ESP MAZDA MODEL 3 HATCHBACK 2019 Handleiding (in Dutch)

Page 385 of 779

Neem voor de juiste werking van het
SBS-RC systeem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
¾Breng geen stickers aan op een achterste
radar of achtercamera. Anders bestaat
de kans dat de achterste radar en
achtercamera voertuigen of obstakels
niet kunnen bespeuren, hetgeen
ongelukken kan veroorzaken.
¾Demonteer een achterste radar en
achtercamera niet.
¾Als er barsten of beschadiging als gevolg
van bijvoorbeeld steenslag in de buurt
van een achterste radar en
achtercamera zichtbaar zijn,
onmiddellijk met het gebruik van het
SBS-RC systeem stoppen en uw auto
door een deskundige reparateur, bij
voorkeur een officiële Mazda-reparateur,
laten inspecteren. Als u met barsten of
krassen in de buurt van een
ultrasonische sensor met de auto blijft
doorrijden, bestaat de kans dat het
systeem abusievelijk in werking treedt en
een ongeluk veroorzaakt wordt.
Zie Stopzetten van de werking van het
Smart Brake Support [Rear Crossing]
(SBS-RC) remhulpsysteem op pagina
4-212.
¾Raadpleeg een deskundige reparateur,
bij voorkeur een officiële
Mazda-reparateur, voor het vervangen
van de achterbumper.
Geen wijzigingen aan de vering
aanbrengen:
Als de hoogte van de auto of de overhelling
gewijzigd wordt, bestaat de kans dat het
SBS-RC systeem niet juist functioneert
omdat deze obstakels niet correct kan
bespeuren.Oefen geen grote kracht uit op een
achterste radar en achtercamera:
Spuit bij het wassen van de auto geen
water onder hoge druk tegen een achterste
radar en achtercamera en wrijf er niet met
kracht over. Let er verder op bij het in- en
uitladen van lading niet met kracht tegen
de achterbumper te stoten. Anders bestaat
de kans dat de sensoren de obstakels niet
correct bespeuren, wat tot gevolg kan
hebben dat het SBS-RC systeem niet
normaal functioneert of abusievelijk
functioneert.
OPMERKING
xHet SBS-RC systeem treedt onder de
volgende omstandigheden in werking.
xWanneer de motor draait.
xDe versnellingshendel
(handgeschakelde auto) of
keuzehendel (voertuig met
automatische transmissie) staat in de
stand R (achteruit).
xi-ACTIVSENSE
Waarschuwingsindicatie/
waarschuwingslampje wordt niet
getoond op de
multi-informatiedisplay.
xDe rijsnelheid is ongeveer 10 km/h of
minder.
xDe rijsnelheid van een naderend
voertuig is ongeveer 3 km/h of hoger.
xDe SBS-R wordt niet uitgeschakeld.
xHet DSC systeem is niet defect.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 386 of 779

xIn de volgende gevallen gaat de
i-ACTIVSENSE
waarschuwingsindicatie/het
waarschuwingslampje branden en wordt
de werking van het systeem stopgezet.
Laat de auto zo spoedig mogelijk door
een deskundige reparateur, bij voorkeur
een officiële Mazda reparateur
controleren als de i-ACTIVSENSE
waarschuwingsindicatie/het
waarschuwingslampje blijft branden.
xEr wordt een probleem in het systeem
bespeurd, inclusief het SBS-RC
systeem.
xEr is een grote afwijking ontstaan in
de montagepositie van een achterste
zijradarsensor.
xEr heeft zich een grote hoeveelheid
sneeuw of ijs verzameld op de
achterbumper nabij een achterste
zijradarsensor.
xRijden gedurende langere perioden op
met sneeuw bedekte wegen.
xDe temperatuur in de buurt van de
radarsensoren is buitengewoon hoog
als gevolg van het langdurig rijden op
hellingen tijdens de zomer.
xDe accuspanning is afgenomen.
xOnder de volgende omstandigheden
kunnen de achterste zijradarsensoren
geen doelobjecten bespeuren of kunnen
deze moeilijk bespeurd worden.
xHet detectiegebied van de achterste
zijradarsensor wordt gehinderd door
een nabije muur of geparkeerd
voertuig. (Rijd achteruit tot een plaats
waar het detectiegebied van de
radarsensor niet meer gehinderd
wordt.)
1. Uw auto

xEr nadert een voertuig direct vanaf de
achterzijde van uw auto.
1. Uw auto

xDe auto staat op een helling
geparkeerd.
1. Uw auto

7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 387 of 779

xEen voertuig dat uit de tegengestelde
richting nadert op een steile helling.
1. Uw auto

xDirect nadat het SBS-RC systeem in
werking is gesteld via de
gebruikersinstellingen.
xOntvangststoring door een
radarsensor op een voertuig dat
dichtbij is geparkeerd.
xSchakel het SBS-RC systeem uit
wanneer u een aanhanger trekt of
wanneer u hulpuitrusting zoals een
fietsdrager aan de achterzijde van de
auto hebt geïnstalleerd. Anders zullen de
radiogolven die door de radar worden
uitgezonden geblokkeerd raken
waardoor het systeem niet meer
normaal zal functioneren.
xIn de volgende gevallen is het mogelijk
dat een achterste radar en achtercamera
iets abusievelijk als een doelobstakel
bespeuren, wat tot gevolg kan hebben
dat het SBS-RC systeem in werking
treedt.
xHangende gordijnen, poortpalen,
zoals bij tolpoorten en
spoorwegovergangen.
xBij het rijden nabij objecten zoals
gebladerte, geluidswanden,
voertuigen, muren en hekken langs
wegen.
xBij het offroad rijden op plaatsen met
gras en hooi.
xBij het rijden door lage poorten,
smalle poorten, autowasinstallaties en
tunnels.
xEr wordt een aanhanger getrokken.
xEen heldere lichtbron, zoals zonlicht,
valt op de achtercamera.
xDe omgeving is donker.
x(Handgeschakelde versnellingsbak)
Als de auto door de werking van het
SBS-RC systeem tot stilstand wordt
gebracht en het koppelingspedaal niet
wordt ingetrapt, stopt de motor.
xWanneer het systeem in werking is,
wordt de gebruiker op de hoogte gesteld
door de multi-informatiedisplay.
xWanneer het SBS-RC systeem rem in
werking is, klinkt met tussenpozen de
botsingwaarschuwingszoemer.
xAls de auto door de werking van het
SBS-RC systeem tot stilstand is gebracht
en het rempedaal niet wordt ingetrapt,
getoond in meter “Noodremwerking
geactiveerd. Trap rempedaal in om stil
te blijven staan”, wordt het SBS-RC
systeem rem na ongeveer 2 seconden
automatisch vrijgezet.
xWanneer een originele Mazda trekhaak
wordt gebruikt, dan wordt het SBS-RC
systeem automatisch uitgeschakeld.
▼:DDUVFKXZLQJYRRUERWVLQJ
:DQQHHUHUHHQNDQVEHVWDDWRSHHQ
ERWVLQJLVRQDIJHEURNHQKHW
ERWVLQJVZDDUVFKXZLQJVJHOXLGKRRUEDDUHQ
ZRUGWHHQZDDUVFKXZLQJJHWRRQGRSGH
$FWLYH'ULYLQJ'LVSOD\HQGH
PXOWLLQIRUPDWLHGLVSOD\
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 398 of 779

xWanneer een schakelaar rondom de commanderknop wordt ingedrukt.
x(Handgeschakelde versnellingsbak)
De handrem is aangetrokken.
x(Automatische transmissie)
De keuzehendel wordt in stand P gezet (wordt getoond wanneer de keuzehendel in een
andere stand dan stand P staat).
x(Wordt getoond wanneer de rijsnelheid ongeveer 15 km/h of lager is)
x4 minuten en 30 seconden zijn verstreken.
xDe rijsnelheid is ongeveer 15 km/h of hoger.
x(Wordt getoond wanneer de rijsnelheid ongeveer 15 km/h of hoger is)
xDe rijsnelheid is ongeveer 15 km/h of hoger nadat 8 seconden zijn verstreken sinds de
360° rondomkijkmonitorschakelaar is ingedrukt.
x8 seconden na het bedienen van de 360° rondomkijkmonitorschakelaar zijn 4 minuten
en 22 seconden verstreken vanaf het moment dat de rijsnelheid minder was dan
ongeveer 15 km/h.
xDe instellingen van de 360° rondomkijkmonitor kunnen als volgt worden gewijzigd.
Zie de sectie Instellingen in het MZD Connect instructieboekje.
xAutomatische weergave van de 360° rondomkijkmonitor wanneer de ultrasonische
sensor een obstakel bespeurt.
xAutomatische weergave van de 360° rondomkijkmonitor wanneer het contact op ON
gezet wordt.
xSchermprioriteit wanneer het systeem opstart
%RYHQDDQ]LFKWDFKWHUDDQ]LFKWERYHQDDQ]LFKWJURRWKRHNDFKWHUDDQ]LFKW
'HFRPELQDWLHYDQERYHQDDQ]LFKWDFKWHUDDQ]LFKWHQERYHQDDQ]LFKWJURRWKRHNDFKWHUDDQ]LFKW
ZRUGWZHHUJHJHYHQZDQQHHUDDQDOOHRQGHUVWDDQGHYRRUZDDUGHQLVYROGDDQ
x+HWFRQWDFWRS21ZRUGWJH]HW
x9HUVQHOOLQJVKHQGHONHX]HKHQGHOVWDDWLQVWDQG5
2YHUVFKDNHOHQYDQGHVFKHUPZHHUJDYH
+HWJHWRRQGHVFKHUPNDQZRUGHQJHZLM]LJGWHONHQVZDQQHHUGHƒ
URQGRPNLMNPRQLWRUVFKDNHODDUZRUGWLQJHGUXNW
 %RYHQDDQ]LFKWDFKWHUDDQ]LFKW
 %RYHQDDQ]LFKWJURRWKRHNDFKWHUDDQ]LFKW
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 418 of 779

$FKWHUFDPHUD
 /LMNWYHUGHUZHJGDQGHZHUNHOLMNHDIVWDQG
 $IVWDQGYDQREVWDNHOZHHUJHJHYHQRSVFKHUP
 :HUNHOLMNHDIVWDQGYDQREVWDNHOWRWDXWR
 2EVWDNHOZHHUJHJHYHQRSVFKHUP
 :HUNHOLMNREVWDNHO
 /LMNWGLFKWHUELMGDQGHZHUNHOLMNHDIVWDQG
OPMERKING
Als de auto op een helling staat, kunnen obstakels die door de camera worden bespeurd
verder weg of dichterbij lijken dan de werkelijke afstand tot de auto.

'ULHGLPHQVLRQDDOREMHFWDDQYRRURIDFKWHUNDQWYDQDXWR
$DQJH]LHQGHULFKWOLMQHQYRRUKHWYRRUVWHXLWHLQGHYDQGHDXWR ]LMFDPHUD RIGH
DIVWDQGVULFKWOLMQHQ DFKWHUFDPHUD JHWRRQGZRUGHQXLWJDDQGHYDQHHQSODWYODNEHVWDDWGH
NDQVGDWGHDIVWDQGQDDUKHWGULHGLPHQVLRQDOHREMHFWGDWRSKHWVFKHUPZRUGWJHWRRQG
YHUVFKLOWYDQGHZHUNHOLMNHDIVWDQG
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 421 of 779

9RRUXLWULMFDPHUD )6&
▼9RRUXLWULMFDPHUD )6&
8ZDXWRLVXLWJHUXVWPHWHHQ
YRRUXLWULMFDPHUD )6& 'H
YRRUXLWULMFDPHUD )6& LVJHSODDWVWQDELM
GHELQQHQVSLHJHOHQZRUGWJHEUXLNWGRRU
GHYROJHQGHV\VWHPHQ
x.RSODPSUHJHOV\VWHHP +%&
x$GDSWLHYH/('NRSODPSHQ $/+
x9HUNHHUVERUGKHUNHQQLQJV\VWHHP 765
x'LVWDQFH 6SHHG$OHUW '6$
x9HUPRHLGKHLGVZDDUVFKXZLQJ '$$
x'ULYHU0RQLWRULQJ '0
x0D]GD5DGDU&UXLVH&RQWURO 05&&
V\VWHHP
x0D]GD5DGDU&UXLVH&RQWUROPHW6WRS
*RIXQFWLH 05&&PHW6WRS
*RIXQFWLH
x5LMVWURRNDVVLVWHQW /$6
x&UXLVLQJ 7UDIILF6XSSRUW &76
x6PDUW%UDNH6XSSRUW 6%6
 9RRUXLWULMFDPHUD )6&

'HYRRUXLWULMFDPHUD )6& EHSDDOWGH
RPVWDQGLJKHGHQDDQGHYRRU]LMGHYDQGH
DXWRELMKHWULMGHQLQKHWGRQNHUHQKHUNHQW
ULMVWURNHQ'HDIVWDQGZDDURYHUGH
YRRUXLWULMFDPHUD )6& REMHFWHQNDQ
KHUNHQQHQYDULHHUWDIKDQNHOLMNYDQGH
RPJHYLQJVRPVWDQGLJKHGHQ
:$$56&+8:,1*
Geen wijzigingen aan de vering
aanbrengen:
Als de hoogte van de auto of de overhelling
gewijzigd wordt, kan het systeem
voorliggende voertuigen niet correct
bespeuren. Dit heeft tot gevolg dat het
systeem niet normaal functioneert of
abusievelijk functioneert, wat een ernstig
ongeluk kan veroorzaken.
23*(/(7
¾Breng geen accessoires, stickers of folie
op de voorruit aan in de buurt van de
vooruitrijcamera (FSC).
Als het gedeelte voor de lens van de
vooruitrijcamera (FSC) door iets
geblokkeerd wordt, heeft dit tot gevolg
dat het systeem niet correct functioneert.
Dit kan tot gevolg hebben dat de
systemen niet normaal kunnen
functioneren wat ongelukken kan
veroorzaken.
¾De vooruitrijcamera (FSC) niet
demonteren of wijzigen.
Demonteren of wijzigen van de
vooruitrijcamera (FSC) heeft defect raken
of foutieve werking tot gevolg. Dit kan
tot gevolg hebben dat de systemen niet
normaal kunnen functioneren wat
ongelukken kan veroorzaken.
¾Neem voor de juiste werking van de
vooruitrijcamera (FSC) de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
¾Wees voorzichtig de lens van de
vooruitrijcamera (FSC) niet te
beschadigen en voorkom dat deze vuil
wordt.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 423 of 779

¾Gebruik altijd banden van het
voorgeschreven formaat voor alle wielen
en van hetzelfde merk, soort en
profielpatroon. Gebruik ook geen
banden met duidelijk verschillende
slijtagepatronen op dezelfde auto,
aangezien de kans bestaat dat het
systeem niet normaal functioneert.
¾De vooruitrijcamera (FSC) beschikt over
een functie die verontreiniging van de
voorruit bespeurt en de bestuurder
informeert, echter, afhankelijk van de
omstandigheden is het mogelijk dat
plastic zakken, ijs of sneeuw op de
voorruit niet bespeurd worden. In
dergelijke gevallen kan het systeem niet
nauwkeurig een voorliggend voertuig
bepalen en bestaat de kans dat dit niet
normaal functioneert. Rijd altijd
voorzichtig en let op de weg vóór u.
OPMERKING
xIn de volgende gevallen kan de
vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten
niet correct bespeuren, waardoor de
systemen niet normaal kunnen
functioneren.
xDe hoogte van het voorliggende
voertuig is laag.
xU rijdt met dezelfde snelheid als het
voorliggende voertuig.
xDe koplampen zijn bij avond of tijdens
het rijden door een tunnel niet
ingeschakeld.
xIn de volgende gevallen bestaat de kans
dat de vooruitrijcamera (FSC)
doelobjecten niet correct kan bespeuren.
xBij slechte weersomstandigheden,
zoals regen, mist en sneeuw.
xDe ruitensproeier wordt gebruikt of de
voorruitenwissers worden niet
gebruikt wanneer het regent.
xIJs, mist, sneeuw, rijp, regen, vuil of
vreemde bestanddelen zoals een
plastic zak die op de voorruit vastzit.
xVrachtwagens met lage laadbodems
en voertuigen met een buitengewoon
lage of hoge opbouw.
xBij het rijden langs muren zonder
patronen (zoals hekwerken en in de
lengte gestreepte muren).
xDe achterlichten van het voorliggende
voertuig branden niet.
xEr bevindt zich een voertuig buiten
het verlichtingsbereik van de
koplampen.
xBij het maken van een scherpe bocht
of het beklimmen of afdalen van een
steile helling.
xIn- of uitrijden van een tunnel.
xDe auto is zwaar beladen zodat deze
achterover helt.
xEr schijnt fel licht aan de voorzijde
van de auto (achteruitrijlicht of
grootlicht van tegemoetkomende
voertuigen).
xHet voorliggende voertuig heeft veel
lichtbronnen.
xWanneer het voorliggende voertuig
niet uitgerust is met achterlichten of
de achterlichten bij donker niet
branden.
xWanneer lang uitstekende bagage of
lading op een gemonteerde dakdrager
vervoerd wordt die de
vooruitrijcamera (FSC) afdekt.
xUitlaatgas van het voertuig voor u,
zand, sneeuw of waterdamp dat uit
mangaten en goten opstijgt en
opspattend water.
xBij het slepen van een defect voertuig.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 424 of 779

xDe banden op de auto vertonen
duidelijk verschillende
slijtagepatronen.
xBij het rijden op lange afdalingen of
hobbelige wegen.
xEr zijn waterplassen op de weg.
xDe omgeving is donker, zoals bij het
rijden 's nachts, in de vroege avond of
ochtend, in een tunnel of
parkeergarage.
xDe helderheid van de
koplampverlichting is verminderd of
de koplampverlichting is afgezwakt
als gevolg van vuil of een afwijkende
optische as.
xHet doelobject komt in de dode hoek
van de vooruitrijcamera (FSC).
xEen persoon of object springt
plotseling vlak voor uw auto de weg
op vanuit de berm.
xU verandert van rijstrook en nadert
een voorliggend voertuig.
xBij het buitengewoon dicht in de buurt
rijden van het doelobject.
xWanneer sneeuwkettingen of een
noodreservewiel zijn aangebracht.
xHet voorliggende voertuig heeft een
speciale vorm. Bijvoorbeeld een
voertuig dat een caravan of
bootaanhanger trekt, of een
autotransporter welke een voertuig
achterstevoren vervoert.
xAls de vooruitrijcamera (FSC) niet
normaal kan werken als gevolg van
regen, tegenlicht of mist, worden de
systeemfuncties die verband houden met
de vooruitrijcamera (FSC) tijdelijk
stopgezet en gaan de volgende
waarschuwingslampjes branden. Dit
duidt echter niet op een defect.
xKoplampregelsysteem (HBC)
waarschuwingsindicatie/
waarschuwingslampje (oranje)
xAdaptieve LED-koplampen (ALH)
waarschuwingsindicatie/
waarschuwingslampje (oranje)
xi-ACTIVSENSE
waarschuwingsindicatie/
waarschuwingslampje
xAls de vooruitrijcamera (FSC) niet
normaal kan werken als gevolg van
hoge temperaturen, worden de
systeemfuncties die verband houden met
de vooruitrijcamera (FSC) tijdelijk
stopgezet en gaan de volgende
waarschuwingslampjes branden. Dit
duidt echter niet op een defect. Laat het
gedeelte rondom de vooruitrijcamera
(FSC) afkoelen door bijvoorbeeld het
inschakelen van de airconditioning.
xKoplampregelsysteem (HBC)
waarschuwingsindicatie/
waarschuwingslampje (oranje)
xAdaptieve LED-koplampen (ALH)
waarschuwingsindicatie/
waarschuwingslampje (oranje)
xi-ACTIVSENSE
waarschuwingsindicatie/
waarschuwingslampje
xAls de vooruitrijcamera (FSC) bespeurt
dat de voorruit vuil of beslagen is,
worden de systeemfuncties die verband
houden met de vooruitrijcamera (FSC)
tijdelijk stopgezet en gaan de volgende
waarschuwingslampjes branden. Dit
duidt echter niet op een probleem.
Verwijder het vuil van de voorruit of
druk op de
voorruitontwasemingsschakelaar en
ontwasem de voorruit.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 425 of 779

xKoplampregelsysteem (HBC)
waarschuwingsindicatie/
waarschuwingslampje (oranje)
xAdaptieve LED-koplampen (ALH)
waarschuwingsindicatie/
waarschuwingslampje (oranje)
xi-ACTIVSENSE
waarschuwingsindicatie/
waarschuwingslampje
xAls er duidelijk barsten of beschadiging
als gevolg van bijvoorbeeld steenslag op
de voorruit zichtbaar zijn, de voorruit
altijd laten vervangen. Raadpleeg voor
vervanging een officiële Mazda
reparateur.
xDe vooruitrijcamera (FSC) herkent
voetgangers wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden is voldaan:
xDe lengte van een voetganger is
ongeveer 1 tot 2 meter.
xContouren, zoals die van het hoofd,
beide schouders of benen kunnen
worden bepaald.
xIn de volgende gevallen bestaat de kans
dat de vooruitrijcamera (FSC)
doelobjecten niet correct kan bespeuren:
xEr lopen meerdere voetgangers of
groepen van personen.
xEen voetganger bevindt zich nabij een
afzonderlijk object.
xEen voetganger is gehurkt, zit of ligt.
xEen voetganger springt plotseling de
weg op, vlak voor de auto.
xEen voetganger opent een paraplu, of
draagt een groot stuk bagage of
grotere voorwerpen.
xEen voetganger bevindt zich op een
donkere plek, zoals bij avond, of is
moeilijk te onderscheiden van de
achtergrond doordat zijn kleding
overeenkomt met de kleur van de
achtergrond.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 427 of 779

¾Gebruik de voorbumper niet om tegen
andere voertuigen of obstakels te duwen,
zoals bij het wegrijden uit een
parkeerruimte. Anders bestaat de kans
dat tegen de voorste radarsensor wordt
gestoten en dat de positie ervan gaat
afwijken.
¾De voorste radarsensor niet verwijderen,
demonteren of wijzigen.
¾Neem voor reparaties, vervangen van
onderdelen of spuitwerk rondom de
voorste radarsensor contact op met een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
officiële Mazda-reparateur.
¾Geen wijzigingen aan de vering
aanbrengen. Als er wijzigingen aan de
vering worden aangebracht, kan dit de
hoogte van de auto veranderen en
bestaat de kans dat de voorste
radarsensor het voorliggende voertuig of
een obstakel niet correct kan bespeuren.
OPMERKING
xOnder de volgende omstandigheden
bestaat de kans dat de voorste
radarsensor voorliggende voertuigen of
obstakels niet correct kan bespeuren en
dat de systemen niet normaal
functioneren.
xDe radiogolven worden door de
achterzijde van een voorliggend
voertuig niet effectief weerkaatst,
zoals bij een ongeladen aanhanger of
een auto met een laadbak die door een
canvaszeil is afgedekt, voertuigen met
een achterklep van hard plastic en
voertuigen met ronde vormen.
xVoorliggende voertuigen die laag zijn
met dus een kleiner gebied voor het
weerkaatsen van radiogolven.
xHet uitzicht wordt verminderd als
gevolg van het opspatten van water,
sneeuw of zand van de banden van
een voorliggend voertuig op uw
voorruit.
xWanneer de bagageruimte beladen is
met zware voorwerpen of de
achterpassagierszittingen bezet zijn.
xIJs, sneeuw of verontreiniging op de
voorzijde van het voorembleem
aanwezig is.
xTijdens slechte weersomstandigheden,
zoals regen, sneeuw of zandstormen.
xBij het rijden in de buurt van
installaties of voorwerpen die
krachtige radiogolven uitzenden.
xOnder de volgende omstandigheden is
het mogelijk dat de voorste radarsensor
voorliggende voertuigen of obstakels
niet kan bespeuren.
xHet begin en het einde van een bocht.
xContinu bochtige wegen.
xWegen met smalle rijstroken als
gevolg van wegwerkzaamheden of
afgesloten rijstroken.
xHet voorliggende voertuig komt in de
dode hoek van de radarsensor.
xHet voorliggende voertuig rijdt
abnormaal als gevolg van een ongeluk
of schade.
xWegen met herhaalde op- en
aflopende hellingen.
xRijden op slechte wegen of
onverharde wegen.
xDe afstand tussen uw auto en het
voorliggende voertuig is
buitengewoon kort.
xEen voertuig komt plotseling dichtbij
zoals bij het snijden in de rijstrook.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 next >