tow MAZDA MODEL 6 2017 Handleiding (in Dutch)

Page 151 of 842

3–62
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
*Bepaalde modellen.
5. Na 20 seconden is het systeem volledig
in staat van paraatheid.
OPMERKING
  Het anti-diefstal beveiligingssysteem
kan ook in staat van paraatheid
gebracht worden door het
activeren van de automatische
hervergrendelfunctie terwijl
alle portieren, de achterklep/het
kofferdeksel en de motorkap gesloten
zijn.
 Zie Zender op pagina 3-5 .   Het systeem wordt buiten werking
gesteld wanneer binnen 20
seconden na het indrukken van de
vergrendeltoets een van de volgende
handelingen wordt uitgevoerd:
 


 Ontgrendelen van een van de
portieren
 


 Openen van een van de portieren.



 Openen van de motorkap.



 Wanneer het contact op ON wordt
gezet.
  Voor het opnieuw in staat van
paraatheid brengen van het systeem,
de procedure voor het in staat
van paraatheid brengen nogmaals
uitvoeren.
  Wanneer de portieren vergrendeld
worden door het indrukken van de
vergrendeltoets op de zender terwijl
het anti-diefstalbeveiligingssysteem
in staat van paraatheid is, zullen
de waarschuwingsknipperlichten
eenmaal knipperen om aan te
geven dat het systeem in staat van
paraatheid is.
Annuleren van de inbraaksensor
Als het anti-diefstal beveiligingssysteem
in staat van paraatheid gebracht is wanneer
er sprake is van een van onderstaande
omstandigheden, de inbraaksensor
annuleren om te voorkomen dat het alarm
onnodig geactiveerd wordt.
(Inbraaksensor)




 Wanneer de auto wordt achtergelaten
terwijl er zich een beweegbaar object,
passagiers of huisdieren in bevinden.
 


 Wanneer u een voorwerp in de auto
achterlaat dat heen en weer kan rollen,
zoals bijvoorbeeld wanneer de auto
bij transport op een schuin aÀ opende,
onstabiele ondergrond geplaatst wordt.
 


 Wanneer kleine voorwerpen/accessoires
in de auto zijn opgehangen, kleding
aan een kledinghaak is opgehangen of
andere voorwerpen zijn aangebracht die
gemakkelijk binnen in de auto kunnen
bewegen.
 


 Bij het parkeren op een plaats waar
zich sterke trillingen of harde geluiden
voordoen.
 


 Bij het gebruik van een hogedruk of
automatische autowasinstallatie.
 


 Wanneer voortdurend schokken
en trillingen van hagel of donder
en bliksem op de auto worden
overgebracht.
 


 Portieren vergrendeld worden terwijl
een raam of het schuifdak * is open
blijven staan.
 


 Een extra verwarming of apparaat dat
luchtstromen en trillingen produceert
in gebruik is, terwijl het anti-diefstal
beveiligingssysteem in staat van
paraatheid gebracht is.



Page 282 of 842

4–103
Tijdens het rijden
Remmen
OPMERKING
  De elektrische handrem kan niet
aangetrokken of vrijgezet worden
wanneer de accu van de auto uitgeput
is.
  Tijdens het aantrekken of vrijzetten
van de elektrische handrem is een
werkingsgeluid hoorbaar, echter dit
duidt niet op een defect.
  Als de elektrische handrem
gedurende langere tijd niet wordt
gebruikt, wordt terwijl de auto
geparkeerd staat een automatische
inspectie van het systeem uitgevoerd.
Er is een werkingsgeluid hoorbaar,
echter dit duidt niet op een probleem.
  Wanneer de elektrische handrem
wordt aangetrokken en het contact
op OFF wordt gezet, is er een
werkingsgeluid hoorbaar, echter dit
duidt niet op een probleem.
  Het is mogelijk dat het rempedaal
beweegt terwijl de elektrische
handrem wordt aangetrokken of
vrijgezet, echter dit duidt niet op een
probleem.
  Als tijdens het rijden continu aan de
elektrische handremschakelaar wordt
getrokken, wordt de elektrische
handrem aangetrokken en wordt
de waarschuwingszoemer van de
elektrische handrem geactiveerd.
Wanneer de schakelaar wordt
losgelaten, wordt de elektrische
handrem vrijgezet en stopt de
zoemtoon.
OPMERKING
  Als de elektrische handrem wordt
aangetrokken terwijl het contact uit
staat of in de stand ACC staat, is
het mogelijk dat het indicatielampje
van de elektrische handrem in
de instrumentengroep en het
indicatielampje in de schakelaar
gedurende 15 seconden gaan
branden.
  Wanneer u de auto door een
automatische autowasinstallatie laat
rijden, kan het nodig zijn het contact
uit te zetten en de handrem vrij te
zetten, afhankelijk van het type
automatische autowasinstallatie.
Aantrekken van de elektrische handrem
De elektrische handrem kan worden
aangetrokken ongeacht de stand van de
contactschakelaar.
Trap het rempedaal stevig in en trek de
elektrische handremschakelaar omhoog.
De elektrische handrem wordt
aangetrokken en het elektrische
handremindicatielampje en het
indicatielampje van de elektrische
handremschakelaar gaan branden.
Zie Waarschuwings/indicatielampjes op
pagina 4-54 .




Page 354 of 842

4–175
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.
Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem *
Het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem regelt de volgafstand *1 al naargelang
de rijsnelheid met behulp van een radarsensor (voor) die de afstand ten opzichte van een
voorliggend voertuig meet, zodat de bestuurder het gaspedaal of het rempedaal niet constant
hoeft te gebruiken.

*1 Volgafstandregeling: Regeling van de afstand tussen uw voertuig en het voorliggende
voertuig dat door het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem is bespeurd.

Als uw auto het voorliggende voertuig dichter begint te naderen, omdat bijvoorbeeld het
voorliggende voertuig plotseling afremt, wordt tegelijkertijd een waarschuwingsgeluid en
een waarschuwingsindicatie op de display geactiveerd om u te waarschuwen voldoende
afstand tussen de voertuigen te bewaren.
De volgende rijsnelheden kunnen ingesteld worden:
 


 (Europees model) 
 Ongeveer 30 km/h tot 200 km/h



 (Behalve Europese modellen) 
 Ongeveer 30 km/h tot 145 km/h
Gebruik het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem op snelwegen en overige
autowegen waarbij niet veel herhaalde acceleratie en snelheidsmindering vereist is.


Page 366 of 842

4–187
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Kruissnelheidsregelaarfunctie
Terwijl deze functie in werking
is, wordt de volgafstandregeling
uitgeschakeld en werkt alleen de
kruissnelheidsregelaarfunctie.
De rijsnelheid kan op hoger dan ongeveer
25 km/h worden ingesteld.
Gebruik de kruissnelheidsregelaarfunctie
op snelwegen en overige autowegen
waarbij niet veel herhaalde acceleratie en
snelheidsmindering vereist is. WAARSCHUWING
Gebruik de
kruissnelheidsregelaarfunctie niet in de
volgende locaties:
Anders kan dit een ongeluk tot gevolg
hebben.
 
 Wegen met scherpe bochten
en met druk verkeer waar er
onvoldoende ruimte is tussen de
voertuigen. (Rijden onder deze
omstandigheden met gebruik van de
kruissnelheidsregelaarfunctie is niet
mogelijk)
  Steile afdalingen (het is mogelijk
dat de ingestelde snelheid wordt
overschreden omdat niet voldoende
op de motor kan worden afgeremd)
  Gladde wegen zoals met ijs of
sneeuw bedekte wegen (de banden
kunnen gaan slippen waardoor
u de macht over het stuur kunt
verliezen).

Rijd altijd voorzichtig:
De waarschuwingen en remregeling
zullen na het uitschakelen van
de volgafstandregeling niet
functioneren en het systeem wordt
overgeschakeld naar alleen de
kruissnelheidsregelaarfunctie. Trap het
rempedaal in om snelheid te minderen
overeenkomstig de verkeerssituatie
en houd een veiliger afstand aan ten
opzichte van uw voorligger en rijd altijd
voorzichtig.


Page 392 of 842

4–213
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  De geavanceerde stadsverkeer-remassistent (Advanced SCBS) functioneert onder de
volgende omstandigheden.
 


 Wanneer de motor draait.



 Het stadsverkeer-remassistent (SCBS) waarschuwingslampje (oranje) brandt niet.



 (Object is voorliggend voertuig) 
 Bij een rijsnelheid van ongeveer 4 tot 80 km/h.



 (Object is een voetganger) 
 Bij een rijsnelheid van ongeveer 10 tot 80 km/h.



 De geavanceerde stadsverkeer-remassistent (Advanced SCBS) is niet uitgeschakeld. 

 Onder de volgende omstandigheden bestaat de kans dat de geavanceerde stadsverkeer-
remassistent (Advanced SCBS) niet normaal functioneert:
 


 De geavanceerde stadsverkeer-remassistent (Advanced SCBS) zal niet functioneren
als de bestuurder opzettelijk gebruik maakt van de rijbedieningsorganen (gaspedaal
en stuurwiel).
 


 Als er de kans bestaat op gedeeltelijk contact met een voorliggend voertuig.



 Bij het rijden op een glad wegdek, zoals op natte wegen of met sneeuw of ijzel
overdekte wegen.
 


 Het remvermogen wordt nadelig beïnvloed als gevolg van lage temperaturen of natte
remmen.
 


 De auto met dezelfde snelheid rijdt als het voorliggende voertuig.



 Het gaspedaal ingetrapt wordt.



 Het rempedaal is ingedrukt.



 Het stuurwiel gedraaid wordt.



 De keuzehendel bediend wordt. 

 In de volgende gevallen bestaat de kans dat de geavanceerde stadsverkeer-remassistent
(Advanced SCBS) functioneert.
 


 Voorwerpen op de weg bij de ingang van een bocht.



 Voertuigen die tijdens het maken van een bocht in de tegenovergestelde rijbaan
passeren.
 


 Bij het rijden door een tolhek.



 Bij het rijden door lage of smalle poorten, autowasinstallaties of tunnels.



 Als u plotseling dicht bij een voorliggend voertuig komt.



 2-wielers, dieren of bomen. 

 (Handgeschakelde versnellingsbak)  Als de auto door de werking van het SCBS tot stilstand wordt gebracht en het
koppelingspedaal niet wordt ingetrapt, stopt de motor.


Page 397 of 842

4–218
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  De stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F) functioneert onder de volgende
omstandigheden.
 


 Wanneer de motor draait.



 Het Smart Brake Support remhulpsysteem/stadsverkeer-remassistent (SBS/SCBS)
waarschuwingsindicatie/waarschuwingslampje (oranje) brandt niet.
 


 (Waarschuwing kop-staartbotsing) 
 De rijsnelheid is tussen ongeveer 4 en 80 km/h.



 (Rembesturing (SCBS rem)) 
 De rijsnelheid is tussen ongeveer 4 en 30 km/h.



 Het systeem van de stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F) is niet uitgeschakeld. 

 Onder de volgende omstandigheden bestaat de kans dat de stadsverkeer-remassistent
[Vooruit] (SCBS F) niet normaal functioneert:
 


 Het systeem van de stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F) zal niet
functioneren als de bestuurder opzettelijk gebruik maakt van de rijbedieningsorganen
(gaspedaal en stuurwiel).
 


 Als er de kans bestaat op gedeeltelijk contact met een voorliggend voertuig.



 Bij het rijden op een glad wegdek, zoals op natte wegen of met sneeuw of ijzel
overdekte wegen.
 


 Het remvermogen wordt nadelig beïnvloed als gevolg van lage temperaturen of natte
remmen.
 


 De auto met dezelfde snelheid rijdt als het voorliggende voertuig.



 Het gaspedaal ingetrapt wordt.



 Het rempedaal is ingedrukt.



 Het stuurwiel gedraaid wordt.



 De keuzehendel bediend wordt. 

 In de volgende gevallen bepaalt de vooruitrijcamera (FSC) dat er een voorliggend
voertuig is en is het mogelijk dat de stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F) in
werking treedt.
 


 Voorwerpen op de weg bij de ingang van een bocht.



 Voertuigen die tijdens het maken van een bocht in de tegenovergestelde rijbaan passeren.



 Metalen voorwerpen, oneffenheden of uitstekende voorwerpen op de weg.



 Bij het rijden door een tolhek.



 Bij het rijden door lage of smalle poorten, autowasinstallaties of tunnels.



 Als u plotseling dicht bij een voorliggend voertuig komt.



 2-wielers, voetgangers, dieren of bomen.



 Wanneer wordt gereden terwijl sommige van de banden buitengewoon versleten zijn. 

 (Handgeschakelde versnellingsbak)  Als de auto door de werking van het SCBS tot stilstand wordt gebracht en het
koppelingspedaal niet wordt ingetrapt, stopt de motor.


Page 404 of 842

4–225
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  In de volgende gevallen is het mogelijk dat een ultrasonische sensor (achter)
iets abusievelijk als een doelobstakel bespeurt, wat tot gevolg kan hebben dat de
stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS R) in werking treedt.
 


 Rijden op een steile helling.



 Wielblokken.



 Hangende gordijnen, poortpalen, zoals bij tolpoorten en spoorwegovergangen.



 Bij het rijden nabij objecten zoals gebladerte, geluidswanden, voertuigen, muren en
hekken langs wegen.
 


 Bij het off-road rijden op plaatsen met gras en hooi.



 Bij het rijden door lage poorten, smalle poorten, autowasinstallaties en tunnels.



 Wanneer een trekhaak is gemonteerd of een aanhanger wordt getrokken. 

 (Handgeschakelde versnellingsbak)  Als de auto door de werking van het SCBS tot stilstand wordt gebracht en het
koppelingspedaal niet wordt ingetrapt, stopt de motor.
  Wanneer het systeem in werking is, wordt de gebruiker op de hoogte gesteld door de
multi-informatiedisplay of de Active Driving Display.
  De stadsverkeer-remassistent (SCBS) waarschuwingsindicatie (oranje) licht op
wanneer er een defect is in het systeem.
 Zie Waarschuwingsindicatie/waarschuwingslampjes op pagina 4-55 .


Page 708 of 842

6–79
Onderhoud en verzorging
Verzorging van het uiterlijk
OPMERKING
  Mazda stelt zich niet
verantwoordelijk voor krassen
die veroorzaakt worden door
automatische auto-wasinstallaties
of door een verkeerde manier van
wassen.
  Krassen zijn duidelijker
waarneembaar op auto's met donkere
kleuren.
Voor het minimaal houden van de kans op
het ontstaan van krassen op de laklaag:
 


 Alvorens de auto te wassen, eerst alle
vuil of vreemde bestanddelen afspoelen
met behulp van lauw of koud water.
 


 Gebruik bij het wassen van de auto een
ruime hoeveelheid lauw of koud water
en een zachte doek. Gebruik geen nylon
doek.
 


 Tijdens het wassen of drogen van de
auto de laklaag voorzichtig wrijven.
 


 Breng uw auto uitsluitend naar een
autowasinstallatie waarvan de borstels in
goede staat van onderhoud zijn.
 


 Gebruik geen sterke reinigingsmiddelen
of was die polijstmiddelen bevat.

OPGELET
Gebruik geen staalwol, schuurmiddelen
of sterke reinigingsmiddelen welke
in hoge mate alkali of bijtende
bestanddelen bevatten op onderdelen
van chroom of geanodiseerd
aluminium. Dit kan beschadiging van
de beschermlaag tot gevolg hebben
alsmede verkleuring of aantasting van
de laklaag. Besteed speciale aandacht aan het
verwijderen van opeenhopingen van zout,
vuil, modder of andere substanties van de
onderzijde van de spatborden. Let er op
dat de afvoergaten in de benedenranden
van de portieren en drempelkokers schoon
zijn.

Beschadiging van de lak kan veroorzaakt
worden door kleine opeenhopingen van
teer, industriële neerslag, boomhars,
insecten en uitwerpselen van vogels,
indien deze substanties niet direct
verwijderd worden. Wanneer het
onmiddellijk afspoelen met enkel
water geen effect heeft, een zacht
reinigingsmiddel gebruiken dat speciaal
bestemd is voor auto's.

Na het wassen, de auto grondig met lauw
of koud water afspoelen. Laat de zeep niet
op het oppervlak van de kap drogen.

Na het wassen de auto afdrogen met
een schone zeem om de vorming van
watervlekken te voorkomen.
WAARSCHUWING
Droog remmen die nat geworden zijn
door langzaam te rijden, het gaspedaal
los te laten en het rempedaal enkele
malen licht in te trappen totdat de
remwerking weer normaal wordt:
Rijden met natte remmen is gevaarlijk.
De grotere remafstand of het naar
één kant trekken van de auto tijdens
het remmen kan een ernstig ongeluk
veroorzaken. Licht afremmen geeft aan
of het remvermogen verminderd is.


Page 709 of 842

6–80
Onderhoud en verzorging
Verzorging van het uiterlijk
Gebruik van een automatische
autowasinstallatie
 




 Klap de portierspiegels in.



 De kans bestaat dat door de borstels
van de automatische autowasinstallatie
de laklaag sneller zijn glans verliest of
veroudert.

Bij gebruik van een hogedruk
autowasinrichting
Er zijn autowasinrichtingen die
werken met hoge watertemperatuur
en hoge waterdruk, afhankelijk
van het type autowasmachine.
Als het sproeiermondstuk van de
autowasinrichting te dicht bij de auto
wordt gehouden, kan door de kracht van
de waterstraal de sierlijst beschadigd of
vervormd worden waardoor de afdichting
van onderdelen wordt aangetast en water
het interieur kan binnendringen. Zorg voor
voldoende ruimte (30 cm of meer) tussen
het sproeiermondstuk en de auto. Richt
de waterstraal niet gedurende langere tijd
op hetzelfde gedeelte van de auto en wees
uiterst voorzichtig bij het spuiten tussen
openingen in portieren en rondom ramen.
In de was zetten
Uw auto dient in de was gezet te worden
wanneer waterdruppeltjes niet meer als
pareltjes bovenop de laklaag blijven
liggen.
De auto dient altijd eerst te worden
gewassen en gedroogd alvorens deze
in de was te zetten. Zet afgezien van de
carrosserie ook de metalen sierstukken in
de was, zodat de glans daarvan behouden
blijft.


1. Gebruik was die geen polijstmiddelen
bevat.
Was die polijstmiddelen bevat zal
deeltjes van de laklaag verwijderen
en kan de glanzende metalen delen
beschadigen.
2. Gebruik een natuurlijke was van goede
kwaliteit voor metallic, mica en vaste
kleuren.
3. Bij het in de was zetten de laag was
gelijkmatig aanbrengen met behulp van
de bijgeleverde spons of een zachte
doek.
4. Veeg de was af met behulp van een
zachte doek.

OPMERKING
Wanneer u voor het verwijderen van
olie, teer en dergelijke stoffen gebruik
maakt van een vlekkenreinigingsmiddel,
zal daardoor meestal tevens de was van
de lak verwijderd worden. Zet deze
delen opnieuw in de was, ook al is dit
voor de rest van de auto niet nodig.



Page 712 of 842

6–83
Onderhoud en verzorging
Verzorging van het uiterlijk
 


 Als plastic onderdelen zoals de bumpers
onvoorzien in aanraking komen met
chemicaliën of vloeistoffen zoals
benzine, olie, motorkoelvloeistof of
accuvloeistof, kan dit verkleuring,
vlekken of afbladdering van de
laklaag veroorzaken. Veeg dergelijke
chemicaliën of vloeistoffen onmiddellijk
af met behulp van een zachte doek.
 


 Er zijn autowasinrichtingen die
werken met hoge watertemperatuur
en hoge waterdruk, afhankelijk van
het type hogedruk-autowasinstallatie.
Als het sproeiermondstuk van de
autowasinrichting te dicht bij de auto
wordt gehouden, of als deze gedurende
langere tijd op één plaats gericht blijft,
kunnen plastic onderdelen vervormd
raken of kan de laklaag beschadigd
worden.
 


 Gebruik geen was die schuurmiddelen
bevat (polijstmiddel). Anders kan
dit beschadiging van de laklaag
veroorzaken.
 


 Gebruik verder ook geen elektrisch
of persluchtgereedschap voor het
aanbrengen van was. Anders kunnen
door de opgewekte wrijvingswarmte
plastic onderdelen vervormd raken of
kan de laklaag beschadigd worden.

Verzorging van het
interieur
WAARSCHUWING
Spuit geen water in de cabine van het
voertuig:
Water spuiten in de cabine van het
voertuig is gevaarlijk, aangezien
elektrische apparatuur zoals de audio-
installatie en schakelaars nat kunnen
worden wat defecten of brand in het
voertuig kan veroorzaken.
OPMERKING
  Veeg het interieur niet af met behulp
van alcohol, chloorbleekmiddel of
organische oplosmiddelen zoals
verdunner, benzeen en benzine.
Anders kan dit verkleuring of
vlekken veroorzaken.
  Hard wrijven met een harde
borstel of doek kan beschadiging
veroorzaken.
Als het interieur van het voertuig door
een van het onderstaande verontreinigd is
geraakt, dit onmiddellijk met behulp van
een zachte doek verwijderen.
Wanneer dit niet wordt schoongemaakt,
kan dit verkleuring, vlekken, barsten of
afschilfering van de laklaag veroorzaken
en zal later verwijderen moeilijk zijn.
 


 Dranken of parfum



 Vet of olie



 Vlekken


Page:   1-10 11-20 next >