stop start MAZDA MODEL 3 HATCHBACK 2015 Handleiding (in Dutch)

Page 450 of 741

5–84
Interieurvoorzieningen
Audio-installatie
Gebruik van de USB modus (Type A/Type B)
Media/Scan-toets
Map omlaag toets Map omhoog toets Weergave/pauzetoets Willekeurige volgorde weergavetoets
Herhaalde weergavetoetsAudiodisplay
Teksttoets
Spoor terug/terugspoeltoets
Spoor vooruit/
snelvooruitspoeltoetsDe afbeelding toont als voorbeeld de type A eenheid.
Type Afspeelbare gegevens
USB modus MP3/WMA/AAC bestand
USB 3.0 apparatuur wordt door deze
installatie niet ondersteund. Het is
mogelijk dat andere apparatuur eveneens
niet wordt ondersteund, afhankelijk
van het model of de versie van het
besturingssysteem.
Weergave
1. Zet het contact op ACC of ON.
2. Druk op de aan/uit/volumeknop om de
audio-installatie in te schakelen.
3. Druk de mediatoets (
) in om over
te schakelen naar de USB modus en
start de weergave.
OPMERKING
  Bij bepaalde apparatuur zoals
smartphones moet een instelling
gewijzigd worden om van bediening
met behulp van een USB verbinding
gebruik te kunnen maken.
  Wanneer het USB apparaat niet is
aangesloten, schakelt de modus niet
over naar de USB modus.
OPMERKING
  Wanneer er geen afspeelbare
gegevens in het USB apparaat
beschikbaar zijn, knippert “ NO
CONTENTS ”.

 Weergave van het USB apparaat
gebeurt in de volgorde van de
mapnummers. Mappen die geen
MP3/WMA/AAC bestanden bevatten
worden overgeslagen.
  In de USB modus het USB apparaat
niet verwijderen. De gegevens
kunnen dan beschadigd worden.
Pauze
Druk voor het stopzetten van de weergave
op de weergave/pauzetoets ( 4 ).
Druk nogmaals op de toets om de
weergave te hervatten.
Snelvooruitspoelen/Terugspoelen
Houd de snelvooruitspoeltoets (
)
ingedrukt om met hoge snelheid een spoor
in voorwaartse richting te doorlopen.
Houd de terugspoeltoets (
) ingedrukt om
met hoge snelheid een spoor in
achterwaartse richting te doorlopen.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 454 of 741

5–88
Interieurvoorzieningen
Audio-installatie
Gebruik van de iPod modus (Type A/Type B)
Media/Scan-toetsLijst omlaag toets Lijst omhoog toets Weergave/pauzetoets
Willekeurige volgorde
weergavetoets
Herhaalde
weergavetoetsAudiodisplay
Teksttoets
Spoor terug/terugspoeltoets
Spoor vooruit/
snelvooruitspoeltoetsCategorie omlaag toets
Categorie omhoog
toets
De afbeelding toont als voorbeeld de type A eenheid.
Het is mogelijk dat een iPod niet
compatibel is afhankelijk van het model of
de versie van het besturingssysteem. In dit
geval verschijnt een foutmelding.
OPMERKING
De iPod functies op de iPod kunnen
niet gebruikt worden terwijl deze
aangesloten is op de installatie,
aangezien de installatie de iPod functies
bestuurt.
Weergave
1. Zet het contact op ACC of ON.
2. Druk op de aan/uit/volumeknop om de
audio-installatie in te schakelen.
3. Druk de mediatoets (
) in om over
te schakelen naar de iPod modus en
start de weergave.
OPMERKING
  Wanneer geen iPod is ingestoken,
schakelt de modus niet over naar
iPod modus.
  Wanneer er geen afspeelbare
gegevens in de iPod beschikbaar
zijn, wordt “ NO CONTENTS ”
knipperend aangegeven.
  In de iPod modus de iPod niet
verwijderen. Anders bestaat de kans
op beschadiging van de gegevens.
Pauze
Druk voor het stopzetten van de weergave
op de weergave/pauzetoets ( 4 ).
Druk nogmaals op de toets om de
weergave te hervatten.
Snelvooruitspoelen/Terugspoelen
Houd de snelvooruitspoeltoets (
)
ingedrukt om met hoge snelheid een spoor
in voorwaartse richting te doorlopen.
Houd de terugspoeltoets (
) ingedrukt om
met hoge snelheid een spoor in
achterwaartse richting te doorlopen.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 459 of 741

5–93
Interieurvoorzieningen
Audio-installatie
Weergave
1. Selecteer het
pictogram op het thuisscherm en toon het Amusementscherm.
2. Selecteer
of om over te schakelen naar de USB modus. De volgende
pictogrammen worden getoond op het onderste gedeelte van de middendisplay.
Pictogram Functie
Toont het Amusementmenu. Gebruik dit voor het overschakelen naar een andere audiobron.
De lijst met categorieën wordt getoond.
De huidige sporenlijst wordt getoond.
Selecteer een gewenst spoor om dit af te spelen.
Speelt het huidige spoor bij herhaling af.
Selecteer dit nogmaals om de sporen in de huidige sporenlijst bij herhaling af te spelen.
Wanneer dit nogmaals wordt geselecteerd, wordt de functie geannuleerd.
Sporen in de huidige sporenlijst worden in willekeurige volgorde afgespeeld.
Selecteer het muziekstuk nogmaals om dit te annuleren.
Start met de weergave van een spoor dat soortgelijk is aan het huidige spoor met behulp van
Gracenote's More Like This™.
Selecteer voor het annuleren van More Like This™ het gewenste muziekstuk uit de
categorielijst.
Als dit binnen enkele seconden vanaf het begin van een muziekstuk dat met afspelen is
begonnen wordt geselecteerd, wordt het eerdere muziekstuk geselecteerd.
Als meer dan een paar seconden zijn verstreken, wordt het muziekstuk dat op het huidige
moment wordt afgespeeld opnieuw vanaf het begin afgespeeld.
Lang indrukken voor snelterugspoelen. Deze stopt wanneer u uw hand van het pictogram of
de commanderknop wegneemt.
Spoor wordt afgespeeld. Wanneer dit opnieuw wordt geselecteerd, wordt de weergave
tijdelijk stopgezet.
Gaat verder naar het begin van het volgende muziekstuk.
Lang indrukken voor snelvooruitspoelen.
Toont de geluidsinstellingen voor het afstellen van het audiokwaliteitsniveau.
Zie Volume/Display/Geluidsregelaars op pagina 5-56 .
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 511 of 741

5–14 5
Interieurvoorzieningen
Bluetooth®
2. Zet het contact op ACC of ON.
Controleer dat het “
” symbool op de
audiodisplay wordt getoond. Het
symbool wordt niet getoond als niet-
gepaarde Bluetooth
® audioapparatuur
wordt gebruikt of de Bluetooth ®
eenheid van de auto defect is.
OPMERKING
Bij bepaalde Bluetooth ® audioapparatuur
duurt het enige tijd voordat het “

symbool wordt getoond.
3. Druk de mediatoets (
) in om over
te schakelen naar de Bluetooth ®
audiomodus en start de weergave.
Als de huidige apparatuurversie lager is
dan AVRCP Ver. 1.3: “ BT Audio ” wordt
op de display getoond.
Als de huidige apparatuur is AVRCP
Ver. 1.3:
De weergavetijd wordt getoond.
OPMERKING
  Als de Bluetooth ® audioapparatuur
niet met de weergave begint, de
weergave/pauzetoets (4) indrukken.
  Als een gesprek wordt ontvangen
op een handsfree mobiele telefoon
tijdens weergave van de Bluetooth
®
audioapparatuur, wordt de weergave
gestopt. Weergave van de Bluetooth ®
audioapparatuur wordt hervat nadat
het gesprek is beëindigd.
Weergave
1. Schakel de modus over naar Bluetooth
®
audiomodus om te luisteren naar
Bluetooth® audioapparatuur via het
luidsprekersysteem van de auto. (Zie
“Overschakelen naar de Bluetooth
®
audiomodus”)
2. Druk voor het stopzetten van de
weergave op de weergave/pauzetoets
(4).
3. Druk nogmaals op de toets om de
weergave te hervatten.
Selecteren van een bestand (spoor)
Selecteert het volgende bestand (spoor)
Druk kort op de spoor omhoog toets (
).
Selecteert het begin van het huidige
bestand (spoor)
Druk kort op de spoor omlaag toets (
).
Snelvooruitspoelen/Terugspoelen
(AVRCP Ver. 1.3)
Snelvooruitspoelen
Houd de snelvooruitspoeltoets (
)
ingedrukt.
Terugspoelen
Houd de terugspoeltoets (
) ingedrukt.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 572 of 741

6–34
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
5. Trek de peilstok weer naar buiten.
Het juiste vloeistofniveau wordt als
volgt op de peilstok aangegeven:
A
B Vo l
Vo l
Laag
Laag
Schaalverdeling voor warme vloeistof A
Indien er met de auto gereden is
en de vloeistof tot op de normale
bedrijfstemperatuur van ongeveer 65°C
opgewarmd is, dient het vloeistofniveau
zich tussen Vol en Laag te bevinden.
Schaalverdeling voor koude vloeistof B
Indien de motor niet gedraaid heeft en de
buitentemperatuur ongeveer 20°C is, dient
het vloeistofniveau zich tussen Vol en
Laag te bevinden.
OPGELET
  Gebruik de koude schaalverdeling
uitsluitend als globale referentie.
  Indien de buitentemperatuur lager
is dan ongeveer 20°C, de motor
starten en het vloeistofniveau
meten nadat de motor de normale
bedrijfstemperatuur heeft bereikt.
  Indien er met de auto gedurende een
langere periode met hoge snelheden
gereden werd, of in stadsverkeer bij
hoge buitentemperaturen, dient het
vloeistofniveau gemeten te worden
nadat de motor is stopgezet en de
vloeistof gedurende 30 minuten de
gelegenheid heeft gekregen af te
koelen.
Raadpleeg een deskundige reparateur, bij
voorkeur een offi ciële Mazda reparateur
om de auto te laten inspecteren als het
automatische transmissievloeistofpeil niet
het juiste niveau bereikt.
OPMERKING
Inspecteer voor een nauwkeurige
afl ezing beide zijden van de peilstok op
een goed verlichte plaats.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 593 of 741

6–55
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
Koplampen (Met halogeen koplampen)
Dimlichtgloeilampen
1. Als u de rechter gloeilamp gaat
vernieuwen, de motor starten, het
stuurwiel volledig naar links draaien
en de motor stopzetten. Als u de
linker gloeilamp gaat vernieuwen, het
stuurwiel naar rechts draaien en de
motor afzetten.
2. Controleer of de koplampschakelaar
uitgeschakeld is.
3. Trek aan het midden van elk van
de plastic klemmen en verwijder de
klemmen.
Verwijderen
Monteren
4. Draai de schroef linksom en verwijder
deze en trek vervolgens de stofkap
gedeeltelijk van zijn plaats.
5. Maak de stekker los van de eenheid
door het uitsteeksel op de stekker met
uw vinger in te drukken en de stekker
naar beneden te trekken.
6. Draai de houder en de gloeilamp en
verwijder deze. Verwijder de gloeilamp
voorzichtig uit de lamphouder in de
refl ector door deze langzaam recht naar
achteren uit de houder te trekken.
7. Monteer de nieuwe gloeilamp in
de omgekeerde volgorde van het
verwijderen.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 595 of 741

6–57
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
Dagverlichting/Positielampen (Met
xenon gasontlading koplampen)
Aangezien de procedure nogal
ingewikkeld en moeilijk is, dient het
vervangen van de LED lampen door een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
offi ciële Mazda reparateur te worden
gedaan.
OPMERKING
Vervangen van de LED gloeilamp is
niet mogelijk, aangezien deze in de
lampeenheid is ingebouwd. Vervang de
lampeenheid.
Voorste richtingaanwijzerlampen,
Positielampen (Met halogeen
koplampen)
1. Als u de rechter gloeilamp gaat
vernieuwen, de motor starten, het
stuurwiel volledig naar links draaien
en de motor stopzetten. Als u de
linker gloeilamp gaat vernieuwen, het
stuurwiel naar rechts draaien en de
motor afzetten.
2. Controleer of de koplampschakelaar
uitgeschakeld is. 3. Trek aan het midden van elk van
de plastic klemmen en verwijder de
klemmen.
Verwijderen
Monteren
4. Draai de schroef linksom en verwijder
deze en trek vervolgens de stofkap
gedeeltelijk van zijn plaats.
5. Draai de houder en de gloeilamp
linksom en verwijder deze.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 596 of 741

*Bepaalde modellen.6–58
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
6. Maak de gloeilamp los uit de houder.
Voorste richtingaanwijzerlampen
Positielampen (Met halogeen
koplampen)
7. Monteer de nieuwe gloeilamp in
de omgekeerde volgorde van het
verwijderen.
Mistlampen voor *
1. Als u de rechter gloeilamp gaat
vernieuwen, de motor starten, het
stuurwiel volledig naar links draaien
en de motor stopzetten. Als u de
linker gloeilamp gaat vernieuwen, het
stuurwiel naar rechts draaien en de
motor afzetten.
2. Controleer of de mistlichtschakelaar
uitgeschakeld is.
3. Trek aan het midden van elk van
de plastic klemmen en verwijder de
klemmen.
Verwijderen
Monteren
4. Draai de schroef linksom en verwijder
deze en trek vervolgens de stofkap
gedeeltelijk van zijn plaats.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 648 of 741

7–26
Als er zich een probleem voordoet
Accu is uitgeput
1. Verwijder het accudeksel.
2. Controleer of de hulpaccu 12 V is en
of de negatieve pool daarvan met de
massa verbonden is.
3. Indien de hulpaccu zich in een andere
auto bevindt, mogen beide auto's
elkaar niet raken. Zet de motor van de
auto met de hulpaccu stop en schakel
alle niet noodzakelijke elektrische
verbruikers in beide auto's uit.
4. Sluit de hulpstartkabels in precies
dezelfde volgorde aan zoals is
aangegeven in de illustratie.
 

 
 Sluit het ene uiteinde van een
hulpstartkabel aan op de positieve pool
van de uitgeputte accu (1).
 

 
 Sluit het andere uiteinde aan op de
positieve pool van de hulpaccu (2).
 

 
 Sluit het ene uiteinde van de andere
hulpstartkabel aan op de negatieve
pool van de hulpaccu (3).
 

 
 Sluit het andere uiteinde aan op het
massapunt aangegeven in de illustratie
op afstand van de uitgeputte accu (4).
5. Start de motor van de auto waarin zich
de hulpaccu bevindt en laat de motor
gedurende enkele minuten draaien.
Start vervolgens de motor van de auto
met de uitgeputte accu. 6. (Met i-ELOOP systeem)
Het is mogelijk dat na het starten van
de motor het i-ELOOP indikatielampje
gaat knipperen. Het indikatielampje
gaat uit wanneer de motor draait en
het opladen is voltooid. Controleer
alvorens te gaan rijden dat het
i-ELOOP indikatielampje is gedoofd.
OPMERKING
  Als u met de auto gaat rijden terwijl
het i-ELOOP indikatielampje
knippert, hoort u een pieptoon.
  Als het stuurwiel wordt gedraaid
terwijl het i-ELOOP indikatielampje
knippert, kan dit zwaarder aanvoelen
dan normaal, echter dit duidt niet op
een defect. Wanneer het i-ELOOP
indikatielampje is gedoofd, zal de
werking van het stuur weer normaal
worden.
  De hulpstartkabels niet verwijderen
terwijl het i-ELOOP indikatielampje
knippert.
7. Maak wanneer u gereed bent de kabels
voorzichtig los, in de omgekeerde
volgorde als beschreven in de
illustratie.
8. Als het accudeksel verwijderd is, dit in
omgekeerde volgorde van verwijderen
monteren.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 652 of 741

7–30
Als er zich een probleem voordoet
Oververhitting
Oververhitting
Indien het waarschuwingslampje voor
hoge motorkoelvloeistoftemperatuur gaat
branden, de auto vermogen verliest of u
een luid tikkend of pingelend geluid hoort,
is de motor waarschijnlijk oververhit.
WAARSCHUWING
Zet het contact uit en let er op dat
de ventilator niet draait alvorens te
proberen in de buurt van de
koelventilator te werken:
Werken in de buurt van de
koelventilator wanneer deze draait is
gevaarlijk. Als de motor is stopgezet
en de temperatuur in de motorruimte
hoog is, kan de ventilator gedurende
onbepaalde tijd blijven draaien.
U zou door de ventilator ernstige
verwondingen kunnen oplopen.
Geen van de
koelsysteemdoppen verwijderen
wanneer de motor en de radiateur heet
zijn:
Wanneer de motor en de radiateur heet
zijn, kan kokend hete koelvloeistof en
stoom onder druk naar buiten spuiten
en ernstig letsel veroorzaken.
De motorkap UITSLUITEND openen
nadat er geen stoom meer uit de
motorruimte komt:
Stoom van een oververhitte motor is
gevaarlijk. De ontsnappende stoom kan
ernstige brandwonden veroorzaken.
Als het waarschuwingslampje voor hoge
motorkoelvloeistoftemperatuur gaat
branden:
1. Rijd naar de kant van de weg en
breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand.
2. Schakel bij een automatische
transmissie in stand P (parkeren)
of schakel bij een handgeschakelde
versnellingsbak in de neutraalstand.
3. Trek de handrem aan.
4. Schakel de airconditioning uit.
5. Controleer of er koelvloeistof of stoom
uit de motorruimte ontsnapt.
Als er stoom uit de motorruimte
komt:
Niet te dicht in de buurt van de
voorzijde van de auto komen. Zet de
motor stop.
Wacht totdat er geen stoom meer
naar buiten komt, open vervolgens de
motorkap en start de motor.
Indien er geen kokende koelvloeistof
of stoom naar buiten komt:
De motorkap openen en de motor
stationair laten draaien om deze
geleidelijk te laten afkoelen.
OPGELET
Als de koelventilator niet functioneert
terwijl de motor draait, zal de
motortemperatuur toenemen. Zet de
motor stop en neem contact op met een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
offi ciële Mazda reparateur.
6. Controleer of de koelventilator draait
en zet vervolgens de motor stop nadat
de temperatuur gedaald is.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 next >