stop start MAZDA MODEL 3 HATCHBACK 2016 Handleiding (in Dutch)

Page 719 of 819

7–27
Als er zich een probleem voordoet
Accu is uitgeput
1. Verwijder het accudeksel.
2. Controleer of de hulpaccu 12 V is en
of de negatieve pool daarvan met de
massa verbonden is.
3. Indien de hulpaccu zich in een andere
auto bevindt, mogen beide auto's
elkaar niet raken. Zet de motor van de
auto met de hulpaccu stop en schakel
alle niet noodzakelijke elektrische
verbruikers in beide auto's uit.
4. Sluit de hulpstartkabels in precies
dezelfde volgorde aan zoals is
aangegeven in de illustratie.
 

 
 Sluit het ene uiteinde van een
hulpstartkabel aan op de positieve
pool van de uitgeputte accu (1).
 

 
 Sluit het andere uiteinde aan op de
positieve pool van de hulpaccu (2).
 

 
 Sluit het ene uiteinde van de andere
hulpstartkabel aan op de negatieve
pool van de hulpaccu (3).
 

 
 Sluit het andere uiteinde aan op
het massapunt aangegeven in de
illustratie op afstand van de uitgeputte
accu (4).
5. Start de motor van de auto waarin zich
de hulpaccu bevindt en laat de motor
gedurende enkele minuten draaien.
Start vervolgens de motor van de auto
met de uitgeputte accu. 6. (Met i-ELOOP systeem)
Het is mogelijk dat na het starten van
de motor het i-ELOOP indicatielampje
gaat knipperen. Het indicatielampje
gaat uit wanneer de motor draait en
het opladen is voltooid. Controleer
alvorens te gaan rijden dat het
i-ELOOP indicatielampje is gedoofd.
OPMERKING
  Als u met de auto gaat rijden terwijl
het i-ELOOP indicatielampje
knippert, hoort u een pieptoon.
  Als het stuurwiel wordt gedraaid
terwijl het i-ELOOP indicatielampje
knippert, kan dit zwaarder aanvoelen
dan normaal, echter dit duidt niet op
een defect. Wanneer het i-ELOOP
indicatielampje is gedoofd, zal de
werking van het stuur weer normaal
worden.
  De hulpstartkabels niet verwijderen
terwijl het i-ELOOP indicatielampje
knippert.
7. Maak wanneer u gereed bent de kabels
voorzichtig los, in de omgekeerde
volgorde als beschreven in de illustratie.
8. Als het accudeksel verwijderd is, dit in
omgekeerde volgorde van verwijderen
monteren.
OPMERKING
Controleer of de deksels stevig op hun
plaats zijn aangebracht.


Page 722 of 819

7–30
Als er zich een probleem voordoet
Oververhitting
O v e r v e r h i t t i n g
Indien het waarschuwingslampje voor
hoge motorkoelvloeistoftemperatuur gaat
branden, de auto vermogen verliest of u
een luid tikkend of pingelend geluid hoort,
is de motor waarschijnlijk oververhit.
WAARSCHUWING
Stop op een veilige plaats, zet
vervolgens het contact uit en let er op
dat de ventilator niet draait alvorens te
proberen in de buurt van de
koelventilator te werken:
Werken in de buurt van de
koelventilator wanneer deze draait is
gevaarlijk. Als de motor is stopgezet
en de temperatuur in de motorruimte
hoog is, kan de ventilator gedurende
onbepaalde tijd blijven draaien.
U zou door de ventilator ernstige
verwondingen kunnen oplopen.
Geen van de
koelsysteemdoppen verwijderen
wanneer de motor en de radiateur heet
zijn:
Wanneer de motor en de radiateur heet
zijn, kan kokend hete koelvloeistof en
stoom onder druk naar buiten spuiten
en ernstig letsel veroorzaken.
De motorkap UITSLUITEND openen
nadat er geen stoom meer uit de
motorruimte komt:
Stoom van een oververhitte motor is
gevaarlijk. De ontsnappende stoom kan
ernstige brandwonden veroorzaken.
Als het waarschuwingslampje voor hoge
motorkoelvloeistoftemperatuur gaat
branden:
1. Rijd naar de kant van de weg en
breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand.
2. Schakel bij een automatische
transmissie in stand P (parkeren)
of schakel bij een handgeschakelde
versnellingsbak in de neutraalstand.
3. Trek de handrem aan.
4. Schakel de airconditioning uit.
5. Controleer of er koelvloeistof of stoom
uit de motorruimte ontsnapt.
Als er stoom uit de motorruimte
komt:
Niet te dicht in de buurt van de
voorzijde van de auto komen. Zet de
motor stop.
Wacht totdat er geen stoom meer
naar buiten komt, open vervolgens de
motorkap en start de motor.
Indien er geen kokende koelvloeistof
of stoom naar buiten komt:
De motorkap openen en de motor
stationair laten draaien om deze
geleidelijk te laten afkoelen.
OPGELET
Als de koelventilator niet functioneert
terwijl de motor draait, zal de
motortemperatuur toenemen. Zet de
motor stop en neem contact op met een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
of¿ ciële Mazda reparateur.


Page 731 of 819

7–39
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
Signaal Waarschuwing
Motoroliewaarschuwingslampje
Dit waarschuwingslampje geeft aan dat de druk van de motorolie laag is.
OPGELET
De motor niet laten draaien wanneer de oliedruk laag is. Anders kan dit uitgebreide
motorschade tot gevolg hebben.
Als tijdens het rijden het lampje gaat branden of de waarschuwingsindicatie wordt
getoond:
1. Rijd naar de kant van de weg en breng de auto op een veilige en vlakke plaats tot
stilstand.
2. Zet de motor stop en wacht 5 minuten om de olie naar het carter te laten terugvloeien.
3. Inspecteer het motoroliepeil 6-32 . Als het peil laag is, de juiste hoeveelheid
motorolie bijvullen en er daarbij op letten niet teveel bij te vullen.
OPGELET
De motor niet laten draaien als het oliepeil laag is. Anders kan dit uitgebreide
motorschade tot gevolg hebben.
4. Start de motor en controleer het waarschuwingslampje.
Indien het lampje blijft branden ook als het oliepeil normaal is of nadat u olie heeft
bijgevuld, de motor onmiddellijk stopzetten en uw auto naar een deskundige reparateur,
bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur laten slepen.
(Rood)
Waarschuwingslampje
voor hoge
motorkoelvloeistoftemperatuur
Het lampje knippert wanneer de motorkoelvloeistoftemperatuur buitengewoon hoog is
en gaat branden wanneer de motorkoelvloeistoftemperatuur verder toeneemt.
Te nemen maatregelen
Lampje knippert
Rijd langzaam om de motorbelasting te verminderen totdat u een veilige plaats heeft
gevonden om de auto tot stilstand te brengen en wacht totdat de motor afgekoeld is.
Lampje brandt
Dit geeft de mogelijkheid van oververhitting aan. Parkeer de auto onmiddellijk op een
veilige plaats en zet de motor stop.
Zie Oververhitting 7-30 .
OPGELET
Niet met de auto rijden wanneer het waarschuwingslampje voor hoge
motorkoelvloeistoftemperatuur brandt. Anders kan dit beschadiging van de motor
veroorzaken.


Page 742 of 819

7–50
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
*Bepaalde modellen.
Berichten die verschijnen op de multi-informatiedisplay *
Als er een melding is van het voertuig, verschijnt een bericht op de multi-informatiedisplay.
Controleer de informatie en neem de noodzakelijke maatregel.
(Displayvoorbeeld)
Als het waarschuwingslampje gelijktijdig gaat branden/knipperen of een symbool op de
display wordt aangegeven, de informatie betreffende het waarschuwingslampje of symbool
controleren. (pagina 4-46 )
Display Inhoud Te nemen maatregel
Wordt aangegeven wanneer de
startdrukknop wordt ingedrukt terwijl
de keuzehendel niet in stand P staat. Zet de keuzehendel in de stand P.
Wordt aangegeven wanneer een
veiligheidsgordel niet is aangegespt en
het bestuurdersportier wordt geopend
terwijl de i-stop functie in werking is. Druk nogmaals op de startdrukknop
om de motor te starten. Zet bij
voertuigen met automatische
transmissie de keuzehendel in stand
P alvorens de motor te starten.)
Wordt aangegeven wanneer de
startdrukknop wordt ingedrukt zonder
intrappen van het rempedaal. Trap het rempedaal in en druk
vervolgens de startdrukknop in.
Wordt aangegeven wanneer de
startdrukknop wordt ingedrukt zonder
intrappen van het koppelingspedaal. Trap het koppelingspedaal in en druk
vervolgens de startdrukknop in.


Page 749 of 819

7–57
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
*Bepaalde modellen.
i-stop waarschuwingszoemer *
 














 Als het stationair draaien van de motor
is gestopt en het bestuurdersportier
wordt geopend, klinkt er een
waarschuwingstoon om de bestuurder
te attenderen dat het stationair draaien
is gestopt. Dit stopt wanneer het
bestuurdersportier wordt gesloten.
 


 De waarschuwingszoemer klinkt als
de motor gestopt is en de volgende
handelingen worden uitgevoerd. In
dergelijke gevallen herstart de motor
om veiligheidsredenen niet automatisch.
Start de motor met behulp van de
normale methode.
 

 
(Europees model)
 De veiligheidsgordel van de bestuurder
is losgemaakt en het bestuurdersportier
wordt geopend.
 

 
(Behalve Europees model)



 
(Handgeschakelde versnellingsbak)
 Wanneer de versnellingshendel
in een andere stand dan neutraal
staat, de veiligheidsgordel van de
bestuurder wordt losgemaakt en het
bestuurdersportier wordt geopend.
 

 
(Automatische transmissie)
 Wanneer de keuzehendel in de stand
D of M (niet in blokkeermodus
voor tweede versnelling) staat,
de veiligheidsgordel van de
bestuurder wordt losgemaakt en het
bestuurdersportier wordt geopend.
i-ELOOP waarschuwingszoemer *
De pieptoon klinkt als u probeert onder de
volgende omstandigheden te gaan rijden:
 


 Het i-ELOOP indicatielampje knippert
groen.
 


 “i-ELOOP laadt op” wordt aangegeven
in de middendisplay (Type C/Type D
audio).
De pieptoon stopt zodra het voertuig tot
stilstand is gebracht. Controleer dat het
indicatielampje niet langer brandt en dat
het bericht niet langer wordt getoond
alvorens te gaan rijden.
Rijsnelheidsalarm *
De functie van het rijsnelheidsalarm is
bestemd om de bestuurder via een enkele
pieptoon en een waarschuwingsindicatie
in de instrumentengroep te waarschuwen
dat de tevoren ingestelde rijsnelheid is
overschreden.
U kunt de instelling van de rijsnelheid
waarbij de waarschuwing wordt gegeven
veranderen.
Zie Boordcomputer en INFO schakelaar
op pagina 4-34 .
Buitentemperatuurwaarschuwingszoemer*
Waarschuwt de bestuurder voor de
mogelijkheid van gladde wegen wanneer
de buitentemperatuur laag is.
Als de buitentemperatuur lager is
dan ongeveer 4 °C, wordt er eenmaal
een pieptoon gegeven en gaat de
buitentemperatuurdisplay gedurende
ongeveer tien seconden knipperen.
Zie Buitentemperatuurdisplay op pagina
4-32 .


Page 751 of 819

7–59
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
*Bepaalde modellen.
OPMERKING
Een gebruikersfunctie is beschikbaar
voor het wijzigen van het geluidsvolume
van de dodehoekmonitor (BSM)
waarschuwingszoemer.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-17 .
Omkeren van de bandlooprichting
Als een bewegend object zoals een auto
of tweewielig voertuig van links of
rechts uw voertuig vanaf de achterzijde
nadert, wordt de dodehoekmonitor (BSM)
waarschuwingszoemer geactiveerd.
Waarschuwingszoemer voor
elektronisch stuurslot
De waarschuwingszoemer klinkt als het
stuurwiel niet ontgrendeld wordt nadat
de startdrukknop is ingedrukt. (pagina
4-4 )
Waarschuwing te hoge snelheid *
A l s d e r i j s n e l h e i d h e t
maximumsnelheidbord dat op de
Active Driving Display wordt
weergegeven overschrijdt, wordt een
waarschuwingsgeluid geactiveerd
en gaat het gedeelte rondom het
maximumsnelheidbord dat op de Active
Driving Display wordt weergegeven
3 maal in oranje knipperen en als
de rijsnelheid het weergegeven
maximumsnelheidbord blijft
overschrijden, stopt de indicatie met
knipperen en licht deze constant op.
Waarschuwingen van Mazda
Radar Cruise Control (MRCC)
systeem
*
D e w a a r s c h u w i n g e n v a n h e t M a z d a
Radar Cruise Control (MRCC)
systeem informeren de bestuurder over
systeemdefecten en waarschuwingen bij
gebruik wanneer dit nodig is.
Controleer op basis van de pieptoon.
Voorzorgen Te controleren punten
De pieptoon klinkt 1
keer wanneer het Mazda
Radar Cruise Control
(MRCC) systeem in
werking is De rijsnelheid is
langzamer dan 25 km/h
en het Mazda Radar
Cruise Control (MRCC)
systeem is geannuleerd.
(Europees model)
De pieptoon klinkt 5
maal tijdens het rijden
(Behalve Europese
modellen)
Tijdens het rijden blijft
de pieptoon continu
klinken. De afstand tussen uw
auto en het voorliggende
voertuig is te kort.
Controleer de veiligheid
van de omgeving en
verminder snelheid.
Wanneer het Mazda
Radar Cruise Control
(MRCC) systeem
in werking is, klinkt
een zoemtoon en
gaat het Mazda
Radar Cruise Control
(MRCC) systeem
waarschuwingslampje
(oranje) in de
instrumentengroep
branden. Dit kan duiden op een
defect in het systeem.
Laat uw auto bij een
deskundige reparateur,
bij voorkeur een of¿ ciële
Mazda reparateur
controleren.
Waarschuwingspieptoon van
snelheidsbegrenzer *
Als de rijsnelheid de ingestelde
snelheid met ongeveer 3 km/h of
meer overschrijdt, klinkt er continu
een waarschuwingspieptoon. De
waarschuwingspieptoon klinkt totdat de
rijsnelheid tot aan de ingestelde snelheid
of lager vermindert.


Page 788 of 819

9–6
Technische gegevens
Technische gegevens
Elektrische systeem
A c c u
Classi¿ catie Technische gegevens
MZR 1.6, SKYACTIV-G 1.5,
SKYACTIV-G 2.0,
SKYACTIV-G 2.5 Q-85 *1
12V-55Ah/20UUR *2 , 12V-60Ah/20UUR *2 , of 12V-65Ah/20UUR *2
SKYACTIV-D 1.5 S-95 *1
SKYACTIV-D 2.2 T-110 *1
*1 Q-85, S-95 of T-110 is bestemd voor het i-stop systeem (FOR STOP & START)/i-ELOOP systeem. Voor de
juiste werking van het i-stop systeem (FOR STOP & START)/i-ELOOP systeem mag enkel gebruik gemaakt
worden van Q-85, S-95 of T-110. Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda
reparateur voor bijzonderheden.
*2 Niet voor i-stop systeem/i-ELOOP systeem.
Bougie
Classi¿ catie Technische gegevens
MZR 1.6 Originele Mazda bougie BP01-18-110, BP02-18-110, BP13-18-110-A,
BPY1-18-110, of BPY2-18-110
SKYACTIV-G 1.5,
SKYACTIV-G 2.0,
SKYACTIV-G 2.5 Originele Mazda
bougie
*1 PE5R-18-110 of PE5S-18-110
*1 De bougies zorgen er voor dat de SKYACTIV-G optimale prestaties kan leveren. Raadpleeg een deskundige
reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur voor bijzonderheden.
OPGELET
Gebruik voor het reinigen van iridium bougies geen draadborstel. De ¿ jne deeltjeslaag op
de iridiumlegering en de platina punten kunnen beschadigd worden.


Page 813 of 819

10–7
Index
L
Labelinformatie ..................................... 9-2
Lekke band ............................................ 7-4
Monteren van het reservewiel ....... 7-22
Verwijderen van een lekke band ... 7-19
M
Make-up spiegeltjes .......................... 5-165
Mazda Radar Cruise Control (MRCC)
systeem .............................................. 4-160
Displayaanduiding....................... 4-163
Instellen van het systeem ............ 4-164
Kruissnelheidsregelaarfunctie ..... 4-171
Waarschuwing voor korte
volgafstand .................................. 4-164
Weergave van verzoek opschakelen/
terugschakelen ............................. 4-170
Meters ................................................. 4-27
Meters en tellers .................................. 4-27
Middenconsole .................................. 5-173
Mistlichten
Achter ............................................ 4-80
Voor ............................................... 4-79
Mobiele telefoons .................................. 8-4
Moeilijke rijomstandigheden .............. 3-66
Motor
Koelvloeistof ................................. 6-33
Motorkapontgrendeling ................. 6-22
Motoruitlaatgassen ........................ 3-36
Olie ................................................ 6-26
Overzicht van de motorruimte ...... 6-24
Starten ............................................. 4-6
Motorkapontgrendeling ....................... 6-22
Motoruitlaatgassen .............................. 3-36 Multi-informatiedisplay ...................... 4-37
Afstand die met voorradige brandstof
kan worden afgelegd ..................... 4-40
Brandstofmeter .............................. 4-38
Buitentemperatuurdisplay ............. 4-38
Gemiddeld brandstofverbruik ....... 4-41
Huidige brandstofverbruik ............ 4-41
LDWS display ............................... 4-41
Rijstrookassistent (LAS) en het rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem
(LDWS) display ............................ 4-41
Waarschuwing
(Displayaanduiding) ...................... 4-42
N
Noodstopsignaalsysteem ................... 4-100
O
Onderhoudsmonitor ............................ 6-17
Onderhoudspunt
Informatie ........................................ 6-2
Periodiek ......................................... 6-3
Onderste laadcompartiment .............. 5-174
Opbergvakken ................................... 5-172
Achterste kledinghaken ............... 5-175
Dakconsole .................................. 5-173
Handschoenenkast ....................... 5-173
Middenconsole ............................ 5-173
Onderste laadcompartiment ........ 5-174
Op eigen kracht lostrekken van de
auto ...................................................... 3-68
Oververhitting ..................................... 7-30


Page 815 of 819

10–9
Index
Sleutel-in-auto-achtergelaten
waarschuwingspieptoon
(Met geavanceerde afstandbediende
portiervergrendelingsfunctie) .............. 7-56
Sleutel-in-bagageruimte-achtergelaten
waarschuwingspieptoon
(Met geavanceerde afstandbediende
portiervergrendelingsfunctie) .............. 7-56
Sleutels .................................................. 3-2
Sleutel-uit functie .......................... 3-10
Zender ............................................. 3-5
Sleutel-uit-auto-verwijderd
waarschuwingspieptoon ...................... 7-55
Sleutel-uit functie ................................ 3-10
Smart Brake Support remhulpsysteem
(SBS) ................................................. 4-216
Indicatielampje van Smart Brake
Support remhulpsysteem (SBS)
(rood) ........................................... 4-218
Stopzetten van de werking van het
Smart Brake Support remhulpsysteem
(SBS) ........................................... 4-218
Waarschuwing voor botsing ........ 4-218
Smering van de carrosserie ................. 6-39
Snelheidseenheidkeuzeschakelaar ...... 4-28
Snelheidsmeter .................................... 4-28
Spiegels
Binnenspiegel ................................ 3-44
Buitenspiegels ............................... 3-41
SRS airbags
Beperkingen van de SRS airbag .... 2-61
Criteria voor SRS airbag
activering ....................................... 2-60
Deactiveringsschakelaar van
voorpassagiersairbag ..................... 2-52
Onderdelen van het aanvullend
beveiligingssysteem ...................... 2-56
Werking van de SRS airbags ......... 2-57 Stadsverkeer-remassistent [Achteruit]
(SCBS R) .......................................... 4-209
Indicatielampje van stadsverkeer-
remassistent (SCBS) (Rood) ....... 4-214
Stopzetten van de werking van de
stadsverkeer-remassistent [Achteruit]
(SCBS R) ..................................... 4-214
Stadsverkeer-remassistent [Vooruit]
(SCBS F) ........................................... 4-202
Indicatielampje van stadsverkeer-
remassistent (SCBS) (Rood) ....... 4-206
Stopzetten van de werking van de
stadsverkeer-remassistent [Vooruit]
(SCBS F) ..................................... 4-207
Start-blokkeersysteem ......................... 3-55
Starten in noodgevallen
Leegraken van de brandstoftank
(SKYACTIV-D 1.5 en SKYACTIV-D
2.2) ................................................ 7-29
Starten door aanduwen .................. 7-28
Starten van een verzopen motor (MZR
1.6, SKYACTIV-G 1.5, SKYACTIV-G
2.0, en SKYACTIV-G 2.5) ............ 7-28
Starten met een hulpaccu .................... 7-25
Starten van de motor ............................. 4-6
Stekkerbus voor accessoires ............. 5-168
Stuurbekrachtiging ............................ 4-118
Stuurwiel ............................................. 3-39
Claxon ........................................... 4-92
T
Technische gegevens ............................. 9-5
Thuiskomstverlichting ........................ 4-77
Toerenteller ......................................... 4-30


Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60