Lexus CT200h 2014 Handleiding (in Dutch)
Page 571 of 624
5718-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
8
Bij problemen
Sluit de startkabels als volgt aan:
Sluit de positieve startkabel aan op de speciale hulpstartaansluiting van uw
auto.
Sluit de andere zijde van de positieve startkabel aan op de positieve accu-
pool (+) van de tweede auto.
Sluit de negatieve startkabel aan op de negatieve accupool (-) van de
tweede auto.
Sluit de andere zijde van de negatieve startkabel aan op de auto met de
ontladen accu op een stevig, stilstaand, niet gelakt metalen punt, ver weg
van de hulpstartaansluiting en bewegende delen, zoals aangegeven in de
afbeelding.
Start de motor van de tweede auto. Verhoog het motortoerental iets en laat
de motor gedurende ongeveer 5 minuten met het verhoogde toerental
draaien om de 12V-accu van uw auto op te laden.
Open en sluit een van de portieren terwijl het contact UIT staat.
Laat de motor van de tweede auto met een iets verhoogd toerental draaien
en start het hybridesysteem van uw auto door het contact AAN te zetten.
Controleer of het controlelampje READY gaat branden. Neem, als het con-
trolelampje niet gaat branden, contact op met een erkende Lexus-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
Wanneer het hybridesysteem is gestart, verwijder dan de hulpstartkabels in
exact de omgekeerde volgorde van aansluiten.3
1
2
3
4
4
5
6
7
8
Page 572 of 624
5728-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Sluit het deksel van de speciale hulpstartaansluiting en plaats het deksel van
de zekeringenkast weer in de oorspronkelijke positie.
Laat, nadat het hybridesysteem is gestart, de auto zo snel mogelijk nakijken door
een erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■Starten van het hybridesysteem wanneer de 12V-accu ontladen is
Het hybridesysteem kan niet worden gestart door de auto aan te duwen.
■Voorkomen van ontlading van de 12V-accu
●Zet de koplampen en het audiosysteem uit als het hybridesysteem is uitgeschakeld.
●Schakel niet-noodzakelijke elektrische verbruikers uit als er gedurende langere tijd
met lage snelheden gereden wordt, bijvoorbeeld in een file.
■Als de 12V-accu verwijderd of ontladen is
●Mogelijk start het hybridesysteem niet. (Blz. 466)
●Als de 12V-accu ontladen raakt terwijl de selectiehendel in stand P staat, is het wellicht
niet mogelijk om de selectiehendel in een andere stand te zetten. In dat geval kan de
auto alleen worden gesleept met beide voorwielen van de grond, aangezien de voor-
wielen geblokkeerd zijn. (Blz. 510)
●Schakel, zodra de 12V-accu weer is aangesloten, het hybridesysteem in en controleer
met de positie-indicator of de selectiehendel in alle standen kan worden gezet.
●Zorg ervoor dat de sleutel zich niet in de auto bevindt als de 12V-accu wordt opgela-
den of vervangen. Wanneer het alarm wordt geactiveerd, kan de sleutel in de auto wor-
den ingesloten. (Blz. 86)
■Opladen van de 12V-accu
De 12V-accu zal geleidelijk aan ontladen, zelfs wanneer de auto niet in gebruik is. Dit
wordt veroorzaakt door natuurlijke ontlading en het effect van bepaalde elektrische
apparatuur. Als de auto langere tijd niet gebruikt wordt, kan de 12V-accu ontladen en
kan het hybridesysteem mogelijk niet meer worden gestart. (De 12V-accu laadt automa-
tisch op wanneer het hybridesysteem in werking is.)
WA A R S C H U W I N G
■Voorkomen van brand en explosie van de 12V-accu
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om te voorkomen dat het licht ont-
vlambare gas dat uit de 12V-accu kan komen, per ongeluk tot ontbranding komt:
●Zorg ervoor dat de startkabel aangesloten wordt op de juiste accupool en niet per
ongeluk in aanraking komt met een ander onderdeel dan de bedoelde accupool.
●Zorg ervoor dat de op de “+”-pool aangesloten startkabel niet in contact komt met
andere onderdelen of metalen oppervlakken, zoals metalen steunen en ongelakt
metaal.
●Laat de “+” en “-” klemmen van de startkabels niet in contact komen met elkaar.
●Rook niet en gebruik geen lucifers, aanstekers en open vuur in de buurt van de 12V-
accu.
9
Page 573 of 624
5738-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
8
Bij problemen
WA A R S C H U W I N G
■Voorzorgsmaatregelen 12V-accu
De 12V-accu bevat giftige en corrosieve elektrolyt en de onderdelen van de accu
bevatten lood en loodhoudende samenstellingen. Neem bij het omgaan met de 12V-
accu de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:
●Draag bij het werken met de 12V-accu altijd een veiligheidsbril en zorg ervoor dat de
accuvloeistof niet in contact komt met de huid, kleding of de carrosserie van de auto.
●Leun niet over de 12V-accu heen.
●Was accuvloeistof, die op de huid of in de ogen terecht is gekomen, direct weg met
water en raadpleeg een arts.
Bedek de plaats waar de accuvloeistof op terechtgekomen is met een natte spons of
doek totdat er medische hulp kan worden verkregen.
●Was altijd uw handen nadat u de accudrager, de accupolen en andere accu-gerela-
teerde onderdelen hebt aangeraakt.
●Houd kinderen uit de buurt van de 12V-accu.
■Na het laden van de 12V-accu
Laat de 12V-accu zo snel mogelijk nakijken door een erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als de 12V-accu verouderd raakt en nog wordt gebruikt, kan een onwelriekend gas
worden uitgestoten. Dit kan schadelijk zijn voor de gezondheid van de passagiers.
■Vervangen van de 12V-accu
Blz. 467
OPMERKING
■Omgaan met startkabels
Zorg er bij het aansluiten van de startkabels voor dat deze niet verstrikt raken in de
koelventilatoren of de ventilatorriem.
■Beschadiging van de auto voorkomen
De speciale hulpstartaansluiting moet worden gebruikt als de 12V-accu in een nood-
geval vanuit een andere auto wordt geladen. Deze kan niet worden gebruikt als
hulpstart voor een andere auto.
Page 574 of 624
5748-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Als de motor oververhit raakt
■Als het waarschuwingslampje van de hoge koelvloeistoftemperatuur gaat
branden of knipperen
Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand en schakel de airconditio-
ning en vervolgens het hybridesysteem uit.
Als er stoom te zien is:
Open, nadat de stoom is verdwenen, voorzichtig de motorkap.
Als er geen stoom te zien is:
Open voorzichtig de motorkap.
Controleer nadat het hybridesysteem voldoende is afgekoeld de slangen
en het radiateurblok (radiateur) op sporen van lekkage.
Radiateur
Koelventilatoren
Neem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof onmid-
dellijk contact op met een
erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
Het volgende kan erop duiden dat de auto oververhit raakt:
●Het waarschuwingslampje voor een hoge koelvloeistoftemperatuur
(Blz. 518) gaat branden of knipperen of het hybridesysteem levert merk-
baar minder vermogen. (De auto accelereert bijvoorbeeld niet als het gas-
pedaal wordt ingetrapt.)
●De waarschuwingsmelding die oververhitting aangeeft, wordt op het multi-
informatiedisplay getoond. (Blz. 534)
●Er komt stoom onder de motorkap uit.
Correctieprocedures
1
2
3
1
2
Page 575 of 624
5758-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
8
Bij problemen
Het koelvloeistofniveau is correct als het zich tussen de streepjes FULL en
LOW bev i nd t .
Reservoir
Streepje FULL
Streepje LOW
Vul indien nodig koelvloeistof bij.
In noodgevallen mag ook water
gebruikt worden als u geen koel-
vloeistof bij de hand hebt.
Schakel het hybridesysteem en de airconditioning in en controleer of de
koelventilatoren van de radiateur draaien en of er geen koelvloeistof lekt
uit de radiateur of de slangen.
De koelventilatoren gaan draaien als de airconditioning wordt ingeschakeld direct
na een koude start. Controleer of de ventilatoren draaien door ernaar te luisteren
en te voelen of er luchtstroom is. Schakel als u hier niet zeker van bent de aircondi-
tioning nog een aantal keer in en uit. (De ventilatoren werken mogelijk niet bij tem-
peraturen beneden het vriespunt.)
Als de koelventilatoren niet draaien:
Schakel het hybridesysteem onmiddellijk uit en neem contact op met een
erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als de ventilatoren draaien:
Laat de auto nakijken door de dichtstbijzijnde erkende Lexus-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
4
1
2
3
5
6
7
Page 576 of 624
5768-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■Als de waarschuwingsmelding die oververhitting aangeeft op het multi-
informatiedisplay wordt getoond
Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand.
Schakel het hybridesysteem uit en open de motorkap voorzichtig.
Controleer nadat het hybridesysteem is afgekoeld de slangen en het radia-
teurblok (radiateur) op sporen van lekkage.
Radiateur
Koelventilatoren
Neem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof onmid-
dellijk contact op met een
erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
Het koelvloeistofniveau is correct als het zich tussen de streepjes FULL en
LOW bev i nd t .
Reservoir
Streepje FULL
Streepje LOW
Vul indien nodig koelvloeistof bij.
In noodgevallen mag ook water
gebruikt worden als u geen koel-
vloeistof bij de hand hebt.
1
2
3
1
2
4
1
2
3
5
Page 577 of 624
5778-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
8
Bij problemen
Schakel het hybridesysteem in en houd het multi-informatiedisplay in de
gaten.
Als er geen melding wordt weergegeven:
Schakel het hybridesysteem uit en neem contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwali-
ficeerde en uitgeruste deskundige.
Als de melding niet wordt weergegeven:
Laat de auto nakijken door de dichtstbijzijnde erkende Lexus-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
WA A R S C H U W I N G
■Bij controles in de motorruimte van uw auto
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel, zoals brand-
wonden, tot gevolg hebben.
●Als er stoom onder de motorkap vandaan komt, open de motorkap dan niet voordat
de stoom is verdwenen. De motorruimte kan zeer heet zijn.
●Controleer nadat het hybridesysteem is uitgeschakeld of het controlelampje van de
startknop en het controlelampje READY beide uit zijn.
Als het hybridesysteem in werking is, kan de benzinemotor automatisch worden
gestart of kan de koelventilator automatisch aanslaan, ook nadat de benzinemotor is
uitgeschakeld. Kom niet in de buurt van bewegende delen zoals de ventilator en raak
ze niet aan. Als uw vingers of kledingstukken (stropdas, sjaal) ertussen komen, kan
ernstig letsel het gevolg zijn.
●Draai de dop van het koelvloeistofreservoir niet los als het hybridesysteem en de
radiateur heet zijn.
Er kan hete stoom of koelvloeistof uit spuiten.
OPMERKING
■Bijvullen van koelvloeistof motor/vermogensregeleenheid
Vul langzaam koelvloeistof bij nadat het hybridesysteem voldoende is afgekoeld. Het
te snel bijvullen van koelvloeistof bij een heet hybridesysteem kan schade aan het
hybridesysteem veroorzaken.
■Voorkomen van beschadigingen aan het koelsysteem
Houd u aan de volgende voorzorgsmaatregelen:
●Zorg dat de koelvloeistof niet verontreinigd raakt (bijvoorbeeld met zand of stof)
●Gebruik geen koelvloeistofadditief.
6
Page 578 of 624
5788-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Als de auto vast komt te zitten
Activeer de parkeerrem, zet de selectiehendel in stand P en schakel het
hybridesysteem uit.
Verwijder de modder, sneeuw, enz. rond het doorslippende wiel.
Plaats een stuk hout, stenen of andere materialen die ervoor kunnen zorgen
dat de banden weer grip krijgen.
Schakel het hybridesysteem weer in.
Zet de selectiehendel in stand D of R, deactiveer de parkeerrem en trap het
gaspedaal voorzichtig in om de auto in beweging te brengen.
■Wanneer u de auto moeilijk los kunt krijgen
Voer de volgende procedures uit als de banden doorslippen of als de auto
vastzit in modder, sneeuw, enz.:
Druk op om de TRC uit te schakelen.
(Blz. 239)
WA A R S C H U W I N G
■Bij het vrij proberen te krijgen van een auto die vastzit
Als u de auto in beweging wilt krijgen door te “schommelen”, controleer dan eerst of er
in de omgeving van de auto geen andere auto's, objecten of personen aanwezig zijn
die geraakt zouden kunnen worden als de auto plotseling in beweging komt. De auto
kan ook een plotselinge beweging maken als de wielen weer grip krijgen. Neem de
grootst mogelijke voorzichtigheid in acht.
■Wijzigen van de schakelstand
Zet de selectiehendel niet in een andere stand wanneer het gaspedaal ingetrapt is.
Door de schakelstand te wijzigen naar een andere stand dan P of N kan de auto plot-
seling accelereren, waardoor een ongeval met ernstig letsel kan optreden.
OPMERKING
■Beschadiging van de hybridetransmissie en andere componenten voorkomen
●Voorkom dat de wielen gaan doorslippen en dat het gaspedaal verder wordt inge-
trapt dan noodzakelijk is.
●Als de auto na deze pogingen nog steeds vastzit, moet deze door een ander voertuig
worden losgetrokken.
1
2
3
4
5
Page 579 of 624
579
9Specificaties
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
9-1. Specificaties
Onderhoudsgegevens
(brandstof, oliepeil, enz.)..... 580
Informatie over brandstof.......589
9-2. Persoonlijke
voorkeursinstellingen
Systemen met mogelijkheden
voor persoonlijke
voorkeursinstellingen ............. 591
9-3. Initialisatie
Te initialiseren onderdelen ...... 601
Page 580 of 624
5809-1. Specificaties
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Onderhoudsgegevens (brandstof, oliepeil, enz.)
*1: Ongeladen auto
*2: Auto's met 16 en 17 inch wielen
*3:Auto's met 15 inch banden
■Voertuigidentificatienummer
Het voertuigidentificatienummer (VIN) is het wettelijke identificatienummer
van uw auto. Dit is het belangrijkste identificatienummer van uw Lexus. Het
wordt gebruikt voor het op naam zetten van de auto.
Dit nummer is links boven op het
dashboard ingeslagen.
Afmetingen
Totale lengte4.350 mm (171,3 in.)
Totale breedte1.765 mm (69,5 in.)
Totale hoogte*11.455 mm (57,3 in.)*2
1.455 mm (56,9 in.)*3
Wielbasis2.600 mm (102,4 in.)
Spoorbreedte
Voor1.525 mm (60,0 in.)*2
1.535 mm (60,4 in.)*3
Achter1.520 mm (59,8 in.)*2
1.530 mm (60,2 in.)*3
Maximaal toelaatbaar voertuiggewicht1.845 kg (4.068 lb.)*2
1.790 kg (3.946 lb.)*3
Maximale asbelastingVoor1.020 kg (2.249 lb.)*2
1.060 kg (2.337 lb.)*3
Achter980 kg (2.161 lb.)
Identificatie van de auto