ESP MAZDA MODEL 3 HATCHBACK 2015 Handleiding (in Dutch)

Page 520 of 741

5–154
Interieurvoorzieningen
Bluetooth®
Voorbeeld van gebruik
(Lokatieafhankelijke diensten)
1. Selecteer de gewenste zender in het
Vlakbij tabblad op het hoofdmenu.
De weergave van de naam of het
adres van de bestemming begint
in de volgorde van de lijst met
bestemmingsnamen.
2. Wanneer het pictogram wordt
geselecteerd, wordt de huidige
getoonde bestemming op het
navigatiesysteem getoond (voertuigen
met navigatiesysteem).
3. Wanneer het
pictogram wordt
geselecteerd, wordt er gebeld naar de
huidige getoonde bestemming.
4. Selecteer het
pictogram en toon de
gegevenslijst.
Selectie van andere bestemmingen op
de lijst is mogelijk.
Bericht inspreken
Bepaalde sociale zenders, zoals Facebook
of Caraoke, ondersteunen de mogelijkheid
voor het opnemen en delen van
ingesproken berichten met gebruik van de
“Schreeuwen” functie.
1. Selecteer het
pictogram en begin met
aftellen (3, 2, 1, 0). Opname begint
wanneer de aftelling nul bereikt.
2. Neemt ingesproken berichten op.
3. Selecteer
voor het opslaan/
posten van de opname.
OPMERKING
  De opneembare tijd varieert
afhankelijk van de zender (Max. 30
seconden).
  Opname stopt automatisch zodra
de opneembare tijd is verstreken. U
kunt vervolgens de opname posten of
wissen.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 525 of 741

5–159
Interieurvoorzieningen
Bluetooth®
Probleem Oorzaak Oplossingsmethode
Wordt niet automatisch verbonden
wanneer de motor gestart wordt De paringinformatie wordt
bijgewerkt wanneer het
besturingssysteem van het apparaat
wordt bijgewerkt. Voer paring nogmaals uit.
*1 Instelling die de aanwezigheid opspoort van apparatuur buiten de Bluetooth
® eenheid
OPMERKING
  Bij het updaten van het besturingssysteem van de apparatuur bestaat de kans dat de
paringinformatie gewist wordt. Herprogrammeer in dit geval de paringinformatie in de
Bluetooth
® eenheid.   Als u uw telefoon paart die reeds in het verleden meerdere malen aan uw auto is
gepaard, dient u “Mazda” op uw mobiele apparaat te wissen. Voer vervolgens de
Bluetooth
® zoekprocedure nogmaals op uw mobiele apparaat uit en paar dit aan een
nieuw opgespoorde “Mazda”.
  Controleer alvorens u uw apparaat paart, dat Bluetooth ® op zowel uw telefoon als op
de auto “AAN” zijn.
Problemen die verband houden met de spraakherkenning
Probleem Oorzaak Oplossingsmethode
Slechte spraakherkenning
Buitengewoon langzame spraak. Buitengewoon harde spraak
(schreeuwen).
Spreken alvorens de pieptoon is
beëindigd.
Harde geluiden (gepraat of lawaai
van buiten/binnen de auto).
Luchtstroom van airconditioning
blaast tegen de microfoon.
Spreken in niet-standaard
uitdrukkingen (dialect). Betreffende de oorzaken die links
worden aangegeven, letten op de
manier waarop u spreekt. Ook
wanneer getallen achter elkaar
worden uitgesproken verbetert de
spraakherkenning als er tussen de
getallen geen pauze wordt ingelast. Verkeerde herkenning van nummers
Slechte spraakherkenning Er is een defect in de microfoon. Er is mogelijk een slechte
verbinding of een defect in
de microfoon. Raadpleeg een
deskundige reparateur, bij voorkeur
een offi ciële Mazda reparateur.
Spraakherkenning verband houdend
met de telefoon is uitgeschakeld Er is een probleem met de
verbinding tussen de Bluetooth
®
eenheid en het apparaat. Controleer op problemen met de
paring van de apparatuur of met de
verbinding, als er na het controleren
van de paringsituatie een defect is.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 526 of 741

5–160
Interieurvoorzieningen
Bluetooth®
Probleem Oorzaak Oplossingsmethode
Namen in het telefoonboek worden
niet gemakkelijk herkend Het Bluetooth
® systeem is in een
toestand welke herkenning moeilijk
maakt. Door het nemen van de
volgende maatregelen wordt de
spraakherkenning verbeterd.
Wis het geheugen uit een
telefoonboek dat niet vaak gebruikt
wordt.
Vermijd verkorte namen, gebruik
volledige namen. (Herkenning
verbetert naarmate de naam langer
is. Door geen namen te gebruiken
als “Moeder”, “Vader”, wordt de
herkenning verbeterd.)
Bij bediening van de audio, wordt
de naam van een muziekstuk niet
herkend. Namen van muziekstukken kunnen
door de spraakherkenning niet
worden herkend. —
U wilt de begeleiding overslaan — De begeleiding kan overgeslagen
worden door de sprekentoets snel in
te drukken en los te laten.
Betreffende problemen met telefoongesprekken
Probleem Oorzaak Oplossingsmethode
Aan het begin van een
telefoongesprek, zijn rijgeluiden van
de andere partij hoorbaar Gedurende ongeveer drie seconden
na het begin van een gesprek, heeft
de storingonderdrukkingsfunctie
van de Bluetooth
® eenheid enige tijd
nodig om zich aan te passen aan de
gespreksomgeving. Dit duidt echter niet op een
probleem met de apparatuur.
De andere partij is niet hoorbaar of
de stem van de spreker is zacht Het volume is op nul of laag
ingesteld. Stel het volume hoger af.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 527 of 741

5–161
Interieurvoorzieningen
Bluetooth®
Overige problemen
Probleem Oorzaak Oplossingsmethode
De resterende batterijlading
wordt bij de auto en het apparaat
verschillend aangeduid De methode van aanduiding is bij de
auto en het apparaat verschillend. —
Wanneer er vanuit de auto wordt
gebeld, wordt het telefoonnummer
bijgewerkt in de registratie van
inkomende/uitgaande gesprekken,
echter de naam verschijnt niet Het nummer is niet in het
telefoonboek opgeslagen. Als het nummer in het telefoonboek
is opgeslagen, wordt de registratie
van inkomende/uitgaande
gesprekken bijgewerkt bij de naam
in het telefoonboek zodra de motor
opnieuw gestart wordt.
De mobiele telefoon werkt voor
wat betreft de registratie van
inkomende/uitgaande gesprekken
niet synchroon met de auto Bepaalde typen mobiele telefoons
worden niet automatisch
gesynchroniseerd. Bedien de mobiele telefoon voor
synchronisatie.
Het duurt lang om de functie
voor het veranderen van de taal te
voltooien Hiervoor is maximaal 60 seconden
nodig. —
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 530 of 741

5–16 4
Interieurvoorzieningen
Interieuruitrusting
Kofferruimtelamp (Sedan)
De kofferruimteverlichting gaat aan
wanneer het kofferdeksel wordt geopend
en gaat uit wanneer dit wordt gesloten.
OPMERKING
Om uitgeput raken van de accu te
voorkomen, het kofferdeksel niet
gedurende lange tijd geopend laten
wanneer de motor niet draait.
Instapverlichtingssysteem
Wanneer het systeem van de
instapverlichting in werking is, gaat de
plafondlamp (schakelaar is in de DOOR
stand) branden gedurende:
 


 Ongeveer 30 seconden nadat het
bestuurdersportier ontgrendeld is en het
contact is uitgezet.
 


 Ongeveer 15 seconden nadat alle
portieren zijn gesloten en het contact is
uitgezet.
 


 Ongeveer 5 seconden nadat alle
portieren zijn gesloten en het contact is
uitgezet wanneer de sleutel buiten de
auto is.
 


 Gaat branden gedurende ongeveer 15
seconden wanneer het contact teruggezet
wordt van ACC naar OFF. De verlichting wordt ook uitgeschakeld
wanneer:
 


 Het contact is ingeschakeld en alle
portieren zijn gesloten.
 


 Het bestuurdersportier wordt
vergrendeld.
OPMERKING
 Accubesparing Als een van de portieren is
open blijven staan terwijl de
plafondverlichtingschakelaar
in de stand DOOR staat, of de
achterklep/het kofferdeksel
is open blijven staan, gaat de
plafondverlichting of bagageruimte-/
kofferruimteverlichting na ongeveer
30 minuten uit om uitputting van de
accu te voorkomen.
  De werking van het systeem van
de instapverlichting kan gewijzigd
worden.
 Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-16 .
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 568 of 741

6–30
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
Motorkoelvloeistof
Controleren van het
motorkoelvloeistofniveau
WAARSCHUWING
Geen lucifers of open vuur in de
motorruimte gebruiken. VUL GEEN
MOTORKOELVLOEISTOF BIJ
WANNEER DE MOTOR HEET IS:
Een hete motor is gevaarlijk. Als
de motor gedraaid heeft, kunnen
delen van de motorruimte bijzonder
heet worden. U kunt daardoor
brandwonden oplopen. Inspecteer
voorzichtig de motorkoelvloeistof in
het koelvloeistofreservoir, het reservoir
echter niet openen.
Zet het contact uit en let er op dat
de ventilator niet draait alvorens te
proberen in de buurt van de
koelventilator te werken:
Werken in de buurt van de
koelventilator wanneer deze draait is
gevaarlijk. Als de motor is stopgezet
en de temperatuur in de motorruimte
hoog is, kan de ventilator gedurende
onbepaalde tijd blijven draaien.
U zou door de ventilator ernstige
verwondingen kunnen oplopen.
WAARSCHUWING
Geen van de
koelsysteemdoppen verwijderen
wanneer de motor en de radiateur heet
zijn:
Wanneer de motor en de radiateur heet
zijn, kan kokend hete koelvloeistof en
stoom onder druk naar buiten spuiten
en ernstig letsel veroorzaken.
OPMERKING
Het verversen van de koelvloeistof dient
door een deskundige reparateur, bij
voorkeur een offi ciële Mazda reparateur
te worden gedaan.
Controleer de anti-vries bescherming en
het koelvloeistofniveau in het reservoir
tenminste éénmaal per jaar—aan het begin
van het winterseizoen—en alvorens naar
streken te reizen waar de temperaturen tot
onder het vriespunt kunnen dalen.
Controleer de toestand en aansluitingen
van alle slangen van het koelsysteem en
alle verwarmingsslangen.
Vernieuw eventuele uitgezette of
verouderde slangen.
De radiateur dient volledig met
koelvloeistof gevuld te zijn en het
koelvloeistofniveau dient zich tussen de F
en L streepjes op het koelvloeistofreservoir
te bevinden wanneer de motor koud is.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 573 of 741

6–35
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
Ruitensproeier- en
koplampsproeiervloeistof
Controle van het
sproeiervloeistofniveau
WAARSCHUWING
Gebruik steeds gewoon water of
ruitensproeiervloeistof in het reservoir:
Gebruik van radiateur-antivries
in plaats van sproeiervloeistof is
gevaarlijk. Als dit op de voorruit
gesproeid wordt, zal de voorruit
hierdoor verontreinigd worden en uw
uitzicht belemmerd worden. Dit kan
een ongeluk tot gevolg hebben.
Controleer het vloeistofniveau in het
sproeierreservoir en vul indien nodig
vloeistof bij.
Type A
L
Type B
In orde
F
E
Indien er geen ruitensproeiervloeistof
voorhanden is, kan er gewoon water
worden gebruikt.
Gebruik echter in een koud klimaat een
sproeiervloeistofoplossing om bevriezing
te voorkomen.
OPMERKING
Voor de levering van sproeiervloeistof
naar de voorste en achterste
ruitensproeier wordt gebruik gemaakt
van hetzelfde reservoir.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 613 of 741

6–75
Onderhoud en verzorging
Verzorging van het uiterlijk
Volg bij gebruik van een chemisch
reinigingsmiddel of poetsmiddel
alle aanwijzingen op het etiket en de
container. Lees alle waarschuwingen en
voorzorgsmaatregelen.
Onderhoud van de lak
Wassen
OPGELET
  Wanneer de ruitenwisserhendel in de
stand
staat en het contact op
ON wordt gezet, is het mogelijk dat
de ruitenwissers in de volgende
gevallen automatisch in beweging
gezet worden:
 


 Als de voorruit boven de
regensensor wordt aangeraakt of
met een doek wordt afgeveegd.
 


 Als vanaf de buitenzijde of
binnenzijde van de auto met een
hand of ander voorwerp tegen de
voorruit wordt gestoten.
  Houd handen en ruitenkrabbers uit de
buurt van de voorruit wanneer de
ruitenwisserhendel in de stand
staat en het contact op ON gezet is,
aangezien vingers beklemd kunnen
raken of de ruitenwissers en
wisserbladen beschadigd kunnen
worden wanneer de ruitenwissers
automatisch in werking gesteld
worden.
 Als u de voorruit gaat reinigen, er op
letten dat de ruitenwissers volledig
zijn uitgeschakeld (wanneer de kans
het grootst is dat de motor aan blijft)
—dit is vooral belangrijk bij het
verwijderen van ijs en sneeuw.
OPGELET
 

 Spuit geen water in de motorruimte.
Anders kan dit motorstartproblemen
veroorzaken of beschadiging van de
elektrische onderdelen.
  Wees voorzichtig bij het wassen en
in de was zetten van het voertuig niet
teveel kracht uit te oefenen op één
enkel deel van het dak of de antenne.
Anders bestaat de kans op indeuken
van het voertuig of beschadiging van
de antenne.
Om de laklaag tegen aantasting en
roestvorming te beschermen, dient u uw
Mazda regelmatig (tenminste éénmaal per
maand) grondig met lauw of koud water te
wassen.
Als de auto op de verkeerde manier wordt
gewassen, bestaat de kans op het ontstaan
van krassen op de laklaag. Hier volgen
enkele voorbeelden hoe krassen kunnen
ontstaan.
Krassen kunnen ontstaan op de laklaag,
wanneer:
 


 De auto wordt gewassen zonder dat vuil
en overige vreemde bestanddelen eerst
afgespoeld worden.
 


 De auto wordt gewassen met een ruwe,
droge of vuile doek.
 


 De auto wordt gewassen in een auto-
wasinstallatie waarvan de borstels vuil
of te hard zijn.
 


 Wanneer er een reinigingsmiddel of
was gebruikt wordt die polijstmiddelen
bevat.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 635 of 741

7–13
Als er zich een probleem voordoet
Lekke band
11. Steek de stekker van de
luchtcompressor in de stekkerbus voor
accessoires binnen in het voertuig en
zet het contact op ACC.
Zie Stekkerbussen voor accessoires op
pagina 5-165 .
Middenconsole
Compressor
Stekker van
compressor
OPGELET
Controleer bij het insteken
of verwijderen van de
luchtcompressorstekker uit de
stekkerbus voor accessoires dat
de luchtcompressorschakelaar
UIT is. Gebruik voor het IN/UIT
schakelen van de luchtcompressor de
luchtcompressorschakelaar.
12. Zodra de luchtcompressor wordt IN
geschakeld, wordt het afdichtmiddel
in de band gespoten. Wacht nadat het
afdichtmiddel volledig is ingespoten tot
de bandenspanning de voorgeschreven
bandenspanning heeft bereikt.
OPMERKING
De bandenspanning kan tijdelijk
toenemen tot ongeveer 300 kPa
(3,1 kgf/cm
2 , 3 bar, 43,5 psi) om
het afdichtmiddel door het ventiel
te spuiten. Normaal neemt de
bandenspanning geleidelijk af en
wordt de feitelijke bandenspanning na
ongeveer 30 seconden bereikt.
WAARSCHUWING
Gebruik de luchtcompressor nooit
boven 300 kPa (3,1 kgf/cm 2 , 3 bar, 43,5
psi):
Continu gebruik van de
luchtcompressor bij een
bandenspanning boven 300 kPa (3,1
kgf/cm
2 , 3 bar, 43,5 psi) is gevaarlijk.
Als de luchtcompressor oververhit
raakt, wordt hete lucht naar buiten
gevoerd waardoor u brandwonden kunt
oplopen.
OPGELET
Als de luchtcompressor langzaam
werkt of heet wordt, duidt dit
op oververhitting. Schakel de
luchtcompressor onmiddellijk UIT en
stop de procedure. Laat in dit geval de
luchtcompressor gedurende ongeveer
30 minuten of langer UIT geschakeld en
wacht totdat de temperatuur afneemt.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 668 of 741

7–46
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers
Signaal Waarschuwing Te nemen maatregel
Veiligheidsgordelwaarschuwingslampje
Met waarschuwingslampje voor voorpassagierszitting
Het veiligheidsgordelwaarschuwingslampje gaat branden als de bestuurdersstoel of
voorpassagierszitting bezet is en de veiligheidsgordel niet vastgemaakt is terwijl het contact op
ON staat.
Zonder waarschuwingslampje voor voorpassagierszitting
Het veiligheidsgordelwaarschuwingslampje gaat branden als de bestuurdersstoel bezet is en
de veiligheidsgordel niet vastgemaakt is terwijl het contact op ON staat.
Veiligheidsgordelwaarschuwing
Voorzitting
Als er met de auto wordt gereden terwijl de veiligheidsgordel van de bestuurder of
voorpassagier niet is vastgemaakt, gaat het veiligheidsgordelwaarschuwingslampje branden
en klinkt er een waarschuwingszoemer.
Als de veiligheidsgordel van de bestuurder of de voorpassagier niet aangegespt is (alleen
wanneer de voorpassagierszitting bezet is) en de snelheid van de auto hoger is dan ongeveer
20 km/h, gaat het waarschuwingslampje knipperen en wordt er een zoemtoon gegeven. Na
een korte tijd stopt het waarschuwingslampje met knipperen. Dit blijft echter branden en de
zoemtoon stopt. Als een veiligheidsgordel niet aangegespt blijft, gaat het waarschuwingslampje
knipperen en wordt de zoemtoon weer voor een bepaalde tijd geactiveerd.
De zoemtoon stopt niet totdat de veiligheidsgordel wordt aangegespt of een bepaalde tijd is
verstreken, ook niet als de rijsnelheid afneemt tot minder dan 20 km/h.
OPMERKING
Als de veiligheidsgordel van de bestuurder of de voorpassagier niet aangegespt wordt
nadat de zoemtoon gestopt is (waarschuwingslampje blijft branden) en de rijsnelheid
hoger is dan 20 km/h, gaat het waarschuwingslampje knipperen en wordt de zoemtoon
opnieuw geactiveerd.
Door het plaatsen van zware voorwerpen op de voorpassagierszitting kan de
veiligheidsgordelwaarschuwingsfunctie van de voorpassagierszitting geactiveerd
worden, afhankelijk van het gewicht van het voorwerp.
Geen extra zitkussen op de voorpassagierszitting plaatsen en gebruiken om er voor te
zorgen dat de voorpassagiergewichtsensor juist kan functioneren. De kans bestaat dat
de sensor niet goed functioneert omdat het extra zitkussen de werking van de sensor
zou kunnen hinderen.
Wanneer een klein kind op de voorpassagierszitting zit, is het mogelijk dat het
waarschuwingslampje niet werkt.
Achterzitting
Als de veiligheidsgordels van de achterzitting niet zijn vastgemaakt en het contact op ON staat,
worden de bestuurder en de passagier op de hoogte gesteld door de waarschuwingslampjes.
De waarschuwingslampjes branden in twee kleuren. Wanneer de veiligheidsgordel
niet is vastgemaakt, is de verlichting van het waarschuwingslampje rood. Wanneer de
veiligheidsgordel is vastgemaakt, is de verlichting groen. De waarschuwingslampjes werken
ook als er zich geen passagier op de achterzitting bevindt. De waarschuwingszoemer klinkt
enkel als een veiligheidsgordel wordt losgemaakt nadat deze is vastgemaakt.
OPMERKING
Als de veiligheidsgordels van de achterzitting niet vastgemaakt worden binnen een
bepaalde tijd nadat de motor is gestart, gaan alle waarschuwingslampjes uit.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page:   < prev 1-10 ... 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 next >