ESP MAZDA MODEL 3 HATCHBACK 2019 Handleiding (in Dutch)

Page 49 of 779

Rijd niet met een auto met een
beschadigde veiligheidsgordel:
Gebruik van een beschadigde
veiligheidsgordel is gevaarlijk. Bij een
ongeluk kan het gordelmateriaal van de
veiligheidsgordel die op dat moment werd
gedragen beschadigd raken. Een
beschadigde veiligheidsgordel kan tijdens
een aanrijding geen voldoende
bescherming bieden. Laat een deskundige
reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda
reparateur alle veiligheidsgordelsystemen
die tijdens een aanrijding in gebruik waren
inspecteren alvorens deze weer in gebruik
te nemen.
Laat uw veiligheidsgordels onmiddellijk
vernieuwen als de voorspanner of
drukbegrenzer geactiveerd werd:
Laat na een botsing altijd onmiddellijk een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
officiële Mazda reparateur de
voorspanners van de veiligheidsgordels en
de airbags inspecteren. Juist zoals de
airbags functioneren de voorspanners en
drukbegrenzers van de veiligheidsgordels
slechts eenmaal en moeten deze na elke
botsing waarbij deze geactiveerd werden
worden vernieuwd. Als de voorspanners en
drukbegrenzers van de veiligheidsgordels
niet vernieuwd worden, zal het risico van
letsel bij een botsing toenemen.
Dragen van de schoudergordel:
Een schoudergordel die op verkeerde wijze
wordt gedragen is gevaarlijk. Zorg er steeds
voor dat de schoudergordel over uw
schouder en in de nabijheid van uw nek
wordt geplaatst, maar nooit onder de arm,
op de nek zelf of op de bovenarm.Dragen van de heupgordel:
Een heupgordel die te hoog wordt
gedragen is gevaarlijk. Bij een aanrijding
wordt de schok van de botsing dan
rechtstreeks op de onderbuik overgebracht,
hetgeen ernstig letsel kan veroorzaken.
Zorg er voor dat de heupgordel
nauwsluitend past en draag deze zo laag
mogelijk om de heupen.
Instructies voor gebruik van de
veiligheidsgordels:
Veiligheidsgordels dienen op het
beenderstelsel van het lichaam te drukken
en behoren laag om de voorzijde van het
bekken, of om het bekken, de borst en
schouders gedragen te worden, al
naargelang van toepassing; het dragen
van de heupgordel rondom de buik dient
vermeden te worden.
Veiligheidsgordels behoren zo
nauwsluitend mogelijk afgesteld te
worden, in overeenstemming met comfort,
om de bescherming te kunnen bieden
waarvoor zij bestemd zijn. Een gordel die
niet voldoende gespannen is zal de drager
ervan aanzienlijk minder bescherming
kunnen bieden.
Zorg ervoor verontreiniging van het
gordelmateriaal door
schoonmaakmiddelen, olie en chemische
middelen, in het bijzonder accuzuur, te
voorkomen. De gordels kunnen het
veiligste gereinigd worden met een
oplossing van zachte zeep en water.
Vernieuw de gordels als het materiaal
gerafeld, verontreinigd of beschadigd is.
Het is belangrijk de veiligheidsgordels als
geheel te vernieuwen nadat deze bij een
ernstige botsing zijn gedragen, ook als
beschadiging van het gordelsysteem niet
duidelijk waarneembaar is.
%HODQJULMNHYHLOLJKHLGVXLWUXVWLQJ
9HLOLJKHLGVJRUGHOV\VWHHP


Page 80 of 779

Breng geen wijzigingen aan een
voorportier aan en laat geen
beschadigingen onhersteld. Laat een
beschadigd voorportier altijd door een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
officiële Mazda-reparateur inspecteren:
Het aanbrengen van wijzigingen aan een
voorportier of het niet herstellen van
beschadigingen is gevaarlijk. Elk van de
voorportieren is voorzien van een
zij-impactsensor welke onderdeel vormt
van het aanvullend beveiligingssysteem.
Als gaten worden geboord in een
voorportier, een portierluidspreker blijvend
wordt verwijderd, of een beschadigd
portier niet wordt hersteld, kan de werking
van de sensor nadelig beïnvloed worden
zodat deze de druk van de impact van een
zijdelingse botsing niet meer correct kan
bespeuren. Als een sensor een zijdelingse
botsing niet correct kan bespeuren, bestaat
de kans dat de zij- en gordijn-airbags en de
veiligheidsgordelvoorspanners niet
normaal functioneren, waardoor de
inzittenden ernstig letsel kunnen oplopen.Breng geen wijzigingen aan in het
aanvullend beveiligingssysteem:
Het aanbrengen van wijzigingen in de
onderdelen of de bedrading van het
aanvullend beveiligingssysteem is
gevaarlijk. U kunt het per ongeluk in
werking stellen of buiten gebruik stellen.
Breng geen enkele wijziging aan in het
aanvullend beveiligingssysteem. Hieronder
vallen het aanbrengen van stuurbekleding,
etiketten of wat dan ook op de
airbagmodules. Hieronder valt ook het
installeren van extra elektrische
apparatuur op of nabij de onderdelen en
de bedrading van het systeem. Een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
officiële Mazda reparateur kan de speciale
aandacht besteden die bij het uitbouwen
en inbouwen van de voorzittingen nodig is.
Het is van belang de bedrading en de
aansluitingen van de airbag te beschermen
om er voor te zorgen dat de airbags niet
per ongeluk in werking treden en dat de
bestuurdersstoelpositiesensor niet
beschadigd wordt en de airbag-aansluiting
van de zittingen onbeschadigd blijft.
%HODQJULMNHYHLOLJKHLGVXLWUXVWLQJ
656DLUEDJV


Page 111 of 779

▼9HUJUHQGHOHQRQWJUHQGHOHQPHWGH
DDQUDDNVHQVRUSRUWLHUNUXN PHW
JHDYDQFHHUGHDIVWDQGEHGLHQGH
SRUWLHUYHUJUHQGHOLQJVIXQFWLH
'RRUKHWGHWHFWLHJHELHGYDQGH
DDQUDDNVHQVRUDDQWHUDNHQNXQWXGLYHUVH
YHUJUHQGHORQWJUHQGHOKDQGHOLQJHQ
XLWYRHUHQ]RQGHUGHVOHXWHOXLWXZWDVRI
]DNWHKDOHQ
(UZRUGHQWZHHW\SHQDDQUDDNVHQVRUHQ
JHEUXLNWYRRUYHUJUHQGHOHQHQ
RQWJUHQGHOHQ(ONHVHQVRULVLQJHERXZGLQ
GHEXLWHQVWHSRUWLHUNUXNYDQKHW
EHVWXXUGHUVHQYRRUSDVVDJLHUVSRUWLHU
 'HWHFWLHJHELHGYDQDDQUDDNVHQVRUYRRU
SRUWLHUYHUJUHQGHOLQJ KROWHDDQ
EXLWHQ]LMGHYDQSRUWLHUNUXN
 'HWHFWLHJHELHGYDQDDQUDDNVHQVRUYRRU
SRUWLHURQWJUHQGHOLQJ ELQQHQ]LMGHYDQ
SRUWLHUNUXN
OPMERKING
xOm te vergrendelen/ontgrendelen met
meegedragen zender moet het
detectiegebied van de aanraaksensor als
volgt zorgvuldig worden aangeraakt.
Vergrendelen
Ontgrendelen
xHet is mogelijk dat het systeem onder de
volgende omstandigheden niet normaal
werkt.
xU raakt tegelijkertijd het
detectiegebied van de aanraaksensor
voor portiervergrendeling en het
detectiegebied van de aanraaksensor
voor portierontgrendeling aan.
xU raakt het detectiegebied van de
aanraaksensor aan terwijl u
handschoenen draagt.
xVreemde bestanddelen zoals sneeuw
of ijs hebben zich aan het
detectiegebied van de aanraaksensor
vastgehecht.
xU trekt aan de portierkruk direct
nadat u het detectiegebied van de
aanraaksensor hebt aangeraakt.
xHet systeem kan in werking treden
wanneer de portierkruk aan de
buitenzijde of een voorportier wordt
bespat met water in een
autowasinstallatie of door regen terwijl
de zender binnen werkingsbereik is.
$OYRUHQVWHJDDQULMGHQ
3RUWLHUHQHQVORWHQ


Page 159 of 779

*HEUXLNZLQWHUEDQGHQRSDOOHZLHOHQ
'HPD[LPXPWRHJHVWDQHVQHOKHLGYRRUXZ
ZLQWHUEDQGHQRIGHZHWWHOLMNEHSDDOGH
VQHOKHLGVEHSHUNLQJHQQLHWRYHUVFKULMGHQ
(XURSD
.LHVZDQQHHUXZLQWHUEDQGHQJDDW
JHEUXLNHQGHYRRUJHVFKUHYHQPDDWHQ
EDQGHQVSDQQLQJ SDJLQD 
▼6QHHXZNHWWLQJHQ
,QIRUPHHUQDDUGHSODDWVHOLMNHEHSDOLQJHQ
DOYRUHQVVQHHXZNHWWLQJHQWHJDDQ
JHEUXLNHQ
23*(/(7
¾Het gebruik van sneeuwkettingen kan de
bestuurbaarheid van de auto nadelig
beïnvloeden.
¾Rijd nooit sneller dan 50 km/h of de door
de kettingfabrikant aanbevolen snelheid,
naargelang welke snelheid lager is.
¾Rijd voorzichtig en vermijd
oneffenheden
en gaten in het wegdek en het maken
van scherpe bochten.
¾Voorkom het blokkeren van de wielen
door te sterk afremmen.
¾Probeer nooit een sneeuwketting aan te
brengen op het noodreservewiel,
aangezien dit beschadiging van de auto
en de band tot gevolg kan hebben.
Bij bepaalde modellen is de auto niet
uitgerust met een van fabriekswege
uitgerust noodreservewiel.
¾Gebruik geen sneeuwkettingen op
wegen die vrij zijn van sneeuw of ijs.
Hierdoor kunnen de banden en de
sneeuwkettingen beschadigd worden.
¾Aluminium velgen kunnen door het
gebruik van sneeuwkettingen bekrast of
anderszins beschadigd worden.
OPMERKING
Als uw auto uitgerust is met een
bandenspanningscontrolesysteem, bestaat
de kans dat bij het gebruik van
sneeuwkettingen het systeem niet correct
functioneert.
%UHQJGHVQHHXZNHWWLQJHQHQNHORSGH
YRRUEDQGHQDDQ
*HEUXLNJHHQVQHHXZNHWWLQJHQRSGH
DFKWHUEDQGHQ
.LH]HQYDQGHMXLVWHVQHHXZNHWWLQJHQ
(XURSD
0D]GDJHHIWGHYRRUNHXUDDQKHWJHEUXLN
YDQNHWWLQJHQPHW]HVKRHNLJHVWDOHQ
VSDQULQJHQ.LHVKHWMXLVWHW\SH
RYHUHHQNRPVWLJXZEDQGHQPDDW
%DQGHQPDDW 6QHHXZNHWWLQJ
5 =HVKRHNLJW\SH
5 =HVKRHNLJW\SH
OPMERKING
Alhoewel Mazda de voorkeur geeft aan het
gebruik van kettingen met zeshoekige
stalen spanringen, mogen alle soorten
kettingen worden gebruikt die binnen de
aangegeven montagespecificaties vallen.
$OYRUHQVWHJDDQULMGHQ
5LMWLSV


Page 188 of 779

6WRS]HWWHQYDQGHPRWRU
▼6WRS]HWWHQYDQGHPRWRU
:$$56&+8:,1*
De motor niet tijdens het rijden stopzetten:
Het tijdens het rijden stopzetten van de
motor om een andere reden dan in een
noodgeval is gevaarlijk. Wanneer de motor
tijdens het rijden wordt stopgezet heeft dit
door het verlies van de rembekrachtiging
een vermindering van remvermogen tot
gevolg wat een ongeluk en ernstig letsel
kan veroorzaken.
 %UHQJGHDXWRYROOHGLJWRWVWLOVWDQG
 +DQGJHVFKDNHOGHYHUVQHOOLQJVEDN
6FKDNHORYHUQDDUGHQHXWUDDOVWDQGHQ
WUHNGHKDQGUHPKHQGHODDQ
$XWRPDWLVFKHWUDQVPLVVLH
=HWGHNHX]HKHQGHOLQGHVWDQG3HQ
WUHNGHKDQGUHPKHQGHODDQ
 'UXNRSGHVWDUWGUXNNQRSRPGHPRWRU
VWRSWH]HWWHQ'HFRQWDFWVWDQGLVXLW
23*(/(7
¾Zorg er voor dat wanneer u de auto
verlaat de startdrukknop is uitgezet.
¾(SKYACTIV-D 1.8)
Als de motor bij herhaling wordt gestart
en gestopt voordat deze is opgewarmd,
kan de motor versnellen terwijl de auto is
gestopt om de motor intern te reinigen.
Zet de motor pas uit wanneer de motor
op normale snelheid draait.
OPMERKING
xHet is mogelijk dat de koelventilator in
de motorruimte gedurende enkele
minuten nadat het contact vanuit ON op
OFF gezet is gaat draaien, ongeacht of
de airconditioning aan of uit is, voor het
snel koelen van de motorruimte.
xAls het systeem bespeurt dat de
resterende batterijcapaciteit van de
sleutel laag is wanneer het contact van
ON op ACC of OFF wordt gezet, wordt
het volgende aangegeven.
Vervang de batterij door een nieuwe
alvorens de sleutel onbruikbaar wordt.
Zie Vervangen van de sleutelbatterij op
pagina 6-45.
Een bericht wordt aangegeven op de
display van de instrumentengroep.
Zie KEY waarschuwingsindicatie/
waarschuwingslampje (rood) op pagina
7-70.
x(Automatische transmissie)
Als de motor wordt stopgezet terwijl de
keuzehendel in een andere stand dan P
staat, zal het contact overschakelen
naar ACC.
▼0RWRUQRRGVWRS
:DQQHHUWHUZLMOGHPRWRUGUDDLWRIWLMGHQV
KHWULMGHQGHVWDUWGUXNNQRSFRQWLQX
LQJHGUXNWZRUGWJHKRXGHQRIHHQDDQWDO
PDOHQDFKWHUHHQVQHOZRUGWLQJHGUXNW]DO
GHPRWRURQPLGGHOOLMNZRUGHQVWRSJH]HW
+HWFRQWDFWVFKDNHOWRYHUQDDU$&&
7LMGHQVKHWULMGHQ
0RWRUVWDUWVWRS


Page 206 of 779

OPMERKING
xNa het bijtanken van brandstof kan het
enige tijd duren voordat de indicator
stabiel wordt. Bovendien kan bij het
rijden op hellingen of in bochten de
indicator afwijken als gevolg van de
beweging van de brandstof in de tank.
xDe richting van de pijl () geeft aan
dat de afsluitklep van de
brandstoftankdop zich aan de linkerzijde
van de auto bevindt.
▼'DVKERDUGYHUOLFKWLQJ
:DQQHHUGHYHUOLFKWLQJZRUGW
LQJHVFKDNHOGPHWKHWFRQWDFWLQGHVWDQG
21ZRUGWGHKHOGHUKHLGYDQGH
GDVKERDUGYHUOLFKWLQJJHGLPG:DQQHHUGH
OLFKWVHQVRUHFKWHUEHVSHXUWGDWGH
RPJHYLQJKHOGHULV]RDOVZDQQHHUGH
YHUOLFKWLQJRYHUGDJZRUGWLQJHVFKDNHOG
GLPWGHGDVKERDUGYHUOLFKWLQJQLHW
OPMERKING
xWanneer het contact in de vroege avond
of bij schemering in de stand ON wordt
gezet, wordt de dashboardverlichting
gedurende enkele seconden gedimd
totdat de lichtsensor de helderheid van
de omgeving bespeurt. Het is echter
mogelijk dat na het bespeuren van de
helderheid de dimmer wordt
uitgeschakeld.
xWanneer de verlichting wordt
ingeschakeld, gaat het verlichting-aan
indicatielampje in de instrumentengroep
branden.
Zie Koplampen op pagina 4-63.
'HKHOGHUKHLGYDQGHLQVWUXPHQWHQSDQHHO
HQGDVKERDUGYHUOLFKWLQJHQNXQQHQ
DIJHVWHOGZRUGHQGRRUKHWLQGUXNNHQYDQ
GHGDVKERDUGYHUOLFKWLQJVVFKDNHODDUWHUZLMO
GHGDVKERDUGYHUOLFKWLQJLVJHGLPG
x'UXNRSGHVFKDNHODDURPGH
KHOGHUKHLGWHYHUPLQGHUHQ:DQQHHURS
GHVFKDNHODDUZRUGWJHGUXNWWHUZLMOGH
LQVWUXPHQWHQJURHSPD[LPDDOLVJHGLPG
ZRUGWHHQJHOXLGJHDFWLYHHUGRPXHURS
WHZLM]HQGDWGHKXLGLJH
GLPPHULQVWHOOLQJGHPD[LPDOHLQVWHOOLQJ
LV
x'UXNRSGHVFKDNHODDURPGH
KHOGHUKHLGWHYHUJURWHQ

 +HOGHU
 *HGLPG
7LMGHQVKHWULMGHQ
,QVWUXPHQWHQJURHSHQGLVSOD\


Page 247 of 779

▼'ULHNQLSSHULQJHQULFKWLQJDDQZLM]HU
1DGDWGHULFKWLQJDDQZLM]HUKHQGHOYDQXLW
GHPLGGHOVWHSRVLWLHLVORVJHODWHQNQLSSHUW
GHULFKWLQJDDQZLM]HUGULHPDDO'HZHUNLQJ
NDQJHDQQXOHHUGZRUGHQGRRUGHKHQGHOLQ
GHWHJHQRYHUJHVWHOGHULFKWLQJZDDULQGH]H
ZHUGEHGLHQGWHEHZHJHQ
OPMERKING
De functie van de
drie-knipperingen-richtingaanwijzer kan
overgeschakeld worden naar AAN/UIT
met gebruik van de
gebruikersinstellingenfunctie.
Zie de sectie Instellingen in de
Gebruikershandleiding van MZD Connect.
9RRUUXLWHQZLVVHUVHQ
UXLWHQVSURHLHU
▼9RRUUXLWHQZLVVHUVHQUXLWHQVSURHLHU
9RRUJHEUXLNYDQGHUXLWHQZLVVHUVPRHW
KHWFRQWDFWRS21VWDDQ
:$$56&+8:,1*
Gebruik steeds gewoon water of
ruitensproeiervloeistof in het reservoir:
Gebruik van radiateur-antivries in plaats
van sproeiervloeistof is gevaarlijk. Als dit op
de voorruit gesproeid wordt, zal de voorruit
hierdoor verontreinigd worden en uw
uitzicht belemmerd worden. Dit kan een
ongeluk tot gevolg hebben.
Gebruik uitsluitend ruitensproeiervloeistof
gemengd met anti-vries bescherming bij
temperaturen onder het vriespunt:
Het gebruik van ruitensproeiervloeistof
zonder anti-vries bescherming bij
temperaturen onder het vriespunt is
gevaarlijk, aangezien dit op de voorruit kan
bevriezen en uw uitzicht kan belemmeren
waardoor een ongeluk veroorzaakt kan
worden. Zorg er bovendien voor dat de
voorruit voldoende is opgewarmd met
behulp van de voorruitontwaseming
alvorens ruitensproeiervloeistof te
sproeien.
7LMGHQVKHWULMGHQ
6FKDNHODDUVHQUHJHODDUV


Page 251 of 779

▼9RRUUXLWHQVSURHLHU
9RRUKHWVSURHLHQYDQVSURHLHUYORHLVWRIHQ
KHWDFWLYHUHQYDQGHYRRUUXLWHQZLVVHUVGH
UXLWHQZLVVHUKHQGHOPHHUGHUHNHUHQQDDUX
WRHWUHNNHQ

 8,7
 5XLWHQVSURHLHU
OPMERKING
xAls de voorruitensproeier wordt
gebruikt terwijl de voorruitenwissers
niet zijn ingeschakeld, zullen de
voorruitenwissers enkele wisbewegingen
maken.
xWanneer u de ruitenwisserhendel
eenmaal naar u toe trekt, wordt
sproeiervloeistof alleen gesproeid
wanneer de voorruitenwissers zich van
de rustpositie bewegen naar het punt
waar ze weer terugkeren. Wanneer u de
ruitenwisserhendel naar u toe trekt
terwijl de voorruitenwissers terugkeren
naar de rustpositie, wordt de
sproeiervloeistof pas gesproeid tijdens
de volgende cyclus.
,QGLHQGHUXLWHQVSURHLHUQLHWZHUNWKHW
YORHLVWRIQLYHDXLQVSHFWHUHQ SDJLQD
 $OVKHWYORHLVWRIQLYHDXLQRUGHLV
UDDGSOHHJGDQHHQGHVNXQGLJHUHSDUDWHXU
ELMYRRUNHXUHHQRIILFLsOH0D]GD
UHSDUDWHXU
$FKWHUUXLWHQZLVVHUHQ
UXLWHQVSURHLHU

▼$FKWHUUXLWHQZLVVHUHQ
UXLWHQVSURHLHU
9RRUJHEUXLNYDQGHUXLWHQZLVVHUVPRHW
KHWFRQWDFWRS21VWDDQ
▼$FKWHUUXLWHQZLVVHU
6FKDNHOGHUXLWHQZLVVHULQGRRUKHW
GUDDLHQYDQGHVFKDNHODDU
DFKWHUUXLWHQZLVVHUVSURHLHU
6FKDNHODDUVWDQG%HGLHQLQJYDQGHUXLWHQ(
ZLVVHUV
6SXLWVSURHLHUYORHLVWRIRSGH
DFKWHUUXLWHQEHGLHQGHDFK(
WHUUXLWHQZLVVHU
7\ S H  $ 7\ S H  %
1RUPDDO
7\ S H  $ 7\ S H  %
,QWHUYDOZHUNLQJ
6WRS
6SXLWVSURHLHUYORHLVWRIRSGH
DFKWHUUXLWHQEHGLHQGHDFK(
WHUUXLWHQZLVVHU
7LMGHQVKHWULMGHQ
6FKDNHODDUVHQUHJHODDUV

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 252 of 779

▼$FKWHUUXLWHQVSURHLHU
9RRUKHWVSURHLHQYDQVSURHLHUYORHLVWRIGH
VFKDNHODDUDFKWHUUXLWHQZLVVHUVSURHLHU
QDDUGH
VWDQGGUDDLHQ1DKHWORVODWHQ
YDQGHVFKDNHODDU]DOGHUXLWHQVSURHLHU
VWRSSHQ
OPMERKING
Wanneer de voorruitensproeiers werken
(vanaf het moment dat aan de
ruitenwisserhendel wordt getrokken totdat
wordt gestopt met het sproeien van
sproeiervloeistof), sproeit de
achterruitensproeier geen
sproeiervloeistof, ook niet als u de
schakelaar bediend.
,QGLHQGHUXLWHQVSURHLHUQLHWZHUNWKHW
YORHLVWRIQLYHDXLQVSHFWHUHQ SDJLQD
 $OVKHWYORHLVWRIQLYHDXLQRUGHLV
HQGHUXLWHQVSURHLHUZHUNWQRJVWHHGVQLHW
UDDGSOHHJGDQHHQGHVNXQGLJHUHSDUDWHXU
ELMYRRUNHXUHHQRIILFLsOH
0D]GDUHSDUDWHXU
.RSODPSVSURHLHU
▼▼.RSODPSVSURHLHU
'HPRWRUGLHQWJHVWDUWWH]LMQHQGH
NRSODPSHQGLHQHQLQJHVFKDNHOGWH]LMQ

$OVXGHNRSODPSVSURHLHUVZLOWJHEUXLNHQ
GHUXLWHQZLVVHUKHQGHOWZHHPDDOQDDUXWRH
WUHNNHQ

 8,7
 5XLWHQVSURHLHU
OPMERKING
xWanneer na het inschakelen van de
koplampen de voorruitensproeier voor
de eerste keer wordt gebruikt, werken de
koplampsproeiers automatisch.
xAls er lucht in de
koplampsproeiervloeistofleiding
aanwezig is, bijvoorbeeld in gevallen
wanneer de auto pas nieuw is of nadat
een leeg sproeiervloeistofreservoir
opnieuw met sproeiervloeistof gevuld is,
zal wanneer de ruitenwisserhendel
bediend wordt geen sproeiervloeistof
gesproeid worden. Volg in dit geval
onderstaande procedure:
1. Start de motor.
2. Schakel de koplampen in.
3. Trek de ruitenwisserhendel
herhaalde malen tweemaal naar u
toe totdat de sproeiervloeistof naar
buiten sproeit.
7LMGHQVKHWULMGHQ
6FKDNHODDUVHQUHJHODDUV

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 274 of 779

23*(/(7
¾Wanneer de volgende punten niet in
acht worden genomen bestaat de kans
dat het DSC systeem niet correct werkt:
¾Gebruik banden van de juiste maat die
voor uw Mazda zijn
gespecificeerd op
alle 4 wielen.
¾Gebruik banden van hetzelfde merk,
soort en profielpatroon op alle
4 wielen.
¾Niet tezamen gebruiken met versleten
banden.
¾Het is mogelijk dat het DSC systeem niet
correct functioneert wanneer
sneeuwkettingen worden gebruikt of
wanneer een noodreservewiel is
gemonteerd omdat de diameter van de
band verandert.
OPMERKING
Als er een probleem is met het
DSC-systeem, werkt het
hellingwegrijsysteem (HLA) mogelijk niet.
Zie Hellingwegrijsysteem (HLA) op
pagina 4-93.
▼7&6'6&LQGLFDWLHODPSMH
'LWLQGLFDWLHODPSMHEOLMIWJHGXUHQGHHQNHOH
VHFRQGHQEUDQGHQZDQQHHUKHWFRQWDFWRS
21JH]HWZRUGW$OVKHW7&6RI'6&
V\VWHHPLQZHUNLQJLVJDDWKHW
LQGLFDWLHODPSMHNQLSSHUHQ

$OVKHWODPSMHEOLMIWEUDQGHQLVHU
PRJHOLMNHHQGHIHFWLQKHW7&6'6&RI
KHWUHPEHNUDFKWLJLQJVV\VWHHPHQEHVWDDW
GHNDQVGDWGH]HQLHWFRUUHFWIXQFWLRQHUHQ
%UHQJXZDXWRQDDUHHQGHVNXQGLJH
UHSDUDWHXUELMYRRUNHXUHHQRIILFLsOH
0D]GDUHSDUDWHXU
▼'6&2))LQGLFDWLHODPSMH
'LWLQGLFDWLHODPSMHEOLMIWJHGXUHQGHHQNHOH
VHFRQGHQEUDQGHQZDQQHHUKHWFRQWDFWRS
21JH]HWZRUGW
'LWODPSMHJDDWRRNEUDQGHQZDQQHHURS
GH'6&2))VFKDNHODDUZRUGWJHGUXNWHQ
KHW7&6'6&V\VWHHPZRUGW
XLWJHVFKDNHOG
=LHGH'6&2))VFKDNHODDURSSDJLQD


$OVKHWODPSMHEOLMIWEUDQGHQZDQQHHUKHW
7&6'6&V\VWHHPQLHWZRUGW
XLWJHVFKDNHOGXZDXWRQDDUHHQ
GHVNXQGLJHUHSDUDWHXUELMYRRUNHXUHHQ
RIILFLsOH0D]GDUHSDUDWHXUEUHQJHQ(ULV
PRJHOLMNHHQGHIHFWLQKHW'6&V\VWHHP
7LMGHQVKHWULMGHQ
$%67&6'6&


Page:   1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 ... 60 next >