MAZDA MODEL 2 2018 Handleiding (in Dutch)

Page 311 of 735

▼6WRS]HWWHQYDQGHZHUNLQJYDQKHW
6PDUW%UDNH6XSSRUW
UHPKXOSV\VWHHP 6%6
+HW6%6V\VWHHPNDQWLMGHOLMNEXLWHQ
ZHUNLQJJHVWHOGZRUGHQ
=LH*HEUXLNHUVLQVWHOOLQJHQRSSDJLQD

:DQQHHUKHW6%6V\VWHHPZRUGW
XLWJHVFKDNHOGJDDWKHW6%62))
LQGLFDWLHODPSMHEUDQGHQ
+HWV\VWHHPZRUGWJHEUXLNVNODDU]RGUDGH
PRWRURSQLHXZJHVWDUWZRUGW
OPMERKING
Als de werking van het SBS systeem wordt
uitgeschakeld, wordt tegelijkertijd de
werking van de stadsverkeer-remassistent
(SCBS) uitgeschakeld.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 312 of 735

9RRUXLWULMFDPHUD )6&
8ZDXWRLVXLWJHUXVWPHWHHQYRRUXLWULMFDPHUD )6& 'HYRRUXLWULMFDPHUD )6& LVJHSODDWVW
QDELMGHDFKWHUXLWNLMNVSLHJHOHQZRUGWJHEUXLNWGRRUGHYROJHQGHV\VWHPHQ
•.RSODPSUHJHOV\VWHHP +%&
•$GDSWLHYH/('NRSODPSHQ $/+
•9HUPRHLGKHLGVZDDUVFKXZLQJ '$$
•5LMVWURRNDIZLMNLQJVZDDUVFKXZLQJVV\VWHHP /':6
•6PDUW%UDNH6XSSRUWUHPKXOSV\VWHHP 6%6
'HYRRUXLWULMFDPHUD )6& EHSDDOWGHRPVWDQGLJKHGHQDDQGHYRRU]LMGHYDQGHDXWRELMKHW
ULMGHQLQKHWGRQNHUHQKHUNHQWULMVWURNHQ'HDIVWDQGZDDURYHUGHYRRUXLWULMFDPHUD )6&
REMHFWHQNDQKHUNHQQHQYDULHHUWDIKDQNHOLMNYDQGHRPJHYLQJVRPVWDQGLJKHGHQ
:$$56&+8:,1*
Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen:
Als de hoogte van de auto of de overhelling gewijzigd wordt, kan het systeem voorliggende
voertuigen niet correct bespeuren. Dit heeft tot gevolg dat het systeem niet normaal
functioneert of abusievelijk functioneert, wat een ernstig ongeluk kan veroorzaken.
23*(/(7
¾Breng geen accessoires, stickers of folie op de voorruit aan in de buurt van de
vooruitrijcamera (FSC).
Als het gedeelte voor de lens van de vooruitrijcamera (FSC) door iets geblokkeerd wordt,
heeft dit tot gevolg dat het systeem niet correct functioneert. Dit kan tot gevolg hebben dat
de systemen niet normaal kunnen functioneren wat ongelukken kan veroorzaken.
¾De vooruitrijcamera (FSC) niet demonteren of wijzigen.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 313 of 735

Demonteren of wijzigen van de vooruitrijcamera (FSC) heeft defect raken of foutieve
werking tot gevolg. Dit kan tot gevolg hebben dat de systemen niet normaal kunnen
functioneren wat ongelukken kan veroorzaken.
¾Neem voor de juiste werking van de vooruitrijcamera (FSC) de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
¾Wees voorzichtig de lens van de vooruitrijcamera (FSC) niet te beschadigen en voorkom
dat deze vuil wordt.
¾De afdekking van de vooruitrijcamera (FSC) niet verwijderen.
¾Plaats geen voorwerpen op het instrumentenpaneel die licht weerkaatsen.
¾Houd het gedeelte van de voorruit rondom de vooruitrijcamera altijd schoon door vuil of
wasem te verwijderen. Gebruik de voorruitontwaseming om wasem van de voorruit te
verwijderen.
¾Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een
officiële Mazda reparateur voor
wat betreft het reinigen van de binnenzijde van de voorruit rondom de vooruitrijcamera
(FSC).
¾Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur,
alvorens reparaties rondom de vooruitrijcamera (FSC) uit te voeren.
¾De vooruitrijcamera (FSC) is aan de voorruit gemonteerd. Raadpleeg een deskundige
reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur voor het repareren en vervangen
van de voorruit.
¾Zorg er voor bij het reinigen van de voorruit dat er geen glasreiniger of soortgelijke
vloeibare reinigingsmiddelen op de lens van de vooruitrijcamera (FSC) terechtkomen.
Raak ook de lens van de vooruitrijcamera (FSC) niet aan.
¾Neem contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een
officiële Mazda
reparateur wanneer u reparaties rondom de achteruitkijkspiegel uitvoert.
¾Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur,
betreffende het reinigen van de cameralens.
¾De vooruitrijcamera (FSC) of het gedeelte er om heen niet blootstellen aan harde
schokken of stoten. Als er zeer hard tegen de vooruitrijcamera (FSC) is gestoten of als er
barsten of beschadiging als gevolg van bijvoorbeeld steenslag in de buurt ervan
zichtbaar zijn, stoppen met het gebruik van de volgende systemen en een deskundige
reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur raadplegen.
¾Koplampregelsysteem (HBC)
¾Adaptieve LED-koplampen (ALH)
¾Rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem (LDWS)
¾Vermoeidheidswaarschuwing (DAA)
¾Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS)
¾De richting waarin de vooruitrijcamera (FSC) is geplaatst, is met grote precisie afgesteld.
De installatiepositie van de vooruitrijcamera (FSC) niet veranderen en deze niet
verwijderen. Anders kan dit beschadiging of defecten veroorzaken.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 314 of 735

¾Gebruik altijd banden van het voorgeschreven formaat voor alle wielen en van hetzelfde
merk, soort en profielpatroon. Gebruik ook geen banden met duidelijk verschillende
slijtagepatronen op dezelfde auto, aangezien de kans bestaat dat het systeem niet normaal
functioneert.
¾De vooruitrijcamera (FSC) beschikt over een functie die verontreiniging van de voorruit
bespeurt en de bestuurder informeert, echter, afhankelijk van de omstandigheden is het
mogelijk dat plastic zakken, ijs of sneeuw op de voorruit niet bespeurd worden. In dergelijke
gevallen kan het systeem niet nauwkeurig een voorliggend voertuig bepalen en bestaat de
kans dat dit niet normaal functioneert. Rijd altijd voorzichtig en let op de weg vóór u.
OPMERKING
•In de volgende gevallen kan de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten niet correct
bespeuren, waardoor de systemen niet normaal kunnen functioneren.
•De hoogte van het voorliggende voertuig is laag.
•U rijdt met dezelfde snelheid als het voorliggende voertuig.
•De koplampen zijn bij avond of tijdens het rijden door een tunnel niet ingeschakeld.
•In de volgende gevallen bestaat de kans dat de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten niet
correct kan bespeuren.
•Bij slechte weersomstandigheden, zoals regen, mist en sneeuw.
•De ruitensproeier wordt gebruikt of de voorruitenwissers worden niet gebruikt wanneer
het regent.
•IJs, mist, sneeuw, rijp, regen, vuil of vreemde bestanddelen zoals een plastic zak die op
de voorruit vastzit.
•Vrachtwagens met lage laadbodems en voertuigen met een buitengewoon lage of hoge
opbouw.
•Bij het rijden langs muren zonder patronen (zoals hekwerken en in de lengte gestreepte
muren).
•De achterlichten van het voorliggende voertuig branden niet.
•Er bevindt zich een voertuig buiten het verlichtingsbereik van de koplampen.
•Bij het maken van een scherpe bocht of het beklimmen of afdalen van een steile helling.
•In- of uitrijden van een tunnel.
•De auto is zwaar beladen zodat deze achterover helt.
•Er schijnt fel licht aan de voorzijde van de auto (achteruitrijlicht of grootlicht van
tegemoetkomende voertuigen).
•Het voorliggende voertuig heeft veel lichtbronnen.
•Wanneer het voorliggende voertuig niet uitgerust is met achterlichten of de
achterlichten bij donker niet branden.
•Wanneer lang uitstekende bagage of lading op een gemonteerde dakdrager vervoerd
wordt die de vooruitrijcamera (FSC) afdekt.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 315 of 735

•Uitlaatgas van het voertuig vóór u, zand, sneeuw of waterdamp dat uit mangaten en
goten opstijgt en opspattend water.
•Bij het slepen van een defect voertuig.
•De banden op de auto vertonen duidelijk verschillende slijtagepatronen.
•Bij het rijden op lange afdalingen of hobbelige wegen.
•Er zijn waterplassen op de weg.
•De omgeving is donker, zoals bij het rijden 's nachts, in de vroege avond of ochtend, in
een tunnel of parkeergarage.
•De helderheid van de koplampverlichting is verminderd of de koplampverlichting is
afgezwakt als gevolg van vuil of een afwijkende optische as.
•Het doelobject komt in de dode hoek van de vooruitrijcamera (FSC).
•Een persoon of object springt plotseling vlak voor uw auto de weg op vanaf de berm.
•U verandert van rijstrook en nadert een voorliggend voertuig.
•Bij het buitengewoon dicht in de buurt rijden van het doelobject.
•Wanneer sneeuwkettingen of een noodreservewiel zijn aangebracht.
•Het voorliggende voertuig heeft een speciale vorm. Bijvoorbeeld een voertuig dat een
caravan of bootaanhanger trekt, of een autotransporter welke een voertuig
achterstevoren vervoert.
•Als de vooruitrijcamera (FSC) niet normaal kan werken als gevolg van tegenlicht of mist,
worden de systeemfuncties die verband houden met de vooruitrijcamera (FSC) tijdelijk
stopgezet en gaan de volgende waarschuwingslampjes branden. Dit duidt echter niet op
een defect.
•Koplampregelsysteem (HBC) waarschuwingslampje (oranje)
•Adaptieve LED-koplampen (ALH) waarschuwingslampje (oranje)
•Waarschuwingslampje van rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem (LDWS)
•Waarschuwingslampje van Smart Brake Support remhulpsysteem/
stadsverkeer-remassistent (SBS/SCBS) (oranje)
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 316 of 735

5DGDUVHQVRU 9RRU
8ZDXWRLVXLWJHUXVWPHWHHQUDGDUVHQVRU YRRU 
'HYROJHQGHV\VWHPHQPDNHQHYHQHHQVJHEUXLNYDQGHUDGDUVHQVRU YRRU 
•0D]GD5DGDU&UXLVH&RQWURO 05&& V\VWHHP
•$IVWDQGKHUNHQQLQJVKXOSV\VWHHP '566
•6PDUW%UDNH6XSSRUWUHPKXOSV\VWHHP 6%6
'HUDGDUVHQVRU YRRU ]HQGWUDGLRJROYHQXLWGLHZHHUNDDWVWZRUGHQGRRUHHQYRRUOLJJHQG
YRHUWXLJRIHHQREVWDNHOHQGLHYHUYROJHQVZHHUGRRUGHUDGDUVHQVRUZRUGHQRSJHYDQJHQ
'HUDGDUVHQVRU YRRU LVJHPRQWHHUGDFKWHUKHWYRRUHPEOHHP
Radarsensor (voor)
$OVKHW6PDUW%UDNH6XSSRUWUHPKXOSV\VWHHPVWDGVYHUNHHUUHPDVVLVWHQW 6%66&%6
ZDDUVFKXZLQJVODPSMH RUDQMH EUDQGWEHVWDDWGHNDQVGDWKHWJHGHHOWHURQGRPGH
UDGDUVHQVRUYXLOLV=LH

Page 317 of 735

¾Als het voorste gedeelte van de auto bij een botsing beschadigd is geraakt, bestaat de kans
dat de radarsensor (voor) uit zijn positie is verschoven. Stop onmiddellijk met het gebruik
van het systeem en laat de auto altijd door een
officiële Mazda reparateur inspecteren.
¾Gebruik de voorbumper niet om tegen andere voertuigen of obstakels te duwen, zoals bij
het wegrijden uit een parkeerruimte. Anders bestaat de kans dat tegen de radarsensor
(voor) wordt gestoten en dat de positie ervan gaat afwijken.
¾De radarsensor (voor) niet verwijderen, demonteren of wijzigen.
¾Neem voor reparaties, vervangen van onderdelen of spuitwerk rondom de radarsensor
(voor) contact op met een officiële Mazda reparateur.
¾Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen. Als er wijzigingen aan de vering worden
aangebracht, kan dit de hoogte van de auto veranderen en bestaat de kans dat de
radarsensor (voor) het voorliggende voertuig of een obstakel niet correct kan bespeuren.
OPMERKING
•Onder de volgende omstandigheden
bestaat de kans dat de radarsensor
(voor) voorliggende voertuigen of
obstakels niet correct kan bespeuren en
dat de systemen niet normaal
functioneren.
•De radiogolven worden door de
achterzijde van een voorliggend
voertuig niet effectief weerkaatst,
zoals bij een ongeladen aanhanger of
een auto met een laadbak die door
een canvaszeil is afgedekt, voertuigen
met een achterklep van hard plastic
en voertuigen met ronde vormen.
•Voorliggende voertuigen die laag zijn
met dus een kleiner gebied voor het
weerkaatsen van radiogolven.
•Het uitzicht wordt verminderd als
gevolg van het opspatten van water,
sneeuw of zand van de banden van
een voorliggend voertuig op uw
voorruit.
•Wanneer de kofferruimte/
bagageruimte beladen is met zware
voorwerpen of de
achterpassagierszittingen bezet zijn.
•IJs, sneeuw of verontreiniging op de
voorzijde van het voorembleem
aanwezig is.
•Tijdens slechte
weersomstandigheden, zoals regen,
sneeuw of zandstormen.
•Bij het rijden in de buurt van
faciliteiten of objecten die krachtige
radiogolven uitzenden.
•Onder de volgende omstandigheden is
het mogelijk dat de radarsensor (voor)
voorliggende voertuigen of obstakels
niet kan bespeuren.
•Het begin en het einde van een bocht.
•Continu bochtige wegen.
•Wegen met smalle rijstroken als
gevolg van wegwerkzaamheden of
afgesloten rijstroken.
•Het voorliggende voertuig komt in de
dode hoek van de radarsensor.
•Het voorliggende voertuig rijdt
abnormaal als gevolg van een
ongeluk of schade.
•Wegen met herhaalde op- en
aflopende hellingen.
•Rijden op slechte wegen of
onverharde wegen.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 318 of 735

•De afstand tussen uw auto en het
voorliggende voertuig is
buitengewoon kort.
•Een voertuig komt plotseling dichtbij
zoals bij het snijden in de rijstrook.
•Gebruik om onjuiste werking van het
systeem te voorkomen banden van
dezelfde voorgeschreven maat,
fabrikant, merk en profiel op alle vier
wielen. Bovendien geen banden met
duidelijk zichtbaar verschillende
slijtagepatronen of bandenspanningen
op dezelfde auto gebruiken (inclusief
het noodreservewiel).
•Als de accucapaciteit zwak is, bestaat
de kans dat het systeem niet correct
functioneert.
•Bij het rijden op wegen met weinig
verkeer en weinig voorliggende
voertuigen of obstakels voor de
radarsensor (voor) om te bespeuren,
bespeurt de sensor dat de radarsensor
(voor) vuil is en bestaat de kans dat het
Smart Brake Support remhulpsysteem/
stadsverkeer-remassistent (SBS/SCBS)
waarschuwingslampje (oranje) tijdelijk
gaat branden. Dit duidt echter niet op
een defect.
•De radarsensoren zijn onderhevig aan
de betreffende radiogolfbepalingen van
het land waarin met de auto wordt
gereden. Als de auto in het buitenland
wordt gebruikt, is er mogelijk
goedkeuring vereist van het land
waarin met de auto wordt gereden.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 319 of 735

/DVHUVHQVRU
'HODVHUVHQVRUYDQGHVWDGVYHUNHHUUHPDVVLVWHQW 6&%6 EHYLQGW]LFKDDQGHERYHQ]LMGHYDQ
GHYRRUUXLWQDELMGHDFKWHUXLWNLMNVSLHJHO

+RXGYRRUGHMXLVWHZHUNLQJYDQGHVWDGVYHUNHHUUHPDVVLVWHQW 6&%6 DOWLMGKHWJHGHHOWH
YDQGHYRRUUXLWURQGRPGHODVHUVHQVRUVFKRRQ
:$$56&+8:,1*
Aangezien de kans bestaat op oogbeschadiging als gevolg van de laser, altijd onderstaande
voorzorgsmaatregelen in acht nemen:
¾De sensor nooit verwijderen.
¾Een verwijderde sensor voldoet niet aan de bepalingen voor een klasse 1M laser onder de
IEC 60825-1 specificatie en derhalve kan oogveiligheid niet gegarandeerd worden.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 320 of 735

¾Kijk niet rechtstreeks in de sensor met gebruik van optische instrumenten met een
vergrotingsfunctie zoals vergrootglazen en microscoop- en objectieflenzen binnen een
afstand van 100 mm van de sensor.

6WUDOLQJVJHJHYHQVYDQODVHUVHQVRU
0D[LPXPJHPLGGHOGYHUPRJHQP:
,PSXOVGXXUQV
*ROIOHQJWHQP
'LYHUJHQWLHKRHN KRUL]RQWDDO

Page:   < prev 1-10 ... 271-280 281-290 291-300 301-310 311-320 321-330 331-340 341-350 351-360 ... 740 next >