sensor Lancia Thema 2011 Instructieboek (in Dutch)

Page 81 of 324

1 km/u tot 3 km/u naar de auto toe
bewegen, tot voorwerpen die zich met
een maximale snelheid van ongeveer
16 km/u verplaatsen, zoals in par-keersituaties. OPMERKING:
In parkeersituaties kunnen nade-
rende voertuigen aan het zicht
worden onttrokken door links en
rechts geparkeerde voertuigen. Als
de sensoren worden geblokkeerd
door andere objecten of voertui-
gen, zal het systeem niet in staat
zijn de bestuurder te waarschu-wen.
Wanneer het RCP-systeem actief is en
de auto zich in de achteruitversnelling
(REVERSE) bevindt, wordt de be-
stuurder gewaarschuwd door middel
van zowel visuele als geluidssignalen,
terwijl ook het volume van de radio
wordt verlaagd.
WAARSCHUWING!
Het RCP-systeem dient niet als ach-
teruitrijhulp. Het systeem is uitslui-
tend bedoeld als hulp voor de be-
stuurder bij het detecteren van
naderende voertuigen in parkeersi-
tuaties. Ga altijd voorzichtig te werk
tijdens het achteruitrijden, ook als u
RCP gebruikt. Controleer het gebied
achter de auto altijd zorgvuldig, kijk
naar achteren en wees bedacht op
voetgangers, dieren, andere voertui-
gen, obstakels en dode hoeken. An-
ders bestaat er een risico op ernstig
of dodelijk letsel.
BEDRIJFSMODI
In het Uconnect Touch™ systeem
kunnen drie bedrijfsmodi worden ge-
selecteerd. Raadpleeg "Uconnect
Touch™ instellingen" in "Uw instru-
mentenpaneel begrijpen" voor meerinformatie. Dodehoekwaarschuwing
Als de modus Dodehoekwaarschu-
wing actief is, geeft het BSM-systeem
een visuele waarschuwing in de des-
betreffende buitenspiegel wanneer
een object wordt gedetecteerd. Als het
systeem echter in RCP werkt, zal zo-
wel een visuele als akoestische waar-
schuwing worden gegeven wanneer
een object wordt gedetecteerd. Bij elke
akoestische waarschuwing wordt het
volume van de radio verlaagd. Dodehoekwaarschuwing, lampjes/geluidssignaal
Als de modus Dodehoekwaarschu-
wing actief is, geeft het BSM-systeem
een visuele waarschuwing in de des-
betreffende buitenspiegel wanneer
een object wordt gedetecteerd. Als
vervolgens de richtingaanwijzer
wordt ingeschakeld aan de zijde van
de auto waarvoor een waarschuwing
geldt, zal ook een geluidssignaal klin-
ken. Wanneer de richtingaanwijzer is
ingeschakeld en tegelijkertijd aan de-
zelfde zijde van de auto een object
wordt gedetecteerd, wordt zowel de
visuele als de akoestische waarschu-
wing gegeven. Ter ondersteuning van
75

Page 100 of 324

WAARSCHUWING!
Een plotselinge verslechtering van
het zicht door de voorruit kan tot
botsingen leiden. Misschien ziet u
andere voertuigen of obstakels niet.
Voorkom ijsvorming op de voorruit
door de voorruit eerst te verwarmen
alvorens de ruitensproeier te gebrui-ken.
KOPLAMPEN AAN BIJ INGESCHAKELDERUITENWISSERS
(uitsluitend beschikbaar in
combinatie met
automatische koplampen)
Als deze functie is ingeschakeld, scha-
kelen de koplampen na ongeveer
10 seconden automatisch in nadat de
ruitenwissers werden ingeschakeld.
De koplampschakelaar moet dan wel
in stand AUTO (A) zijn geschakeld.
Als de koplampen via deze functie zijn
ingeschakeld, worden ze uitgescha-
keld zodra u de ruitenwissers uitscha-kelt.
De functie Koplampen aan bij inge-
schakelde ruitenwissers kan m.b.v. het Uconnect Touch™ systeem wor-
den in- en uitgeschakeld, raadpleeg
"Uconnect Touch™ instellingen" in
"Uw instrumentenpaneel begrijpen"
voor meer informatie.
REGENSENSOR (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze voorziening detecteert vocht op
de voorruit en schakelt automatisch
de ruitenwissers in. De functie is
vooral handig wanneer spatwater van
de weg of water dat van de ruitenwis-
sers van een voorliggende auto wordt
geblazen op de voorruit terechtkomt.
Draai het uiteinde van de multifunc-
tionele hendel naar één van de vier
standen om deze functie te activeren.
De gevoeligheid van het systeem kan
bijgesteld worden met de multifuncti-
onele hendel. Wisserintervalstand 1 is
het minst gevoelig en wisserintervals-
tand 4 is het meest gevoelig. Bij nor-
male regenval dient stand 3 te worden
gebruikt. Gebruik stand 1 en 2 als u
de gevoeligheid van de ruitenwisser
wilt verkleinen. Gebruik stand 4 als u
de gevoeligheid van de ruitenwisser
wilt vergroten. De regengevoelige rui-
tenwissers wisselen automatisch tus-
sen de verschillende intervallen, af-
hankelijk van de hoeveelheid vocht
die op de voorruit wordt waargeno-
men. Zet de ruitenwisserschakelaar in
de stand OFF als het systeem niet
wordt gebruikt.
De regensensor kan m.b.v. het
Uconnect Touch™ systeem worden
in- en uitgeschakeld, raadpleeg
"Uconnect Touch™ instellingen" in
"Uw instrumentenpaneel begrijpen"
voor meer informatie. OPMERKING:
 De regensensor werkt niet wan-
neer de ruitenwisserschakelaar
in de lage of hoge stand staat.
 Als er ijs of opgedroogd zout wa- ter op de voorruit aanwezig is,
werkt de regensensor mogelijk
niet goed.
 Het gebruik van Rain­X® en was- of siliconenhoudende pro-
ducten kan de prestaties van de
regensensor beïnvloeden.
De regensensorsysteem omvat be-
schermende voorzieningen voor de
94

Page 101 of 324

wisserbladen en -armen. Het systeem
werkt niet onder de volgende omstan-digheden: Wisblokkering Lage Tempera- tuur — De regensensor werkt niet
als het contact wordt ingeschakeld
bij stilstaande auto en bij een bui-
tentemperatuur van minder dan 0
°C, tenzij de multifunctionele hen-
del wordt bediend, de rijsnelheid
hoger wordt dan 0 km/u, of de bui-
tentemperatuur tot boven het vries-
punt oploopt.
 Wisblokkering Neutraalstand —
De regensensor werkt niet als het
contact is ingeschakeld met de
schakelhendel in stand N (Neu-
traal) en de rijsnelheid lager is dan
8 km/u, tenzij de multifunctionele
hendel wordt bediend of de scha-
kelhendel in een andere stand dan
stand N (Neutraal) wordt gescha-keld.
KOPLAMPSPROEIERS
(voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Met de multifunctionele hendel be-
dient u de koplampsproeiers als de contactschakelaar AAN staat en de
koplampen AAN zijn. De hendel be-
vindt zich aan de linkerzijde van destuurkolom.
Om de koplampsproeiers te gebruiken
drukt u de multifunctionele hendel
naar binnen (in de richting van de
stuurkolom) tot de tweede klikstand
en laat u hem vervolgens los. De kop-
lampsproeiers spuiten gedurende een
ingestelde tijd vloeistof onder druk op
de lenzen van de koplampen. Ook de
ruitensproeiers treden in werking en
de ruitenwissers maken een wisbewe-ging. OPMERKING:
Nadat de contactschakelaar in de
stand ON is gezet en de koplampen
zijn ingeschakeld, treden de kop-
lampwissers bij de eerste straal
van de ruitensproeiers in werking
en vervolgens bij elke elfde straal.
IN LENGTE EN HOOGTE VERSTELBARESTUURKOLOM
Met deze functie kunt u de stuurko-
lom in hoogte verstellen. U kunt de
stuurkolom er ook mee in lengte ver-
stellen. De regelhendel voor lengte- en
hoogteverstelling bevindt zich onder
het stuur aan het einde van de stuur-kolom.
Om de stuurkolom te ontgrendelen,
trekt u de regelhendel naar buiten.
Om de stuurkolom in de hoogte te
verstellen beweegt u het stuur zoals
gewenst naar boven of naar beneden.
Om de stuurkolom te verlengen of te
verkorten trekt u het stuur zoals ge-
wenst naar buiten of duwt u het naar
binnen. Om de stand van de stuurko-
lom te vergrendelen, drukt u de regel-
hendel naar binnen totdat deze volle-
dig is vergrendeld.
Hendel voor verstelling van de
stuurkolom
95

Page 107 of 324

systeem en het helpt niet om ongeluk-
ken te voorkomen.
Met ACC kunt u de cruisecontrol in-
geschakeld houden in lichte tot ma-
tige verkeersdrukte zonder dat u
steeds opnieuw uw cruisecontrol op-
nieuw hoeft in te stellen. De ACC
maakt gebruik van een radarsensor,
die is ontworpen om direct voor u
rijdende voertuigen te detecteren. OPMERKING:
 Als de sensor geen voor u rijdendvoertuig detecteert, houdt de
ACC een vaste ingestelde snel-
heid aan.
 Wanneer de ACC-sensor een voor u rijdend voertuig detec-
teert, zorgt de ACC dat uw auto
automatisch iets afremt of ver-
snelt (maximaal tot de oor-
spronkelijk ingestelde snelheid)
om een vooraf ingestelde volgaf-
stand aan te houden, waarbij de
snelheid van de voorganger
wordt overgenomen.
WAARSCHUWING!
 Adaptieve cruisecontrol (ACC) iseen systeem voor meer gebruiks-
gemak. Het is niet geschikt voor
actief sturen tijdens het rijden. De
bestuurder blijft te allen tijde ver-
antwoordelijk voor het aanpassen
van zijn of haar rijstijl aan de
weg-, verkeers- en weersomstan-
digheden, rijsnelheid, afstand tot
de voorligger en - als belangrijkste
- het bedienen van de remmen
voor veilig gebruik van de auto
onder alle omstandigheden. Veilig
autorijden vereist altijd uw volle
aandacht. Het negeren van deze
waarschuwingen kan een aanrij-
ding en ernstig en zelfs dodelijk
letsel tot gevolg hebben.
 Het ACC-systeem: reageert niet op voetgangers,
tegemoetkomend verkeer, en
stilstaande objecten (bijv. stil-
staande voertuigen in een file).
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
houdt geen rekening met weg-,
verkeers- en weersomstandig-
heden en kent soms beperkin-
gen als gevolg van slechtelichtomstandigheden.
kan het verloop van de weg of
de beweging van voorliggers
niet voorspellen en kan wijzi-
gingen daarin niet compense-
ren.
herkent niet altijd complexe
rijomstandigheden, wat kan
leiden tot verkeerde of ontbr e-
kende afstandsmeldingen.
kan slechts maximaal 25% van
het remvermogen van uw auto
aanspreken en kan derhalve uw
auto niet volledig tot stilstand
brengen.
101

Page 112 of 324

gen van uw auto aanspreken en
zal de auto niet volledig tot stil-
stand brengen.
 Het ACC-systeem handhaaft de ingestelde rijsnelheid als u tegen
een helling op of van een helling
af rijdt. Een kleine snelheidsver-
andering op flauwe hellingen is
normaal. Tijdens het rijden te-
gen een helling op of van een
helling af kan de transmissie te-
rugschakelen. Dit is normaal en
is bedoeld om de ingestelde rij-
snelheid vast te houden.
VOLGAFSTAND IN ACC INSTELLEN
U kunt de volgafstand voor de ACC
instellen door de waarde 3 (long,
lang), 2 (medium, gemiddeld) of 1
(short, kort) te selecteren. Met behulp
van de instelwaarde voor de volgaf-
stand en de rijsnelheid berekent de
ACC de afstand tot uw voorligger en
stelt die in. Deze instelling verschijnt
op het EVIC-scherm. U wijzigt de volgafstand door kort op
de toets Distance (afstand) te druk-
ken. Bij iedere druk op deze toets ver-
springt de instelling voor de volgaf-
stand tussen 3 (lang), 2 (gemiddeld)
en 1 (kort).
Als er geen voertuig voor u rijdt,
houdt uw auto de ingestelde snelheid.
Als een langzamer rijdend voertuig op
dezelfde rijstrook wordt gedetecteerd,
toont het EVIC-scherm het pictogram
"Sensed Vehicle Indicator" (indicator
voertuig gedetecteerd), waarna het
systeem de rijsnelheid automatisch
aanpast om de ingestelde volgafstand
te handhaven, ongeacht de ingesteldesnelheid.
Uw auto handhaaft dan de ingestelde
volgafstand totdat:
 Het voorliggende voertuig versnelt
tot een waarde die hoger ligt dan de
ingestelde rijsnelheid.
 Het voorliggende voertuig naar een andere rijstrook gaat of buiten het
bereik van de sensor komt.
 het voorliggende voertuig vertraagt tot een snelheid beneden 24 km/u
en het systeem zichzelf uitschakelt.
Volgafstandinstelling 3 (lang)
Volgafstandinstelling 2 (gemiddeld)
Volgafstandinstelling 1 (kort)
106

Page 114 of 324

Adaptive Cruise Control Ready
(Adaptieve cruisecontrol gereed) Als de ACC wordt ingeschakeld, maar de rijsnelheid niet is inge-
steld, verschijnt op het scherm
de melding "Adaptive Cruise
Control Ready" (Adaptieve
cruisecontrol gereed).
ACC SET (ACC ingesteld) Bij ingeschakelde ACC ver -
schijnt de ingestelde rijsnelheid.
De ingestelde rijsnelheid blijft
zichtbaar op het scherm in plaats
van de kilometerstand als u het
EVIC-scherm wijzigt bij inge-
schakelde ACC.
Het ACC-scherm verschijnt opnieuw
wanneer een ACC-handeling plaats-
vindt, zoals:  Wijzigen van de ingestelde snel-
heid
 Wijzigen van de ingestelde volg- afstand
 Annuleren van een instelling
 Ingreep door de bestuurder
 Uitschakelen van het systeem
 Naderingswaarschuwing door ACC
 Waarschuwing ACC niet be- schikbaar
Als het ACC-scherm langer dan
5 seconden niet actief is, toont
het EVIC het laatst gekozenscherm.
WEERGEGEVEN
WAARSCHUWINGEN ENONDERHOUD
Waarschuwing "Clean Radar
Sensor In Front Of Vehicle"
(reinig de radarsensor aan
voorzijde voertuig).
De ACC-waarschuwing "Clean Radar
Sensor In Front Of Vehicle" (reinig de
radarsensor aan voorzijde voertuig)
wordt getoond wanneer de systeem- prestaties tijdelijk worden beperkt
door de omstandigheden. Dit komt
vooral voor bij slecht zicht, zoals tij-
dens sneeuwval of zware regenbuien.
Het ACC-systeem kan ook tijdelijk
niet beschikbaar zijn doordat de sen-
sor is bedekt met modder, vuil of ijs.
In dergelijke gevallen zal de waar-
schuwing "Clean Radar Sensor In
Front Of Vehicle" (reinig de radarsen-
sor aan voorzijde voertuig) op het
EVIC verschijnen en het systeem zaluitschakelen.
Het bericht "Clean Radar Sensor In
Front Of Vehicle" wordt soms getoond
als u rijdt in een sterk reflecterend
gebied (zoals tunnels met reflecte-
rende tegels of gebieden met ijs en
sneeuw). Het ACC-systeem herstelt
zich nadat het voertuig deze gebieden
heeft verlaten. In zeldzame gevallen,
wanneer de radar geen voertuigen of
objecten voor zich detecteert, kan
deze waarschuwing tijdelijk verschij-nen.
Voorbeeld:
108

Page 115 of 324

OPMERKING:
Als de ACC-waarschuwing "Clean
Radar Sensor In Front Of Vehicle"
actief is, is de modus Normal
Cruise Control (vaste snelheid) nog
steeds beschikbaar. Raadpleeg het
gedeelte "De modus Normal Cruise
Control (vaste snelheid)" in dit
hoofdstuk voor nadere informatie.
Als de weersomstandigheden geen
factor kunnen zijn, dient u de sensor
te controleren. Het kan nodig zijn een
obstakel van de sensor te verwijderen
of deze te reinigen. De sensor bevindt
zich in het midden van de auto, achter
de onderste grille.
Voor een juiste werking van het ACC-
systeem dient u de volgende onder-
houdsonderwerpen in acht te nemen: Houd de sensor altijd schoon. Veeg
de lens voorzichtig schoon met een
zachte doek. Voorkom beschadi-
ging van de sensorlens.
 Verwijder geen schroeven van de sensor. Het verwijderen van schroe-
ven kan een storing in het ACC-
systeem tot gevolg hebben of het
opnieuw uitlijnen van de sensor
noodzakelijk maken.
 Laat de auto nakijken door een er- kende dealer als de sensor is be-
schadigd door een aanrijding.
 Monteer geen accessoires in de na- bijheid van de sensor, ook geen
transparant materiaal of een an-
dere grille. Dat kan een storing of
defect in het ACC-systeem veroor-zaken.
Als de omstandigheid waardoor het
systeem werd uitgeschakeld niet lan-
ger aanwezig is, keert het systeem te-
rug naar de status "Adaptive Cruise
Control Off". U kunt het systeem nu
opnieuw activeren. OPMERKING:
Wij adviseren u geen bescherming
of een andere grille te monteren of
de grille te wijzigen. Dat kan de
sensor blokkeren en de werking
van het ACC-systeem nadelig beïn­vloeden.
Waarschuwing ACC niet beschikbaar
Als het systeem wordt uitgeschakeld
en in het EVIC "Adaptive Cruise Con-
trol (ACC) Unavailable" (Adaptieve
cruisecontrol niet beschikbaar) ver-
schijnt, kan er een tijdelijke storing
zijn die de functionaliteit van de ACC
beperkt. Hoewel u onder normale om-
standigheden nog steeds met de auto
kunt rijden, zal het ACC-systeem tij-
delijk niet beschikbaar zijn. Als dit
gebeurt, kunt u proberen ACC later
weer in werking te stellen nadat u het
contact uit en weer aan heeft gezet.
Als het probleem aanhoudt, ga dan
naar uw erkende dealer.Waarschuwing Clean Radar Sensor
109

Page 116 of 324

Waarschuwing onderhoud ACC
Wanneer het systeem wordt uitge-
schakeld en het EVIC de melding
“ACC/FCW Unavailable Service Ra-
dar Sensor” (ACC/FCW niet beschik-
baar - onderhoud radarsensor nodig)
weergeeft, duidt dit op een interne
systeemstoring. Hoewel de auto onder
normale omstandigheden nog steeds
bestuurbaar is, dient u het systeem te
laten controleren door een erkende
dealer.VOORZORG TIJDENS HET
RIJDEN MET ACC
Onder sommige rijomstandigheden
kan het ACC-systeem moeite te heb-
ben met detectie. In een dergelijk ge-
val kan de ACC laat of onverwacht
remmen. U dient als bestuurder altijd
alert te zijn om te kunnen ingrijpen.
Met een aanhanger rijden
Het gewicht van een aanhangwagen
kan de prestaties van de ACC beïn­
vloeden. Als er een merkbare veran-
dering optreedt na het aankoppelen
van een aanhangwagen of als de ACC
niet in de normale stand terugkeert na
het afkoppelen van de aanhangwa-
gen, moet u bij uw erkende dealerlangsgaan.Verspringend verkeer
Het ACC-systeem kan een voertuig in
dezelfde rijstrook mogelijk niet waar-
nemen als dat voertuig niet recht voor
u rijdt. Het kan zijn dat er onvol-
doende afstand is tot uw voorligger.
Uw voorligger kan uw rijtraject onder
een hoek kruisen waardoor uw auto
plotseling kan remmen of versnellen.
Afslaan en bochten nemen
Bij afslaan of bochten nemen kan de
ACC een voorligger te laat of te vroeg
opmerken. Daardoor kan uw auto
plotseling of laat remmen. Wees in
bochten extra voorzichtig en wees
erop voorbereid uw remmen te ge-
bruiken. Pas in bochten uw snelheidaan.
Waarschuwing Adaptive Cruise
Control (ACC) Unavailable (Adaptieve cruisecontrol niet beschikbaar)
Waarschuwing ACC/FCW niet beschikbaar
110

Page 119 of 324

 U het rempedaal aantikt of indrukt.
 U op de toets CANCEL (annuleren)drukt.
 Het elektronisch stabiliteitsprogramma/
tractiecontrolesysteem (ESC/TCS)
wordt geactiveerd.
Functie voortzetten (Resume)
Druk op de toets RES +en haal ver-
volgens uw voet van het gaspedaal.
Het EVIC-scherm toont de laatst in-
gestelde snelheid. Uitschakelen
Het systeem wordt uitgeschakeld en
wist de ingestelde snelheid uit het ge-
heugen als u:
 Kort op de toets “ON/OFF” drukt.
 Het contact uitschakelt.
 ESC uitschakelt.
Als het cruisecontrolsysteem wordt
uitgeschakeld en vervolgens weer in-
geschakeld, activeert het systeem de
laatste instelling van de bestuurder
(ACC of Normal Cruise Control). FORWARD COLLISION
WARNING (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Het FCW-systeem (Forward Collision
Warning) waarschuwt de bestuurder
voor een mogelijke aanrijding met het
voertuig voor u en raadt de bestuur-
der aan actie te ondernemen om een
aanrijding te voorkomen.
Het FCW-systeem overziet de infor-
matie van de vooruitkijkende sensor,
van de elektronische remregeling EBC
(Electronic Brake Controller) en van
de wielsnelheidsensoren om te bere-
kenen of zich het gevaar van een kop-
staartbotsing voordoet. Wanneer het
systeem constateert dat een botsing
van achter waarschijnlijk is, ver-
schijnt een waarschuwingsbericht in
het EVIC. Wanneer het systeem be-
paalt dat een aanrijding met het voer-
tuig voor u niet langer waarschijnlijk
is, worden de waarschuwingen gede-
activeerd.
OPMERKING:
De minimaal benodigde snelheid
voor inschakeling van het FCW-
systeem is 16 km/u.
WAARSCHUWING!
Het FCW-systeem (Forward Colli-
sion Warning) is niet bedoeld om
zelfstandig een aanrijding te voorko-
men. Het is de verantwoordelijkheid
van de bestuurder om het voertuig
door middel van rem- en stuuracties
te controleren en een aanrijding te
voorkomen. Het niet opvolgen van
deze waarschuwing kan tot ernstige
verwondingen of de dood leiden.
FCW-melding
113

Page 121 of 324

Waarschuwing onderhoud FCW
Wanneer het systeem wordt uitge-
schakeld en het EVIC de melding
“ACC/FCW Unavailable Service Ra-
dar Sensor” (ACC/FCW niet beschik-
baar - onderhoud radarsensor nodig)
weergeeft, duidt dit op een interne
systeemstoring. Hoewel de auto onder
normale omstandigheden nog steeds
bestuurbaar is, dient u het systeem te
laten controleren door een erkende
dealer.
PARKSENSE®
PARKEERHULP
Het ParkSense® parkeerhulpsysteem
geeft tijdens het achter- of vooruit
rijden, bijv. bij het inparkeren, visuele
en hoorbare indicaties van de afstand
tussen de achter- en/of voorbumper-panelen en een gedetecteerd obstakel.
Zie de voorzorgsmaatregelen voor ge-
bruik van het ParkSense® systeem
voor de beperkingen van dit systeem
en aanbevelingen.
Wanneer u de contactschakelaar in de
stand ON/RUN draait, wordt door
ParkSense® automatisch de systeem-
status (actief of inactief) hersteld die
actief was voordat het contact werduitgeschakeld.
ParkSense® kan uitsluitend worden
geactiveerd wanneer de schakelhen-
del in de stand REVERSE (achteruit)
of DRIVE (rijden) staat. Wanneer
ParkSense® bij een van deze standen
van de schakelhendel wordt ingescha-
keld, blijft het systeem actief totdat de
rijsnelheid is toegenomen tot ongeveer
11 km/u of meer. Het systeem wordt
weer actief als de rijsnelheid is ge-
daald naar minder dan ongeveer
9 km/u.
PARKSENSE® SENSOREN
De vier ParkSense® sensoren, in de
paneel/bumper achter, bewaken het
gebied achter de auto dat binnen de
zichtsafstand van de sensors valt. De
sensoren kunnen obstakels detecteren
tot een afstand van ongeveer 200 cm
van de achterbumper in horizontale
richting, afhankelijk van de plaats en
het soort obstakel.
De zes ParkSense® sensoren, gemon-
teerd in het voorpaneel/de voorbum-
per, bewaken het gebied voor de auto
dat binnen het sensorbereik valt. De
sensoren kunnen obstakels detecteren
tot een afstand van ongeveer 120 cm
van de voorbumper in horizontale
richting, afhankelijk van de plaats en
het soort obstakel.
PARKSENSE®
WAARSCHUWINGSSCHERM
Het ParkSense® waarschuwings-
scherm wordt alleen weergegeven als
Sound and Display (beeld en geluid)
m.b.v. het Uconnect Touch™ systeem
is geselecteerd. Raadpleeg "Uconnect
Touch™ instellingen" in "Uw instru-
mentenpaneel begrijpen" voor meerinformatie.
Het ParkSense® waarschuwings-
scherm bevindt zich in het elektro-
nisch voertuig informatie centrum
(EVIC). Het geeft visuele waarschu-
Waarschuwing ACC/FCW niet
beschikbaar
115

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 next >