TPMS MAZDA MODEL 6 2017 Handleiding (in Dutch)

Page 428 of 842

4–249
Tijdens het rijden
Bandenspanningcontrolesysteem
*Bepaalde modellen.
Bandenspanningcontrolesysteem *
Het bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) controleert de bandenspanning van alle
vier banden. Als de bandenspanning van één of meerdere banden te laag is, waarschuwt
het systeem de bestuurder door middel van het waarschuwingslampje van het
bandenspanningcontrolesysteem in de instrumentengroep en een pieptoon. Het systeem
controleert de bandenspanning indirect op basis van de gegevens die door de ABS
wielsnelheidssensors worden verzonden.
Om het systeem correct te kunnen laten werken, dient het systeem met de voorgeschreven
bandenspanning (waarde op bandenspanningslabel) geïnitialiseerd te worden. Volg de
procedure en voer de initialisatie uit.
Zie Initialiseren van het bandenspanningcontrolesysteem op pagina 4-252 .
Het waarschuwingslampje gaat knipperen als het systeem defect is.
Zie Waarschuwingsindicatie/waarschuwingslampjes op pagina 4-55 .


ABS wielsnelheidssensor


Page 429 of 842

4–250
Tijdens het rijden
Bandenspanningcontrolesysteem
OPGELET
  Elke band, inclusief het reservewiel (indien voorzien), dient maandelijks in koude
toestand gecontroleerd te worden en op de bandenspanning gebracht te worden
welke wordt aanbevolen door de autofabrikant op het voertuiginformatieplaatje of
bandenspanningslabel. (Als uw auto banden van een verschillende maat heeft dan de
maat die op het voertuiginformatieplaatje of bandenspanningslabel staat aangegeven,
dient u de juiste bandenspanning voor deze banden te bepalen.)
 Bij wijze van extra veiligheidsvoorziening is uw auto uitgerust met een
bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) dat een verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning laat branden wanneer de bandenspanning van één of meerdere
van uw banden beduidend laag is. Wanneer dus het verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning gaat branden, dient u te stoppen en uw banden zo spoedig mogelijk te
controleren en deze op de juiste spanning te brengen. Rijden met een band waarvan de
bandenspanning beduidend laag is, kan oververhit raken van de band en bandenpech
veroorzaken. Te lage bandenspanning verhoogt ook het brandstofverbruik, leidt tot
snellere slijtage van het bandenpro¿ el en kan de bestuurbaarheid en remweg nadelig
beïnvloeden.
 Houd er rekening mee dat het TPMS systeem geen remedie biedt voor een onjuist
bandenonderhoud en het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder de juiste
bandenspanning te handhaven, ook als een te lage bandenspanning nog niet het niveau
heeft bereikt dat het TPMS verklikkerlichtje voor lage bandenspanning gaat branden.
 Uw auto is ook uitgerust met een TPMS storingindicator om aan te geven wanneer het
systeem niet correct functioneert.
 De TPMS storingindicator is gecombineerd met het verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning. Wanneer het systeem een storing bespeurt, gaat het verklikkerlichtje
gedurende ongeveer één minuut knipperen en blijft vervolgens continu branden.
Deze volgorde blijft voortduren telkens wanneer de auto opnieuw gestart wordt voor
zolang als de storing blijft bestaan. Wanneer de storingindicator brandt, bestaat de
kans dat het systeem een lage bandenspanning niet zoals bedoeld kan opsporen of
melden. Storingen in het TPMS systeem kunnen zich voordoen om uiteenlopende
redenen, zoals het vervangen of verwisselen van banden of velgen op de auto welke
verhinderen dat het TPMS systeem juist kan functioneren. Controleer steeds de TPMS
storingindicator na het vervangen van één of meer banden of velgen op uw auto om er
zeker van te zijn dat na het vervangen of verwisselen van banden en velgen het TPMS
systeem juist blijft functioneren.
  Om foutieve aÀ ezingen te voorkomen neemt het systeem gedurende een korte tijd
steekproeven alvorens een probleem te melden. Als gevolg zal een band die snel
leegloopt of plotseling lek is geraakt niet onmiddellijk door het systeem gemeld
worden.


Page 636 of 842

6–7
Onderhoud en verzorging
Periodieke onderhoudsbeurten
*10 Bij het vervangen van de motorkoelvloeistof wordt het gebruik van FL-22 aanbevolen. Gebruik van andere
motorkoelvloeistof dan FL-22 kan ernstige schade aan de motor en het koelsysteem toebrengen.
*11 Inspecteer het elektrolietniveau van de accu, het soortelijk gewicht en het uiterlijk van de accu. Bij de
onderhoudsvrije accu is alleen een inspectie van het uiterlijk vereist.
*12 Indien u een intensief gebruik van de remmen maakt (bijvoorbeeld, regelmatig met hoge snelheid of in
berggebieden rijdt), of wanneer de auto in zeer vochtige klimaten gebruikt wordt, de remvloeistof jaarlijks
verversen.
*13 Indien de auto hoofdzakelijk onder de volgende omstandigheden gebruikt wordt, is het aan te bevelen elke
45.000 km de achterdifferentieelolie te verversen.
a) Bij het trekken van een aanhanger of het gebruik van een dakbagagedrager
b) Gebruik in gebieden met veel zand of stof of onder natte omstandigheden
c) Wanneer men de motor vaak langdurig stationair laat draaien of veelvuldig met lage snelheden rijdt
d) Veelvuldig rijden van korte afstanden van minder dan 16 km
*14 Als dit onderdeel ondergedompeld is geweest in water, dient de olie ververst te worden.
*15 Om de 10.000 km wordt onderling verwisselen van de banden aanbevolen.
*16 Het initialiseren van het bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) moet zodanig worden uitgevoerd dat het
systeem normaal functioneert (indien voorzien).
*17 Controleer de uiterste gebruiksdatum van de bandreparatievloeistof elk jaar tijdens het uitvoeren van periodiek
onderhoud. Vervang de À es met bandreparatievloeistof door een nieuwe voor het verstrijken van de uiterste
gebruiksdatum.





Page 638 of 842

6–9
Onderhoud en verzorging
Periodieke onderhoudsbeurten
Tabelsymbolen:
I : Inspecteren: Inspecteren en reinigen, repareren, afstellen, bijvullen of indien nodig vernieuwen.
R : Vernieuwen
C : Reinigen
T : Vastdraaien
D : Aftappen
Opmerkingen:
*1 De aandrijfriemen van de airconditioning, indien voorzien, eveneens inspecteren.
Indien de auto hoofdzakelijk onder de volgende omstandigheden gebruikt wordt, de aandrijfriemen elke 10.000
km of korter inspecteren.
a) Gebruik in bijzonder stof¿ ge gebieden
b) Wanneer men de motor vaak langdurig stationair laat draaien of veelvuldig met lage snelheden rijdt
c) Bij het rijden gedurende lange perioden bij lage buitentemperaturen of het regelmatig rijden van korte
afstanden
d) Rijden bij extreme hitte
e) Voortdurend rijden in bergachtige gebieden
*2 Indien de auto hoofdzakelijk onder de volgende omstandigheden gebruikt wordt, is het aan te bevelen elke
10.000 km of korter de motorolie te verversen en het olie¿ lter te vernieuwen.
a) Gebruiksdoel van het voertuig is als politieauto, taxi of rijschoolauto.
b) Gebruik in bijzonder stof¿ ge gebieden
c) Wanneer men de motor vaak langdurig stationair laat draaien of veelvuldig met lage snelheden rijdt
d) Bij het rijden gedurende lange perioden bij lage buitentemperaturen of het regelmatig rijden van korte
afstanden
e) Rijden bij extreme hitte
f) Voortdurend rijden in bergachtige gebieden
*3 Indien de auto gebruikt wordt in gebieden met veel zand of stof, dient het lucht¿ lter vaker gereinigd en indien
nodig vernieuwd te worden dan bij de normaal aanbevolen intervallen.
*4 Bij het vervangen van de motorkoelvloeistof wordt het gebruik van FL-22 aanbevolen. Gebruik van andere
motorkoelvloeistof dan FL-22 kan ernstige schade aan de motor en het koelsysteem toebrengen.
*5 Inspecteer het elektrolietniveau van de accu, het soortelijk gewicht en het uiterlijk van de accu. Bij de
onderhoudsvrije accu is alleen een inspectie van het uiterlijk vereist.
*6 Indien u een intensief gebruik van de remmen maakt (bijvoorbeeld, regelmatig met hoge snelheid of in
berggebieden rijdt), of wanneer de auto in zeer vochtige klimaten gebruikt wordt, de remvloeistof jaarlijks
verversen.
*7 Het initialiseren van het bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) moet zodanig worden uitgevoerd dat het
systeem normaal functioneert (indien voorzien).
*8 Controleer de uiterste gebruiksdatum van de bandreparatievloeistof elk jaar tijdens het uitvoeren van periodiek
onderhoud. Vervang de À es met bandreparatievloeistof door een nieuwe voor het verstrijken van de uiterste
gebruiksdatum.






Page 641 of 842

6–12
Onderhoud en verzorging
Periodieke onderhoudsbeurten
*4 Indien de auto hoofdzakelijk onder de volgende omstandigheden gebruikt wordt, het motorolie¿ lter elke 5000
km of 6 maanden vernieuwen.
a) Gebruiksdoel van het voertuig is als politieauto, taxi of rijschoolauto.
b) Gebruik in bijzonder stof¿ ge gebieden
c) Wanneer men de motor vaak langdurig stationair laat draaien of veelvuldig met lage snelheden rijdt
d) Bij het rijden gedurende lange perioden bij lage buitentemperaturen of het regelmatig rijden van korte
afstanden
e) Rijden bij extreme hitte
f) Voortdurend rijden in bergachtige gebieden
*5 Bij het vervangen van de motorkoelvloeistof wordt het gebruik van FL-22 aanbevolen. Gebruik van andere
motorkoelvloeistof dan FL-22 kan ernstige schade aan de motor en het koelsysteem toebrengen.
*6 Indien de auto gebruikt wordt in gebieden met veel zand of stof, het lucht¿ lter elke 7500 km of 6 maanden
reinigen.
*7 Inspecteer het elektrolietniveau van de accu, het soortelijk gewicht en het uiterlijk van de accu. Bij de
onderhoudsvrije accu is alleen een inspectie van het uiterlijk vereist.
*8 Indien u een intensief gebruik van de remmen maakt (bijvoorbeeld, regelmatig met hoge snelheid of in
berggebieden rijdt), of wanneer de auto in zeer vochtige klimaten gebruikt wordt, de remvloeistof jaarlijks
verversen.
*9 Om de 10.000 km wordt onderling verwisselen van de banden aanbevolen.
*10 Het initialiseren van het bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) moet zodanig worden uitgevoerd dat het
systeem normaal functioneert (indien voorzien).
*11 Controleer de uiterste gebruiksdatum van de bandreparatievloeistof elk jaar tijdens het uitvoeren van periodiek
onderhoud. Vervang de À es met bandreparatievloeistof door een nieuwe voor het verstrijken van de uiterste
gebruiksdatum.






Page 645 of 842

6–16
Onderhoud en verzorging
Periodieke onderhoudsbeurten
*8 Inspecteer het elektrolietniveau van de accu, het soortelijk gewicht en het uiterlijk van de accu. Indien de auto in
buitengewoon hete en koude gebieden gebruikt wordt, het elektrolietniveau van de accu, het soortelijk gewicht
en het uiterlijk van de accu elke 10.000 km of 6 maanden inspecteren. Bij de onderhoudsvrije accu is alleen een
inspectie van het uiterlijk vereist.
*9 Indien u een intensief gebruik van de remmen maakt (bijvoorbeeld, regelmatig met hoge snelheid of in
berggebieden rijdt), of wanneer de auto in zeer vochtige klimaten gebruikt wordt, de remvloeistof jaarlijks
verversen.
*10 Indien de auto hoofdzakelijk onder de volgende omstandigheden gebruikt wordt, is het aan te bevelen elke
45.000 km de achterdifferentieelolie te verversen.
a) Bij het trekken van een aanhanger of het gebruik van een dakbagagedrager
b) Gebruik in gebieden met veel zand of stof of onder natte omstandigheden
c) Wanneer men de motor vaak langdurig stationair laat draaien of veelvuldig met lage snelheden rijdt
d) Veelvuldig rijden van korte afstanden van minder dan 16 km
*11 Als dit onderdeel ondergedompeld is geweest in water, dient de olie ververst te worden.
*12 Het initialiseren van het bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) moet zodanig worden uitgevoerd dat het
systeem normaal functioneert (indien voorzien).
*13 Controleer de uiterste gebruiksdatum van de bandreparatievloeistof elk jaar tijdens het uitvoeren van periodiek
onderhoud. Vervang de À es met bandreparatievloeistof door een nieuwe voor het verstrijken van de uiterste
gebruiksdatum.




Page 762 of 842

7–45
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
*Bepaalde modellen.
Signaal Waarschuwing


Waarschuwingslampje
voor systeem van
airbag/voorspanners van
veiligheidsgordels Een defect in het systeem wordt aangeduid als het waarschuwingslampje constant
knippert, constant brandt of helemaal niet brandt wanneer het contact op ON gezet
wordt. Bij elk van deze gevallen dient u zo spoedig mogelijk een deskundige
reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur te raadplegen. Het systeem zal
dan wellicht in het geval van een aanrijding niet in werking treden. WAARSCHUWING
Sleutel nooit zelf aan de airbag/voorspannersystemen en laat altijd alle
onderhoud en reparatie door een deskundige reparateur, bij voorkeur een
of¿ ciële Mazda reparateur uitvoeren:
Het zelf uitvoeren van onderhoud of sleutelen aan de systemen is gevaarlijk.
De kans bestaat dat een airbag/voorspanner onvoorzien geactiveerd of buiten
werking gesteld wordt.

(Knippert)
Waarschuwingslampje van
bandenspanningcontrolesysteem
*
Als het bandenspanningcontrolesysteem defect is, gaat het waarschuwingslampje voor
de bandenspanning gedurende ongeveer 1 minuut knipperen wanneer het contact op
ON gezet wordt en vervolgens continu branden. Laat uw auto zo spoedig mogelijk door
een deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur controleren.
WAARSCHUWING
Als het waarschuwingslampje van het bandenspanningcontrolesysteem
gaat branden of knipperen of als de waarschuwingszoemtoon voor lage
bandenspanning wordt gegeven, onmiddellijk de rijsnelheid verminderen en
plotseling manoeuvreren en remmen vermijden:
Als het waarschuwingslampje van het bandenspanningcontrolesysteem
gaat branden of knipperen of als de waarschuwingszoemtoon voor lage
bandenspanning wordt gegeven, is het gevaarlijk met hoge snelheden te rijden of
plotseling te manoeuvreren of te remmen. De kans bestaat dat u de macht over
het stuur verliest en een ongeluk veroorzaakt.
Om te bepalen of u een langzaam leeglopende band of een lekke band heeft,
de auto op een veilige plaats parkeren waar u visueel de toestand van de band
kunt controleren en bepalen of de band voldoende lucht heeft om verder te
gaan naar een plaats waar lucht bijgevuld kan worden en het systeem opnieuw
gecontroleerd kan worden door een deskundige reparateur, bij voorkeur een
of¿ ciële Mazda reparateur of een bandenreparatiewerkplaats.

Het TPMS waarschuwingslampje mag nooit genegeerd worden:
Negeren van het TPMS waarschuwingslampje is gevaarlijk, ook als u de reden
weet waarom het brandt. Laat het probleem zo spoedig mogelijk verhelpen
alvorens dit tot een ernstigere situatie leidt, zoals het plotseling lek raken van een
band met een gevaarlijk ongeluk als mogelijk gevolg.


Page 767 of 842

7–50
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
*Bepaalde modellen.
Maatregelen nemen
Neem de juiste maatregel en controleer dat het waarschuwingslampje uit gaat.

Signaal Waarschuwing Te nemen maatregel

(Brandt)
Waarschuwingslampje van
bandenspanningcontrolesysteem
*
Wanneer het waarschuwingslampje brandt en
de waarschuwingszoemer klinkt (ongeveer
3 seconden), is de bandenspanning in één of
meerdere van de banden te laag.
WAARSCHUWING
Als het waarschuwingslampje van
het bandenspanningcontrolesysteem
gaat branden of knipperen of
als de waarschuwingszoemtoon
voor lage bandenspanning wordt
gegeven, onmiddellijk de rijsnelheid
verminderen en plotseling
manoeuvreren en remmen vermijden:
Als het waarschuwingslampje van
het bandenspanningcontrolesysteem
gaat branden of knipperen of als de
waarschuwingszoemtoon voor lage
bandenspanning wordt gegeven, is
het gevaarlijk met hoge snelheden te
rijden of plotseling te manoeuvreren
of te remmen. De kans bestaat dat u
de macht over het stuur verliest en
een ongeluk veroorzaakt.
Om te bepalen of u een langzaam
leeglopende band of een lekke band
heeft, de auto op een veilige plaats
parkeren waar u visueel de toestand van
de band kunt controleren en bepalen of
de band voldoende lucht heeft om verder
te gaan naar een plaats waar lucht
bijgevuld kan worden en het systeem
opnieuw gecontroleerd kan worden door
een deskundige reparateur, bij voorkeur
een of¿ ciële Mazda reparateur of een
bandenreparatiewerkplaats.
Het TPMS waarschuwingslampje
mag nooit genegeerd worden:
Negeren van het TPMS
waarschuwingslampje is gevaarlijk, ook
als u de reden weet waarom het brandt.
Laat het probleem zo spoedig mogelijk
verhelpen alvorens dit tot een ernstigere
situatie leidt, zoals het plotseling lek
raken van een band met een gevaarlijk
ongeluk als mogelijk gevolg.
Inspecteer de banden en stel deze af op de
voorgeschreven bandenspanning (pagina 6-46 ).
OPMERKING
Stel de bandenspanning af wanneer de
banden koud zijn. De bandenspanning
varieert naargelang de bandentemperatuur,
laat daarom de auto gedurende ongeveer 1
uur staan of rijd er enkel 1,6 km of minder
mee alvorens de bandenspanning af te
stellen. Wanneer de bandenspanning bij
warme banden wordt afgesteld op de koude
bandendruk, bestaat de kans dat het TPMS
waarschuwingslampje/zoemer aan gaat
nadat de banden zijn afgekoeld en dat de
druk tot beneden de speci¿ catie terugvalt.
Ook is het mogelijk dat een TPMS
waarschuwingslampje dat brandt
doordat de bandenspanning bij
een lage omgevingstemperatuur is
teruggevallen blijft branden als de
omgevingstemperatuur omhoog gaat. In
dit geval zal het eveneens noodzakelijk
zijn de bandenspanning af te stellen. Als
het TPMS waarschuwingslampje gaat
branden als gevolg van een terugval in
de bandenspanning, de bandenspanning
controleren en afstellen.
Banden verliezen na verloop van tijd
vanzelf lucht en het TPMS systeem kan
niet het verschil aantonen of de banden na
verloop van tijd vanzelf zacht geworden
zijn of dat er sprake is van een lekke
band. Wanneer u echter één zachte band
in een set van vier aantreft, wijst dit op
een probleem; iemand anders dient dan
langzaam met de auto vooruit te rijden
zodat u de zachte band kunt inspecteren
op inkervingen en metalen voorwerpen
die vanuit het pro¿ el of de zijwand naar
buiten steken. Breng enkele druppels
water aan op het ventiel om te zien of
er luchtbelletjes verschijnen die wijzen
op een defect ventiel. Lekkages moeten
grondiger aangepakt worden dan het enkel
opnieuw oppompen van de defecte band
aangezien lekkages gevaarlijk zijn - breng
de auto naar een deskundige reparateur, bij
voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur.