stop start MAZDA MODEL 6 2017 Handleiding (in Dutch)

Page 202 of 842

4–23
Tijdens het rijden
Motor start/stop
WAARSCHUWING
Vertrouw niet blindelings op de hellingstopfunctie.  
 De hellingstopfunctie is een aanvullende functie die gedurende maximaal vier
seconden functioneert wanneer nadat het rempedaal is losgelaten vanuit een
toestand van stopgezette motor wordt geaccelereerd. Overmatig vertrouwen op het
systeem kan echter ongevallen veroorzaken als de snelheid van de auto ineens
toeneemt. Controleer alvorens met de auto te gaan rijden altijd de veiligheid rondom
de auto en bedien de keuzehendel, het rempedaal en het gaspedaal op de juiste wijze.
Het is echter mogelijk dat de auto plotseling in beweging komt, afhankelijk van de
belasting ervan of als er een aanhanger getrokken wordt.
  De auto zou echter nadat de hellingstopfunctie is vrijgezet onder de volgende
omstandigheden plotseling in beweging kunnen komen:
 

 
 De keuzehendel staat in de stand N.


 
 Als de keuzehendel naar de N stand wordt verplaatst en het rempedaal wordt
losgelaten terwijl de i-stop functie in werking is, wordt de remkracht geleidelijk
vrijgegeven. Laat om met de auto weg te rijden nadat de motor opnieuw gestart is
het rempedaal los en zet de keuzehendel in een andere stand dan de N stand.
OPMERKING
  Wanneer de auto op een steile helling tot stilstand wordt gebracht, functioneert de
hellingstopfunctie niet omdat de motor niet gestopt is.
  Het is mogelijk dat als gevolg van de werking van de hellingstopfunctie de reactie van
het rempedaal anders is, dat de remmen geluid maken of dat het rempedaal trilt. Dit
duidt echter niet op een defect.


Page 203 of 842

4–24
Tijdens het rijden
Motor start/stop
i-stop waarschuwingslampje (Oranje)/i-stop indicatielampje (Groen)

Voor een veilig en comfortabel gebruik van de auto controleert het i-stop systeem
constant de handelingen van de bestuurder, de omgeving binnen en buiten de auto,
alsmede de bedrijfstoestand van de auto en informeert met behulp van het i-stop
waarschuwingslampje (oranje) en het i-stop indicatielampje (groen) de bestuurder over
diverse voorzorgsmaatregelen en waarschuwingen.
OPMERKING
Bij voertuigen uitgerust met de middendisplay, wordt de bedrijfstoestand van het i-stop
systeem getoond in de brandstofverbruikcontroledisplay.
Zie Bedrijfstoestanddisplay op pagina 4-119 .
i-stop waarschuwingslampje (oranje)
Wanneer het lampje brandt
 




 Het lampje gaat branden wanneer het contact op ON wordt gezet en gaat uit wanneer de
motor gestart wordt.
 


 Het lampje gaat branden wanneer de i-stop OFF schakelaar wordt ingedrukt en het
systeem wordt uitgeschakeld.
 


 Het lampje gaat branden als de motor gestopt is en de volgende handelingen worden
uitgevoerd. In dergelijke gevallen herstart de motor om veiligheidsredenen niet
automatisch. Start de motor met behulp van de normale methode.
 

 
 De motorkap geopend wordt.


 
 (Europees model) 
 De veiligheidsgordel van de bestuurder is losgemaakt en het bestuurdersportier wordt
geopend.
 

 
 (Behalve Europees model) 


 
 (Handgeschakelde versnellingsbak) 
 Wanneer de versnellingshendel in een andere stand dan neutraal staat, de
veiligheidsgordel van de bestuurder wordt losgemaakt en het bestuurdersportier wordt
geopend.
 

 
 (Automatische transmissie) 
 Wanneer de keuzehendel in de stand D of M (niet in blokkeermodus voor tweede
versnelling) staat, de veiligheidsgordel van de bestuurder wordt losgemaakt en het
bestuurdersportier wordt geopend.





Page 204 of 842

4–25
Tijdens het rijden
Motor start/stop
OPMERKING
De volgende gevallen kunnen duiden op een storing in het systeem. Laat uw auto bij een
deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur controleren.


 Het lampje gaat niet branden wanneer het contact op ON wordt gezet. 
 Het lampje blijft branden ook al is tijdens het draaien van de motor de i-stop OFF
schakelaar ingedrukt.
Wanneer het lampje knippert
Het lampje blijft knipperen als er een defect in het systeem is. Laat uw auto bij een
deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur controleren.
i-stop indicatielampje (groen)
Wanneer het lampje brandt
 




 Het lampje gaat branden wanneer de motor gestopt is en gaat uit wanneer de motor
herstart.
 


 (Behalve Europees model) 
 Het lampje gaat branden wanneer tijdens het rijden aan de voorwaarden voor het stoppen
van de motor is voldaan.

Wanneer het lampje knippert
 




 (Handgeschakelde versnellingsbak) 
 Het lampje knippert wanneer de motor gestopt is en de keuzehendel naar een andere stand
dan neutraal wordt verplaatst om de bestuurder erop te attenderen dat de motor gestopt is.
  Door het intrappen van het koppelingspedaal herstart de motor automatisch en het lampje
gaat uit.
 


 (Europees model) 
 Het lampje knippert wanneer de motor gestopt is en het bestuurdersportier wordt geopend
om de bestuurder erop te attenderen dat de motor gestopt is. Het lampje gaat uit wanneer
het bestuurdersportier gesloten wordt.
 


 (Behalve Europees model) 


 
 (Automatische transmissie) 
 Het lampje knippert als de auto tot stilstand wordt gebracht maar het rempedaal niet met
voldoende kracht wordt ingetrapt. Trap het rempedaal wat krachtiger in aangezien de
pedaalkracht mogelijk onvoldoende is.




Page 243 of 842

4–64
Tijdens het rijden
Bediening van de handgeschakelde versnellingsbak
OPGELET
  Laat tijdens het rijden uw voet nooit
op het koppelingspedaal rusten.
Gebruik de koppeling niet om de
auto op een helling in stilstaande
positie te houden. Wanneer u uw
voet op het koppelingspedaal laat
rusten wordt onnodige slijtage
van de koppeling en beschadiging
veroorzaakt.
  Oefen geen onnodige zijdelingse
kracht uit op de versnellingshendel
bij het overschakelen van de 5de
naar de 4de versnelling. Dit kan er
toe leiden dat per ongeluk de 2de
versnelling wordt gekozen, wat
beschadiging van de transmissie kan
veroorzaken.
  Zorg er voor dat de auto volledig
tot stilstand is gebracht alvorens
naar stand R over te schakelen.
Overschakelen naar stand R terwijl
de auto nog in beweging is kan
beschadiging van de versnellingsbak
tot gevolg hebben.
OPMERKING
  Indien het moeilijk is in naar stand
R te schakelen, naar de vrijstand
terugschakelen, het koppelingspedaal
loslaten en vervolgens nogmaals
proberen.
  (Met i-stop functie)  Als de motor als gevolg van afslaan
is gestopt, kan deze opnieuw worden
gestart door het koppelingspedaal in
te trappen binnen 3 seconden nadat
de motor is gestopt.
 De motor kan onder de volgende
omstandigheden ook als het
koppelingspedaal wordt ingetrapt
niet opnieuw worden gestart:
 


 Het bestuurdersportier geopend is.



 De veiligheidsgordel van de
bestuurder is niet vastgemaakt.
 


 Na het afslaan van de motor is het
koppelingspedaal niet volledig
losgelaten.
 


 Het koppelingspedaal wordt
ingetrapt terwijl de motor niet
volledig is stopgezet.
 
 (Met parkeersensorsysteem)  Wanneer het contact op ON staat
en de versnellingshendel in de
stand R wordt gezet, wordt het
parkeersensorsysteem geactiveerd en
klinkt er een zoemtoon.
 Zie Parkeersensorsysteem op pagina
4-269 .


Page 334 of 842

4–155
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Annuleren van de werking van de
dodehoekmonitor (BSM)
Het dodehoekmonitorsysteem (BSM) kan
op buiten werking ingesteld worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-15 .
Wanneer de dodehoekmonitor (BSM)
op buiten werking is gesteld, worden
de systemen van dodehoekmonitor
(BSM) en achteruitrijwaarschuwing
(RCTA) uitgeschakeld en gaat het
dodehoekmonitor (BSM) OFF
indicatielampje in de instrumentengroep
branden.


OPMERKING
Als de motor wordt stopgezet
terwijl de dodehoekmonitor
(BSM) is uitgeschakeld, wordt de
dodehoekmonitor (BSM) de volgende
keer dat de motor gestart wordt weer
geactiveerd.


Page 394 of 842

4–215
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  Wanneer de geavanceerde SCBS
rem of remhulp (Advanced SCBS
remhulpsysteem) in werking is,
klinkt met tussenpozen de anti-
botsingwaarschuwingszoemer.
  Als de auto door de werking van
de Advanced SCBS tot stilstand
is gebracht en het rempedaal
niet wordt ingetrapt, klinkt de
waarschuwingszoemer eenmaal na
ongeveer 2 seconden en wordt de
Advanced SCBS rem automatisch
vrijgezet.
Stopzetten van de werking van de
geavanceerde stadsverkeer-
remassistent (Advanced SCBS)
De geavanceerde stadsverkeer-
remassistent (Advanced SCBS) kan
tijdelijk buiten werking gesteld worden.
Wanneer de geavanceerde stadsverkeer-
remassistent (Advanced SCBS) wordt
uitgeschakeld, gaat het stadsverkeer-
remassistent (SCBS) OFF indicatielampje
branden.



Het systeem wordt gebruiksklaar zodra de
motor opnieuw gestart wordt.
Zonder SCBS OFF schakelaar
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-15 .
OPMERKING
Wanneer het systeem van de
geavanceerde stadsverkeer-remassistent
(Advanced SCBS) op buiten werking
wordt ingesteld, wordt het systeem van
de stadsverkeer-remassistent [Achteruit]
(SCBS R) en het Smart Brake Support
remhulpsysteem (SBS) ook op buiten
werking ingesteld.
Met SCBS OFF schakelaar
Druk op de SCBS OFF schakelaar om het
systeem uit te schakelen. Het stadsverkeer-
remassistent (SCBS) OFF indicatielampje
in de instrumentengroep gaat branden.


Druk nogmaals op de schakelaar om het
systeem opnieuw in te schakelen. Het
stadsverkeer-remassistent (SCBS) OFF
indicatielampje gaat uit.


Page 399 of 842

4–220
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Stopzetten van de werking van de
stadsverkeer-remassistent
[Vooruit] (SCBS F)
De stadsverkeer-remassistent [Vooruit]
(SCBS F) kan tijdelijk buiten werking
gesteld worden.
Wanneer het stadsverkeer-remassistent
[Vooruit] (SCBS F) systeem wordt
uitgeschakeld, gaat het stadsverkeer-
remassistent (SCBS) OFF indicatielampje
branden.



Het systeem wordt gebruiksklaar zodra de
motor opnieuw gestart wordt.
Zonder SCBS OFF schakelaar
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-15 .
OPMERKING
Wanneer het systeem van de
stadsverkeer-remassistent [Vooruit]
(SCBS F) op buiten werking wordt
ingesteld, wordt het systeem van de
stadsverkeer-remassistent [Achteruit]
(SCBS R) en het Smart Brake Support
remhulpsysteem (SBS) ook op buiten
werking ingesteld.
Met SCBS OFF schakelaar
Druk op de SCBS OFF schakelaar om het
systeem uit te schakelen. Het stadsverkeer-
remassistent (SCBS) OFF indicatielampje
in de instrumentengroep gaat branden.


Druk nogmaals op de schakelaar om het
systeem opnieuw in te schakelen. Het
stadsverkeer-remassistent (SCBS) OFF
indicatielampje gaat uit.


Page 405 of 842

4–226
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Indicatielampje van stadsverkeer-
remassistent (SCBS) (Rood)
Als de stadsverkeer-remassistent (SCBS)
in werking is, gaat het indicatielampje
(rood) knipperen.


Display van automatische
remwerking
Nadat de SCBS rem in werking is
gesteld wordt “SCBS automatische rem”
aangegeven in de multi-informatiedisplay
of de Active Driving Display.

Active Driving Display Multi-informatiedisplay

OPMERKING
  Wanneer de SCBS rem in werking
is, klinkt met tussenpozen de
botsingwaarschuwingszoemer.
  Als de auto door de werking van het
SCBS tot stilstand is gebracht en
het rempedaal niet wordt ingetrapt,
klinkt de waarschuwingszoemer
eenmaal na ongeveer 2 seconden
en wordt de SCBS rem automatisch
vrijgezet.
Stopzetten van de werking van de
stadsverkeer-remassistent
[Achteruit] (SCBS R)
De stadsverkeer-remassistent [Achteruit]
(SCBS R) kan tijdelijk buiten werking
gesteld worden.
Wanneer het stadsverkeer-remassistent
[Achteruit] (SCBS R) systeem wordt
uitgeschakeld, gaat het stadsverkeer-
remassistent (SCBS) OFF indicatielampje
branden.


Het systeem wordt gebruiksklaar zodra de
motor opnieuw gestart wordt.
Zonder SCBS OFF schakelaar
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-15 .


Page 409 of 842

4–230
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Indicatielampje van Smart Brake
Support remhulpsysteem (SBS)
(Rood)
Als het Smart Brake Support
remhulpsysteem (SBS) in werking is, gaat
het indicatielampje (rood) knipperen.



Waarschuwing voor botsing
Als er de kans bestaat op een botsing
met een voorliggend voertuig, klinkt er
onafgebroken een pieptoon en wordt een
waarschuwing aangegeven op de display.


Multi-informatiedisplay
Active Driving Display
Stopzetten van de werking van het
Smart Brake Support
remhulpsysteem (SBS)
Het Smart Brake Support remhulpsysteem
(SBS) kan tijdelijk buiten werking gesteld
worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-15 .
Wanneer het Smart Brake Support
remhulpsysteem (SBS) wordt
uitgeschakeld, gaat het Smart Brake
Support remhulpsysteem (SBS) OFF
indicatielampje branden.


Het systeem wordt gebruiksklaar zodra de
motor opnieuw gestart wordt.
OPMERKING
Als de werking van Smart Brake
Support remhulpsysteem (SBS) wordt
uitgeschakeld, wordt tegelijkertijd
de werking van het stadsverkeer-
remassistent (SCBS) systeem
uitgeschakeld.


Page 429 of 842

4–250
Tijdens het rijden
Bandenspanningcontrolesysteem
OPGELET
  Elke band, inclusief het reservewiel (indien voorzien), dient maandelijks in koude
toestand gecontroleerd te worden en op de bandenspanning gebracht te worden
welke wordt aanbevolen door de autofabrikant op het voertuiginformatieplaatje of
bandenspanningslabel. (Als uw auto banden van een verschillende maat heeft dan de
maat die op het voertuiginformatieplaatje of bandenspanningslabel staat aangegeven,
dient u de juiste bandenspanning voor deze banden te bepalen.)
 Bij wijze van extra veiligheidsvoorziening is uw auto uitgerust met een
bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) dat een verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning laat branden wanneer de bandenspanning van één of meerdere
van uw banden beduidend laag is. Wanneer dus het verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning gaat branden, dient u te stoppen en uw banden zo spoedig mogelijk te
controleren en deze op de juiste spanning te brengen. Rijden met een band waarvan de
bandenspanning beduidend laag is, kan oververhit raken van de band en bandenpech
veroorzaken. Te lage bandenspanning verhoogt ook het brandstofverbruik, leidt tot
snellere slijtage van het bandenpro¿ el en kan de bestuurbaarheid en remweg nadelig
beïnvloeden.
 Houd er rekening mee dat het TPMS systeem geen remedie biedt voor een onjuist
bandenonderhoud en het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder de juiste
bandenspanning te handhaven, ook als een te lage bandenspanning nog niet het niveau
heeft bereikt dat het TPMS verklikkerlichtje voor lage bandenspanning gaat branden.
 Uw auto is ook uitgerust met een TPMS storingindicator om aan te geven wanneer het
systeem niet correct functioneert.
 De TPMS storingindicator is gecombineerd met het verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning. Wanneer het systeem een storing bespeurt, gaat het verklikkerlichtje
gedurende ongeveer één minuut knipperen en blijft vervolgens continu branden.
Deze volgorde blijft voortduren telkens wanneer de auto opnieuw gestart wordt voor
zolang als de storing blijft bestaan. Wanneer de storingindicator brandt, bestaat de
kans dat het systeem een lage bandenspanning niet zoals bedoeld kan opsporen of
melden. Storingen in het TPMS systeem kunnen zich voordoen om uiteenlopende
redenen, zoals het vervangen of verwisselen van banden of velgen op de auto welke
verhinderen dat het TPMS systeem juist kan functioneren. Controleer steeds de TPMS
storingindicator na het vervangen van één of meer banden of velgen op uw auto om er
zeker van te zijn dat na het vervangen of verwisselen van banden en velgen het TPMS
systeem juist blijft functioneren.
  Om foutieve aÀ ezingen te voorkomen neemt het systeem gedurende een korte tijd
steekproeven alvorens een probleem te melden. Als gevolg zal een band die snel
leegloopt of plotseling lek is geraakt niet onmiddellijk door het systeem gemeld
worden.


Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 next >