-
kas rust. Bij een aanrijding zou u
dan onder de autogordel door
kunnen glijden en zo ernstig of
zelfs dodelijk gewond raken. Ver-
stel de rugleuning alleen als de
auto is geparkeerd.
Rugleuning verstellen
96

Page 104 of 257

LENDENSTEUN
Met deze functie kunt u de lenden-
steun vergroten of verkleinen. De be-
dieningshendel bevindt zich aan de
binnenzijde van de stoel. Beweeg de
hendel naar beneden om de steun te
vergroten en naar boven om de steun
te verkleinen.
EASY ENTRY-SYSTEEM
De Easy Entry-hendel bevindt zich op
de afdekking van het bovenste anker-
punt van de veiligheidsgordel.Trek de hendel omhoog om de stoel en
de rugleuning naar voren te bewegen.
Om de stoel weer terug te zetten in
zijn normale stand, herstelt de geheu-
genfunctie de huidige instellingen van
de stoelpositie en de positie van de
rugleuning.
Op de bestuurdersstoel trekt u de hen-
del omhoog om de rugleuning naar
voren te bewegen.
Om de stoel weer terug te zetten in
zijn normale stand, herstelt de geheu-
genfunctie de huidige instelling van
de positie van de rugleuning.
HOOFDSTEUNEN
Hoofdsteunen zijn ontworpen om het
risico van letsel te verlagen door de
bewegingsvrijheid van het hoofd tebeperken tijdens aanrijdingen van
achteren. De hoofdsteunen moeten
zodanig worden afgesteld, dat de bo-
venkant van uw oor zich onder de
bovenkant van de hoofdsteun be-
vindt.
WAARSCHUWING!
De hoofdsteunen moeten voor alle
inzittenden correct worden afgesteld
voordat u gaat rijden, of voordat de
passagiers plaatsnemen. De hoofd-
steunen mogen nooit worden afge-
steld tijdens het rijden. Rijden in een
auto zonder hoofdsteunen of met
onjuist afgestelde hoofdsteunen kan
leiden tot ernstig of zelfs dodelijk
letsel in het geval van een aanrij-
ding.
Actieve hoofdsteunen —
voorstoelen
Actieve hoofdsteunen zijn passieve
componenten die kunnen worden ge-
activeerd. Auto's met dit systeem
kunnen niet eenvoudig aan de hand
van markeringen worden geïdentifi­
ceerd, maar alleen door visuele in-
spectie van de hoofdsteun. De hoofd-
steun zal zich in twee helften splitsen;
Lendensteun
Hendel voor gemakkelijk in- en uitstappen
97

Page 105 of 257

de voorste helft bestaat uit zacht
schuim en bekleding en de achterste
helft uit decoratief kunststof.
Wanneer de actieve hoofdsteunen tij-
dens een botsing van achteren worden
geactiveerd, schuift de voorste helft
van de actieve hoofdsteun naar voren
om de afstand tussen het achterhoofd
van de inzittende en de actieve hoofd-
steun zo klein mogelijk te maken. Dit
systeem is ontworpen om bij bepaalde
botsingen van achteren het risico van
letsel bij de bestuurder en voorpassa-
gier te voorkomen of te verlagen.
Raadpleeg de paragraaf "Beveili-
gingssystemen voor inzittenden" in
het hoofdstuk "Uw auto" voor infor-
matie hierover.
Trek aan de hoofdsteunen om ze te
verhogen. Als u de hoofdsteun wilt
verlagen, drukt u op de knop onder
aan de hoofdsteun en drukt u de
hoofdsteun naar beneden.Voor een comfortabele houding kun-
nen de actieve hoofdsteun naar voren
en naar achteren worden gekanteld.
Als u de hoofdsteun dichter naar uw
achterhoofd wilt kantelen, trekt u de
onderkant van de hoofdsteun naar
voren. Druk de onderkant van de
hoofdsteun naar achteren om de
hoofdsteun van uw hoofd af te duwen.
OPMERKING:
 De hoofdsteunen mogen uitslui-
tend door bevoegde monteurs
worden verwijderd en alleen
voor onderhoudswerkzaamhe-
den. Als een hoofdsteun verwij-
derd moet worden, neem dan
contact op met een erkende dea-
ler.
 Als een actieve hoofdsteun is ge- activeerd, raadpleeg dan de pa-
ragraaf "Actieve hoofdsteunen
terugstellen" bij “Extra actieve
hoofdsteunen” in het hoofdstuk
“Uw auto” voor meer informatie.
Drukknop
Actieve hoofdsteun (normale stand)
Actieve hoofdsteun (gekanteld)
98

Page 106 of 257

WAARSCHUWING!
 Leg geen voorwerpen zoals jassen,stoelhoezen of draagbare dvd-
spelers over de hoofdsteunen.
Deze voorwerpen kunnen bij bot-
singen de werking van de actieve
hoofdsteunen belemmeren en lei-
den tot ernstig of zelfs dodelijk
letsel.
 Actieve hoofdsteunen kunnen ge-
activeerd worden als ze geraakt
worden, bijvoorbeeld door een
hand, voet of losse voorwerpen.
Om ongewenste activering van de
actieve hoofdsteun te voorkomen,
dienen alle voorwerpen veilig te
worden opgeborgen, aangezien
losse voorwerpen in aanraking
kunnen komen met de actieve
hoofdsteun wanneer er plotseling
moet worden geremd. Als aan
deze waarschuwing geen gehoor
wordt gegeven, kan persoonlijk
letsel het gevolg zijn als de actieve
hoofdsteun geactiveerd wordt. Hoofdsteunen — achterbank
De hoofdsteunen van de achterbank
zijn vast uitgevoerd en kunnen niet
worden versteld. Raadpleeg voor
meer informatie over de correcte ge-
leiding van de bevestigingsband van
kinderzitjes de paragraaf "Beveili-
gingssystemen voor inzittenden" in
het hoofdstuk "Uw auto".
OPENEN EN SLUITEN
VAN DE MOTORKAP
Voor het openen van de motorkap
moeten twee vergrendelingen worden
vrijgezet.
1. Trek aan de motorkaphendel links
onder het instrumentenpaneel.
2. Stap uit en zoek de veiligheids-
grendel van de motorkap in het mid-
den van de voorzijde van de motor-
kap.
3. Til de tweede vergrendeling onder
het midden van de voorzijde van de
motorkap op en open de motorkap.
Motorkaphendel
Locatie van veiligheidsgrendel van de
motorkap
Tweede vergrendeling
99

Page 107 of 257

4. Houd de motorkap omhoog met de
steunstang. Steek de bovenzijde van
de steun in de opening links aan de
onderzijde van de motorkap.
Zorg ervoor dat de steunstang correct
op zijn plaats zit voordat u de motor-
kap sluit.LET OP!
Om beschadigingen te voorkomen
mag u de motorkap niet hard dicht-
slaan. Sluit de motorkap met een
ferme neerwaartse beweging zodat
beide vergrendelingen stevig aan-
grijpen.
WAARSCHUWING!
Controleer voordat u gaat rijden of
de motorkap goed vergrendeld is.
Als de motorkap niet volledig ver-
grendeld is, kan hij opklappen tij-
dens rijden, waardoor uw zicht
wordt belemmerd. Als u deze waar-
schuwing niet opvolgt, kan dit ern-
stig en zelfs dodelijk letsel tot gevolg
hebben.
VERLICHTING
MULTIFUNCTIONELE
HENDEL
Met de multifunctionele hendel aan
de linkerzijde van de stuurkolom be-
dient u de koplampen, de parkeer-
lichten, de richtingaanwijzers, de in-
strumentenverlichting, het dimmen
van de instrumentenverlichting, de
interieurverlichting en de mistlam-
pen. KOPLAMPEN EN
PARKEERLICHTEN
Draai het uiteinde van de multifunc-
tionele hendel in de eerste stand om de
parkeerlichten in te schakelen. Draai
het uiteinde van de hendel in de
tweede stand om de koplampen in te
schakelen.
Plaats van gat voor steunstang van
motorkap
Multifunctionele hendelKoplampschakelaar
100

Page 108 of 257

LICHTVERKLIKKER
Als de koplampen of parkeerlichten
nog ingeschakeld zijn nadat de con-
tactschakelaarin de stand LOCK is
gezet, klinkt er een geluidssignaal bij
het openen van het bestuurdersportier
om de bestuurder te waarschuwen.
AUTOMATISCHE
KOPLAMPEN
Dit systeem schakelt de koplampen
automatisch in of uit in overeenstem-
ming met de sterkte van het omge-
vingslicht. Om het systeem in te scha-
kelen, draait u het uiteinde van de
multifunctionele hendel in de stand
AUTO. Bij ingeschakeld systeem is de
uitschakelvertraging van de koplam-
pen ook ingeschakeld. Dit betekent
dat de koplampen nog maximaal
90 seconden lang blijven branden na-
dat u de contactschakelaar in de stand
LOCK heeft gezet. Om het automa-
tisch systeem uit te schakelen, draait
u het uiteinde van de multifunctionele
hendel uit de stand AUTO.OPMERKING:
Bij ingeschakelde automatische
stand gaan de koplampen pas
branden zodra de motor draait.
KOPLAMPEN AAN BIJ
INGESCHAKELDE
RUITENWISSERS (ALLEEN
BESCHIKBAAR IN
COMBINATIE MET
AUTOMATISCHE
KOPLAMPEN)
Als deze functie is ingeschakeld en de
multifunctionele schakelaar in de
stand AUTO is gezet, gaan de kop-
lampen na ongeveer 10 seconden
branden nadat de ruitenwissers zijn
ingeschakeld. Wanneer de koplampenvia deze functie zijn ingeschakeld,
gaan ze uit wanneer u de ruitenwis-
sers uitschakelt.
De functie Koplampen aan bij inge-
schakelde ruitenwissers kan worden
in- en uitgeschakeld via het elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC). Raadpleeg de paragraaf
"Elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)/Door de klant te pro-
grammeren functies" in het hoofdstuk
"Het instrumentenpaneel" voor meer
informatie hierover.
UITSCHAKELVERTRAGING
VAN DE KOPLAMPEN
Deze functie is met name handig wan-
neer u uitstapt in een onverlichte
ruimte. Nadat u de contactschakelaar
in de stand LOCK heeft gezet, blijven
de koplampen nog maximaal 90 se-
conden veilig branden.
Om de vertraging in te schakelen draait
u de contactschakelaar naar de stand
LOCK terwijl de koplampen nog zijn
ingeschakeld. Schakel vervolgens bin-
nen 45 seconden de koplampen uit. De
vertraging begint nadat u de koplam-
Koplampschakelaar
101

Page 109 of 257

pen heeft uitgeschakeld. Gedurende
deze periode branden alleen de kop-
lampen.Het systeem heft de vertraging op zo-
dra u de koplampen, de parkeerlich-
ten of de contactschakelaar weer in-
schakelt.
Wanneer u de koplampen uitschakelt
voordat u de contactschakelaar in de
stand OFF zet, gaan de koplampen op
de normale manier uit.
De vertragingsduur van de koplamp-
verlichting is programmeerbaar op
auto's die zijn uitgerust met het elek-
tronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC). Raadpleeg de paragraaf
"Elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)/Door de klant te pro-
grammeren functies" in het hoofdstuk
"Het instrumentenpaneel" voor meer
informatie hierover.DIMMER
INSTRUMENTENPANEEL
Draai het middendeel van de hendel
geheel naar beneden om de verlich-
ting van het instrumentenpaneel vol-
ledig te dimmen en om te voorkomen
dat de interieurverlichting bij het ope-
nen van een portier gaat branden.
Draai het middendeel van de hendel
omhoog om de sterkte van de verlich-
ting van het instrumentenpaneel te
verhogen wanneer de parkeerlich-
tenof de koplampen zijn ingescha-
keld.
Draai het middendeel van de hendel
in de volgende stand naar boven om
de kilometerteller en de radio sterker
te verlichten wanneer de parkeerlich-
ten of de koplampen zijn ingescha-
keld.
Draai het middendeel van de hendel
in de laatste stand naar boven om de
interieurverlichting in te schakelen.
MISTLAMPEN
U schakelt de mistlampen vóór
in door de parkeerlichten, het
dimlicht of de automatische
koplampen in te schakelen en vervol-
gens het uiteinde van de multifuncti-
onele schakelaar naar buiten te trek-
ken.
Dimschakelaar
Schakelaar mistlampen vóór
102

Page 110 of 257

AchtermistlampenBij dichte mist kunt u desge-
wenst de achtermistlampen
inschakelen. U schakelt de
achtermistlampen in door de
parkeerlichten, de koplampen of de
automatische koplampen in te scha-
kelen en vervolgens het uiteinde van
de multifunctionele schakelaar naar
buiten te trekken en de hendel in de
laatste stand te draaien.
OPMERKING:
De koplampen moeten altijd zijn
ingeschakeld voor het inschakelen
van de achtermistlampen. RICHTINGAANWIJZERS
Beweeg de multifunctionele hendel op
of neer om te controleren of de pijlen
aan beide zijden van de instrumen-
tengroep gaan knipperen, wat bete-
kent dat de richtingaanwijzers voor
en achter naar behoren werken.
LANE CHANGE ASSIST
Tik de hendel eenmaal omhoog of om-
laag zonder hem in de klikstand te
duwen; de richtingaanwijzer (rechts
of links) knippert dan driemaal en
gaat vervolgens automatisch uit.
DIMLICHT/
GROOTLICHTSCHAKELAARDruk de multifunctionele hendel naar
voren om het grootlicht in te schakelen.
Trek de multifunctionele hendel naar u
toe om het dimlicht weer in te schake-
len.LICHTSIGNAAL
U kunt met uw koplampen een licht-
signaal geven aan een ander voertuig
door de multifunctionele hendel kort
naar u toe te trekken. Hiermee scha-
kelt u het grootlicht in. U schakelt dit
weer uit door de hendel los te laten.
OPMERKING:
Als de multifunctionele hendel
langer dan 15 seconden in de stand
voor het lichtsignaal wordt gehou-
den, wordt het grootlicht uitge-
schakeld. Als hiervan sprake is,
wacht dan 30 seconden met het
geven van het volgende lichtsig-
naal.
Schakelaar achtermistlampen
Bediening richtingaanwijzers
103

Page:   < prev 1-10 ... 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 ... 260 next >