ESP MAZDA MODEL 2 2018 Handleiding (in Dutch)

Page 265 of 735

:$$56&+8:,1*
Controleer altijd visueel de omgeving alvorens de rijstrookverandering daadwerkelijk uit te
voeren:
Het systeem is enkel bedoeld om bij het maken van een rijstrookverandering u te helpen op
achteropkomende voertuigen te controleren. Als gevolg van bepaalde beperkingen ten
aanzien van de werking van dit systeem, bestaat de kans dat het BSM
waarschuwingsindicatielampje, het waarschuwingsgeluid en de weergave van een
waarschuwingsindicatie op het scherm niet of met vertraging wordt geactiveerd, alhoewel er
zich een voertuig in de naastgelegen rijstrook bevindt. Neem het als bestuurder altijd tot uw
verantwoordelijkheid te controleren op achteropkomend verkeer.
OPMERKING
•De BSM functioneert wanneer aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:
•Het contact op ON wordt gezet.
•De BSM OFF schakelaar wordt ingedrukt en het indicatielampje van de BSM OFF
schakelaar gaat uit.
•De rijsnelheid is ongeveer 30 km/h of hoger.
•De BSM zal onder de volgende omstandigheden niet functioneren.
•De rijsnelheid valt terug tot beneden ongeveer 25 km/h alhoewel het BSM OFF
indicatielampje uit is.
•De versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak)/keuzehendel (automatische
transmissie) wordt in de achteruitstand (R) gezet en de auto rijdt achteruit.
•Bij een kleine draaicirkel (maken van een scherpe bocht, afslaan op kruisingen).
•In de volgende gevallen gaat het BSM OFF indicatielampje branden en wordt de werking
van het systeem stopgezet. Laat de auto zo spoedig mogelijk door een officiële
Mazda-reparateur inspecteren als het BSM OFF indicatielampje blijft branden.
•Er wordt een probleem in het systeem bespeurd, inclusief de BSM
waarschuwingsindicatielampjes.
•Er is een grote afwijking ontstaan in de montagepositie van een radarsensor (achter).
•Er heeft zich een grote hoeveelheid sneeuw of ijs verzameld op de achterbumper nabij
een radarsensor (achter). Verwijder alle sneeuw, ijs of modder van de achterbumper.
•Rijden gedurende langere perioden op met sneeuw bedekte wegen.
•De temperatuur in de buurt van de radarsensoren (achter) is buitengewoon hoog als
gevolg van het langdurig rijden op hellingen tijdens de zomer.
•De accuspanning is afgenomen.
•Onder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote
objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 266 of 735

•Er bevindt zich een voertuig in het opsporingsgebied aan de achterzijde op een
naastgelegen rijstrook aan de achterzijde, maar dit nadert niet. De BSM beoordeelt de
situatie op basis van radardetectiegegevens.
•Er rijdt gedurende langere tijd een voertuig naast het uwe met nagenoeg dezelfde
snelheid.
•Voertuigen die naderen vanuit tegenovergestelde richting.
•Een voertuig op een naastgelegen rijstrook probeert uw auto te passeren.
•Er bevindt zich een voertuig op een naastgelegen rijstrook op een weg met
buitengewoon brede rijstroken. Het detectiegebied van de radarsensoren (achter) is
ingesteld op de breedte van snelwegen.
•In de volgende gevallen bestaat de kans dat het knipperen van het BSM
waarschuwingsindicatielampje, de activering van het waarschuwingsgeluid en de
weergave van de waarschuwingsindicatie op het scherm niet of vertraagd plaatsvindt.
•Een voertuig verandert van de huidige rijstrook naar een naastgelegen rijstrook twee
rijstroken verder.
•Rijden op steile hellingen.
•Rijden over de top van een heuvel of bergpas.
•Wanneer er verschil is in hoogte tussen uw rijstrook en de naastgelegen rijstrook.
•Direct nadat de BSM door het veranderen van de instelling in werking is gesteld.
•Als de weg bijzonder smal is, is het mogelijk dat voertuigen twee rijstroken verder
bespeurd worden. Het detectiegebied van de radarsensoren (achter) is ingesteld
overeenkomstig de breedte van snelwegen.
•Het is mogelijk dat het BSM waarschuwingsindicatielampje gaat branden en dat het
voertuigdetectiescherm in de display wordt weergegeven in reactie op stilstaande objecten
(vangrails, tunnels, zijwanden en geparkeerde voertuigen) op of langs de weg.
Objecten zoals vangrails en betonnen muren
die langs de auto lopen.Plaatsen waar de breedte tussen de vangrails
of muren aan weerszijden van de auto smaller
wordt.
De muren aan de ingang en uitgangen van tunnels, afritten.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 271 of 735

$IVWDQGKHUNHQQLQJVKXOSV\VWHHP '566
+HW'566PHHWGHDIVWDQGWXVVHQXZDXWRHQHHQYRRUOLJJHUPHWEHKXOSYDQHHQUDGDUVHQVRU
YRRU ELMHHQULMVQHOKHLGYDQRQJHYHHUNPKRIKRJHUHQDOVXZDXWRHHQYRRUOLJJHU
GLFKWHUQDGHUWGDQZDWRSEDVLVYDQGHULMVQHOKHLGGHMXLVWHDDQWHKRXGHQWXVVHQDIVWDQGLV
ZRUGWHHQPHOGLQJLQGH$FWLYH'ULYLQJ'LVSOD\ZHHUJHJHYHQRPXWHZDDUVFKXZHQHHQ
YHLOLJHDIVWDQGWHQRS]LFKWHYDQXZYRRUOLJJHUDDQWHKRXGHQ
:$$56&+8:,1*
Vertrouw niet volledig op het DRSS en rijd altijd voorzichtig:
De mogelijkheid voor het bespeuren van een voorliggend voertuig is beperkt en afhankelijk
van het soort voorliggende voertuig, de weersomstandigheden en de verkeerssituatie. Als dus
het gaspedaal en rempedaal niet correct bediend worden kan dit een ongeluk veroorzaken.
Controleer altijd de veiligheid van de omgeving en trap het rempedaal of gaspedaal in terwijl
u een veiliger afstand aanhoudt ten opzichte van voorliggende voertuigen of tegenliggers.
OPMERKING
•Het DRSS functioneert wanneer aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:
•Het contact op ON wordt gezet.
•Het DRSS is ingeschakeld.
•De keuzehendel staat in een andere stand dan de achteruit (R).
•De rijsnelheid is 30 km/h of sneller.
•De objecten waardoor het systeem geactiveerd wordt zijn 4-wielige voertuigen.
•Het DRSS kan ook in de aanwezigheid van motorfietsen en fietsen functioneren.
•Het is mogelijk dat het DRSS onder de volgende omstandigheden niet normaal werkt:
•De Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) is defect.
•Het voorliggende voertuig rijdt met een buitengewoon lage snelheid.
•Het systeem werkt niet met de volgende objecten:
•Voertuigen die naderen vanuit tegenovergestelde richting.
•Stilstaande objecten (stilstaande voertuigen, obstakels)
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 273 of 735

9HUPRHLGKHLGVZDDUVFKXZLQJ '$$
'H'$$LVHHQV\VWHHPGDWYHUPRHLGKHLGHQYHUPLQGHUGHDDQGDFKWYDQGHEHVWXXUGHU
GHWHFWHHUWHQGHEHVWXXUGHUDDQUDDGWHHQUXVWSDX]HWHQHPHQ
:DQQHHUGHDXWRELQQHQULMVWURRNVWUHSHQULMGWPHWHHQVQHOKHLGWXVVHQRQJHYHHUHQ
NPKVFKDWGH'$$GHPDWHYDQJHDFFXPXOHHUGHYHUPRHLGKHLGHQYHUPLQGHUGH
RSOHWWHQGKHLGYDQGHEHVWXXUGHURSEDVLVYDQGHLQIRUPDWLHYDQGHYRRUXLWULMFDPHUD )6&
HQRYHULJHYRHUWXLJLQIRUPDWLHHQZRUGWGHEHVWXXUGHUDDQJHUDGHQHHQUXVWSDX]HWHQHPHQ
GRRUPLGGHOYDQHHQLQGLFDWLHRSGH$FWLYH'ULYLQJ'LVSOD\HQHHQZDDUVFKXZLQJVJHOXLG
*HEUXLNGH'$$RSVQHOZHJHQRIKRRIGZHJHQ
=LH9RRUXLWULMFDPHUD )6& RSSDJLQD
:$$56&+8:,1*
Vertrouw niet blindelings op de DAA en rijd altijd voorzichtig:
De DAA bespeurt de vermoeidheid en verminderde oplettendheid van de bestuurder en raadt
de bestuurder aan een rustpauze te nemen, echter het is niet bedoeld om van de weg afwijken
van de auto te voorkomen. Teveel vertrouwen op de DAA kan ongelukken veroorzaken. Rijd
voorzichtig en bedien het stuurwiel op de juiste wijze.
Ook is het mogelijk dat het systeem de vermoeidheid en verminderde oplettendheid van de
bestuurder niet correct bespeurt, afhankelijk van de verkeerssituatie en rijomstandigheden.
De bestuurder dient met het oog op veiliger rijden steeds voldoende rust te nemen.
OPMERKING
•De DAA functioneert wanneer aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 274 of 735

•De rijsnelheid is tussen ongeveer 65 en 140 km/h.
•Het systeem bespeurt witte (gele) rijstrookstrepen.
•Het systeem heeft de registratie van de rijgegevens van de bestuurder voltooid.
•De DAA werkt niet onder de volgende omstandigheden.
•De rijsnelheid is minder dan ongeveer 65 km/h.
•De rijsnelheid is hoger dan ongeveer 140 km/h.
•De auto maakt een scherpe bocht.
•Het voertuig verandert van rijstrook.
•Het is mogelijk dat de DAA onder de volgende omstandigheden niet normaal werkt.
•Wanneer de witte (gele) rijstrookstrepen minder goed zichtbaar zijn doordat deze vuil
zijn of de verf afgesleten is.
•De auto schokt of slingert voortdurend als gevolg van sterke wind of oneffen wegen.
•Er wordt agressief met de auto gereden.
•Bij het veelvuldig wisselen van rijstrook.
•De DAA bespeurt de vermoeidheid en verminderde oplettendheid van de bestuurder op
basis van de rijgegevens bij een rijsnelheid tussen ongeveer 65 en 140 km/h gedurende
ongeveer 20 minuten. De rijgegevens zullen onder de volgende omstandigheden worden
teruggesteld.
•De auto wordt gedurende 15 minuten of langer stopgezet.
•De rijsnelheid is minder dan ongeveer 65 km/h gedurende ongeveer 30 minuten.
•Het contact is uitgezet.
•Nadat de DAA het eerste bericht dat een rustpauze aanraadt heeft getoond, wordt geen
volgend bericht getoond totdat er 45 minuten verstreken zijn.
▼'LVSOD\YDQ
YHUPRHLGKHLGVZDDUVFKXZLQJ '$$
:DQQHHUKHWV\VWHHPYHUPRHLGKHLGRI
YHUPLQGHUGHRSOHWWHQGKHLGYDQGH
EHVWXXUGHUEHVSHXUWZRUGWKHW
ZDDUVFKXZLQJVJHOXLGJHDFWLYHHUGHQ
YHUVFKLMQWHUHHQDODUPPHOGLQJLQGH
$FWLYH'ULYLQJ'LVSOD\
▼▼8LWVFKDNHOHQYDQGH
YHUPRHLGKHLGVZDDUVFKXZLQJ '$$
'H'$$NDQLQJHVWHOGZRUGHQ]RGDWGH]H
QLHWZRUGWJHDFWLYHHUG
=LH*HEUXLNHUVLQVWHOOLQJHQRSSDJLQD

7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 277 of 735

OPMERKING
•In de volgende gevallen gaat de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatie/
waarschuwingslampje branden en wordt de werking van het systeem stopgezet. Laat de
auto zo spoedig mogelijk door een officiële Mazda-dealer inspecteren als de
dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatie/het waarschuwingslampje blijft
branden.
•Er heeft zich een probleem in het systeem voorgedaan, inclusief de dodehoekmonitor
(BSM) waarschuwingsindicatielampjes.
•Er is een grote afwijking ontstaan in de montagepositie van een radarsensor (achter).
•Er heeft zich een grote hoeveelheid sneeuw of ijs verzameld op de achterbumper nabij
een radarsensor (achter).
•Rijden gedurende langere perioden op met sneeuw bedekte wegen.
•De temperatuur in de buurt van de radarsensoren is buitengewoon hoog als gevolg van
het langdurig rijden op hellingen tijdens de zomer.
•De accuspanning is afgenomen.
•Onder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote
objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
•De rijsnelheid bij het achteruitrijden is ongeveer 10 km/h of hoger.
•Het detectiegebied van de radarsensor (achter) wordt gehinderd door een nabije muur
of geparkeerd voertuig. (Rijd achteruit tot een plaats waar het detectiegebied van de
radarsensor niet meer gehinderd wordt.)
Uw auto
•Er nadert een voertuig direct vanaf de achterzijde van uw auto.
Uw auto
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 279 of 735

0D]GD5DGDU&UXLVH&RQWURO 05&& V\VWHHP
+HW05&&V\VWHHPUHJHOWGHYROJDIVWDQG
DOQDDUJHODQJGHULMVQHOKHLGPHWEHKXOSYDQHHQ
UDGDUVHQVRU YRRU GLHGHDIVWDQGWHQRS]LFKWHYDQHHQYRRUOLJJHQGYRHUWXLJPHHW]RGDWGH
EHVWXXUGHUKHWJDVSHGDDORIKHWUHPSHGDDOQLHWFRQVWDQWKRHIWWHJHEUXLNHQ

 9ROJDIVWDQGUHJHOLQJ5HJHOLQJYDQGHDIVWDQGWXVVHQXZDXWRHQKHWYRRUOLJJHQGH
YRHUWXLJGDWGRRUKHW05&&V\VWHHPLVJHGHWHFWHHUG
$OVXZDXWRKHWYRRUOLJJHQGHYRHUWXLJGLFKWHUEHJLQWWHQDGHUHQRPGDWELMYRRUEHHOGKHW
YRRUOLJJHQGHYRHUWXLJSORWVHOLQJDIUHPWZRUGWWHJHOLMNHUWLMGHHQZDDUVFKXZLQJVJHOXLGHQ
HHQZDDUVFKXZLQJVLQGLFDWLHRSGHGLVSOD\JHDFWLYHHUGRPXWHZDDUVFKXZHQYROGRHQGH
DIVWDQGWXVVHQGHYRHUWXLJHQWHEHZDUHQ
'HYROJHQGHULMVQHOKHGHQNXQQHQLQJHVWHOGZRUGHQ
• (XURSHHVPRGHO
2QJHYHHUNPKWRWNPK
• %HKDOYH(XURSHVHPRGHOOHQ
2QJHYHHUNPKWRWNPK
*HEUXLNKHW05&&V\VWHHPRSVQHOZHJHQHQRYHULJHDXWRZHJHQZDDUELMQLHWYHHO
KHUKDDOGHDFFHOHUDWLHHQVQHOKHLGVPLQGHULQJYHUHLVWLV
:$$56&+8:,1*
Vertrouw niet volledig op het MRCC systeem en rijd altijd voorzichtig:
Het MRCC systeem is bedoeld om de bestuurder te ontlasten en hoewel een constante
rijsnelheid wordt aangehouden, of specifieker, er overeenkomstig de rijsnelheid een constante
afstand wordt aangehouden tussen uw auto en het bespeurde voorliggende voertuig, heeft
het systeem detectiebeperkingen afhankelijk van het soort voorliggende voertuig en de
conditie ervan, de weersomstandigheden en de verkeerssituatie. Verder is het mogelijk dat het
systeem niet in staat is voldoende af te remmen om een botsing met het voorliggende
voertuig te vermijden als het voorliggende voertuig plotseling afremt of een ander voertuig in
de rijstrook snijdt, waardoor een ongeluk veroorzaakt kan worden. Controleer altijd de
veiligheid van de omgeving en trap het rempedaal of gaspedaal in terwijl u een veiliger
afstand aanhoudt ten opzichte van voorliggende voertuigen of tegenliggers.
Gebruik het MRCC systeem niet op de volgende plaatsen. Anders kan dit een ongeluk tot
gevolg hebben:
¾Wegen met scherpe bochten en met druk verkeer waar er onvoldoende ruimte is tussen de
voertuigen. Wegen waar veelvuldig en herhaaldelijk geaccelereerd en afgeremd moet
worden (rijden onder deze omstandigheden met gebruik van het MRCC systeem is niet
mogelijk).
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 281 of 735

•Direct nadat het MRCC systeem is ingesteld.
•Wanneer het gaspedaal wordt ingetrapt of direct nadat het gaspedaal is losgelaten.
•Een ander voertuig snijdt in de rijstrook.
•De volgende objecten worden niet als fysieke objecten herkend.
•Voertuigen die naderen vanuit tegenovergestelde richting.
•Voetgangers
•Stilstaande objecten (stilstaande voertuigen, obstakels)
•Als een voorliggend voertuig met buitengewoon lage snelheid rijdt, bestaat de kans dat
het systeem dit niet correct bespeurt.
•Tijdens het rijden met volgafstandregeling, het systeem niet instellen op tweewielige
voertuigen zoals motorfietsen en fietsen.
•Gebruik het MRCC systeem niet onder omstandigheden waarbij de waarschuwingen voor
korte volgafstand veelvuldig geactiveerd worden.
•Tijdens het rijden met volgafstandregeling, laat het systeem uw auto accelereren en
snelheid minderen overeenkomstig de snelheid van het voorliggende voertuig. Als het
echter voor een rijstrookverandering noodzakelijk is te accelereren of als het
voorliggende voertuig plotseling afremt waardoor u het voertuig snel dicht nadert,
accelereren met behulp van het gaspedaal of snelheid minderen met behulp van het
rempedaal afhankelijk van de omstandigheden.
•Terwijl het MRCC systeem in gebruik is, wordt dit niet geannuleerd als de keuzehendel
(automatische transmissie)/versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak)
gebruikt wordt en vindt bedoeld afremmen op de motor niet plaats. Als
snelheidsvermindering vereist is, de instelling voor de rijsnelheid verlagen of het
rempedaal intrappen.
•De remlichten branden terwijl het automatisch afremmen van het MRCC systeem in
werking is, echter het is mogelijk dat deze niet branden wanneer de auto op een aflopende
helling rijdt met de ingestelde rijsnelheid of met constante snelheid rijdt en een
voorliggend voertuig volgt.
•Het waarschuwingslampje (oranje) van het MRCC systeem gaat branden wanneer er een
defect is in het systeem.
Zie Waarschuwingslampjes op pagina 4-40.
•De regeling van de volgafstand kan uitgeschakeld worden en het systeem kan
overgeschakeld worden op enkel kruissnelheidsregeling.
Zie Kruissnelheidsregelaarfunctie op pagina 4-144.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 283 of 735

•Wanneer de MODE schakelaar wordt ingedrukt terwijl het MRCC systeem is
ingeschakeld, schakelt het systeem over naar de kruissnelheidsregelaarfunctie.
,QVWHOOHQYDQGHVQHOKHLG
 6WHOGHULMVQHOKHLGDIRSGHJHZHQVWHLQVWHOOLQJPHWEHKXOSYDQKHWJDVSHGDDO
 9ROJDIVWDQGUHJHOLQJEHJLQWZDQQHHUGH6(7
RI6(7VFKDNHODDUZRUGWLQJHGUXNW'H
LQJHVWHOGHVQHOKHLGHQGHDIVWDQGWXVVHQYRHUWXLJHQGLVSOD\JHYXOGPHWZLWWHOLMQHQ
ZRUGWJHWRRQG'HLQVWHOLQGLFDWLH JURHQ YDQKHW05&&V\VWHHPZRUGWWHJHOLMNHUWLMG
JHWRRQG
5LMVWDWXV 'LVSOD\
7LMGHQVKHWULMGHQPHWFRQVWDQWHVQHOKHLG
7LMGHQVKHWULMGHQPHWYROJDIVWDQGUHJHOLQJ
OPMERKING
•Als een voorliggend voertuig wordt bespeurd tijdens het rijden met constante snelheid,
wordt de voorliggend-voertuig indicatie getoond en wordt de volgafstandregeling
uitgevoerd. Wanneer een voorliggend voertuig niet langer wordt bespeurd, wordt de
voorliggend-voertuig indicatie uitgeschakeld en schakelt het systeem terug naar rijden
met constante snelheid.
•Volgafstandregeling is niet mogelijk als het voorliggende voertuig sneller rijdt dan de
ingestelde snelheid. Stel het systeem af op de gewenste rijsnelheid met behulp van het
gaspedaal.
•(Europees model)
Bij verandering naar een inhaalrijstrook en gebruik van de richtingaanwijzer, levert het
systeem automatisch meer acceleratie als dit bepaalt dat meer acceleratie vereist is. Let
tijdens het rijden goed op de weg vóór u omdat u het voorliggende voertuig te dicht zou
kunnen naderen.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 299 of 735

¾SCBS F is een systeem dat in werking treedt in respons op een voorliggend voertuig. Het is
mogelijk dat het systeem tweewielige voertuigen of voetgangers niet kan bespeuren of hier
niet op kan reageren.
¾De lasersensor voor het SCBS F systeem is in de buurt van de binnenspiegel geplaatst. Neem
voor de juiste werking van het SCBS F systeem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
¾Breng geen stickers aan op de voorruit in de buurt van de lasersensor (ook geen
doorzichtige stickers). Anders bestaat de kans dat de lasersensor voorliggende voertuigen
niet kan bespeuren, hetgeen ongelukken kan veroorzaken.
¾Breng geen coating op de voorruit aan. Anders bestaat de kans dat de lasersensor de
voertuigen of obstakels vóór u niet kan bespeuren, hetgeen ongelukken kan veroorzaken.
¾De lasersensor niet demonteren.
¾Als er barsten of beschadiging als gevolg van bijvoorbeeld steenslag in de buurt van de
lasersensor zichtbaar zijn, onmiddellijk met het gebruik van het SCBS F systeem stoppen
en uw auto door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda-reparateur,
laten inspecteren. Als u met barsten of krassen op de voorruit in de buurt van de
lasersensor met de auto blijft doorrijden, bestaat de kans dat het systeem abusievelijk in
werking treedt en een ongeluk veroorzaakt wordt.
Zie “Stopzetten van de werking van het SCBS F systeem” op pagina 4-158.
¾Raadpleeg voor het vervangen van de voorruitenwissers of de voorruit een deskundige
reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen:
Als de hoogte van de auto of de overhelling gewijzigd wordt, kan het systeem voorliggende
voertuigen niet correct bespeuren. Dit heeft tot gevolg dat het SCBS F systeem niet normaal
functioneert of abusievelijk functioneert, wat een ernstig ongeluk kan veroorzaken.
Schakel het SCBS F systeem uit wanneer de auto op een rollenbank wordt gezet of gesleept
wordt:
Schakel het SCBS F systeem uit om te voorkomen dat deze per ongeluk in werking treedt
wanneer de auto op een rollenbank wordt gezet of gesleept wordt.
Zie “Stopzetten van de werking van het SCBS F systeem” op pagina 4-158 voor informatie over
het uitschakelen van de stadsverkeer-remassistent (SCBS).
23*(/(7
¾Bij het off-road rijden op plaatsen met gras of hooi, wordt het aanbevolen het SCBS F
systeem uit te schakelen.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 50 next >