sensor MAZDA MODEL 3 HATCHBACK 2015 Handleiding (in Dutch)

Page 379 of 741

5–13
Interieurvoorzieningen
Klimaatregelsysteem
Zonlicht/Temperatuursensor
Het airconditioningsysteem meet
de binnen- en buitentemperatuur en
het zonlicht. Op basis hiervan wordt
vervolgens de temperatuur van het
interieur ingesteld.
OPGELET
Zorg er voor dat geen van de sensors
gehinderd wordt, anders zal het
airconditioningsysteem niet juist
functioneren.
Zonlichtsensor
Interieurtemperatuursensor
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 384 of 741

5–18
Interieurvoorzieningen
Klimaatregelsysteem
Ontdooien en ontwasemen van de
voorruit
Druk op de
voorruitontwasemingsschakelaar.
In deze stand wordt de stand voor aanvoer
van buitenlucht automatisch gekozen en
wordt de airconditioning automatisch
ingeschakeld. De airconditioning voert
dan ontvochtigde lucht naar de voorruit en
de zijruiten (pagina 5-4 ). De hoeveelheid
luchtstroming zal toenemen.
WAARSCHUWING
Zet bij het ontwasemen de
temperatuurregelaar in de stand voor
hete of warme lucht ( stand):
Gebruik van de stand
met de
temperatuurregelaar in de stand voor
koude lucht is gevaarlijk, aangezien dit
het beslaan van de voorruit kan
veroorzaken. Uw uitzicht wordt dan
belemmerd, hetgeen een ernstig
ongeluk tot gevolg kan hebben.
OPMERKING
Gebruik de temperatuurregelknop om
de temperatuur van de luchtstroom
te verhogen en de ruit sneller te
ontwasemen.
Zonlicht/Temperatuursensor
Het airconditioningsysteem meet
de binnen- en buitentemperatuur en
het zonlicht. Op basis hiervan wordt
vervolgens de temperatuur van het
interieur ingesteld.
OPGELET
Zorg er voor dat geen van de sensors
gehinderd wordt, anders zal het
airconditioningsysteem niet juist
functioneren.
Zonlichtsensor
Interieurtemperatuursensor
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 439 of 741

5–73
Interieurvoorzieningen
Audio-installatie
Instellingen
OPMERKING
Het schermdisplay kan verschillen afhankelijk van kwaliteit en specifi catie.
Selecteer het
pictogram op het thuisscherm en toon het Instellingen scherm.
Verander het tabblad en selecteer het instellingsitem dat u wilt veranderen.
U kunt instellingen in de instellingsdisplay als volgt naar eigen voorkeur instellen:
Tabblad Onderwerp Functie
AD-Disp Hoogte
Helderheidscontrole
Overige Zie Actief rijden display op pagina 4-43 .
Display Zie Volume/Display/Geluidsregelaars op pagina 5-56 .
Veiligheid Distance Recognition Support System
SBS/SCBS
Overige Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-16 .
Geluid Zie Volume/Display/Geluidsregelaars op pagina 5-56 .
Klok Tijd aanpassen De huidige ingestelde tijd wordt getoond.
Druk op
voor het vooruitzetten van de uren/
minuten en selecteer om de uren/minuten
terug te zetten.
AM/PM kan alleen worden geselecteerd met de
12-uur klokweergave.
GPS sync. Wanneer ON wordt geselecteerd, wordt “Klok
instellen” uitgeschakeld.
Tijdformat Verandert de display tussen 12 en 24-uur
klokweergave.
Tijdzone geselecteerd Selecteert de tijdzone.
Zomertijd Hiermee wordt de instelling voor zomer- en
wintertijd aan/uit gezet.
Bij ON, wordt de klok 1 uur vooruitgezet. Bij
OFF, wordt de klok terug op de normale tijd
ingesteld.
Voertuig Regensensor ruitenwisser
Deurvergrendeling
Overige Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-16 .
Apparat. Bluetooth
® Zie Gereed maken van Bluetooth ® (Type C/
Type D) op pagina 5-120 .
Network Management/Wi-Fi Wi-Fi™ wordt gebruikt voor het verkrijgen van
navigatie NP’s/real-time verkeersinformatie
(zoals benzineprijzen, weerbericht,
dichtstbijzijnde restaurant)
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 574 of 741

6–36
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
Smering van de carrosserie
Alle bewegende punten van de
carrosserie zoals de portier-, motorkap-en
kofferdekselscharnieren en sloten moeten
gesmeerd worden telkens wanneer de
motorolie wordt ververst. Gebruik bij koud
weer een niet-bevriezend smeermiddel op
de sloten.
Let er bij het openen van de primaire
vergrendeling van de motorkap op,
dat de secundaire vergrendeling (de
“veiligheidshaak”) de motorkap belet om
vanzelf te openen.
Ruitenwisserbladen
OPGELET
  Het is gebleken dat een “hot wax”
behandeling, zoals in automatische
auto-was installaties een nadelige
invloed op de reinigende werking
van de ruitenwissers heeft.
  Gebruik geen benzine, petroleum,
terpentijn of andere chemische
middelen in de nabijheid van
of op de ruitenwisserbladen om
beschadiging er van te voorkomen.
  Wanneer de ruitenwisserhendel in
de stand AUTO staat en het contact
op ON wordt gezet, is het mogelijk
dat de ruitenwissers in de volgende
gevallen automatisch in beweging
gezet worden:
 


 Als de voorruit boven de
regensensor wordt aangeraakt.
 


 Als de voorruit boven de
regensensor met een doek wordt
afgeveegd.
 


 Als met een hand of ander
voorwerp tegen de voorruit wordt
gestoten.
 


 Als vanuit het interieur van de auto
met een hand of ander voorwerp
tegen de regensensor wordt
gestoten.
  Let er op dat uw handen of vingers
niet beklemd raken, aangezien
dit letsel kan veroorzaken of de
ruitenwissers kan beschadigen. Zorg
er bij het wassen of uitvoeren van
onderhoud aan uw auto voor dat de
ruitenwisserhendel in de stand OFF
staat.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 613 of 741

6–75
Onderhoud en verzorging
Verzorging van het uiterlijk
Volg bij gebruik van een chemisch
reinigingsmiddel of poetsmiddel
alle aanwijzingen op het etiket en de
container. Lees alle waarschuwingen en
voorzorgsmaatregelen.
Onderhoud van de lak
Wassen
OPGELET
  Wanneer de ruitenwisserhendel in de
stand
staat en het contact op
ON wordt gezet, is het mogelijk dat
de ruitenwissers in de volgende
gevallen automatisch in beweging
gezet worden:
 


 Als de voorruit boven de
regensensor wordt aangeraakt of
met een doek wordt afgeveegd.
 


 Als vanaf de buitenzijde of
binnenzijde van de auto met een
hand of ander voorwerp tegen de
voorruit wordt gestoten.
  Houd handen en ruitenkrabbers uit de
buurt van de voorruit wanneer de
ruitenwisserhendel in de stand
staat en het contact op ON gezet is,
aangezien vingers beklemd kunnen
raken of de ruitenwissers en
wisserbladen beschadigd kunnen
worden wanneer de ruitenwissers
automatisch in werking gesteld
worden.
 Als u de voorruit gaat reinigen, er op
letten dat de ruitenwissers volledig
zijn uitgeschakeld (wanneer de kans
het grootst is dat de motor aan blijft)
—dit is vooral belangrijk bij het
verwijderen van ijs en sneeuw.
OPGELET
 

 Spuit geen water in de motorruimte.
Anders kan dit motorstartproblemen
veroorzaken of beschadiging van de
elektrische onderdelen.
  Wees voorzichtig bij het wassen en
in de was zetten van het voertuig niet
teveel kracht uit te oefenen op één
enkel deel van het dak of de antenne.
Anders bestaat de kans op indeuken
van het voertuig of beschadiging van
de antenne.
Om de laklaag tegen aantasting en
roestvorming te beschermen, dient u uw
Mazda regelmatig (tenminste éénmaal per
maand) grondig met lauw of koud water te
wassen.
Als de auto op de verkeerde manier wordt
gewassen, bestaat de kans op het ontstaan
van krassen op de laklaag. Hier volgen
enkele voorbeelden hoe krassen kunnen
ontstaan.
Krassen kunnen ontstaan op de laklaag,
wanneer:
 


 De auto wordt gewassen zonder dat vuil
en overige vreemde bestanddelen eerst
afgespoeld worden.
 


 De auto wordt gewassen met een ruwe,
droge of vuile doek.
 


 De auto wordt gewassen in een auto-
wasinstallatie waarvan de borstels vuil
of te hard zijn.
 


 Wanneer er een reinigingsmiddel of
was gebruikt wordt die polijstmiddelen
bevat.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 664 of 741

*Bepaalde modellen.7–42
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers
Signaal Waarschuwing
(Oranje) RVM
waarschuwingslampje*
Dit waarschuwingslampje gaat branden wanneer het contact op ON gezet
wordt. De kleur van de verlichting verandert van oranje naar groen wanneer het
rijbaanveranderingcontrolesysteem in werking is, of wordt uitgeschakeld wanneer het
systeem wordt uitgeschakeld. Het lampje blijft branden als het systeem defect is. Raadpleeg
een deskundige reparateur, bij voorkeur een offi ciële Mazda reparateur.
OPMERKING
Dit waarschuwingslampje kan gaan branden als resultaat van een tijdelijke
vermindering in de gevoeligheid van de radarsensor als gevolg van slecht weer of vuil
op het bumperoppervlak. Dit duidt echter niet op een defect.
Waarschuwingslampje
voor automatische
transmissie
*
Het lampje/indikatie gaat branden wanneer er een probleem is met de transmissie.
OPGELET
Als het waarschuwingslampje voor de automatische transmissie gaat branden, is er een
elektrisch probleem in de transmissie. Wanneer u in deze toestand met uw Mazda blijft
doorrijden, kan dit beschadiging van uw transmissie tot gevolg hebben. Raadpleeg
zo spoedig mogelijk een deskundige reparateur, bij voorkeur een offi ciële Mazda
reparateur.
Waarschuwingslampje
voor systeem van
airbag/voorspanners
van veiligheidsgordels
Een defect in het systeem wordt aangeduid als het waarschuwingslampje constant knippert,
constant brandt of helemaal niet brandt wanneer het contact op ON gezet wordt. Bij elk
van deze gevallen dient u zo spoedig mogelijk een deskundige reparateur, bij voorkeur een
offi ciële Mazda reparateur te raadplegen. Het systeem zal dan wellicht in het geval van een
aanrijding niet in werking treden.
WAARSCHUWING
Sleutel nooit zelf aan de airbag/voorspannersystemen en laat altijd alle onderhoud
en reparatie door een deskundige reparateur, bij voorkeur een offi ciële Mazda
reparateur uitvoeren:
Het zelf uitvoeren van onderhoud of sleutelen aan de systemen is gevaarlijk. De kans
bestaat dat een airbag/voorspanner onvoorzien geactiveerd of buiten werking gesteld
wordt.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 668 of 741

7–46
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers
Signaal Waarschuwing Te nemen maatregel
Veiligheidsgordelwaarschuwingslampje
Met waarschuwingslampje voor voorpassagierszitting
Het veiligheidsgordelwaarschuwingslampje gaat branden als de bestuurdersstoel of
voorpassagierszitting bezet is en de veiligheidsgordel niet vastgemaakt is terwijl het contact op
ON staat.
Zonder waarschuwingslampje voor voorpassagierszitting
Het veiligheidsgordelwaarschuwingslampje gaat branden als de bestuurdersstoel bezet is en
de veiligheidsgordel niet vastgemaakt is terwijl het contact op ON staat.
Veiligheidsgordelwaarschuwing
Voorzitting
Als er met de auto wordt gereden terwijl de veiligheidsgordel van de bestuurder of
voorpassagier niet is vastgemaakt, gaat het veiligheidsgordelwaarschuwingslampje branden
en klinkt er een waarschuwingszoemer.
Als de veiligheidsgordel van de bestuurder of de voorpassagier niet aangegespt is (alleen
wanneer de voorpassagierszitting bezet is) en de snelheid van de auto hoger is dan ongeveer
20 km/h, gaat het waarschuwingslampje knipperen en wordt er een zoemtoon gegeven. Na
een korte tijd stopt het waarschuwingslampje met knipperen. Dit blijft echter branden en de
zoemtoon stopt. Als een veiligheidsgordel niet aangegespt blijft, gaat het waarschuwingslampje
knipperen en wordt de zoemtoon weer voor een bepaalde tijd geactiveerd.
De zoemtoon stopt niet totdat de veiligheidsgordel wordt aangegespt of een bepaalde tijd is
verstreken, ook niet als de rijsnelheid afneemt tot minder dan 20 km/h.
OPMERKING
Als de veiligheidsgordel van de bestuurder of de voorpassagier niet aangegespt wordt
nadat de zoemtoon gestopt is (waarschuwingslampje blijft branden) en de rijsnelheid
hoger is dan 20 km/h, gaat het waarschuwingslampje knipperen en wordt de zoemtoon
opnieuw geactiveerd.
Door het plaatsen van zware voorwerpen op de voorpassagierszitting kan de
veiligheidsgordelwaarschuwingsfunctie van de voorpassagierszitting geactiveerd
worden, afhankelijk van het gewicht van het voorwerp.
Geen extra zitkussen op de voorpassagierszitting plaatsen en gebruiken om er voor te
zorgen dat de voorpassagiergewichtsensor juist kan functioneren. De kans bestaat dat
de sensor niet goed functioneert omdat het extra zitkussen de werking van de sensor
zou kunnen hinderen.
Wanneer een klein kind op de voorpassagierszitting zit, is het mogelijk dat het
waarschuwingslampje niet werkt.
Achterzitting
Als de veiligheidsgordels van de achterzitting niet zijn vastgemaakt en het contact op ON staat,
worden de bestuurder en de passagier op de hoogte gesteld door de waarschuwingslampjes.
De waarschuwingslampjes branden in twee kleuren. Wanneer de veiligheidsgordel
niet is vastgemaakt, is de verlichting van het waarschuwingslampje rood. Wanneer de
veiligheidsgordel is vastgemaakt, is de verlichting groen. De waarschuwingslampjes werken
ook als er zich geen passagier op de achterzitting bevindt. De waarschuwingszoemer klinkt
enkel als een veiligheidsgordel wordt losgemaakt nadat deze is vastgemaakt.
OPMERKING
Als de veiligheidsgordels van de achterzitting niet vastgemaakt worden binnen een
bepaalde tijd nadat de motor is gestart, gaan alle waarschuwingslampjes uit.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 671 of 741

*Bepaalde modellen.7–49
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers
Signaal Waarschuwing Te nemen maatregel
(Oranje)
Waarschuwingslampje
van Smart
Brake Support
remhulpsysteem/
stadsverkeer-
remassistent (SBS/
SCBS)
*
Het lampje gaat branden als de voorruit en
de radarsensor vuil zijn of als er een defect is
in het systeem.
(Voertuigen met type C/type D audio)
Controleer de reden waarom het
waarschuwingslampje brandt op de
middendisplay (pagina 7-36 ).
Als de reden waarom het
waarschuwingslampje brandt het gevolg is
van een verontreinigde voorruit, de voorruit
reinigen.
Als het waarschuwingslampje brandt
vanwege een vuile radarsensor, het
voorembleem reinigen.
Laat de auto door een deskundige
reparateur, bij voorkeur een offi ciële Mazda
reparateur controleren als er andere redenen
zijn.
(Voertuigen zonder type C/type D audio)
Als de reden waarom het
waarschuwingslampje brandt het gevolg is
van een verontreinigde voorruit, de voorruit
reinigen. Laat de auto door een deskundige
reparateur, bij voorkeur een offi ciële Mazda
reparateur controleren als er andere redenen
zijn.
KEY waarschuwingslampje
Neem de juiste maatregel en controleer dat het waarschuwingslampje uit gaat.
Signaal Oorzaak Te nemen maatregel
(Rood)
(Knippert) De batterij van de geavanceerde sleutel is
uitgeput. Vernieuw de sleutelbatterij (pagina 6-44 ).
De geavanceerde sleutel bevindt zich buiten
het werkingsbereik.
Breng de geavanceerde sleutel in het
werkingsbereik (pagina 3-9 ). De geavanceerde sleutel is geplaatst in delen
van het interieur waar de sleutel moeilijk
bespeurd kan worden.
Er bevindt zich een sleutel van een andere
fabrikant welke gelijkt op de geavanceerde
sleutel in het werkingsbereik. Neem de sleutel van een andere fabrikant
welke gelijkt op de geavanceerde sleutel
uit het werkingsbereik.
Zonder het contact uit te zetten, is de
geavanceerde sleutel uit het interieur
genomen en vervolgens zijn alle portieren
gesloten. Breng de geavanceerde sleutel terug in het
interieur.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 677 of 741

*Bepaalde modellen.7–55
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers
WAARSCHUWING
Rijd niet met de auto wanneer de
waarschuwingszoemer voor het systeem
van de airbag/voorspanners van
veiligheidsgordels klinkt:
Rijden met de auto terwijl de
waarschuwingzoemer voor het systeem
van de airbag/voorspanners van
veiligheidsgordels klinkt is gevaarlijk.
Bij een botsing zullen de airbags en
het systeem van de voorspanners van
de veiligheidsgordels niet in werking
treden, hetgeen ernstig of mogelijk
dodelijk letsel tot gevolg kan hebben.
Neem contact op met een deskundige
reparateur, bij voorkeur een offi ciële
Mazda reparateur om de auto zo
spoedig mogelijk te laten inspecteren.
Waarschuwingszoemer voor
veiligheidsgordel
Voorzitting
Als de rijsnelheid hoger is dan ongeveer
20 km/h en de veiligheidsgordel
van de bestuurder of voorpassagier
niet is vastgemaakt, klinkt continu
een waarschuwingspieptoon. Als
de veiligheidsgordel dan nog niet is
vastgemaakt, zal de pieptoon eenmaal
stoppen en dan gedurende ongeveer
90 seconden doorgaan. De pieptoon
stopt nadat de veiligheidsgordel van
de bestuurder of voorpassagier is
vastgemaakt.
OPMERKING
  Bepaalde modellen zijn
niet voorzien van de
veiligheidsgordelwaarschuwingspieptoon
voor de voorpassagierszitting.
  Door het plaatsen van zware voorwerpen
op de voorpassagierszitting kan de
veiligheidsgordelwaarschuwingsfunctie
van de voorpassagierszitting geactiveerd
worden, afhankelijk van het gewicht van
het voorwerp.
  Geen extra zitkussen op de
voorpassagierszitting plaatsen en
gebruiken om er voor te zorgen dat
de voorpassagiergewichtsensor juist
kan functioneren. De kans bestaat
dat de sensor niet goed functioneert
omdat het extra zitkussen de werking
van de sensor zou kunnen hinderen.
  Wanneer een klein kind op
de voorpassagierszitting
zit, is het mogelijk dat de
waarschuwingszoemer niet werkt.
Achterzitting
De waarschuwingszoemer klinkt enkel als
een veiligheidsgordel wordt losgemaakt
nadat deze is vastgemaakt.
Waarschuwingszoemtoon voor
niet-uitgeschakeld contact (STOP) *
Als het bestuurdersportier geopend wordt
terwijl het contact op ACC staat, klinkt
er continu een pieptoon om de bestuurder
op de hoogte te stellen dat het contact niet
uit is gezet (STOP). Als deze toestand
blijft voortbestaan zal het afstandbediende
portiervergrendelingssysteem niet
functioneren, kan de auto niet vergrendeld
worden en zal de accu uitgeput raken.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 730 of 741

10–2
Index
1
120 km/h waarschuwingszoemer ........ 7-59
A
Aanbevolen olie .................................. 6-23
Aanbevolen smeermiddelen .................. 9-7
Aanpasbaar voorverlichtingssysteem
(AFS)................................................. 4-117
AFS OFF indikatielampje ........... 4-117
AFS OFF schakelaar ................... 4-117
Accu .................................................... 6-41
Inspectie van het niveau van het accu-
elektroliet....................................... 6-43
Laden ............................................. 6-44
Onderhoudspunt ............................ 6-43
Technische gegevens ....................... 9-6
Vernieuwen .................................... 6-44
Accu is uitgeput .................................. 7-24
Starten met een hulpaccu .............. 7-24
Achterklep ........................................... 3-24
Achterruitensproeier ........................... 4-88
Achterruitenwisser .............................. 4-88
Achterruitverwarming ......................... 4-89
Achterruit ...................................... 4-89
Achterste kledinghaken ..................... 5-170
Achteruitkijkmonitor ......................... 4-185
Afstelling van de beeldkwaliteit ... 4-193
Afwijking tussen de werkelijke
wegsituatie en het weergegeven
beeld ............................................ 4-192
Gebruik van de
achteruitkijkmonitor .................... 4-189
Gebruik van de display................ 4-188
Overschakelen naar de
achteruitkijkmonitordisplay ........ 4-186
Plaats van
achteruitparkeercamera ............... 4-186
Weergavebereik op het scherm ... 4-187
Achterzitting ......................................... 2-9
Actief rijden display ............................ 4-43
Afmetingen ......................................... 9-10
Afstandbediende portiervergrendeling ... 3-4
Afstandherkenninghulpsysteem
(DRSS) .............................................. 4-135
Indikatie op display ..................... 4-136
Afstelbare snelheidsbegrenzer .......... 4-149
Afstelbare
snelheidsbegrenzerdisplay........... 4-150
Hoofdindikatielampje van afstelbare
snelheidsbegrenzer (oranje) ........ 4-151
Indikatielampje van instelfunctie van
afstelbare snelheidsbegrenzer
(groen) ......................................... 4-151
Instellen van het systeem ............ 4-153
In-/uitschakelen van het systeem... 4-152
Tijdelijk annuleren van het
systeem ........................................ 4-154
Waarschuwingspieptoon
snelheidsbegrenzer ...................... 4-152
Airbagsystemen ................................... 2-46
Als de actief rijden display niet
functioneert ......................................... 7-62
Als een waarschuwingslampje gaat
branden of knipperen .......................... 7-36
Anti-blokkeer remsysteem (ABS) ....... 4-99
Anti-diefstal beveiligingssysteem (Met
inbraaksensor) ..................................... 3-51
Anti-diefstal beveiligingssysteem (Zonder
inbraaksensor) ..................................... 3-56
Anti-wielspin regeling (TCS) ........... 4-100
TCS/DSC indikatielampje ........... 4-101
Asbak ................................................ 5-171
Audiobedieningsschakelaar
Afstellen van het volume .............. 5-76
Audio-uit toets ............................... 5-77
Zoektoets ....................................... 5-76
Audio-installatie .................................. 5-19
AUX/USB/iPod modus ................. 5-78
Antenne ......................................... 5-19
Audiobedieningsschakelaar........... 5-75
Audioset (Type A/Type B) ............ 5-34
Audioset (Type C/Type D) ............ 5-51
Bedieningstips voor
audio-installatie ............................. 5-20
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page:   < prev 1-10 ... 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 next >