sensor MAZDA MODEL 3 HATCHBACK 2015 Handleiding (in Dutch)

Page 279 of 741

4–115
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Anti-botsingtechnologie
De anti-botsingtechnologie is ontworpen om de bestuurder te helpen botsingen te
voorkomen of de ernst daarvan te verminderen in situaties waar deze niet voorkomen
kunnen worden.
Vermindering van de ernst van een botsing bij lage snelheden
Vooruit rijden
Stadsverkeer-remassistent (SCBS) ................................................................................... 4-155
Vermindering van de ernst van een botsing bij gemiddelde/hoge snelheden
Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) ................................................................... 4-161
Camera en Sensoren
Vooruitrijcamera (FSC)
De vooruitrijcamera (FSC) bepaalt de omstandigheden aan de voorzijde van de auto bij het
rijden in het donker en herkent rijbanen. De volgende systemen maken ook gebruik van de
vooruitrijcamera (FSC).
 


 Koplampregelsysteem (HBC)



 Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)
De vooruitrijcamera (FSC) is ingebouwd aan de bovenzijde van de voorruit nabij de
achteruitkijkspiegel.
Zie Vooruitrijcamera (FSC) op pagina 4-164 .
Radarsensor (voor)
De radarsensor (voor) zendt radiogolven uit die weerkaatst worden door een voorliggend
voertuig en vervolgens weer door de radarsensor worden opgevangen. De volgende
systemen maken eveneens gebruik van de radarsensor (voor).
 


 Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem



 Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS)



 Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS)
De radarsensor (voor) is gemonteerd achter de radiateurgrille.
Zie Radarsensor (Voor) op pagina 4-166 .
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 280 of 741

4–116
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Lasersensor (voor)
De lasersensor (voor) zendt een nabij-infrarood laserstraal uit en vangt de straal op die
weerkaatst wordt door het refl ecterende oppervlak van een voorliggend voertuig. De
gedetecteerde straal wordt vervolgens voor de meting gebruikt. De volgende systemen
maken eveneens gebruik van de lasersensor (voor).
 


 Stadsverkeer-remassistent (SCBS)
De lasersensor (voor) is ingebouwd aan de bovenzijde van de voorruit nabij de
achteruitkijkspiegel.
Zie Lasersensor (Voor) op pagina 4-169 .
Radarsensoren (achter)
De radarsensoren (achter) detecteren de radiogolven die door de radarsensoren worden
uitgezonden en op hun beurt weerkaatst worden door een voertuig dat van achteren nadert
of door een obstakel. De volgende systemen maken eveneens gebruik van de radarsensoren
(achter).
 


 Rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM)
De radarsensoren (achter) zijn ingebouwd in de achterbumper, één aan de rechterzijde en
één aan de linkerzijde.
Zie Radarsensoren (Achter) op pagina 4-171 .
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 294 of 741

4–130
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  In de volgende gevallen laat het systeem het RVM waarschuwingslampje (oranje) in
de instrumentengroep branden en wordt de werking van het systeem stopgezet. Als het
RVM waarschuwingslampje (oranje) blijft branden, het systeem zo spoedig mogelijk
door een offi ciële Mazda dealer laten inspecteren:




 Er is een defect in het systeem, inclusief het RVM waarschuwingsindikatielampje,
opgespoord.
 


 De positie van de radarsensoren (achter) is beduidend veranderd. De richting waarin
de radarsensors (achter) gericht zijn is van fabriekswege afgesteld en is specifi ek
voor de installatiecondities van elke auto zodat naderende voertuigen correct
opgespoord kunnen worden. Als de richting van de radarsensoren (achter) om een
bepaalde reden afwijkt, dient deze opnieuw afgesteld te worden.
 


 Grote hoeveelheden sneeuw of ijs bevinden zich op de achterbumper nabij de
radarsensors (achter).
 


 Rijden gedurende langere perioden op met sneeuw bedekte wegen.



 De temperatuur rondom de radarsensors (achter) wordt buitengewoon hoog wanneer
er met de auto gedurende langere tijd bij hete weersomstandigheden bergop gereden
wordt.
 


 De accuspanning is laag. 

 De opsporingscapaciteit van de radarsensors (achter) is beperkt. In de volgende
gevallen kan de opsporingscapaciteit van het rijbaanveranderingcontrolesysteem
afnemen en niet normaal functioneren:
 


 De achterbumper in de buurt van de radarsensoren (achter) is vervormd.



 Op de plaatsen nabij de radarsensoren (achter) op de achterbumper heeft zich
sneeuw, ijs of modder verzameld.
 


 Onder bepaalde weersomstandigheden, zoals bij regen, sneeuw of mist.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 295 of 741

4–131
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  Voor de radarsensors (achter) kan het onmogelijk of moeilijk zijn het volgende op te
sporen:
 


 Kleine, tweewielige voertuigen, fi etsen, voetgangers en stilstaande objecten op of
langs de kant van de weg.
 


 Voertuigen met carrosserievormen die de radarsignalen niet refl ecteren, zoals
ongeladen lage aanhangwagens en sportauto's.
 


 Een voertuig bevindt zich in het opsporingsgebied op een naastgelegen rijbaan aan
de achterzijde, maar nadert niet. Het systeem maakt bepalingen gebaseerd op de
radardetectiegegevens van naderende voertuigen.
 


 Een ander voertuig rijdt gedurende langere tijd met dezelfde snelheid naast de auto.



 Voertuigen die naderen vanuit tegenovergestelde richting.



 Een ander voertuig dat uw auto probeert te passeren bevindt zich op een
naastgelegen rijbaan.
 


 Er bevindt zich een voertuig op een naastgelegen rijbaan die buitengewoon breed
is. Het detectiegebied van de radarsensors (achter) is ingesteld overeenkomstig de
rijbaanbreedte van algemene snelwegen.
 
 In de volgende gevallen is het mogelijk dat het RVM waarschuwingsindikatielampje
en de waarschuwingszoemer niet geactiveerd worden of dat de activering ervan
vertraagd wordt:
 


 Een ander voertuig komt vanaf een rijbaan twee rijbanen verderop op de
naastgelegen rijbaan.
 


 Bij het rijden op een steile helling.



 Bij het rijden over een bergpas.



 Wanneer de draaicirkel klein is (maken van scherpe bochten, op rotondes of
kruisingen).
 


 Wanneer er een verschil in hoogte is tussen de rijbanen.



 Onmiddellijk nadat dit systeem is ingeschakeld. 

 Als de breedte van de rijbanen bijzonder smal is, is het mogelijk dat een voertuig op
een naastgelegen rijbaan twee rijbanen verderop opgespoord wordt. Het detectiegebied
van de radarsensors (achter) is ingesteld overeenkomstig de rijbaanbreedte van
algemene snelwegen.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 299 of 741

*Bepaalde modellen.4–135
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) *
Het Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) meet de afstand tussen uw auto en een
voorliggend voertuig met gebruik van een radarsensor wanneer de rijsnelheid 30 km/h of
hoger is en geeft een aanbevolen afstand aan om tussen voertuigen aan te houden. Als verder
uw auto het voorliggende voertuig dichter nadert dan de juiste aan te houden tussenafstand,
gaat de voorliggend-voertuig indikatie op de display knipperen om de bestuurder te
waarschuwen een veiliger afstand ten opzichte van het voorliggende voertuig aan te houden.
WAARSCHUWING
Vertrouw niet volledig op het Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) en rijd altijd
voorzichtig:
Het Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) geeft advies voor veiliger rijden en
informeert de bestuurder een aanbevolen, veiliger afstand ten opzichte van het
voorliggende voertuig aan te houden. De mogelijkheid voor het bespeuren van een
voorliggend voertuig is beperkt en afhankelijk van het soort voorliggende voertuig, de
weersomstandigheden en de verkeerssituatie. Als dus het gaspedaal en rempedaal niet
correct bediend worden kan dit een ongeluk veroorzaken. Controleer altijd de veiligheid
van de omgeving en trap het rempedaal of gaspedaal in terwijl u een veiliger afstand
aanhoudt ten opzichte van voorliggende voertuigen of tegenliggers.
OPMERKING
  Het Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) functioneert wanneer aan alle volgende
voorwaarden is voldaan:
 


 Het contact op ON wordt gezet.



 Het Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) is ingeschakeld.



 De keuzehendel staat in een andere stand dan de achteruit (R).



 De rijsnelheid is 30 km/h of sneller. 

 De objecten waardoor het systeem geactiveerd wordt zijn 4-wielige voertuigen. 
 Het Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) kan ook in de aanwezigheid van
motorfi etsen en fi etsen functioneren.

 Het afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) functioneert mogelijk niet normaal onder
de volgende omstandigheden:
 


 De Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) is defect.



 Het voorliggende voertuig rijdt met een buitengewoon lage snelheid. 

 Het systeem werkt niet met de volgende objecten:




 Voertuigen die naderen vanuit tegenovergestelde richting.



 Stilstaande objecten (stilstaande voertuigen, obstakels)
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 302 of 741

*Bepaalde modellen.4–138
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem *
Het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem regelt de volgafstand *1 al naargelang
de rijsnelheid met behulp van een radarsensor (voor) die de afstand ten opzichte van een
voorliggend voertuig meet, zodat de bestuurder het gaspedaal of het rempedaal niet constant
hoeft te gebruiken.
*1 Volgafstandregeling: Regeling van de afstand tussen uw voertuig en het voorliggende
voertuig dat door het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem is bespeurd.
Als uw auto het voorliggende voertuig dichter begint te naderen, omdat bijvoorbeeld het
voorliggende voertuig plotseling afremt, wordt tegelijkertijd een waarschuwingsgeluid en
een waarschuwingsindikatie op de display geactiveerd om u te waarschuwen voldoende
afstand tussen de voertuigen te bewaren.
De volgende rijsnelheden kunnen ingesteld worden:
 


(Europees model)
 Ongeveer 30 km/h tot 200 km/h



(Behalve Europese modellen)
 Ongeveer 30 km/h tot 145 km/h
Gebruik het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem op snelwegen en overige
autowegen waarbij niet veel herhaalde acceleratie en snelheidsmindering vereist is.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 319 of 741

*Bepaalde modellen.4–155
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Stadsverkeer-remassistent (SCBS) *
Het systeem van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) is bestemd schade in het geval
van een botsing te beperken door het in werking stellen van de rembesturing (SCBS rem)
wanneer de lasersensor (voor) van het systeem een voorliggend voertuig bespeurt en bepaalt
dat een botsing met het voorliggend voertuig niet te vermijden is. Een botsing kan mogelijk
ook vermeden worden als de relatieve snelheid tussen uw auto en het voorliggend voertuig
minder is dan ongeveer 15 km/h.
Wanneer de bestuurder het rempedaal intrapt terwijl het systeem in het werkingbereik is
tussen ongeveer 4 en 30 km/h, worden de remmen als extra hulp hard en snel aangetrokken.
(Rembekrachtiging (SCBS rembekrachtiging))
Lasersensor
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 320 of 741

4–156
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
WAARSCHUWING
De stadsverkeer-remassistent (SCBS) kan niet beschouwd worden als remedie voor
onveilige rijtechnieken:
Het systeem van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) biedt geen vrijwaring tegen
onveilig of roekeloos rijgedrag, buitensporig hoge snelheden, bumperkleven (het te
dicht achter een ander voertuig rijden) en het rijden op gladde wegen zoals natte, of met
ijs en sneeuw bedekte wegen (verminderde wrijvingskracht van de banden tengevolge
van een laag water op het wegdek). Ongelukken blijven dan nog steeds mogelijk.
Vertrouw niet volledig op het systeem van de stadsverkeer-remassistent (SCBS):
 
 Het systeem van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) is enkel bestemd om in het
geval van een botsing schade te verminderen. Wanneer u overmatig op het systeem
vertrouwt en daardoor het gaspedaal of rempedaal per ongeluk intrapt, kan dit een
ongeluk veroorzaken.
  De stadsverkeer-remassistent (SCBS) is een systeem dat in werking treedt in respons
op een voorliggend voertuig. Het is mogelijk dat het systeem 2-wielige voertuigen of
voetgangers niet kan bespeuren of hier niet op kan reageren.
  De lasersensor (voor) voor het systeem van de stadsverkeer-remassistent (SCBS)
bevindt zich nabij de achteruitkijkspiegel. Neem voor de juiste werking van de
stadsverkeer-remassistent (SCBS) de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
 

 
 Breng geen stickers aan op de voorruit in de buurt van de lasersensor (voor)
(ook geen doorzichtige stickers). Anders bestaat de kans dat de lasersensor
(voor) voorliggende voertuigen niet kan bespeuren, hetgeen ongelukken kan
veroorzaken.
 

 
 Breng geen coating op de voorruit aan. Anders bestaat de kans dat de lasersensor
(voor) de voertuigen of obstakels vóór u niet kan bespeuren, hetgeen ongelukken
kan veroorzaken.
 

 
 De lasersensor (voor) niet demonteren.


 
 Als er barsten of beschadiging als gevolg van bijvoorbeeld steenslag in de buurt
van de lasersensor (voor) zichtbaar zijn, onmiddellijk met het gebruik van de
stadsverkeer-remassistent (SCBS) stoppen en uw auto door een deskundige
reparateur, bij voorkeur een offi ciële Mazda reparateur laten inspecteren. Als u
met barsten of krassen op de voorruit in de buurt van de lasersensor (voor) met
de auto blijft doorrijden, bestaat de kans dat het systeem abusievelijk in werking
treedt en een ongeluk veroorzaakt wordt.
  Zie Stopzetten van de werking van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) op pagina
4-160 .
 

 
 Raadpleeg voor het vervangen van de voorruitenwissers of de voorruit een
deskundige reparateur, bij voorkeur een offi ciële Mazda reparateur.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 321 of 741

4–157
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
WAARSCHUWING
Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen:
Als de hoogte van de auto of de overhelling gewijzigd wordt, kan het systeem
voorliggende voertuigen niet correct bespeuren. Dit heeft tot gevolg dat de stadsverkeer-
remassistent (SCBS) niet normaal functioneert of abusievelijk functioneert wat een
ernstig ongeluk kan veroorzaken.
Schakel de stadsverkeer-remassistent (SCBS) uit wanneer de auto op een rollenbank
wordt gezet of gesleept wordt:
Schakel de stadsverkeer-remassistent (SCBS) uit om te voorkomen dat deze per ongeluk
in werking treedt wanneer de auto op een rollenbank wordt gezet of gesleept wordt. Zie
de volgende pagina voor hoe u de stadsverkeer-remassistent (SCBS) kunt uitschakelen.
Zie Stopzetten van de werking van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) op pagina
4-160 .
OPGELET
  Bij het off-road rijden op plaatsen met gras of hooi, wordt het aanbevolen de
stadsverkeer-remassistent (SCBS) uit te schakelen.
  Gebruik altijd banden van het voorgeschreven formaat voor alle wielen en van
hetzelfde merk, soort en profi elpatroon. Gebruik ook geen banden met duidelijk
verschillende slijtagepatronen op dezelfde auto, aangezien de kans bestaat dat de
stadsverkeer-remassistent (SCBS) niet normaal functioneert.
  De lasersensor (voor) beschikt over een functie die verontreiniging van de voorruit
bespeurt en de bestuurder informeert, echter afhankelijk van de omstandigheden is
het mogelijk dat plastic zakken, ijs of sneeuw op de voorruit niet bespeurd worden. In
dergelijke gevallen kan het systeem niet nauwkeurig een voorliggend voertuig bepalen
en bestaat de kans dat dit niet normaal functioneert. Rijd altijd voorzichtig en let op de
weg vóór u.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 322 of 741

4–158
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  Het systeem van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) zal niet functioneren als de
bestuurder opzettelijk gebruik maakt van de rijbedieningsorganen (gaspedaal en
stuurwiel).
  De stadsverkeer-remassistent (SCBS) functioneert onder de volgende omstandigheden.




 Wanneer de motor draait.



 Het stadsverkeer-remassistent (SCBS) waarschuwingslampje (oranje) brandt niet.



 Bij een rijsnelheid van ongeveer 4 tot 30 km/h.



 Het systeem van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) is niet uitgeschakeld.



 Het DSC systeem is niet uitgeschakeld met behulp van de DSC OFF schakelaar.



 Het DSC systeem is niet defect. 

 De stadsverkeer-remassistent (SCBS) bespeurt een voorliggend voertuig door het
uitzenden van een nabij infrarood laserstraal en het opvangen van de straal die door
de refl ector van het voorliggend voertuig weerkaatst wordt en dit vervolgens voor
de meting te gebruiken. Als gevolg bestaat de kans dat de stadsverkeer-remassistent
(SCBS) onder de volgende omstandigheden niet functioneert:
 


 Weerkaatsing van de laserstraal is slecht als gevolg van de vorm van het
voorliggende voertuig.
 


 Het voorliggende voertuig is buitengewoon vuil.



 Bij slechte weersomstandigheden, zoals regen, mist en sneeuw.



 De ruitensproeier wordt gebruikt of de voorruitenwissers worden niet gebruikt
wanneer het regent.
 


 Wanneer de voorruit vuil is.



 Het stuurwiel wordt volledig naar links of rechts gedraaid, of u laat de auto snel
accelereren en komt dichtbij het voorliggende voertuig.
 


 Vrachtwagens met lage laadbodems en voertuigen met een buitengewoon lage of
hoge opbouw.
 


 Voertuigen met afwijkende constructies zoals een autotransportvoertuig. 

 Onder de volgende omstandigheden bestaat de kans dat de stadsverkeer-remassistent
(SCBS) niet normaal functioneert.
 


 Wanneer zware bagage in de bagageruimte of op de achterzitting is geplaatst.



 Als er de kans bestaat op gedeeltelijk contact met een voorliggend voertuig.



 Bij het rijden op continu bochtige wegen en het op- en afrijden van uitritten.



 Wanneer lang uitstekende bagage of lading op een gemonteerde dakdrager vervoerd
wordt die de lasersensor (voor) afdekt.
 


 Uitlaatgas van het voertuig vóór u, zand, sneeuw of waterdamp dat uit mangaten en
goten opstijgt en opspattend water.
 


 Bij het slepen van een defect voertuig.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 ... 80 next >