Lancia Ypsilon 2018 Instructieboek (in Dutch)

Page 11 of 208

DE SLEUTELS
1)1)1)
SLEUTEL ZONDER
AFSTANDSBEDIENING
Met de metalen baard A kan de
startinrichting ingeschakeld worden, de
portiersloten en de dop van de
brandstoftank geopend/gesloten
worden (voor bepaalde
versies/markten).
SLEUTEL MET
AFSTANDSBEDIENING
(voor bepaalde versies/markten)
2)
Met de metalen baard A van de sleutel
fig. 2 kunnen de volgende sloten
bediend worden:
het contactslot;
de portiersloten;
de vergrendeling/ontgrendeling van
de tankdop (voor bepaalde versies/
markten).
Druk op knop B om de metalen baard
in/uit te klappen.
Druk kort op knop
: ontgrendeling
van de portieren en bagageruimte,
tijdgestuurde inschakeling
binnenverlichting en dubbel knipperen
van de richtingaanwijzers (voor
bepaalde versies/markten).Druk kort op knop
: vergrendeling
van de portieren en de bagageruimte
met plafondverlichting uit en eenmaal
knipperen van de richtingaanwijzers
(voor bepaalde versies/markten).
Druk op knop
: op afstand
openen van de bagageruimte
en tweemaal knipperen van de
richtingaanwijzers.
EXTRA
AFSTANDSBEDIENINGEN
AANVRAGEN
Als een nieuwe afstandsbediening
nodig is, ga dan naar het Lancia
Servicenetwerk en neem een
identiteitsbewijs en de
eigendomsdocumenten van de auto
mee. Het systeem kan maximaal 8
sleutels met ingebouwde
afstandsbediening herkennen.
BELANGRIJK
1)Als het Safe Locksysteem is
ingeschakeld, dan is het niet meer mogelijk
om de portieren vanuit het interieur te
openen. Controleer daarom, voordat het
voertuig wordt verlaten, of er niemand
meer aan boord is.
2)Druk toets B fig. 2alleen in wanneer de
sleutel ver genoeg van het lichaam (vooral
de ogen) en van voorwerpen die snel
beschadigen (bijvoorbeeld kleding)
is verwijderd. Laat de sleutel nooit
onbewaakt achter om te voorkomen dat
iemand (bijvoorbeeld een kind) per ongeluk
op de knop drukt.
BELANGRIJK
1)De elektronische onderdelen in de
sleutels kunnen beschadigen als de sleutel
aan sterke schokken wordt blootgesteld.
Om een correcte werking van de
inwendige elektronische componenten te
garanderen, mag de sleutel nooit aan
direct zonlicht blootgesteld worden.
BELANGRIJK
1)Lege batterijen moeten overeenkomstig
de wet in speciale bakken gedeponeerd
worden. Ze kunnen ook ingeleverd worden
bij het Lancia Servicenetwerk dat voor
hun verwerking zal zorgen.
2L0F0075C
9

Page 12 of 208

CONTACTSLOT
3) 4)
De sleutel kan in 3 standen worden
gedraaid fig. 3:
STOP: motor uit, sleutel kan
verwijderd worden; stuurkolom is
vergrendeld. Sommige elektrische
apparaten (bijv. autoradio, centrale
portiervergrendeling enz.) kunnen
werken;
MAR: rijstand. Alle elektrische
apparaten/systemen kunnen werken;
AVV: motor starten.
Het contactslot is voorzien van een
beveiliging: als de motor bij de eerste
poging niet aanslaat, moet de sleutel
teruggedraaid worden naar de stand
STOP om opnieuw te kunnen starten.STUURSLOT
5) 6)
Inschakelen
Wanneer de sleutel op STOP staat, de
sleutel verwijderen en het stuurwiel
verdraaien tot het vergrendelt.
Uitschakelen
Draai het stuur enigszins terwijl de
contactsleutel in de stand MAR wordt
gedraaid
BELANGRIJK
3)Als er geknoeid is aan het contactslot
(bijv. een poging tot diefstal), dan moet
men het laten controleren bij het Lancia
Servicenetwerk alvorens te gaan rijden.
4)Verwijder altijd de sleutel uit het
contactslot als de auto wordt verlaten, om
onbedoeld gebruik van de
bedieningselementen te voorkomen.
Vergeet niet de handrem aan te trekken.
Schakel de 1
eversnelling in als de auto op
een helling omhoog staat geparkeerd en de
achteruitversnelling bij een helling omlaag.
Laat kinderen nooit zonder toezicht in de
auto achter.5)Demontage-/montagewerkzaamheden,
waarvoor wijzigingen in de stuurinrichting of
de stuurkolom vereist zijn (bijv. bij montage
van een diefstalbeveiliging) zijn ten
strengste verboden. Zulke werkzaamheden
kunnen de prestaties van het systeem, de
garantie en de veiligheid in gevaar brengen
waardoor de auto niet meer aan de
typegoedkeuring voldoet.
6)Verwijder de sleutel nooit terwijl de auto
rijdt. Het stuurwiel zal automatisch
vergrendeld worden zodra eraan gedraaid
wordt. Dit geldt ook voor auto's die
gesleept worden.3L0F0102C
10
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG

Page 13 of 208

LANCIA CODE
SYSTEEM
Dit is een elektronische startblokkering
die de beveiliging tegen
diefstalpogingen verbetert. Het systeem
wordt automatisch ingeschakeld
wanneer de contactsleutel wordt
verwijderd.
Elke sleutel bevat een elektronisch
apparaatje dat bij het starten een
signaal ontvangt van een speciale
antenne die in het contactslot is
ingebouwd. Dit signaal is het
"wachtwoord" (dat elke keer dat de
auto wordt gestart wijzigt) waarmee de
regeleenheid de sleutel herkent en
het starten van de motor vrijgeeft.
WERKING
Elke keer dat de motor wordt gestart
door de sleutel naar de stand MAR
te draaien, stuurt de regeleenheid van
het Lancia CODE systeem een
herkenningscode naar de
motorregeleenheid (PCM) om de
startblokkering uit te schakelen. Deze
code wordt alleen verzonden als de
regeleenheid van het Lancia CODE
systeem de door de sleutel verstuurde
code herkent.Elke keer dat de contactsleutel naar
STOP wordt gedraaid, schakelt het
Lancia CODE-systeem de functies van
de elektronische motorregeleenheid
uit. Als de code tijdens het starten niet
correct wordt herkend, gaat het lampje
op het instrumentenpaneel
branden. Draai in dit geval de sleutel
naar STOP en vervolgens naar MAR;
als de motor geblokkeerd blijft, probeer
dan nogmaals met een van de andere
geleverde sleutels. Neem contact op
met het Lancia Servicenetwerk als
de motor nog steeds niet gestart kan
worden.
Als het
waarschuwingslampje gaat
branden, betekent dit dat het systeem
een zelfdiagnose uitvoert (bijv. bij een
spanningsval). Neem, als het probleem
aanhoudt, contact op met het Lancia
Servicenetwerk.
PORTIEREN
PORTIEREN
VERGRENDELEN/
ONTGRENDELEN VAN
BINNENUIT
Om de portieren te vergrendelen, op
knop
fig. 4 drukken. De knop is
voorzien van een ledlampje dat
aangeeft wanneer de portieren worden
ver-/ontgrendeld:
Led aan: portieren vergrendeld.
Led uit: portieren ontgrendeld.
Als de portieren via de
afstandsbediening of het portierslot
vergrendeld zijn, kunnen ze niet meer
worden ontgrendeld door op de knop
te drukken.
4L0F0081C
11

Page 14 of 208

Als de elektrische voeding wordt
onderbroken (doorgebrande zekering,
losgekoppelde accu, enz.) kunnen
de portieren nog steeds met de hand
worden afgesloten.
BELANGRIJK Bij ingeschakelde
centrale portiervergrendeling worden de
portieren ontgrendeld als aan de
handgreep aan de passagiersportier
wordt getrokken (de led blijft branden).
Als aan de binnenste handgreep van
het bestuurdersportier wordt getrokken,
worden alle portieren ontgrendeld.
BELANGRIJK De achterportieren
kunnen niet van binnenuit worden
geopend als het kinderslot is
ingeschakeld (zie beschrijving in de
volgende paragraaf).
PORTIEREN
VERGRENDELEN/
ONTGRENDELEN VAN
BUITENAF
Mechanische sleutel:steek de
metalen baard in het slot en draai hem
om.
Sleutel met afstandsbediening: druk
op de toets
om de portieren te
vergrendelen, of op de toets
om de
portieren te ontgrendelen.SAFE LOCK SYSTEEM
2)
Deze veiligheidsvoorziening verhindert
de werking van de binnenhandgrepen
en de toets voor vergrendeling/
ontgrendeling van de portieren.
Het systeem inschakelen
Het systeem wordt op alle portieren
ingeschakeld door twee keer snel op
de toets
op de sleutel te drukken.
De richtingaanwijzers knipperen 3 keer
en de led boven de knop
fig. 4
knippert om aan te geven dat het
systeem geactiveerd is.
Het systeem uitschakelen
Het systeem wordt in de volgende
gevallen automatisch uitgeschakeld:
bij bediening van de knopop de
afstandsbediening;
door de contactsleutel naar de
stand MAR te draaien.
KINDERSLOT
7)3)
Dit systeem zorgt ervoor dat de
achterportieren van binnenuit niet
geopend kunnen worden.
Het kinderslot A fig. 5 kan alleen bij
geopende portieren worden
ingeschakeld:
stand 1 - kinderslot ingeschakeld
(portier vergrendeld);
stand 2 - kinderslot uitgeschakeld
(portier kan van binnenuit worden
geopend).
Het kinderslot blijft ingeschakeld ook
als de portieren elektrisch ontgrendeld
worden.
5L0F0080C
12
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG

Page 15 of 208

BELANGRIJK De achterportieren
kunnen niet van binnenuit worden
geopend als het kinderslot is
ingeschakeld.
BELANGRIJK
7)Gebruik het systeem altijd wanneer er
kinderen worden vervoerd. Controleer
na inschakeling van het kinderslot bij beide
achterportieren of het slot daadwerkelijk
is ingeschakeld door aan de handgreep
aan de binnenzijde van de portieren te
trekken.
BELANGRIJK
2)Als het Safe Lock systeem is
ingeschakeld, dan is het niet meer mogelijk
om de portieren vanuit het interieur te
openen. Controleer daarom, voordat het
voertuig wordt verlaten, of er niemand
meer aan boord is.
3)Als het kinderslot en de
noodvergrendeling van het voorportier aan
passagierszijde en de achterportieren zijn
ingeschakeld, kan het portier niet met
de binnenhandgreep geopend worden, om
het portier te openen moet de handgreep
aan de buitenkant gebruikt worden. Als
de noodvergrendeling wordt ingeschakeld,
wordt de ont-/vergrendelknop
niet
buiten werking gesteld.
STOELEN
8) 9)4)
VOORSTOELEN
Afstelling in de lengte
10)
Trek hendel A fig. 6 omhoog en schuif
de stoel naar voren of naar achteren: in
de rijstand moeten de armen op de
rand van het stuurwiel rusten.
Verstelling in de hoogte
(voor bepaalde versies/markten)
Verzet hendel B fig. 7 omhoog of
omlaag om de gewenste hoogte in te
stellen.
BELANGRIJK Voer de verstelling uit
terwijl u op de betreffende stoel zit
(bestuurderszijde of passagierszijde).Verstelling rugleuning
Draai aan de knop C fig. 8 om de
gewenste stand te bereiken.
Afstelling lendensteun
(voor bepaalde versies/markten)
De stand van de rug tegen de
rugleuning van de stoel kan ingesteld
worden door aan knop D fig. 9 te
draaien.
6L0F0062C
7L0F0063C
8L0F0064C
13

Page 16 of 208

ACHTERBANK
11)5)
Bagageruimte vergroten
Ga als volgt te werk:
Verwijder de hoofdsteunen door ze
omhoog te trekken zoals beschreven in
de paragraaf "Hoofdsteunen" in dit
hoofdstuk;
plaats de veiligheidsgordels opzij en
controleer of ze goed gestrekt en niet
verdraaid zijn;
druk op de ontgrendelknop fig. 10
om het linker of rechter
rugleuninggedeelte neer te klappen en
op het zitkussen te leggen.
BELANGRIJK
8)Voer de aanpassingen alleen uit
wanneer de auto stilstaat.
9)Als er een zijairbag is geïnstalleerd, is het
gevaarlijk stoelhoezen te gebruiken die
niet geleverd zijn door Lineaccessori
MOPAR
®.
10)Controleer na het loslaten van de
hendel of de stoel goed geblokkeerd is
door te proberen hem naar voren en naar
achteren te schuiven. Als de stoel niet
geblokkeerd is, kan hij plotseling
verschuiven met mogelijk controleverlies
over de auto tot gevolg.
11)Zorg ervoor dat de rugleuningen aan
beide zijden goed zijn vergrendeld om
te voorkomen dat deze bij bruusk remmen
naar voren kunnen klappen en zo eventueel
de passagiers kunnen verwonden.
BELANGRIJK
4)De bekleding van uw voertuig is
ontworpen om bestand te zijn tegen
slijtage bij normaal gebruik van het
voertuig. Er moeten wel enkele
voorzorgsmaatregelen getroffen worden.
Vermijd excessief schuren tegen
kledingaccessoires zoals metalen gespen
en klittenband die, als ze veel druk
uitoefenen in een klein gebied, zouden
kunnen afbreken, met beschadiging van de
bekleding als gevolg.
5)Verwijder voordat de rugleuning wordt
ingeklapt alle voorwerpen die op de zitting
liggen.
9L0F0273C10L0F0088C
14
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG

Page 17 of 208

HOOFDSTEUNEN
12) 13)
HOOFDSTEUNEN VOOR
De hoofdsteunen kunnen in hoogte
versteld worden: ga hiervoor als volgt te
werk.
Omhoog verstellen: breng de
hoofdsteun omhoog tot deze op zijn
plaats vastklikt.
Omlaag verstellen:druk op knop A
fig. 11 en breng de hoofdsteun omlaag.
“Anti-Whiplash” voorziening
De hoofdsteunen zijn uitgerust met een
“Anti-Whiplash” voorziening, die de
afstand tussen hoofd en hoofdsteun bij
een botsing achterop vermindert,
waardoor het zweepslageffect wordt
afgezwakt.De hoofdsteun kan bewegen wanneer
de leuning door het lichaam of de
hand van de inzittende wordt ingedrukt:
dit gedrag is normaal voor het systeem
en mag niet als een storing worden
beschouwd.
HOOFDSTEUNEN
ACHTER
(voor bepaalde versies/markten)
Er zijn twee in hoogte verstelbare
hoofdsteunen voor de achterste
zitplaatsen aanwezig. Bij sommige
versies is er ook een hoofdsteun voor
de middelste zitplaats.
Omhoog verstellen: breng de
hoofdsteun omhoog tot deze op zijn
plaats vastklikt.
Omlaag verstellen:druk op knop A
fig. 12 en breng de hoofdsteun omlaag.Verwijderen
Ga als volgt te werk om de
hoofdsteunen te verwijderen:trek de hoofdsteunen tot hun
maximumhoogte uit;
druk op de knoppen A en B fig. 12
aan de zijkanten van de twee steunen,
en verwijder de hoofdsteunen door
ze omhoog te trekken.
BELANGRIJK Zet, als de achterste
zitplaatsen worden gebruikt, de
hoofdsteunen altijd in de "volledig
uitgetrokken" stand.
BELANGRIJK
12)Voer de aanpassingen alleen uit
wanneer de auto stilstaat. De
hoofdsteunen moeten zodanig versteld
worden dat het hoofd en niet de nek
er tegenaan steunt. Alleen op deze manier
oefenen ze hun beschermende werking
uit.
13)Voor een optimale bescherming van de
hoofdsteun, moet de rugleuning zo zijn
ingesteld dat men rechtop zit en het hoofd
zich zo dicht mogelijk bij de hoofdsteun
bevindt.
11L0F0061C
12L0F0201C
15

Page 18 of 208

STUURWIEL
14) 15)
INSTELLINGEN
Het stuurwiel kan verticaal worden
versteld.
Om te verstellen, hendel A fig. 13
omlaag zetten in stand 1, het stuurwiel
in de meest geschikte stand zetten
en het op zijn plaats vergrendelen door
hendel A in stand 2 te zetten.
BELANGRIJK
14)De verstelling mag alleen bij stilstaande
auto en uitgeschakelde motor gebeuren.
15)Demontage-/montagewerkzaamheden,
waarvoor wijzigingen in de stuurinrichting
of de stuurkolom vereist zijn (bijv. bij
montage van een diefstalbeveiliging) zijn
ten strengste verboden. Zulke
werkzaamheden kunnen de prestaties van
het systeem, de garantie en de veiligheid
in gevaar brengen waardoor de auto niet
meer aan de typegoedkeuring voldoet.
ACHTERUITKIJK-
SPIEGELS
BINNENSPIEGEL
Deze spiegel is voorzien van een
beveiligingsmechanisme dat ervoor
zorgt dat de spiegel losschiet bij een
heftige botsing met de passagier.
Gebruik de hendel A fig. 14 om de
spiegel in twee standen te zetten:
normaal of anti-verblindingsstand.
BUITENSPIEGELS
Handmatig verstellen
Bedien, vanuit het interieur van het
voertuig, hendel A fig. 15 om de spiegel
te verstellen.
13L0F0078C14L0F0054C
16
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG

Page 19 of 208

Elektrisch verstellen
(voor bepaalde versies/markten)
De spiegels kunnen alleen worden
versteld met de contactsleutel in stand
MAR.
Ga als volgt te werk om in te stellen:
kies de te verstellen zijspiegel (links
of rechts) met de schakelaar A fig. 16;
stel de spiegel af door schakelaar
B in de vier richtingen te bewegen.Handmatig inklappen
Indien nodig, de spiegels naar het
voertuig toe inklappen.
BELANGRIJK Tijdens het rijden moeten
de spiegels altijd uitgeklapt zijn.
BUITENVERLICHTING
Met de linkerhendel fig. 17 worden de
dagverlichting, het stadslicht, dimlicht,
de parkeerlichten, het grootlicht, de
richtingaanwijzers en het "Follow me
home"-systeem bediend.
De buitenverlichting werkt uitsluitend als
de contactsleutel in de stand MAR
staat.
Bij inschakeling van de
buitenverlichting, worden het
instrumentenpaneel en verschillende
bedieningselementen op het dashboard
verlicht.
15L0F0053C
16L0F0190C
17L0F0127C
17

Page 20 of 208

AUTOMATISCHE
INSCHAKELING
KOPLAMPEN
(AUTOLIGHT)
(Schemersensor)
(voor bepaalde versies/markten)
Deze op de voorruit geplaatste
infrarood-ledsensor detecteert samen
met de regensensor de verschillen
in sterkte van het omgevingslicht op
basis van de lichtgevoeligheid die in het
instellingenmenu is ingesteld: hoe
hoger de gevoeligheid, des te minder
buitenlicht er nodig is om de
buitenverlichting in te schakelen.
Inschakelen
De schemersensor wordt ingeschakeld
wanneer de ring A naar fig. 17
wordt
gedraaid. Op deze manier gaan,
afhankelijk van de sterkte van het
buitenlicht, het stadslicht en het
dimlicht automatisch branden.Wanneer de lichten door de sensor
worden ingeschakeld, kunnen ook de
mistlampen (voor bepaalde versies/
markten) en de mistachterlichten
ingeschakeld worden. Wanneer de
lichten automatisch uitgeschakeld
worden, worden ook de mistlampen en
het mistachterlicht (indien ingeschakeld)
uitgeschakeld. De volgende keer dat
de lichten automatisch ingeschakeld
worden, moeten de mistlampen
handmatig ingeschakeld worden (indien
nodig).
Bij actieve sensor kunnen
grootlichtsignalen worden gegeven,
maar het grootlicht zelf kan niet
ingeschakeld worden. Draai, om dit
licht in te schakelen, de ring A naaren activeer het vaste dimlicht.
Wanneer de lichten automatisch
ingeschakeld zijn en vervolgens door de
sensor uitgeschakeld worden, gaat
eerst het dimlicht en na enkele
seconden het stadslicht uit.
Als de geactiveerde sensor slecht
werkt, worden het stadslicht en het
dimlicht ongeacht de sterkte van het
omgevingslicht ingeschakeld en wordt
de storing van de sensor op het display
weergegeven. Het is ook mogelijk om
de sensor uit te schakelen en deze
lichten indien nodig handmatig in te
schakelen.BELANGRIJK De sensor kan niet de
aanwezigheid van mist detecteren.
Deze lichten moeten dus onder die
omstandigheden handmatig worden
ingeschakeld.
DAGVERLICHTING (DRL)
Dagverlichting
(voor bepaalde versies/markten)
16) 17)
Met de sleutel in de stand MAR en
schakelaar A fig. 17 naar standO
gedraaid, gaan de dagverlichting
automatisch branden; de overige
lichten en de interieurverlichting blijven
uit.
STADSLICHT / DIMLICHT
Draai, met de contactsleutel in de stand
MAR, de schakelaar A fig. 17 naar
. Als het dimlicht wordt
ingeschakeld, gaat de dagverlichting uit
en worden het stadslicht en het
dimlicht ingeschakeld. Het
controlelampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden.
Als de contactsleutel naar STOP wordt
gedraaid of wordt verwijderd en
schakelaar A wordt vanOnaar
gedraaid, gaan het stadslicht en de
kentekenplaatverlichting branden.
Het controlelampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden.
18
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 ... 210 next >