airbag Lancia Thesis 2008 Instructieboek (in Dutch)

Page 2 of 382

2.0 TB2.42.4 AUT. 2.4 JTD3.0 V6 AUT.
Inhou\f bran\f\btoftank liter
Re\berve liter
De benzinemotoren zijn uit\bluiten\f ge\bchikt voor loo\fvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON.
De \fie\belmotoren zijn uit\bluiten\f ge\bchikt voor \fie\belbran\f\btof voor motorvoertuigen ( \bpecificatie EN590) .
2.0 TB 2.42.4 AUT. 2.4 JTD3.0 V6 AUT.
Motorolie (hoeveelhei\f voor
perio\fieke verver\bing -
carter en oliefilter) liter
#Verontreinig het milieu niet met afgewerkte olie.
WEGWIJS IN UW AUTO\u
Veilig en milieu-bewu\bt rij\fen .............. 2
Signalen correct gebruik van \fe auto .... 6
Symbolen..................\u..................\u.......... 7
Inhou\f ..................\u..................\u............. 11
Da\bhboar\f ..................\u..................\u....... 12
Telematica-info\by\bteem CONNECT ...... 14
Start-/contact\blot ..................\u............... 24
Lancia CODE ..................\u..................\u.. 26
Dief\btalalarm ..................\u..................\u... 39
Ea\by Entry/Exit ................................... 43
Herkenning\b\by\bteem
(Keyle\b\b Sy\btem) ..................\u................ 44
Portieren ..................\u..................\u.......... 55
Zitplaat\ben voor ..................\u................. 60
Zitplaat\ben achter ..................\u.............. 66
Stuurwiel ..................\u..................\u......... 70
Achteruitkijk\bpiegel ..................\u........... 70
Elektri\bche ruitbe\fiening ..................\u... 73
Veilighei\f\bgor\fel\b ..................\u............... 76
Kin\feren veilig vervoeren ..................\u... 81
Airbag\b voor en zij-airbag\b ..................\u. 87
Be\fiening\b\bchakelaar buitenverlichting en
hen\fel\b aan het \btuur ..................\u......... 97
In\btrumentenpaneel ..................\u........... 105
In\btrumenten ..................\u..................\u... 107
Controlelampje\b en mel\fingen op het in\btru-
mentenpaneel ..................\u..................\u... 115
Klimaatregeling ..................\u................. 142
Aircon\fitioning, automati\bch ............... 146
Hulpverwarming ..................\u................ 162
Be\fiening\bknoppen ..................\u............ 172
Han\fge\bchakel\fe ver\bnelling\bbak ......... 179
Elektroni\bch geregel\fe autom. ver\bnelling\b -
bak (COMFORTRONIC) ..................\u.... 180
ESP en ASR ..................\u..................\u..... 189
Crui\be-control (\bnelhei\f\bregelaar) ........ 194
A\faptieve crui\be-control (ACC) ............ 197 Parkeer\ben\bor ..................\u..................\u.. 203
Interieuruitru\bting ..................\u.............. 208
Open\fak met zonnecellen ..................\u... 218
Bagageruimte ..................\u..................\u... 223
Motorkap ..................\u..................\u......... 233
Dop van bran\f\btoftank ..................\u....... 234
Imperiaal/\bki\frager ..................\u........... 236
Koplampen ..................\u..................\u...... 237
EOBD-SYSTEEM
(benzine-uitvoeringen) ..................\u....... 240
ABS ..................\u..................\u................. 241
Autora\fio ..................\u..................\u........ 243
GEBRUIK VAN DE AUTO
EN PRAKTISCHE TIPS\u
Motor \btarten ..................\u..................\u... 246
Motor uitzetten ..................\u..................\u 250
Veilig rij\fen ..................\u..................\u..... 250
Ko\btenbe\bparing en beperking van
uit\btoot van \bcha\felijke uitlaatga\b\ben ... 256
Economi\bch en
milieubewu\bt rij\fen ..................\u............ 258
Trekken van aanhanger\b ..................\u.... 260
Winterban\fen ..................\u..................\u.. 263
Sneeuwkettingen ..................\u................ 264
Auto langere tij\f \btallen ..................\u..... 265
Nuttige acce\b\boire\b ..................\u.............. 266
NOODGEVALLEN
Noo\f\btart ..................\u..................\u......... 267
Starten met een hulpaccu ..................\u... 268
Rollen\f \btarten ..................\u..................\u. 269
Een lekke ban\f ..................\u..................\u 270
Wiel verwi\b\belen ..................\u................. 271
Een gloeilamp vervangen ..................\u... 275
Defecte buitenverlichting ..................\u.... 279
Defecte interieurverlichting ..................\u 290
Een \foorgebran\fe zekering ..................\u 295
Accu lo\bkoppelen ..................\u................ 305
Een lege accu ..................\u..................\u... 307
Het \blepen van \fe auto ..................\u....... 308
Het opkrikken van \fe auto ..................\u. 310Bij een ongeval ..................\u..................\u. 311
ONDERHOUD VAN DE AUTO
Geprogrammeer\f on\ferhou\f ................ 313
On\ferhou\f\b\bchema ..................\u............ 314
Jaarlijk\b in\bpectie\bchema ..................\u.... 316
Aanvullen\fe werkzaamhe\fen ............... 317
Niveau\b controleren..................\u............. 320
Luchtfilter ..................\u..................\u....... 329
Die\belfilter (uitvoeringen 2.4 JTD) ....... 329
Stof-/pollenfilter ..................\u................ 330
Accu ..................\u..................\u................ 330
Elektroni\bche regeleenhe\fen ................. 334
Bougie\b ..................\u..................\u............ 334
Wielen en ban\fen ..................\u............... 335
Rubber \blangen ..................\u..................\u 337
Ruitenwi\b\ber\b ..................\u..................\u... 337
Koplamp\bproeier\b ..................\u.............. 339
Aircon\fitioning ..................\u..................\u 339
Carro\b\berie ..................\u..................\u....... 340
Interieur .................\u..................\u............ 342
TECHNISCHE GEGEVENS
I\fentificatiegegeven\b ..................\u.......... 344
Motorco\fe\b - Carro\b\berie-uitvoeringen .. 345
Motor ..................\u..................\u............... 346
In\bpuiting - ont\bteking ..................\u....... 347
Tran\bmi\b\bie..................\u..................\u....... 348
Remmen ..................\u..................\u........... 348
Wielophanging ..................\u..................\u. 349
Stuurinrichting ..................\u..................\u. 350
Wielen..................\u..................\u............... 351
Pre\btatie\b ..................\u..................\u.......... 354
Afmetingen ..................\u..................\u...... 355
Gewichten.................\u..................\u.......... 356
Vulling\btabel ..................\u..................\u..... 357
Smeermi\f\felen en vloei\btoffen ............. 358
Bran\f\btofverbruik ..................\u.............. 360
CO
2-emi\b\bie via \fe uitlaat ..................\u.. 361
Fiat Auto Ne\ferlan\f B.V.
BANDENSPANNING IN KOUDE TO\uESTAND (bar) (behalve wi\unterban\fen)
Druknummer. 603.45.372 - VII/2002 - 2 e
e\fitie - Ge\frukt \foor Drukkerij Hoogcar\bpel B.V. (NL)
Ein\fre\factie Satiz - Turijn
215/60 R16 95W
215/60 ZR16 95W
225/50 R17 94W (*)
225/50 ZR17 94W (*)
2,3
2,3
215/60 R16 95W
215/60 ZR16 95W
225/50 R17 94W (*)
225/50 ZR17 94W (*)
2,3
2,3 215/60 R16 95W
215/60 ZR16 95W
225/50 R17 94W (*)
225/50 ZR17 94W (*)
2,3
2,3 215/60 R16 95W
215/60 ZR16 95W
225/50 R17 94W (*)
225/50 ZR17 94W (*)
2,3
2,3 215/60 R16 95W
215/60 ZR16 95W
225/50 R17 94W (*)
225/50 ZR17 94W (*)
2,3
2,3
MOTOROLIE VERVERSEN
5,50 5,50
5,505,50 5,90
BRANDSTOF TANKEN
75
10 75
10
75
1075
10 75
10
2.0 TB
2.42.4 AUT. 2.4 JTD3.0 V6 AUT.
Ban\fen voor
en achter
Geringe bela\fing bar
Volbela\fen \u bar
( *) Niet ge\bchikt voor \bneeuwkettingen.
Bij warme ban\fen moet \fe ban\fen\bpanning 0,3 bar hoger zijn \fan \fe voorge\bchreven waar\fe.
603.45.372 Thesis \1II e III NL:603.45\1.372 Thesis II e I\1II NL 12\f01\f10 14:3\16 Pagi\ba 1

Page 17 of 382

13
1) Kanalen voor luchtroosters op de voorportieren
2 ) Uitstroomopeningen zijruiten
3 ) Luchtroosters zijkant
4 ) Instrumentenpaneel
5 ) Uitstroomopening voorruit
6 ) Gespreide luchtverdeling bestuurderszijde
7 ) Centrale luchtroosters
8 ) Schakelaar waarschuwingsknipperlichten
9 ) Gespreide luchtverdeling passagierszijde
10) Airbag voor passagierszijde
11) Schakelaar voor uitschakeling airbag voor aan pas- sagierszijde
12) Dashboardkastje/inbouwplaats CD-wisselaar/stek- kerdoos
13) Drukknop voor opening dashboardkastje
14) Multifunctioneel display CONNECT (zie voor de beschrijving van de bedieningsknoppen de volgende
pagina’s)
15) Toegangsklepje cassettespeler, CD-speler en Sim- telefoonkaarthouder
16) Bedieningsknoppen automatische airconditio- ning/schakelaar achterruitverwarming
17) Asbak en aansteker 18) SOS-knop voor toegang tot hulpdiensten en -func-
ties
19) Bedieningshendel ruitenwissers/-sproeiers voor/ achter en koplampsproeiers
20) Drukknop voor op nul zetten dagteller (even inge- drukt houden)/Storingsmeldingen op display wis-
sen (kort indrukken)
21) Start-/contactslot
22) Bedieningsknoppen op het stuurwiel voor het CON- NECT (zie voor de beschrijving van de bedie-
ningsknoppen de volgende pagina’s)
23) Claxon
24) Airbag bestuurderszijde
25) Knop voor elektrische stuurwielverstelling
26) Bedieningsknoppen adaptieve cruise-control/cruise- control/bedieningshendel richtingaanwijzers en
schakelaar dimlicht/grootlicht
27) Dashboardkastje/toegangsklepje zekeringenkastje
28) Ontgrendelhendel motorkap
29) Draaiknop/schakelaar buitenverlichting – Druk- knoppen mistlampen voor en mistachterlichten –
Draaiknoppen lichtsterkteregeling instrumenten-
paneel en gevoeligheid schemersensor

Page 32 of 382

28
De sleutel dient voor:– het start-/contactslot;
– het ontgrendelen van het stuur-
slot;
– de sloten van de voorportieren;
– het dead lock-systeem;
– het op afstand ver-/ontgrendelen
van de portieren
– het kofferdekselslot;
– het op afstand ver-/ontgrendelen
van het kofferdekselslot;
– het op afstand openen van het
kofferdeksel;
– het diefstalalarm;
– de uitschakeling van de airbag
aan passagierszijde;
– de uitschakeling van de zij-air-
bags achter;
– het openen/sluiten van de zijrui-
ten en het opendak. Om schade aan de elek-
tronische schakelingen in
de sleutels te voorkomen,
mogen de sleutels niet aan direc-
te zonnestraling worden blootge-
steld. CODE-card
Samen met de sleutels hebt u een
CODE-card ( fig. 8) ontvangen
waarop staat aangegeven:
A - de elektronische code voor het
uitvoeren van een noodstart.
B - de mechanische code van de
sleutels, die bij aanvraag van dupli-
caatsleutels aan de Lancia-dealer
moet worden meegedeeld.
C en D - vakjes voor het aanbren-
gen van de codesticker van de
afstandsbediening van het diefstal
alarm.
In het menu van het CONNECT
kan het systeem zo worden ingesteld
dat als de knop voor het ontgrende-
len van de portieren wordt inge-
drukt, alleen het bestuurdersportier
wordt ontgrendeld of alle portieren.
Zie voor de werking van de sleutel
met afstandsbediening en de moge-
lijke instellingen de volgende para-
graaf “Diefstalalarm”.
BELANGRIJK Als de betreffende
functie is ingeschakeld via het menu
van het CONNECT, ontgrendelt het
kofferdekselslot als de portieren cen-
traal worden ontgrendeld.
fig. 8
L0A0023b

Page 34 of 382

30
Na inschakeling van het
systeem is het onmogelijk
de auto te verlaten: het
dead lock-systeem mag dus
alleen worden ingeschakeld
nadat gecontroleerd is of er geen
personen meer aan boord zijn. De metalen baard A (fig. 10) van
de sleutel dient voor:
– het start-/contactslot;
– het ontgrendelen van het stuur-
slot;
– de voorportiersloten;
– het kofferdekselslot;
– de schakelaar voor uitschakeling
van de airbag aan passagierszijde;
– de schakelaar voor uitschakeling
van de zij-airbags achter.
Voor het uitklappen van de meta-
len baard moet op knopje Bworden
gedrukt. Wees zeer voorzichtig
bij het indrukken van
knopje B (fig. 10), zodat
bij het uitklappen van de metalen
baard A geen verwondingen of
beschadigingen ontstaan. Druk
het knopje alleen in als de sleutel
ver genoeg van het lichaam (spe-
ciaal de ogen) en van voorwerpen
die snel beschadigen (bijvoor-
beeld kledingstukken) is verwij-
derd. Laat de sleutel nooit onbe-
heerd achter. Hiermee voorkomt
u dat iemand (dit geldt in het bij-
zonder voor kinderen) per onge-
luk op knopje B drukt.
Houd voor het inklappen van de
metalen baard in de handgreep
knopje Bingedrukt en draai de
baard in de richting van de pijl tot
de baard vastklikt. Laat hierna
knopje Blos.
fig. 10
L0A0025b

Page 49 of 382

45
Met de noodsleutel bedient u:
– de voorportiersloten
– het kofferdekselslot
– de schakelaar voor uitschakeling
van de airbag aan passagierszijde
– de schakelaar voor uitschakeling
van de zij-airbags achter.
De CID wordt gecontroleerd als u op
het knopje aan de binnenzijde van de
handgreep van het portier drukt of op
het kofferdeksel: als het Keyless Sys-
tem de CID herkent, wordt het dief-
stalalarm uitgeschakeld en wordt het
portier of het kofferdeksel ontgren-
deld.
De CID kan alleen herkend worden
als de eigenaar zich op een afstand van ongeveer 1 meter bevindt van het
portier of het kofferdeksel dat hij/zij
wil openen.
BELANGRIJK De werking van de
CID is van verschillende factoren af-
hankelijk, zoals de eventuele aanwe-
zigheid van elektromagnetische gol-
ven die door externe bronnen worden
uitgezonden, de batterijlading van de
CID en de aanwezigheid van metalen
voorwerpen in de nabijheid van de
sleutel en de auto. Het blijft echter
mogelijk handelingen te verrichten
met de noodsleutel van de CID.
Gebruik voor het uitschakelen van
de passagiersairbag voor en de zij-air-
bags achter de noodsleutel die in de
CID zit. De eigenaar van de CID dient de vol-
gende aanwijzingen op te volgen om
over alle functies te kunnen beschik-
ken die het systeem biedt:
– Voor het ontgrendelen van de por-
tieren en het kofferdeksel moet de
CID zich buiten de auto bevinden,
binnen een afstand van ongeveer 1
meter van de betreffende handgreep.
– Om de functies van de startknop
in te schakelen, moet de CID zich in
de auto bevinden.
– Als de CID ver van de auto verwij-
derd is (bijv. als de CID is opgebor-
gen in een tas of in de zak van een jas)
kunnen de portieren niet meer ver-
grendeld worden of de motor niet
worden gestart.
– Als de centrale portiervergrende-
ling van binnenuit is ingeschakeld
met het knopje op het bestuurders-
portierpaneel, kunt u alleen van bui-
tenaf toegang tot de auto krijgen als
u de portieren centraal ontgrendelt
met het knopje op de CID.
fig. 20
L0A0225b

Page 85 of 382

81
KINDEREN VEILIG
VERVOERENscherming bieden. Als het absoluut
noodzakelijk is kunnen kinderen
op de passagiersstoel voor worden
vervoerd bij auto’s die zijn uitge-
rust met een uitschakelbare airbag
aan passagierszijde. In dit geval
moet u er absoluut zeker van zijn
dat de airbag is uitgeschakeld (het
waarschuwingslampjeFop het
instrumentenpaneel moet bran-
den) (zie in de paragraaf “Airbags
voor en zij-airbags” het punt “Air-
bag voor aan passagierszijde”).
Bovendien moet de stoel zo ver
mogelijk naar achteren zijn ge-
schoven om te voorkomen dat het
kinderzitje eventueel in aanraking
komt met het dashboard. Voor optimale bescherming bij een
ongeval moeten alle inzittenden zit-
tend reizen en beschermd worden
door goedgekeurde veiligheidssyste-
men.
Dit geldt met name voor kinderen.
Het hoofd van kleine kinderen is in
verhouding met de rest van het li-
chaam groter en zwaarder dan dat
van volwassenen, terwijl spieren en
botstructuur nog niet volledig zijn
ontwikkeld. Daarom moeten kleine
kinderen door andere systemen be-
schermd worden dan door de veilig-
heidsgordels.
fig. 73
L0A0007b
ZEER GEVAAR-
LIJK:
Monteer ab-
soluut geen kin-
derzitje achterstevoren op de pas-
sagiersstoel voor als de airbag aan
passagierszijde voor is inge-
schakeld. Als bij een ongeval de
airbag in werking treedt (op-
blaast), kan dit ernstig letsel en
zelfs de dood tot gevolg hebben,
onafhankelijk van de zwaarte van
het ongeluk. Wij raden u aan kin-
deren altijd op de zitplaatsen ach-
ter te vervoeren, omdat die plaat-
sen bij een ongeval de meeste be-
AIR!AG

Page 89 of 382

85
Hieronder worden de veiligheids-
normen voor het vervoeren van kin-
deren aangegeven:
1) Plaats het kinderzitje bij voorkeur
op de achterbank omdat deze plaats
bij een ongeval de meeste bescher-
ming biedt. 4)
Controleer altijd of de gordels
goed zijn vastgemaakt door aan de
gordelband te trekken.
5) Ieder veiligheidssysteem is be-
doeld voor slechts één kind: vervoer
nooit twee kinderen in één systeem.
6) Controleer altijd of de gordel niet
langs de nek van het kind loopt.
7) Zorg er tijdens de rit voor dat het
kind geen afwijkende houding aan-
neemt of de gordels losmaakt.
8) Vervoer kinderen nooit in uw ar-
men, ook geen pasgeboren kinderen.
Niemand is sterk genoeg om ze bij een
ongeval vast te houden.
9) Na een ongeval moet het zitje
door een nieuw exemplaar worden
vervangen. MONTAGEVOORBEREIDING
VOOR “ISOFIX”-KINDERZITJES
De THESIS is voorbereid voor de
montage van Isofix-kinderzitjes, een
nieuw Europees systeem voor het ver-
voeren van kinderen. Isofix is een ex-
tra mogelijkheid die het gebruik van
traditionele kinderzitjes niet uitsluit.
Vanwege het verschillende bevesti-
gingssysteem, moet het kinderzitje
aan de daarvoor bestemde beugels in
de auto worden bevestigd.
Er kan ook een mengvorm worden
gekozen, een traditioneel kinderzitje
links en een Isofix-kinderzitje rechts.
Vanwege de verschillen in omvang,
kunnen op de achterbank maximaal
drie traditionele kinderzitjes worden
gemonteerd en bij de Isofix-bevesti-
gingen slechts twee. Op de passa-
giersstoel voor kunnen alleen tradi-
tionele kinderzitjes worden gemon-
teerd.
Vervoer kinderen nooit
op de stoel van de passa-
gier voor als deze is uitge-
rust met een airbag.
2) Als de airbag aan passagierszijde
buiten werking wordt gesteld, moet
altijd gecontroleerd worden of het be-
treffende lampje Fop het instru-
mentenpaneel brandt.
3) Houdt u bij de montage van het
kinderzitje strikt aan de instructies.
De fabrikant is verplicht deze in-
structies bij te leveren. Bewaar de in-
structies samen met het instructie-
boekje in de auto. Monteer geen ge-
bruikte kinderzitjes waarvan de ge-
bruiksaanwijzingen ontbreken.

Page 91 of 382

87
Montage kinderzitje voor groep 1Ga voor een correcte montage van
het kinderzitje als volgt te werk:
– controleer of de ontgrendelhendel
B (fig. 81) in ruststand (ingeklapt)
staat – plaats de bevestigingshaken
Cvan
het kinderzitje in de bevestigingsbeu-
gels A
– duw tegen het kinderzitje totdat
het hoorbaar vergrendelt
– controleer of het kinderzitje goed
vergrendeld is door met kracht te pro-
beren het kinderzitje te verwijderen:
de ingebouwde beveiligingsmechanis-
men verhinderen dat slechts een
enkele bevestigingshaak is vergren-
deld.
In deze opstelling wordt het kind
ook beschermd door de veiligheids-
gordels van de auto ( fig. 81) en door
de bovenste gordel.
Zie de handleiding van het kinder-
zitje voor het correct omleggen van de
veiligheidsgordels van de auto.AIRBAGS VOOR EN
ZIJ-AIRBAGS
De auto is uitgerust met meertraps-
airbags voor aan bestuurderszijde
( fig. 82) en aan passagierszijde B(fig.
83), zij-airbags voor (side-bags) C
( fig. 84), headbags D(fig. 85) en zij-
airbags achter (side-bags) E(fig. 86).
“SMARTBAGS”
(MEERTRAPS-AIRBAGS VOOR)
Beschrijving en werking De airbag voor (bestuurder en pas-
sagier) is een veiligheidsvoorziening
die onmiddellijk in werking treedt bij
een frontale botsing of een frontaan-
rijding onder een hoek.
fig. 82
L0A0067b
fig. 81
L0A0255b

Page 92 of 382

88
De airbag bestaat uit een opblaas-
baar luchtkussen dat in een daarvoor
bestemde ruimte is geplaatst:
– in het midden van het stuurwiel
aan bestuurderszijde A (fig. 82);
– een luchtkussen met een groter vo-
lume op het dashboard aan passa-
gierszijde B(fig. 83). De airbag voor (bestuurder en pas-
sagier) is een veiligheidsvoorziening
die onmiddellijk in werking treedt bij
een middelzware frontale botsing of
een frontaanrijding onder een hoek.
Het luchtkussen vult het grootste deel
van de ruimte tussen de inzittende en
het stuur of het dashboard.
Bij een frontale botsing verwerkt de
centrale regeleenheid de informatie
van de verschillende vertragingssen-
soren, van de veiligheidsgordelsensor
en van de sensor voor aanwezigheid
van een passagier, en zorgt ervoor, in-
dien nodig, dat het kussen opblaast
met een kracht en een snelheid die
afhangt van de ontvangen informatie. Het kussen blaast onmiddellijk op,
waardoor het lichaam van de inzit-
tenden voor wordt opgevangen en de
kans op letsel beperkt wordt. Direct
daarna loopt het kussen weer leeg.
De airbag voor (bestuurder en pas-
sagier) is geen vervanging voor de vei-
ligheidsgordels, maar een aanvulling.
Draag dus altijd veiligheidsgordels.
Bovendien is het dragen van veilig-
heidsgordels wettelijk verplicht in Eu-
ropa (en in de meeste landen daar-
buiten). Bij een ongeval kan een in-
zittende die geen veiligheidsgordel
heeft omgelegd in contact komen met
een airbag die nog niet volledig opge-
blazen is, waardoor de inzittende
minder beschermd wordt.
fig. 83
L0A0068b
fig. 85
L0A0070b
fig. 86
L0A0071b
fig. 84
L0A0069b

Page 93 of 382

89
Bij frontale botsingen en frontaan-
rijdingen onder een hoek worden de
inzittenden beschermd door de air-
bags voor. Als de airbags niet worden
geactiveerd bij andere soorten botsin-
gen (zijdelingse aanrijdingen, botsin-
gen van achter, over de kop slaan,
enz), betekent dit niet dat het systeem
niet goed functioneert.
Bij botsingen tegen snel vervormbare
objecten (verkeerspalen, sneeuw- of
ijs-ophopingen, enz), bij aanrijdingen
van achteren (zoals een aanrijding
door een andere auto) en bij zijde-
lingse aanrijdingen door andere auto’s
of tegen veiligheidsbarrières (bijvoor-
beeld tegen de onderkant van de auto
of de vangrail), wordt de airbag niet
geactiveerd omdat geen enkele aan-
vullende bescherming wordt geboden
op de veiligheidsgordels.
Als de airbag in deze gevallen niet
geactiveerd wordt, betekent dit niet
dat het systeem niet goed functio-
neert. AIRBAG VOOR AAN
PASSAGIERSZIJDE
De airbag voor aan passagierszijde
is ontwikkeld om de bescherming te
verbeteren van een inzittende voor
met omgelegde veiligheidsgordel.
Als de airbag volledig opgeblazen
is, vult deze het grootste deel van de
ruimte tussen het dashboard en de
voorpassagier.ZEER GEVAAR-
LIJK
De auto is
uitgerust met een
airbag voor aan passagierszijde.
Monteer absoluut geen kinderzitje
achterstevoren op de passagiers-
stoel voor als de airbag voor aan
passagierszijde is ingeschakeld.
Als bij een ongeval de airbag in
werking treedt (opblaast), kan dit
ernstig letsel en zelfs de dood tot
gevolg hebben. Als het kinderzitje
alleen op de passagiersstoel voor
kan worden geplaatst, moet in ie-
der geval de airbag aan passagiers-
zijde worden uitgeschakeld. Bo-
vendien moet de stoel zo ver mo-
gelijk naar achteren zijn gescho-
ven om te voorkomen dat het kin-
derzitje eventueel in aanraking
komt het dashboard. Ook als het
niet wettelijk verplicht is, raden
wij u aan, voor een optimale be-
scherming van de volwassenen, de
airbag onmiddellijk weer in te
schakelen zodra er geen kinderen
meer worden vervoerd.
AIR!AG

Page:   1-10 11-20 21-30 next >