MAZDA MODEL 2 2019 Handleiding (in Dutch)

Page 271 of 827

▼*HEUXLNYDQKHWV\VWHHP
+HWV\VWHHPVFKDNHOWGHNRSODPSHQRYHU
QDDUJURRWOLFKWQDGDWKHWFRQWDFWRS21LV
JH]HWHQGHNRSODPSVFKDNHODDULQGHVWDQG
VWDDW7HJHOLMNHUWLMGJDDWKHW$/+
LQGLFDWLHODPSMH JURHQ LQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSEUDQGHQ
'H$/+EHSDOHQGDWKHWEXLWHQGRQNHULV
RSEDVLVYDQGHKHOGHUKHLGYDQGH
RPJHYLQJ
+HWV\VWHHPZRUGWXLWJHVFKDNHOGZDQQHHU
GHNRSODPSVFKDNHODDULQHHQDQGHUHVWDQG
GDQ
JH]HWZRUGWGHNRSODPSHQ
KDQGPDWLJRSGLPOLFKWZRUGHQ
RYHUJHVFKDNHOGRIPHWJURRWOLFKWHHQ
NQLSSHUOLFKWVLJQDDOJHJHYHQZRUGW
OPMERKING
Het systeem kan zodanig worden gewijzigd
dat de ALH niet werken.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-15.
▼▼+DQGPDWLJRYHUVFKDNHOHQ
2YHUVFKDNHOHQQDDUGLPOLFKW
=HWGHKHQGHOLQGHVWDQGYRRUGLPOLFKW
+HW$/+LQGLFDWLHODPSMH JURHQ JDDWXLW
2YHUVFKDNHOHQQDDUJURRWOLFKW
'UDDLGHNRSODPSVFKDNHODDUQDDUGHVWDQG

+HW$/+LQGLFDWLHODPSMH JURHQ JDDWXLW
HQ
JDDWEUDQGHQ
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 272 of 827

5LMVWURRNDIZLMNLQJVZDDUVFKXZLQJVV\VWHHP /':6
+HW/':6VWHOWGHEHVWXXUGHURSGHKRRJWHGDWGHDXWRYDQ]LMQULMVWURRNDIZLMNW
+HWV\VWHHPEHVSHXUWGHZLWWHRIJHOHVWUHSHQRSGHULMVWURRNPHWJHEUXLNYDQGH
YRRUXLWULMFDPHUD )6& HQDOVGLWEHSDDOWGDWGHDXWRYDQGHULMVWURRNJDDWDIZLMNHQ
ZDDUVFKXZWKHWGHEHVWXXUGHUGRRUPLGGHOYDQGH$FWLYH'ULYLQJ'LVSOD\ YRHUWXLJHQPHW
$FWLYH'ULYLQJ'LVSOD\ KHWNQLSSHUHQYDQKHW/':6ZDDUVFKXZLQJVODPSMHHQKHW
DFWLYHUHQYDQGH/':6ZDDUVFKXZLQJV]RHPHU
*HEUXLNKHW/':6ELMKHWULMGHQRSZHJHQPHWZLWWHRIJHOHVWUHSHQ
=LH9RRUXLWULMFDPHUDRSSDJLQD

Vooruitrijcamera (FSC)
+HWZDDUVFKXZLQJVODPSMHJDDWEUDQGHQDOVKHWV\VWHHPGHIHFWLV
=LH:DDUVFKXZLQJVODPSMHVRSSDJLQD
:$$56&+8:,1*
Gebruik het LDWS niet onder de volgende omstandigheden:
De kans bestaat dat het systeem niet adequaat reageert op de werkelijke rijomstandigheden,
waardoor ongelukken veroorzaakt kunnen worden.
¾Bij het rijden op wegen met scherpe bochten.
¾Bij het rijden onder slechte weersomstandigheden (regen, mist en sneeuw).
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 273 of 827

De functies van het LDWS hebben beperkingen:
Blijf altijd uw baan aanhouden met behulp van het stuurwiel en rijd voorzichtig. Het systeem
is niet bestemd is om compensatie te geven voor onvoldoende voorzichtigheid van de
bestuurder en als u teveel op het LDWS vertrouwt kan dit tot ongelukken leiden. De
bestuurder is verantwoordelijk voor het veilig uitvoeren van rijstrookveranderingen en
overige manoeuvres. Let altijd nauwkeurig op de richting waarin de auto rijdt en de directe
omgeving ervan.
23*(/(7
Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen. Als de hoogte van de auto of de
dempingskracht van de vering wordt gewijzigd, kan het LDWS niet juist functioneren.
OPMERKING
xAls uw auto van zijn rijstrook afwijkt, wordt het LDWS in werking gesteld
(waarschuwingsgeluid en indicatielampje). Stuur de auto adequaat bij om de auto weer
naar het midden van de rijstrook te brengen.
xWanneer de richtingaanwijzerhendel wordt bediend om van rijstrook te veranderen, wordt
de LDWS waarschuwing automatisch uitgeschakeld. De LDWS waarschuwing wordt
werkzaam wanneer de richtingaanwijzerhendel teruggezet wordt en het systeem de witte
of gele strepen bespeurt.
xAls het stuurwiel, het gaspedaal of het rempedaal abrupt worden bediend en de auto dicht
in de buurt van een witte of gele streep komt, bepaalt het systeem dat de bestuurder van
rijstrook verandert en wordt de LDWS waarschuwing automatisch uitgeschakeld.
xHet is mogelijk dat het LDWS niet functioneert tijdens de periode onmiddellijk nadat de
auto van zijn rijstrook is afgeweken en het LDWS in werking is getreden, of wanneer de
auto binnen een korte periode van tijd herhaalde malen van de rijstrook is afgeweken.
xHet LDWS functioneert niet als de witte of gele strepen van de rijstrook niet bespeurd
worden.
xOnder de volgende omstandigheden bestaat de kans dat het LDWS de witte of gele strepen
niet correct kan bespeuren en dat het LDWS niet juist functioneert.
xAls een voorwerp dat op het instrumentenpaneel geplaatst is in de voorruit weerkaatst
wordt en door de camera wordt opgenomen.
xWanneer er zware bagage in de bagageruimte of op de achterzitting is geplaatst en de
auto overhelt.
xWanneer de bandenspanning niet op de voorgeschreven druk is afgesteld.
xWanneer de auto op de oprit/afrit van de pleisterplaats of het tolhek van een snelweg
rijdt.
xWanneer de witte of gele strepen minder goed zichtbaar zijn doordat deze vuil zijn of de
verf afgesleten is.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 274 of 827

xWanneer het voorliggende voertuig nabij een witte of gele streep rijdt en de streep
minder goed zichtbaar is.
xWanneer de witte of gele strepen niet goed zichtbaar zijn als gevolg van slecht weer
(regen, mist of sneeuw).
xBij het rijden op een tijdelijke rijstrook of weggedeelte met afgesloten rijstrook als
gevolg van wegwerkzaamheden.
xWanneer een misleidende streep op de weg wordt waargenomen, zoals bij een tijdelijke
streep voor wegwerkzaamheden, of door schaduweffecten, sneeuwresten of gleuven met
water.
xWanneer de helderheid van de omgeving plotseling verandert, zoals bij het in- of
uitrijden van een tunnel.
xWanneer de verlichting van de koplampen afgezwakt is als gevolg van verontreiniging
of afwijking van de optische as.
xWanneer de voorruit verontreinigd of beslagen is.
xWanneer achterverlichting op het wegdek reflecteert.
xWanneer het wegdek nat en glimmend is na regen, of als er plassen op de weg zijn.
xWanneer een schaduw van de vangrail parallel aan de witte of gele streep op de weg
valt.
xWanneer de rijstrook buitengewoon smal of breed is.
xWanneer de weg buitengewoon oneffen is.
xWanneer de auto schokt na een hobbel in de weg.
xWanneer er twee of meer naast elkaar gelegen witte of gele strepen zijn.
xWanneer er wegmarkeringen of rijstrookmarkeringen van diverse vormen zijn in de
buurt van een kruising.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 275 of 827

▼:DQQHHUKHWV\VWHHPLQZHUNLQJLV
 :DQQHHUGH/':62))VFKDNHODDU
ZRUGWLQJHGUXNWJDDWKHWV\VWHHPRYHU
QDDUVWDQGE\HQJDDWKHW/':62))
LQGLFDWLHODPSMHLQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSXLW
 5LMGWHUZLMOKHW/':62))
LQGLFDWLHODPSMHXLWLVQDDUKHWPLGGHQ
YDQGHULMVWURRN+HWV\VWHHP]DO
EHJLQQHQWHIXQFWLRQHUHQZDQQHHUDDQ
DOOHRQGHUVWDDQGHYRRUZDDUGHQLV
YROGDDQ
x'HDXWRULMGWLQKHWPLGGHQYDQGH
ULMVWURRNPHWGHZLWWHRIJHOHVWUHSHQ
DDQGHOLQNHURIUHFKWHU]LMGHRIDDQ
ZHHUV]LMGHQ
x'HULMVQHOKHLGLVRQJHYHHUNPK
RIKRJHU
x'HDXWRULMGWRSHHQUHFKWHZHJRIRS
HHQZHJPHWIODXZHERFKWHQ
+HW/':6V\VWHHPZHUNWQLHWLQGH
YROJHQGHJHYDOOHQ
x+HWV\VWHHPNDQGHZLWWHRIJHOH
VWUHSHQQLHWEHVSHXUHQ
x'HULMVQHOKHLGLVPLQGHUGDQ
RQJHYHHUNPK
x'HDXWRPDDNWHHQVFKHUSHERFKW
x'HDXWRPDDNWHHQERFKWPHWHHQ
QLHWDDQJHSDVWHVQHOKHLG
OPMERKING
xHet LDWS functioneert niet totdat het
systeem een witte of gele streep aan de
linker- of rechterzijde heeft bespeurd.
xWanneer het systeem een witte of gele
streep enkel aan één zijde bespeurt,
activeert het systeem alleen de
waarschuwing wanneer de auto afwijkt
aan de zijde waar de witte of gele streep
bespeurd wordt.
xDe afstand- en
waarschuwingsgevoeligheid die door
het systeem wordt gebruikt om de
mogelijkheid van een rijstrookafwijking
te bepalen kan gewijzigd worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-15.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 276 of 827

$XWRPDWLVFKHXLWVFKDNHOLQJ
,QGHYROJHQGHJHYDOOHQZRUGWKHW/':6
DXWRPDWLVFKXLWJHVFKDNHOGHQJDDWKHW
/':6ZDDUVFKXZLQJVODPSMHLQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSEUDQGHQ
x'HWHPSHUDWXXUELQQHQLQGHFDPHUDLV
KRRJRIODDJ
x'HYRRUUXLWURQGRPGHFDPHUDLV
EHVODJHQ
x'HYRRUUXLWURQGRPGHFDPHUDZRUGW
GRRUHHQREVWDNHOJHEORNNHHUG
ZDDUGRRUKHWXLW]LFKWQDDUYRUHQ
EHOHPPHUGZRUGW
+HW/':6ZRUGWDXWRPDWLVFK
LQJHVFKDNHOGZDQQHHUDDQGHYRRUZDDUGHQ
YRRUKHWIXQFWLRQHUHQLVYROGDDQHQKHW
/':6ZDDUVFKXZLQJVODPSMHJDDWXLW
:DDUVFKXZLQJYRRUDXWRPDWLVFKH
XLWVFKDNHOLQJ
:DQQHHUGHYROJHQGHKDQGHOLQJHQZRUGHQ
XLWJHYRHUGEHSDDOWKHW/':6GDWGH
EHVWXXUGHUGHEHGRHOLQJKHHIWYDQULMVWURRN
WHZLVVHOHQHQZRUGWGH/':6
ZDDUVFKXZLQJDXWRPDWLVFKXLWJHVFKDNHOG
+HW/':6ZRUGWQDGDWGHEHVWXXUGHUGH
KDQGHOLQJKHHIWXLWJHYRHUGDXWRPDWLVFK
LQJHVFKDNHOG
x+HWVWXXUZLHOZRUGWDEUXSWJHGUDDLG
x+HWUHPSHGDDOZRUGWDEUXSWLQJHWUDSW
x+HWJDVSHGDDOZRUGWDEUXSWLQJHWUDSW
x'HULFKWLQJDDQZLM]HUKHQGHOZRUGW
EHGLHQG QDGDWGH
ULFKWLQJDDQZLM]HUKHQGHOLVWHUXJJH]HWLV
KHWPRJHOLMNGDWKHW/':6JHGXUHQGH
RQJHYHHUVHFRQGHQQLHWZHUNWGHWLMG
GLHQRGLJLVRPGHULMVWURRNFRUUHFWLHXLW
WHYRHUHQ 
OPMERKING
Nadat met de richtingaanwijzerhendel in
werking ongeveer 60 seconden zijn
verstreken, zal de LDWS waarschuwing in
werking treden als de auto dicht bij een
witte of gele streep komt.
▼8LWVFKDNHOHQYDQKHWV\VWHHP
'UXNRSGH/':62))VFKDNHODDURPKHW
/':6V\VWHHPXLWWHVFKDNHOHQ+HW
/':62))LQGLFDWLHODPSMHJDDWEUDQGHQ
▼5LMVWURRNDIZLMNLQJVZDDUVFKXZLQJVV
\VWHHP /':6 ZDDUVFKXZLQJ
$OVKHWV\VWHHPEHSDDOWGDWGH
PRJHOLMNKHLGYDQHHQULMVWURRNDIZLMNLQJ
EHVWDDWZRUGWGH/':6
ZDDUVFKXZLQJV]RHPHUJHDFWLYHHUGHQJDDW
KHW/':6ZDDUVFKXZLQJVODPSMH
NQLSSHUHQ%HGLHQKHWVWXXUZLHORS
JHVFKLNWHZLM]HHQVWXXUGHDXWRQDDUKHW
PLGGHQYDQGHULMVWURRN
$OVELMYRHUWXLJHQXLWJHUXVWPHWGH$FWLYH
'ULYLQJ'LVSOD\GHPRJHOLMNKHLGEHVWDDW
YDQHHQULMVWURRNDIZLMNLQJJHHIWKHW
V\VWHHPLQGHDFWLHIULMGHQGLVSOD\GH
ULFKWLQJDDQZDDULQZRUGWEHSDDOGGDWGH
DXWRYDQGHULMVWURRNDIZLMNW
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 277 of 827

,QGLFDWLHRSGLVSOD\

OPMERKING
xAls het LDWS waarschuwingsgeluid op
trilling
*1 is ingesteld, klinkt het geluid
vanuit de autoluidspreker aan de zijde
waar het systeem bepaald heeft dat de
auto van de rijstrook afwijkt.
xDe kans bestaat dat de LDWS
waarschuwingszoemer moeilijk
hoorbaar is, afhankelijk van de
omgevingsomstandigheden zoals
geluiden van buiten.
xHet volume van het LDWS
waarschuwingsgeluid kan veranderd
worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-15.
xHet type waarschuwingsgeluid
(rammelgeluid
*1/zoemtoon) op de
LDWS kan gewijzigd worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-15.
*1 Een rammelstrook is een reeks groeven
in het wegdek die op regelmatige
afstand zijn aangebracht en die
wanneer het voertuig er over heen
rijdt een trilling en rammelgeluid
teweegbrengen om de bestuurder te
waarschuwen dat het voertuig de
rijstrook verlaat.
Het rammelgeluid is een reproductie
van het geluid dat teweeg wordt
gebracht wanneer een voertuig over
een rammelstrook rijdt.

Rammelgeluid
Groef
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 278 of 827

'RGHKRHNPRQLWRU %60
'H%60LVEHGRHOGRPGHEHVWXXUGHUWHKHOSHQELMKHWFRQWUROHUHQYDQKHWJHELHGDDQGH
DFKWHU]LMGHYDQGHDXWRDDQEHLGHNDQWHQWLMGHQVKHWZLVVHOHQYDQULMVWURRNGRRUGH
EHVWXXUGHUWHDWWHQGHUHQRSGHDDQZH]LJKHLGYDQYRHUWXLJHQGLHRSHHQQDDVWJHOHJHQ
ULMVWURRNYDQDFKWHUHQQDGHUHQ
'H%60GHWHFWHHUWYRHUWXLJHQGLHYDQDFKWHUHQQDGHUHQELMKHWULMGHQLQYRRUZDDUWVH
ULFKWLQJPHWHHQVQHOKHLGYDQNPKRIKRJHUHQDWWHQGHHUWGHEHVWXXUGHUGRRUKHW
RSOLFKWHQYDQKHW%60ZDDUVFKXZLQJVLQGLFDWLHODPSMHHQKHWZHHUJHYHQYDQKHW
YRHUWXLJGHWHFWLHVFKHUP YRHUWXLJHQPHW$FWLYH'ULYLQJ'LVSOD\ 
$OVGHULFKWLQJDDQZLM]HUKHQGHOZRUGWEHGLHQGYRRUKHWDDQJHYHQYDQHHQ
ULMVWURRNYHUDQGHULQJLQGHULFKWLQJZDDULQKHW%60ZDDUVFKXZLQJVLQGLFDWLHODPSMHRSOLFKW
HQKHWQDGHUHQGHYRHUWXLJZRUGWJHGHWHFWHHUGDWWHQGHHUWGH%60GHEHVWXXUGHURSHHQ
PRJHOLMNJHYDDUGRRUKHWRSOLFKWHQYDQKHW%60ZDDUVFKXZLQJVLQGLFDWLHODPSMHKHW
DFWLYHUHQYDQHHQZDDUVFKXZLQJVJHOXLGHQGHZHHUJDYHYDQHHQZDDUVFKXZLQJVLQGLFDWLHRS
KHWVFKHUP YRHUWXLJHQPHW$FWLYH'ULYLQJ'LVSOD\ 
+HWGHWHFWLHJHELHGYDQGLWV\VWHHPEHVODDWGHULMVWURNHQDDQEHLGH]LMGHQYDQGHDXWRHQ
YDQDIGHDFKWHU]LMGHYDQEHLGHYRRUSRUWLHUHQWRWRQJHYHHUPDFKWHUGHDXWR
Detectiegebieden Uw auto
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 279 of 827

:$$56&+8:,1*
Controleer altijd visueel de omgeving alvorens de rijstrookverandering daadwerkelijk uit te
voeren:
Het systeem is enkel bedoeld om bij het maken van een rijstrookverandering u te helpen op
achteropkomende voertuigen te controleren. Als gevolg van bepaalde beperkingen ten
aanzien van de werking van dit systeem, bestaat de kans dat het BSM
waarschuwingsindicatielampje, het waarschuwingsgeluid en de weergave van een
waarschuwingsindicatie op het scherm niet of met vertraging wordt geactiveerd, alhoewel er
zich een voertuig in de naastgelegen rijstrook bevindt. Neem het als bestuurder altijd tot uw
verantwoordelijkheid te controleren op achteropkomend verkeer.
OPMERKING
xDe BSM functioneert wanneer aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:
xHet contact wordt op ON gezet.
xDe BSM OFF schakelaar wordt ingedrukt en het BSM OFF indicatielampje gaat uit.
xDe rijsnelheid is ongeveer 30 km/h of hoger.
xDe BSM zal onder de volgende omstandigheden niet functioneren.
xDe rijsnelheid valt terug tot beneden ongeveer 25 km/h alhoewel het BSM OFF
indicatielampje uit is.
xDe versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak)/keuzehendel (automatische
transmissie) wordt in stand R gezet en de auto rijdt achteruit.
xBij een kleine draaicirkel (maken van een scherpe bocht, afslaan op kruisingen).
xIn de volgende gevallen gaat het BSM OFF indicatielampje branden en wordt de werking
van het systeem stopgezet. Laat de auto zo spoedig mogelijk door een deskundige
reparateur (bij voorkeur een officiële Mazda-reparateur) controleren als het BSM OFF
indicatielampje blijft branden.
xEr wordt een probleem in het systeem bespeurd, inclusief de BSM
waarschuwingsindicatielampjes.
xEr is een grote afwijking ontstaan in de montagepositie van een radarsensor (achter).
xEr heeft zich een grote hoeveelheid sneeuw of ijs verzameld op de achterbumper nabij
een radarsensor (achter). Verwijder alle sneeuw, ijs of modder van de achterbumper.
xRijden gedurende langere perioden op met sneeuw bedekte wegen.
xDe temperatuur in de buurt van de radarsensoren (achter) is buitengewoon hoog als
gevolg van het langdurig rijden op hellingen tijdens de zomer.
xDe accuspanning is afgenomen.
xOnder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen doelobjecten
bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 280 of 827

xEr bevindt zich een voertuig in het detectiegebied aan de achterzijde op een
naastgelegen rijstrook aan de achterzijde, maar dit nadert niet. De BSM beoordeelt de
situatie op basis van radardetectiegegevens.
xEr rijdt gedurende langere tijd een voertuig naast het uwe met nagenoeg dezelfde
snelheid.
xVoertuigen die naderen vanuit tegenovergestelde richting.
xEen voertuig op een naastgelegen rijstrook probeert uw auto te passeren.
xEr bevindt zich een voertuig op een naastgelegen rijstrook op een weg met
buitengewoon brede rijstroken. Het detectiegebied van de radarsensoren (achter) is
ingesteld op de breedte van snelwegen.
xIn de volgende gevallen bestaat de kans dat het knipperen van het BSM
waarschuwingsindicatielampje, de activering van het waarschuwingsgeluid en de
weergave van de waarschuwingsindicatie op het scherm niet of vertraagd plaatsvindt.
xEen voertuig verandert van rijstrook naar een naastgelegen rijstrook vanaf 2 rijstroken
verder.
xRijden op steile hellingen.
xRijden over de top van een heuvel of bergpas.
xWanneer er verschil is in hoogte tussen uw rijstrook en de naastgelegen rijstrook.
xDirect nadat het BSM-systeem door het veranderen van de instelling in werking is
gesteld.
xAls de weg bijzonder smal is, is het mogelijk dat voertuigen 2 rijstroken verder bespeurd
worden. Het detectiegebied van de radarsensoren (achter) is ingesteld overeenkomstig de
breedte van snelwegen.
xHet is mogelijk dat het BSM waarschuwingsindicatielampje gaat branden en dat het
voertuigdetectiescherm in de display wordt weergegeven in reactie op stilstaande objecten
(vangrails, tunnels, zijwanden en geparkeerde voertuigen) op of langs de weg.
Objecten zoals vangrails en betonnen muren
die langs de auto lopen.Plaatsen waar de breedte tussen de vangrails
of muren aan weerszijden van de auto smaller
wordt.
De muren aan de ingang en uitgangen van tunnels, afritten.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page:   < prev 1-10 ... 231-240 241-250 251-260 261-270 271-280 281-290 291-300 301-310 311-320 ... 830 next >