stop start MAZDA MODEL 2 2018 Handleiding (in Dutch)

Page 162 of 735

•(Automatische airconditioning)
•De temperatuurinstelknop voor de airconditioning is ingesteld op de maximale
verwarming/maximale koeling (A/C ON).
•De interieurtemperatuur verschilt in hoge mate van de ingestelde temperatuur van de
airconditioning.
•Het rempedaal wordt op een helling een weinig losgelaten en de auto begint in beweging
te komen.
•Sinds het stoppen van de motor zijn er twee minuten verstreken.
•De accu is uitgeput.
•(Automatische transmissie)
•Het gaspedaal wordt ingetrapt terwijl de keuzehendel in de stand D of M (niet in
blokkeermodus voor tweede versnelling) staat.
•De keuzehendel wordt verplaatst naar de stand R.
•De keuzehendel wordt vanuit de stand N of P naar de stand D of M (niet in
blokkeermodus voor tweede versnelling) verplaatst.
•Het stuurwiel wordt gedraaid terwijl de keuzehendel in de stand D of M (niet in
blokkeermodus voor tweede versnelling) staat.
•De keuzehendel staat in de stand M en de blokkeermodus voor de tweede versnelling is
gekozen.
•(Behalve Europees model)
•(Handgeschakelde versnellingsbak)
Wanneer de keuzehendel in de neutraalstand staat, de veiligheidsgordel van de
bestuurder wordt losgemaakt en het bestuurdersportier wordt geopend.
•(Automatische transmissie)
Wanneer de keuzehendel in de stand N of P staat, de veiligheidsgordel van de
bestuurder wordt losgemaakt en het bestuurdersportier wordt geopend.
De keuzehendel wordt bediend terwijl de motor is gestopt (automatische transmissie)
Als de motor gestopt is en de keuzehendel vanuit de stand D of M (niet in blokkeermodus
voor tweede versnelling) verplaatst wordt naar de stand N of P, herstart de motor niet
wanneer het rempedaal wordt losgelaten. De motor herstart als het rempedaal nogmaals
wordt ingetrapt of de keuzehendel naar de stand D, M (niet in blokkeermodus voor tweede
versnelling) of R wordt verplaatst. (Houd met het oog op de veiligheid wanneer de motor
gestopt is tijdens het verplaatsen van de keuzehendel altijd het rempedaal ingetrapt.)
•(Europees model)
Als de keuzehendel vanuit de stand D of M (niet in blokkeermodus voor tweede
versnelling) naar de stand N of P wordt verplaatst en de veiligheidsgordel van de
bestuurder wordt losgemaakt en het bestuurdersportier wordt geopend, herstart de motor
niet. Start de motor met behulp van de normale methode.
7LMGHQVKHWULMGHQ
0RWRUVWDUWVWRS


Page 163 of 735

•(Behalve Europees model)
Als de keuzehendel vanuit de stand D of M (niet in blokkeermodus voor tweede
versnelling) naar de stand N of P wordt verplaatst en de veiligheidsgordel van de
bestuurder wordt losgemaakt en het bestuurdersportier wordt geopend, herstart de motor.
De accupolen zijn losgekoppeld
Het is mogelijk dat vlak na het loskoppelen van de accupolen de motor niet meteen wordt
gestopt. Ook als de accu wordt vernieuwd moeten de i-stop functies gecontroleerd worden.
Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda-reparateur.
▼LVWRSZDDUVFKXZLQJVODPSMH 2UDQMH LVWRSLQGLFDWLHODPSMH *URHQ
9RRUHHQYHLOLJHQFRPIRUWDEHOJHEUXLNYDQGHDXWRFRQWUROHHUWKHWLVWRSV\VWHHPFRQVWDQW
GHKDQGHOLQJHQYDQGHEHVWXXUGHUGHRPJHYLQJELQQHQHQEXLWHQGHDXWRDOVPHGHGH
EHGULMIVWRHVWDQGYDQGHDXWRHQLQIRUPHHUWPHWEHKXOSYDQKHWLVWRSZDDUVFKXZLQJVODPSMH
RUDQMH HQKHWLVWRSLQGLFDWLHODPSMH JURHQ GHEHVWXXUGHURYHUGLYHUVH
YRRU]RUJVPDDWUHJHOHQHQZDDUVFKXZLQJHQ
OPMERKING
Bij voertuigen uitgerust met de middendisplay, wordt de bedrijfstoestand van het i-stop
systeem getoond in de brandstofverbruikscontroledisplay.
Zie Bedrijfstoestanddisplay op pagina 4-97.
LVWRSZDDUVFKXZLQJVODPSMH RUDQMH
:DQQHHUKHWODPSMHEUDQGW
•+HWODPSMHJDDWEUDQGHQZDQQHHUKHWFRQWDFWRS21ZRUGWJH]HWHQJDDWXLWZDQQHHUGH
PRWRUJHVWDUWZRUGW
•+HWODPSMHJDDWEUDQGHQZDQQHHUGHLVWRS2))VFKDNHODDUZRUGWLQJHGUXNWHQKHW
V\VWHHPZRUGWXLWJHVFKDNHOG
•+HWODPSMHJDDWEUDQGHQDOVGHPRWRUJHVWRSWLVHQGHYROJHQGHKDQGHOLQJHQZRUGHQ
XLWJHYRHUG,QGHUJHOLMNHJHYDOOHQKHUVWDUWGHPRWRURPYHLOLJKHLGVUHGHQHQQLHW
DXWRPDWLVFK6WDUWGHPRWRUPHWEHKXOSYDQGHQRUPDOHPHWKRGH
7LMGHQVKHWULMGHQ
0RWRUVWDUWVWRS


Page 166 of 735

▼LVWRS2))VFKDNHODDU
'RRUGHVFKDNHODDULQWHGUXNNHQWRWGDW
HHQ]RHPHUNOLQNWZRUGWGHLVWRSIXQFWLH
XLWJHVFKDNHOGHQJDDWKHWLVWRS
ZDDUVFKXZLQJVODPSMH RUDQMH LQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSEUDQGHQ'RRUGH
VFKDNHODDUQRJPDDOVLQWHGUXNNHQWRWGDW
GH]RHPHUNOLQNWZRUGWGHLVWRSIXQFWLH
LQJHVFKDNHOGHQJDDWKHWLVWRS
ZDDUVFKXZLQJVODPSMH RUDQMH XLW
OPMERKING
Als de motor wordt stopgezet terwijl de
i-stop functie is uitgeschakeld, wordt de
i-stop functie weer operationeel zodra de
motor de eerstvolgende keer gestart wordt.
7LMGHQVKHWULMGHQ
0RWRUVWDUWVWRS


Page 168 of 735

:$$56&+8:,1*
Vertrouw niet blindelings op de hellingstopfunctie.
¾De hellingstopfunctie is een aanvullende functie die gedurende maximaal vier seconden
functioneert wanneer nadat het rempedaal is losgelaten vanuit een toestand van
stopgezette motor wordt geaccelereerd. Overmatig vertrouwen op het systeem kan echter
ongevallen veroorzaken als de snelheid van de auto ineens toeneemt. Controleer alvorens
met de auto te gaan rijden altijd de veiligheid rondom de auto en bedien de keuzehendel,
het rempedaal en het gaspedaal op de juiste wijze. Het is echter mogelijk dat de auto
plotseling in beweging komt, afhankelijk van de hellingsgraad van de weg, de belasting
van de auto of als er een aanhanger getrokken wordt.
¾De auto zou echter nadat de hellingstopfunctie is vrijgezet onder de volgende
omstandigheden plotseling in beweging kunnen komen:
¾De keuzehendel staat in de stand N.
¾Als de keuzehendel naar de N stand wordt verplaatst en het rempedaal wordt losgelaten
terwijl de i-stop functie in werking is, wordt de remkracht geleidelijk vrijgegeven. Laat om
met de auto weg te rijden nadat de motor opnieuw gestart is het rempedaal los en zet de
keuzehendel in een andere stand dan de N stand.
OPMERKING
•Wanneer de auto op een steile helling tot stilstand wordt gebracht, functioneert de
hellingstopfunctie niet omdat de motor niet gestopt is.
•Het is mogelijk dat als gevolg van de werking van de hellingstopfunctie de reactie van het
rempedaal anders is, dat de remmen geluid maken of dat het rempedaal trilt. Dit duidt
echter niet op een defect.
7LMGHQVKHWULMGHQ
0RWRUVWDUWVWRS


Page 194 of 735

¾Zorg er voor dat de auto volledig tot
stilstand is gebracht alvorens naar stand
R over te schakelen. Overschakelen naar
stand R terwijl de auto nog in beweging
is kan beschadiging van de
versnellingsbak tot gevolg hebben.
OPMERKING
•Indien het moeilijk is in naar stand R te
schakelen, naar de vrijstand
terugschakelen, het koppelingspedaal
loslaten en vervolgens nogmaals
proberen.
•(Met i-stop functie)
Als de motor als gevolg van afslaan is
gestopt, kan deze opnieuw worden
gestart door het koppelingspedaal in te
trappen binnen 3 seconden nadat de
motor is gestopt.
De motor kan onder de volgende
omstandigheden ook als het
koppelingspedaal wordt ingetrapt niet
opnieuw worden gestart:
•Het bestuurdersportier geopend is.
•De veiligheidsgordel van de
bestuurder is niet vastgemaakt.
•Na het afslaan van de motor is het
koppelingspedaal niet volledig
losgelaten.
•Het koppelingspedaal wordt ingetrapt
terwijl de motor niet volledig is
stopgezet.
•(Met parkeersensorsysteem)
Wanneer het contact op ON staat en de
versnellingshendel in de stand R wordt
gezet, wordt het parkeersensorsysteem
geactiveerd en klinkt er een zoemtoon.
Zie Parkeersensorsysteem op pagina 4-
200.
▼6FKDNHOVWDQGLQGLFDWLHODPSMH *6,
+HW*6,GLHQWDOVKXOSYRRUYHUPLQGHULQJ
YDQKHWEUDQGVWRIYHUEUXLNHQKHW
YHUNULMJHQYDQEHWHUHULMSUHVWDWLHV'H]H
WRRQWGHJHVHOHFWHHUGHVFKDNHOVWDQGLQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSHQUDDGWWHYHQVGH
EHVWXXUGHUDDQRYHUWHVFKDNHOHQQDDUGH
VFKDNHOVWDQGGLHKHWEHVWHSDVWELMGH
KXLGLJHULMRPVWDQGLJKHGHQ

Geselecteerde schakelstandGeschikte schakelstand
$DQGXLGLQJ &RQGLWLH
1XPPHU'HJHVHOHFWHHUGHVFKDNHOVWDQG
ZRUGWJHWRRQG
HQQXPPHU2SVFKDNHOHQRIWHUXJVFKDNHOHQ
QDDUGHDDQJHJHYHQVFKDNHOVWDQG
ZRUGWDDQEHYROHQ
23*(/(7
Vertrouw niet enkel op de opschakel/
terugschakel-aanbevelingen van de
indicaties. Het is mogelijk dat bij werkelijke
rijomstandigheden anders geschakeld
moet worden dan de indicatielampjes
aangeven. Om het risico van ongevallen te
voorkomen, dient de bestuurder alvorens
te schakelen de weg- en
verkeersomstandigheden correct te
beoordelen.
7LMGHQVKHWULMGHQ
%HGLHQLQJYDQGHKDQGJHVFKDNHOGHYHUVQHOOLQJVEDN


Page 331 of 735

Bij wijze van extra veiligheidsvoorziening is uw auto uitgerust met een
bandenspanningscontrolesysteem (TPMS) dat een verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning laat branden wanneer de bandenspanning van één of meerdere van uw
banden beduidend laag is. Wanneer dus het verklikkerlichtje voor lage bandenspanning
gaat branden, dient u te stoppen en uw banden zo spoedig mogelijk te controleren en deze
op de juiste spanning te brengen. Rijden met een band waarvan de bandenspanning
beduidend laag is, kan oververhit raken van de band en bandenpech veroorzaken. Te lage
bandenspanning verhoogt ook het brandstofverbruik, leidt tot snellere slijtage van het
bandenprofiel en kan de bestuurbaarheid en remweg nadelig beïnvloeden.
Houd er rekening mee dat het TPMS systeem geen remedie biedt voor een onjuist
bandenonderhoud en het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder de juiste
bandenspanning te handhaven, ook als een te lage bandenspanning nog niet het niveau
heeft bereikt dat het TPMS verklikkerlichtje voor lage bandenspanning gaat branden.
Uw auto is ook uitgerust met een TPMS storingsindicator om aan te geven wanneer het
systeem niet correct functioneert.
De TPMS storingsindicator is gecombineerd met het verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning. Wanneer het systeem een storing bespeurt, gaat het verklikkerlichtje
gedurende ongeveer één minuut knipperen en blijft vervolgens continu branden. Deze
volgorde blijft voortduren telkens wanneer de auto opnieuw gestart wordt voor zolang als
de storing blijft bestaan. Wanneer de storingsindicator brandt, bestaat de kans dat het
systeem een lage bandenspanning niet zoals bedoeld kan opsporen of melden. Storingen in
het TPMS systeem kunnen zich voordoen om uiteenlopende redenen, zoals het vervangen
of verwisselen van banden of velgen op de auto welke verhinderen dat het TPMS systeem
juist kan functioneren. Controleer steeds de TPMS storingsindicator na het vervangen van
één of meer banden of velgen op uw auto om er zeker van te zijn dat na het vervangen of
verwisselen van banden en velgen het TPMS systeem juist blijft functioneren.
¾Om foutieve aflezingen te voorkomen neemt het systeem gedurende een korte tijd
steekproeven alvorens een probleem te melden. Als gevolg zal een band die snel leegloopt
of plotseling lek is geraakt niet onmiddellijk door het systeem gemeld worden.
OPMERKING
Aangezien dit systeem kleine veranderingen in de toestand van de banden bespeurt, kan het
tijdstip van de waarschuwing in de volgende gevallen vroeger of later zijn:
•De maat, het merk, of de soort banden verschilt van de specificatie.
•De maat, merk of de soort band verschilt van de overige, of de mate van bandenslijtage is
onderling buitengewoon verschillend.
•Er wordt gebruik gemaakt van runflat banden, studless banden of sneeuwkettingen.
•Er wordt gebruikgemaakt van een noodreservewiel (het waarschuwingslampje van het
bandenspanningscontrolesysteem gaat knipperen en blijft vervolgens continu branden).
•Er is een band gerepareerd met behulp van de lekke band noodreparatieset.
7LMGHQVKHWULMGHQ
%DQGHQVSDQQLQJVFRQWUROHV\VWHHP


Page:   < prev 1-10 11-20