dashboard MAZDA MODEL 2 2018 Handleiding (in Dutch)

Page 62 of 735

Rijd niet met een auto met beschadigde onderdelen van het systeem van airbag/
veiligheidsgordelvoorspanners:
Geactiveerde of beschadigde componenten van het airbag/
veiligheidsgordelvoorspannersysteem dienen na elke botsing waarbij deze geactiveerd of
beschadigd werden te worden vernieuwd. Alleen een getrainde deskundige reparateur, bij
voorkeur een officiële Mazda-reparateur kan deze systemen volledig beoordelen om te zien of
deze bij een volgend ongeval zullen functioneren. Rijden met een geactiveerde of
beschadigde airbag of voorspannermodule geeft u verminderde beveiliging bij een volgend
ongeval, waardoor de kans bestaat op ernstig of dodelijk letsel.
De airbagonderdelen in het interieur niet verwijderen:
Het verwijderen van onderdelen zoals de voorzittingen, het voordashboard, het stuurwiel of
delen van de voorruit- en achterruitstijlen en langs de dakrand die airbagonderdelen of
sensoren bevatten is gevaarlijk. In deze onderdelen zijn belangrijke airbagcomponenten
ingebouwd. De airbag zou onvoorzien geactiveerd kunnen worden en daardoor ernstig letsel
kunnen veroorzaken. Laat deze onderdelen altijd door een
officiële Mazda reparateur
verwijderen.
Ruim het airbagsysteem op de juiste wijze op:
Het op ondeskundige wijze opruimen van een airbag of slopen van een auto met airbags die
onder stroom staan, kan uiterst gevaarlijk zijn. Ernstig letsel kan het gevolg zijn wanneer niet
alle veiligheidsmaatregelen in acht worden genomen. Laat een deskundige reparateur, bij
voorkeur een
officiële Mazda reparateur het airbagsysteem veilig opruimen of een auto
uitgerust met een airbagsysteem slopen.
OPMERKING
•De activering van een airbag gaat gepaard met een hard opblaasgeluid en enige
rookontwikkeling. Beide veroorzaken echter geen letsel, alhoewel de weefselstructuur van
de airbags als gevolg van wrijving lichte huidverwondingen kan veroorzaken op
lichaamsdelen die niet door kleding beschermd zijn.
•In het geval u uw Mazda gaat verkopen, dient u de nieuwe eigenaar te informeren omtrent
de aanwezigheid van de aanvullende beveiligingssystemen en hem/haar aan te raden zich
op de hoogte te stellen van de verband houdende instructies, zoals beschreven in het
instructieboekje.
%HODQJULMNHYHLOLJKHLGVXLWUXVWLQJ
656DLUEDJV


Page 78 of 735

6OHXWHOV
:$$56&+8:,1*
Laat nooit de sleutel in uw auto achter
wanneer er zich kinderen in bevinden en
bewaar ze op een plaats waar uw kinderen
ze niet kunnen vinden en er niet mee
kunnen spelen:
Het is gevaarlijk kinderen in een auto
achter te laten waarvan de sleutel in het
contact steekt. Dit kan tot gevolg hebben
dat iemand ernstig letsel wordt
toegebracht of zelfs tot een ongeluk met
dodelijke afloop leiden. Kinderen vinden
deze sleutels mogelijk interessant
speelgoed en zouden de elektrische
ruitbediening of andere functies in werking
kunnen stellen of zelfs de auto in beweging
kunnen zetten.
23*(/(7
¾Aangezien de sleutel (zender) gebruik
maakt van radiogolven van lage
intensiteit, bestaat de kans dat deze
onder de volgende omstandigheden niet
correct functioneert:
¾De sleutel wordt meegedragen samen
met communicatieapparatuur zoals
mobiele telefoons.
¾De sleutel komt in contact met of
wordt afgedekt door een metalen
voorwerp.
¾De sleutel bevindt zich in de buurt van
elektronische apparatuur zoals
personal computers.
¾Er is niet-originele Mazda apparatuur
in de auto geïnstalleerd.
¾Er bevindt zich apparatuur welke
radiogolven uitzendt in de buurt van
de auto.
¾Het is mogelijk dat de sleutel (zender)
buitengewoon veel batterijvermogen
verbruikt als deze radiogolven van hoge
intensiteit ontvangt. Plaats de sleutel niet
in de buurt van elektronische apparatuur
zoals televisies of personal computers.
¾Volg onderstaande instructies om
beschadiging van de sleutel (zender) te
voorkomen:
¾Laat de sleutel niet vallen.
¾Laat de sleutel niet nat worden.
¾Demonteer de sleutel niet.
¾Stel de sleutel niet bloot aan hoge
temperaturen op plaatsen zoals het
dashboard of de motorkap, onder
direct zonlicht.
¾Stel de sleutel niet bloot aan
magnetische velden van enigerlei
aard.
¾Plaats geen zware voorwerpen op de
sleutel.
¾De sleutel niet in een ultrasonisch
reinigingsapparaat plaatsen.
¾Geen magnetische voorwerpen in de
buurt van de sleutel brengen.

+HWFRGHQXPPHUYDQGHVOHXWHOVLV
LQJHSRQVWRSKHWSODDWMHGDWDDQGH
VOHXWHOVHWEHYHVWLJGLVPDDNGLWSODDWMHORV
HQEHZDDUGLWRSHHQYHLOLJHSODDWV QLHWLQ
GHDXWR YRRUKHWJHYDOXHHQQLHXZH
VOHXWHOPRHWEHVWHOOHQ KXOSVOHXWHO 
$OYRUHQVWHJDDQULMGHQ
6OHXWHOV


Page 120 of 735

$DQEUHQJHQYDQ
ZLM]LJLQJHQHQDDQYXOOHQGH
DSSDUDWXXU
0D]GDNDQQLHWJDUDQWVWDDQYRRUGHMXLVWH
ZHUNLQJYDQKHWVWDUWEORNNHHUV\VWHHPHQ
KHWDQWLGLHIVWDOEHYHLOLJLQJVV\VWHHPDOVHU
ZLM]LJLQJHQDDQKHWV\VWHHP]LMQ
DDQJHEUDFKWRIDOVHUDDQYXOOHQGH
DSSDUDWXXULVDDQJHVORWHQ
23*(/(7
Om beschadiging van de auto te
voorkomen, geen wijzigingen aan het
systeem aanbrengen of aanvullende
apparatuur op het startblokkeersysteem en
het anti-diefstal beveiligingssysteem of de
auto aansluiten.
6WDUWEORNNHHUV\VWHHP
+HWVWDUWEORNNHHUV\VWHHP]RUJWHUYRRUGDW
GHPRWRUHQNHONDQZRUGHQJHVWDUWPHW
HHQVOHXWHOGLHGRRUKHWV\VWHHPKHUNHQG
ZRUGW

$OVLHPDQGSUREHHUWGHPRWRUWHVWDUWHQ
PHWHHQVOHXWHOGLHQLHWZRUGWKHUNHQG]DO
GHPRWRUQLHWVWDUWHQKHWJHHQDXWRGLHIVWDO
KHOSWYRRUNRPHQ
1HHPFRQWDFWRSPHWHHQRIILFLsOH
0D]GDUHSDUDWHXULQGLHQXHHQSUREOHHP
KHHIWPHWKHWVWDUWEORNNHHUV\VWHHPRIPHW
GHVOHXWHO
23*(/(7
¾Veranderingen of
modificaties die niet
uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de
partij die verantwoordelijk is voor de
compliantie kunnen de garantie op de
apparatuur ongeldig maken.
¾Volg onderstaande instructies om
beschadiging van de sleutel te
voorkomen:
¾Laat de sleutel niet vallen.
¾Laat de sleutel niet nat worden.
¾Stel de sleutel niet bloot aan
magnetische velden van enigerlei
aard.
¾Stel de sleutel niet bloot aan hoge
temperaturen op plaatsen zoals het
dashboard of de motorkap, onder
direct zonlicht.
$OYRUHQVWHJDDQULMGHQ
%HYHLOLJLQJVV\VWHHP


Page 176 of 735

OPMERKING
•(Met automatische
verlichtingsregeling)
Wanneer het contact in de vroege avond
of bij schemering op ON wordt gezet,
wordt de dashboardverlichting
gedurende enkele seconden gedimd
totdat de lichtsensor de helderheid van
de omgeving bespeurt, echter het is
mogelijk dat na het bespeuren van de
helderheid de dimmer wordt
uitgeschakeld.
•Wanneer de positielampen worden
ingeschakeld, gaat het indicatielampje
van de positielampen in de
instrumentengroep branden.
Zie Koplampen op pagina 4-65.
'HKHOGHUKHLGYDQGHLQVWUXPHQWHQJURHS
HQGDVKERDUGYHUOLFKWLQJHQNXQQHQ
DIJHVWHOGZRUGHQGRRUKHWGUDDLHQYDQGH
NQRS
•'RRUGHNQRSQDDUOLQNVWHGUDDLHQ
QHHPWGHKHOGHUKHLGDI:DQQHHUGH
NQRSQDDUGHPD[LPDOHGLPVWDQGLV
JHGUDDLGNOLQNWHUHHQSLHSWRRQ
•'RRUGHNQRSQDDUUHFKWVWHGUDDLHQ
QHHPWGHKHOGHUKHLGWRH
Gedimd
Helder
)XQFWLHYRRUXLWVFKDNHOHQYDQGH
YHUOLFKWLQJVGLPPHU
:DQQHHUKHWFRQWDFWRS21VWDDWHQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSJHGLPGZRUGWNDQGH
YHUOLFKWLQJVGLPPHUXLWJHVFKDNHOGZRUGHQ
GRRUGHGDVKERDUGYHUOLFKWLQJVNQRSQDDU
UHFKWVWHGUDDLHQWRWGDWHUHHQSLHSWRRQ
NOLQNW$OVGH]LFKWEDDUKHLGYDQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSDOVJHYROJYDQ
OLFKWLQYDOYDQEXLWHQLVYHUPLQGHUGGH
YHUOLFKWLQJVGLPPHUXLWVFKDNHOHQ
OPMERKING
•Wanneer de verlichtingsdimmer is
uitgeschakeld, kan de
instrumentengroep niet gedimd worden
als de positielampen zijn ingeschakeld.
•Wanneer de verlichtingsdimmer wordt
uitgeschakeld, schakelt het scherm in de
middendisplay over naar de constante
weergave van het dagscherm.
▼▼%XLWHQWHPSHUDWXXUGLVSOD\
:DQQHHUKHWFRQWDFWRS21ZRUGWJH]HW
ZRUGWGHEXLWHQWHPSHUDWXXUJHWRRQG

OPMERKING
•Onder de volgende omstandigheden kan
de getoonde buitentemperatuur afwijken
van de werkelijke buitentemperatuur,
afhankelijk van de directe omgeving en
de omstandigheden waarin de auto zich
bevindt:
•Beduidend lage of hoge temperaturen.
•Plotselinge veranderingen in
buitentemperatuur.
7LMGHQVKHWULMGHQ
,QVWUXPHQWHQJURHSHQGLVSOD\

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 211 of 735

23*(/(7
¾De lichtsensor niet afdekken door een sticker of een label op de voorruit te plakken. Anders
zal de lichtsensor niet correct functioneren.

¾De lichtsensor functioneert ook als een regensensor voor de automatische
ruitenwisserregeling. Houd handen en ruitenkrabbers uit de buurt van de voorruit wanneer
de ruitenwisserhendel in de stand
staat en het contact op ON gezet is, aangezien
vingers beklemd kunnen raken of de ruitenwissers en wisserbladen beschadigd kunnen
worden wanneer de ruitenwissers automatisch in werking gesteld worden. Als u de voorruit
gaat reinigen, er op letten dat de ruitenwissers volledig zijn uitgeschakeld Š dit is vooral
belangrijk bij het verwijderen van ijs en sneeuw Š wanneer het bijzonder verleidelijk is om
de motor te laten draaien.
OPMERKING
•De koplampen, overige buitenverlichting en dashboardverlichting gaan mogelijk niet
onmiddellijk uit in het geval de omgeving ineens helder verlicht wordt, aangezien de
lichtsensor bepaalt dat het avond is als de omgeving gedurende enkele minuten continu
donker is, zoals bijvoorbeeld in lange tunnels, bij files in tunnels of in parkeergarages.
In dit geval wordt de verlichting uitgeschakeld als de verlichtingsschakelaar naar de
stand
gedraaid wordt.
•Wanneer de koplampschakelaar in de stand staat en het contact op ACC gezet wordt
of uitgezet wordt, zullen de koplampen, de overige buitenverlichting en de
dashboardverlichting uitgeschakeld worden.
•De dashboardverlichting kan afgesteld worden door het draaien van de knop in de
instrumentengroep. Ook kan de dag/nachtstand veranderd worden door de knop te
draaien totdat er een pieptoon gegeven wordt. Afstellen van de helderheid van de
dashboardverlichting: Zie Dashboardverlichting op pagina 4-31.
•De gevoeligheid van de AUTO lampen kan gewijzigd worden door een officiële Mazda
reparateur. Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-13.
7LMGHQVKHWULMGHQ
6FKDNHODDUVHQUHJHODDUV


Page 215 of 735

9RRUPLVWOLFKWHQ
'HYRRUPLVWOLFKWHQNXQQHQZRUGHQ
JHEUXLNWZDQQHHUKHWFRQWDFWRS21VWDDW
*HEUXLNGH]HVFKDNHODDURPGH
YRRUPLVWOLFKWHQLQWHVFKDNHOHQ'H
YRRUPLVWOLFKWHQKHOSHQKHW]LFKWLQKHW
GRQNHUHQWLMGHQVPLVWWHYHUEHWHUHQ

9RRUKHWLQVFKDNHOHQYDQGH
YRRUPLVWOLFKWHQGHPLVWOLFKWVFKDNHODDU
QDDUGHVWDQG
RIGUDDLHQ GH
PLVWOLFKWVFKDNHODDUNHHUWDXWRPDWLVFKQDDU
GHVWDQG
WHUXJ 

Mistlichtschakelaar
$OYRUHQVGHYRRUPLVWOLFKWHQLQWH
VFKDNHOHQGLHQWGHNRSODPSVFKDNHODDULQ
GHVWDQG
RIWHVWDDQ
+HWYRRUPLVWOLFKWLQGLFDWLHODPSMHLQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSJDDWEUDQGHQZDQQHHU
KHWYRRUPLVWOLFKWLQJHVFKDNHOGLV

9RRUKHWXLWVFKDNHOHQYDQGH
YRRUPLVWOLFKWHQHHQYDQRQGHUVWDDQGH
VWDSSHQXLWYRHUHQ
•'UDDLGHPLVWOLFKWVFKDNHODDUQDDUGH
VWDQG

•'UDDLGHNRSODPSVFKDNHODDUQDDUGH
VWDQG

•=HWKHWFRQWDFWLQHHQDQGHUHVWDQGGDQ
21
OPMERKING
•(Met automatische
verlichtingsregeling)
Als de mistlichtschakelaar in de stand
of staat en de koplampschakelaar in
de stand
staat, worden de
voormistlichten ingeschakeld wanneer
de koplampen, de buitenverlichting en
de dashboardverlichting ingeschakeld
zijn.
•Als de mistlichtschakelaar naar de
stand gedraaid wordt (de
mistlichtschakelaar keert automatisch
naar de
stand terug), gaat ook het
mistachterlicht branden en gaat het
indicatielampje mistachterlicht in de
instrumentengroep eveneens branden.
7LMGHQVKHWULMGHQ
6FKDNHODDUVHQUHJHODDUV

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 216 of 735

0LVWDFKWHUOLFKW
+HWPLVWDFKWHUOLFKWNDQZRUGHQJHEUXLNW
ZDQQHHUKHWFRQWDFWRS21VWDDW
+HWPLVWDFKWHUOLFKW]RUJWHUYRRUGDWXZ
DXWREHWHUJH]LHQZRUGW
:DQQHHUGHYHUOLFKWLQJZRUGW
LQJHVFKDNHOGJDDWKHWLQGLFDWLHODPSMHYDQ
GHPLVWDFKWHUOLFKWHQLQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSEUDQGHQ

▼7\SH$ PHWPLVWODPSHQYRRU
$OYRUHQVKHWPLVWDFKWHUOLFKWLQWH
VFKDNHOHQGLHQWGHNRSODPSVFKDNHODDULQ
GH
RIVWDQGWHVWDDQ

9RRUKHWLQVFKDNHOHQYDQKHW
PLVWDFKWHUOLFKWGHPLVWOLFKWVFKDNHODDU
QDDUGH
VWDQGGUDDLHQ GH
PLVWOLFKWVFKDNHODDUNHHUWDXWRPDWLVFKQDDU
GH
VWDQGWHUXJ 
+HWLQGLFDWLHODPSMHPLVWDFKWHUOLFKWLQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSJDDWEUDQGHQZDQQHHU
KHWPLVWDFKWHUOLFKWLVLQJHVFKDNHOG

Mistlichtschakelaar
9RRUKHWXLWVFKDNHOHQYDQKHW
PLVWDFKWHUOLFKWHHQYDQRQGHUVWDDQGH
VWDSSHQXLWYRHUHQ
•'UDDLGHPLVWOLFKWVFKDNHODDUQRJPDDOV
QDDUGHVWDQG
 GHPLVWOLFKWVFKDNHODDU
NHHUWDXWRPDWLVFKQDDUGHVWDQG
WHUXJ 
•'UDDLGHNRSODPSVFKDNHODDUQDDUGH
VWDQG

•=HWKHWFRQWDFWLQHHQDQGHUHVWDQGGDQ
21
+HWLQGLFDWLHODPSMHPLVWDFKWHUOLFKWLQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSJDDWXLWZDQQHHUKHW
PLVWDFKWHUOLFKWZRUGWXLWJHVFKDNHOG
OPMERKING
•De voormistlichten worden ingeschakeld
wanneer het mistachterlicht wordt
ingeschakeld.
•Als de mistlichtschakelaar naar de stand
gedraaid wordt (de
mistlichtschakelaar keert automatisch
naar de stand
terug), gaat het
voormistlichtindicatielampje in de
instrumentengroep eveneens branden.
•(Met automatische
verlichtingsregeling)
Wanneer de koplampschakelaar in de
stand staat, zal het mistachterlicht
ingeschakeld worden wanneer de
koplampen, de buitenverlichting en de
dashboardverlichting ingeschakeld zijn.
7LMGHQVKHWULMGHQ
6FKDNHODDUVHQUHJHODDUV

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 217 of 735

▼7\SH% =RQGHUYRRUPLVWOLFKW
9RRUKHWLQVFKDNHOHQYDQKHW
PLVWDFKWHUOLFKWGLHQHQGHNRSODPSHQ
LQJHVFKDNHOGWH]LMQ

9RRUKHWLQVFKDNHOHQYDQKHWPLVWDFKWHUOLFKW
GHPLVWOLFKWVFKDNHODDUQDDUGH
VWDQGGUDDLHQ
GHPLVWOLFKWVFKDNHODDUNHHUWDXWRPDWLVFKQDDU
]LMQRRUVSURQNHOLMNHVWDQGWHUXJ 
+HWLQGLFDWLHODPSMHPLVWDFKWHUOLFKWLQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSJDDWEUDQGHQZDQQHHU
KHWPLVWDFKWHUOLFKWLVLQJHVFKDNHOG

Mistlichtschakelaar
9RRUKHWXLWVFKDNHOHQYDQKHW
PLVWDFKWHUOLFKWHHQYDQRQGHUVWDDQGH
VWDSSHQXLWYRHUHQ
•'UDDLGHPLVWOLFKWVFKDNHODDUQRJPDDOV
QDDUGHVWDQG
 GHPLVWOLFKWVFKDNHODDU
NHHUWDXWRPDWLVFKQDDU]LMQ
RRUVSURQNHOLMNHVWDQGWHUXJ 
•'UDDLGHNRSODPSVFKDNHODDUQDDUGH
VWDQG

+HWLQGLFDWLHODPSMHPLVWDFKWHUOLFKWLQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSJDDWXLWZDQQHHUKHW
PLVWDFKWHUOLFKWZRUGWXLWJHVFKDNHOG
OPMERKING
(Met automatische verlichtingsregeling)
Wanneer de koplampschakelaar in de
stand staat en de koplampen, buitenverlichting
en dashboardverlichting branden, gaat het
mistachterlicht branden wanneer de schakelaar
mistachterlicht wordt aangezet.
5LFKWLQJDDQZLM]HUVHQ
VLJQDOHQYRRU
ULMVWURRNYHUDQGHULQJ
9RRUJHEUXLNYDQGHULFKWLQJDDQZLM]HUHQ
KHWVLJQDDOYRRUULMVWURRNYHUDQGHULQJPRHW
KHWFRQWDFWRS21VWDDQ
▼▼5LFKWLQJDDQZLM]HUV
%HZHHJGHULFKWLQJDDQZLM]HUKHQGHOQDDU
EHQHGHQ YRRUHHQERFKWQDDUOLQNV RI
QDDUERYHQ YRRUHHQERFKWQDDUUHFKWV WRW
DDQGHVWRSVWDQG1DKHWQHPHQYDQGH
ERFKWZRUGHQGHULFKWLQJDDQZLM]HUV
DXWRPDWLVFKXLWJHVFKDNHOG

$OVGHLQGLFDWRUQDKHWQHPHQYDQGH
ERFKWEOLMIWNQLSSHUHQGLHQWXGHKHQGHO
PHWGHKDQGLQGHXLWJDQJVSRVLWLHWHUXJWH
]HWWHQ
Bocht naar rechts
Bocht naar links Verandering naar
rechter rijbaan
Verandering naar
linker rijbaanUIT
7LMGHQVKHWULMGHQ
6FKDNHODDUVHQUHJHODDUV


Page 358 of 735

▼.LH]HQYDQGHOXFKWVWURRPIXQFWLH
Dashboardluchtroosters
Dashboard- en vloerluchtroosters
VloerluchtroostersOntwasemings- en vloerluchtroosters
Ontwasemingsluchtroosters
* Met achterste luchtroosters
OPMERKING
De locatie waar de luchtstroom de ventilatieopeningen verlaat en de hoeveelheid
luchtstroom kunnen veranderen, afhankelijk van de mate waarin de luchtroosters geopend
of gesloten zijn.
,QWHULHXUYRRU]LHQLQJHQ
.OLPDDWUHJHOV\VWHHP


Page 433 of 735

3UREOHHP 2RU]DDN 2SORVVLQJVPHWKRGH
'HYHUELQGLQJZRUGWPHWWXVVHQSR
]HQRQGHUEURNHQ+HWDSSDUDDWEHYLQGW]LFKRSHHQ
SODDWVZDDU]LFKJHPDNNHOLMNUDGLR
JROIVWRULQJNDQYRRUGRHQ]RDOVLQ
HHQWDVRSHHQDFKWHU]LWWLQJRILQHHQ
DFKWHU]DNYDQHHQEURHN%UHQJGHDSSDUDWXXUQDDUHHQSODDWV
ZDDURQWYDQJVWVWRULQJ]LFKPLQGHU
VQHOYRRUGRHW
:RUGWQLHWDXWRPDWLVFKYHUERQGHQ
ZDQQHHUGHPRWRUJHVWDUWZRUGW'HNRSSHOLQJVLQIRUPDWLHZRUGWELM
JHZHUNWZDQQHHUKHWEHVWXULQJVV\V
WHHPYDQKHWDSSDUDDWZRUGWELMJH
ZHUNW9RHUNRSSHOLQJQRJPDDOVXLW

 ,QVWHOOLQJGLHGHDDQZH]LJKHLGRSVSRRUWYDQDSSDUDWXXUEXLWHQGH%OXHWRRWKŠHHQKHLG
OPMERKING
•Bij het updaten van het besturingssysteem van de apparatuur bestaat de kans dat de
koppelingsinformatie gewist wordt. Herprogrammeer in dit geval de koppelingsinformatie
in de Bluetooth
® eenheid.
•Als u uw telefoon koppelt die reeds in het verleden meerdere malen aan uw auto is
gekoppeld, dient u “Mazda” op uw mobiele apparaat te wissen. Voer vervolgens de
Bluetooth
® zoekprocedure nogmaals op uw mobiele apparaat uit en koppel dit aan een
nieuw bespeurde “Mazda”.
•Controleer alvorens u uw apparaat koppelt, dat Bluetooth® op zowel uw telefoon als op
de auto “AAN” zijn.
•Als met Bluetooth® uitgeruste apparatuur op de volgende plaatsen of omstandigheden
wordt gebruikt, is verbinding via Bluetooth
® wellicht niet mogelijk.
•Het apparaat bevindt zich op een plaats die verborgen is voor de eenheid, zoals achter
of onder een zitting of in het dashboardkastje.
•Het apparaat komt in contact met of wordt afgedekt door een metalen voorwerp of
behuizing.
•Het apparaat is ingesteld op de energiebesparingsmodus.
•Voor Bluetooth® handsfree en Bluetooth® audio kan diverse met Bluetooth® uitgeruste
apparatuur worden gebruikt. Bijvoorbeeld, apparaat A kan worden aangesloten als een
Bluetooth
® handsfree apparaat en apparaat B kan worden aangesloten als een
Bluetooth
® audioapparaat. Echter als deze tegelijkertijd worden gebruikt, kan zich het
volgende voordoen.
•De Bluetooth® verbinding van het apparaat wordt verbroken.
•Er doet zich storing voor in de handsfree audio.
•Handsfree werkt langzaam.
,QWHULHXUYRRU]LHQLQJHQ
$XGLRVHW>7\SH$ QLHWDDQUDDNVFKHUP @