display MAZDA MODEL 6 2018 Handleiding (in Dutch)

Page 454 of 963

Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen:
Als de hoogte van de auto of de overhelling gewijzigd wordt, bestaat de kans dat de SCBS R
niet juist functioneert omdat deze obstakels niet correct kan bespeuren.
Oefen geen grote kracht uit op de ultrasonische sensoren (achter):
Spuit bij het wassen van de auto geen water onder hoge druk tegen een ultrasonische sensor
(achter) en er niet met kracht over wrijven. Let er verder op bij het in- en uitladen van lading
niet met kracht tegen de achterbumper te stoten. Anders bestaat de kans dat de sensoren de
obstakels niet correct bespeuren, wat tot gevolg kan hebben dat het SCBS R systeem niet
normaal functioneert of abusievelijk functioneert.
23*(/(7
¾Bij het off-road rijden op plaatsen met gras of bladeren, wordt het aanbevolen het SCBS R
systeem uit te schakelen.
¾Gebruik altijd banden van het voorgeschreven formaat en van hetzelfde merk, soort en
profielpatroon op alle 4 wielen. Bovendien geen banden met duidelijk zichtbaar
verschillende slijtagepatronen op dezelfde auto gebruiken. Anders bestaat de kans dat het
SCBS R systeem niet normaal functioneert.
¾Als zich een laag ijs of sneeuw op de ultrasonische sensoren (achter) heeft vastgezet,
bestaat de kans dat deze afhankelijk van de omstandigheden obstakels niet correct kunnen
bespeuren. In dergelijke gevallen is het mogelijk dat het systeem de regelingen niet correct
kan uitvoeren. Rijd altijd voorzichtig en let op de achterzijde van de auto.
OPMERKING
•De stand van de auto verandert afhankelijk van het gebruik van het gaspedaal, rempedaal
en stuurwiel, wat voor het systeem de herkenning van een obstakel kan bemoeilijken of
wat tot onnodige detectie kan leiden. In dergelijke gevallen is het mogelijk dat de SCBS R
niet functioneert.
•Het SCBS R systeem functioneert onder de volgende omstandigheden.
•Wanneer de motor draait.
•De versnellingshendel (voertuig met handgeschakelde versnellingsbak) of keuzehendel
(voertuig met automatische transmissie) staat in de stand R (achteruit).
•“Storing in SCBS achteruit” wordt niet getoond in de multi-informatiedisplay.
•Bij een rijsnelheid van ongeveer 2 tot 8 km/h.
•De SCBS R wordt niet uitgeschakeld.
•Het DSC systeem is niet defect.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 456 of 963

•Bij het off-road rijden op plaatsen met gras en hooi.
•Bij het rijden door lage poorten, smalle poorten, autowasinstallaties en tunnels.
•Wanneer een trekhaak is gemonteerd of een aanhanger wordt getrokken.
•(Handgeschakelde versnellingsbak)
Als de auto door de werking van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) tot stilstand wordt
gebracht en het koppelingspedaal niet wordt ingetrapt, stopt de motor.
•Wanneer het systeem in werking is, wordt de gebruiker op de hoogte gesteld door de
multi-informatiedisplay.
•De stadsverkeer-remassistent (SCBS) waarschuwingsindicatie (oranje) licht op wanneer
er een defect is in het systeem.
Zie Maatregelen nemen op pagina 7-63.
▼,QGLFDWLHODPSMHYDQ
VWDGVYHUNHHUUHPDVVLVWHQW 6&%6
5RRG
$OVGHVWDGVYHUNHHUUHPDVVLVWHQW 6&%6
LQZHUNLQJLVJDDWKHWLQGLFDWLHODPSMH
URRG NQLSSHUHQ
▼'LVSOD\YDQDXWRPDWLVFKH
UHPZHUNLQJ
1DGDWKHW6&%65V\VWHHPLQZHUNLQJLV
JHVWHOGZRUGWGHGLVSOD\YDQGH
DXWRPDWLVFKHUHPZHUNLQJDDQJHJHYHQLQ
GHPXOWLLQIRUPDWLHGLVSOD\
OPMERKING
•Wanneer de SCBS R rem in werking is,
klinkt met tussenpozen de
botsingwaarschuwingszoemer.
•Als de auto door de werking van het
SCBS R systeem tot stilstand is gebracht
en het rempedaal niet wordt ingetrapt,
klinkt de waarschuwingszoemer
eenmaal na ongeveer 2 seconden en
wordt de SCBS R rem automatisch
vrijgezet.
▼6WRS]HWWHQYDQGHZHUNLQJYDQGH
VWDGVYHUNHHUUHPDVVLVWHQW
>$FKWHUXLW@ 6&%65
+HW6&%65V\VWHHPNDQWLMGHOLMNEXLWHQ
ZHUNLQJJHVWHOGZRUGHQ
=LH

Page 458 of 963

•De auto met dezelfde snelheid rijdt als het voorliggende voertuig.
•Het gaspedaal ingetrapt wordt.
•Het rempedaal is ingedrukt.
•Het stuurwiel gedraaid wordt.
•De keuzehendel bediend wordt.
•De richtingaanwijzer gebruikt wordt.
•Wanneer het voorliggende voertuig niet uitgerust is met achterlichten of de
achterlichten niet branden.
•Wanneer waarschuwingen en berichten, zoals die voor een vuile voorruit, verband
houdend met de vooruitrijcamera (FSC) in de multi-informatiedisplay worden getoond.
•Hoewel de objecten waardoor het systeem geactiveerd wordt vierwielige voertuigen zijn,
is het mogelijk dat de radarsensor (voor) de volgende objecten bespeurt, bepaalt dat deze
obstakels zijn en het SBS systeem activeert.
•Objecten op de weg bij de ingang van een bocht (zoals vangrails en sneeuwbanken).
•Er verschijnt een voertuig in de tegengestelde rijstrook bij het rijden om een hoek of het
maken van een bocht.
•Bij het rijden over een smalle brug.
•Bij het rijden onder een lage poort of door een tunnel of smalle poort.
•Bij het inrijden van een ondergrondse parkeergarage.
•Metalen voorwerpen, oneffenheden of uitstekende voorwerpen op de weg.
•Als u plotseling dicht bij een voorliggend voertuig komt.
•Bij het rijden op plaatsen waar hoog gras is of weiland.
•Tweewielige voertuigen zoals motorfietsen of fietsen.
•Voetgangers of niet-metalen objecten zoals bomen.
•Wanneer het systeem in werking is, wordt de gebruiker op de hoogte gesteld door de
multi-informatiedisplay.
•De SBS waarschuwingsindicatie (oranje) licht op wanneer er een defect is in het systeem.
Zie Maatregelen nemen op pagina 7-63.
▼:DDUVFKXZLQJYRRUERWVLQJ
$OVHUGHNDQVEHVWDDWRSHHQERWVLQJPHW
HHQYRRUOLJJHQGYRHUWXLJNOLQNWHU
RQDIJHEURNHQHHQSLHSWRRQHQZRUGWHHQ
ZDDUVFKXZLQJDDQJHJHYHQLQGH
PXOWLLQIRUPDWLHGLVSOD\HQGH$FWLYH
'ULYLQJ'LVSOD\
▼6WRS]HWWHQYDQGHZHUNLQJYDQKHW
6PDUW%UDNH6XSSRUW
UHPKXOSV\VWHHP 6%6
+HW6%6V\VWHHPNDQWLMGHOLMNEXLWHQ
ZHUNLQJJHVWHOGZRUGHQ
=LH

Page 463 of 963

¾Wanneer de display koud is, kunnen beelden strepen vertonen of kan het scherm donkerder zijn dan
normaal, waardoor de omgeving van de auto moeilijker te controleren is. Inspecteer tijdens het rijden altijd
visueel of de voorzijde en het gedeelte rondom de auto veilig is.
¾De methode voor parkeren/stopzetten van de auto met behulp van de 360°
rondomkijkmonitor verschilt afhankelijk van de wegsituatie en de voertuigcondities.
Wanneer en hoe ver u het stuurwiel draait verschilt per situatie. Controleer daarom altijd de
omgeving van de auto rechtstreeks visueel bij gebruik van het systeem.
Let er ook op voordat u het systeem gaat gebruiken dat er voldoende ruimte is om de auto
op de parkeer-/stopplaats te parkeren/stop te zetten.
OPMERKING
•Als waterdruppels, sneeuw of modder op de cameralens is terechtgekomen, dit afvegen
met behulp van een zachte doek. Als de cameralens bijzonder vuil is, deze afvegen met een
zacht schoonmaakmiddel.
•Als het gedeelte waar de camera is gemonteerd, zoals de achterklep/kofferbak of
portierspiegels, bij een botsing zijn beschadigd, bestaat de kans dat de camera (positie,
montagehoek) verschoven is. Raadpleeg voor het laten inspecteren van uw auto altijd een
officiële Mazda reparateur.
•Als de camera is blootgesteld aan grote temperatuurwisselingen, zoals bij het gieten van
warm water op de camera tijdens koud weer, bestaat de kans dat de 360°
rondomkijkmonitor niet normaal functioneert.
•Als de accuspanning laag is of de motor opnieuw gestart wordt door de i-stop functie, is
het scherm mogelijk tijdelijk moeilijk zichtbaar, dit duidt echter niet op een probleem.
•De 360° rondomkijkmonitor heeft beperkingen. Objecten onder de bumper of nabij beide
bumperuiteinden kunnen niet worden weergegeven.
•Obstakels boven het beeldbereik van de camera worden niet weergegeven.
•Onder de volgende omstandigheden kan het scherm moeilijk zichtbaar zijn, dit duidt
echter niet op een defect.
•De temperatuur nabij de lens is hoog/laag.
•Regenweer, waterdruppels op de camera of hoge vochtigheid.
•Modder of vreemde bestanddelen nabij de camera.
•Extreem helder licht, zoals zonlicht of het licht van koplampen dat rechtstreeks op de cameralens valt.
•Omdat de camera van de 360° rondomkijkmonitor gebruikmaakt van een speciale lens,
verschilt de afstand weergegeven op het scherm van de werkelijke afstand.
•Obstakels die worden weergegeven in het scherm kunnen anders worden voorgesteld dan werkelijk het
geval is. (Obstakels kunnen gevallen, groter of langer lijken dan werkelijk het geval is.)
•Plak geen stickers op de camera of het gedeelte eromheen. Monteer bovendien geen
accessoires of een verlichte nummerplaat op het gedeelte rondom een camera. Anders
bestaat de kans dat de camera de omgevingsomstandigheden niet juist weergeeft.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 468 of 963

OPMERKING
•Wanneer de versnellingshendel/keuzehendel in stand R staat, schakelt het getoonde
scherm niet over naar het bovenaanzicht/vooraanzicht, groothoekvooraanzicht of
zijaanzicht.
•Ook wanneer aan de displaycondities is voldaan, stopt de weergave van het
bovenaanzicht/vooraanzicht, groothoekvooraanzicht of zijaanzicht in de volgende
gevallen.
•Wanneer een schakelaar rondom de commanderknop wordt ingedrukt.
•(Handgeschakelde versnellingsbak)
De handrem is aangetrokken.
•(Automatische transmissie)
De keuzehendel wordt in stand P gezet (wordt getoond wanneer de keuzehendel in een
andere stand dan stand P staat).
•(Wordt getoond wanneer de rijsnelheid ongeveer 15 km/h of lager is)
•4 minuten en 30 seconden zijn verstreken.
•De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h of hoger.
•(Wordt getoond wanneer de rijsnelheid ongeveer 15 km/h of hoger is)
•De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h of hoger nadat 8 seconden zijn verstreken sinds de
360° rondomkijkmonitorschakelaar is ingedrukt.
•8 seconden na het bedienen van de 360° rondomkijkmonitorschakelaar zijn 4 minuten
en 22 seconden verstreken vanaf het moment dat de rijsnelheid minder was dan
ongeveer 15 km/h.
•De 360° rondomkijkmonitor toont het eerder weergegeven scherm.
•De instellingen van de 360° rondomkijkmonitor kunnen als volgt worden gewijzigd.
Zie “Veiligheidsuitrusting” op pagina 9-17.
•Automatische weergave van de 360° rondomkijkmonitor wanneer de ultrasonische
sensor een obstakel bespeurt.
•Automatische weergave van de 360° rondomkijkmonitor wanneer het contact op ON
gezet wordt.
%RYHQDDQ]LFKWDFKWHUDDQ]LFKWHQJURRWKRHNDFKWHUDDQ]LFKW
'HFRPELQDWLHYDQERYHQDDQ]LFKWDFKWHUDDQ]LFKWHQJURRWKRHNDFKWHUDDQ]LFKWZRUGW
ZHHUJHJHYHQZDQQHHUDDQDOOHRQGHUVWDDQGHYRRUZDDUGHQZRUGWYROGDDQ
•+HWFRQWDFWRS21ZRUGWJH]HW
•9HUVQHOOLQJVKHQGHONHX]HKHQGHOVWDDWLQVWDQG5
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 470 of 963

6FKHUPEHGLHQLQJSLFWRJUDP
:$$56&+8:,1*
Breng de auto altijd tot stilstand voordat u de beeldkwaliteit van de 360° rondomkijkmonitor
afstelt.
Stel de beeldkwaliteit van de 360° rondomkijkmonitor niet af tijdens het rijden. Als u tijdens
het rijden de beeldkwaliteit van de 360° rondomkijkmonitor afstelt (zoals helderheid,
contrast, toon en kleurdichtheid), kan dat tot ongelukken leiden.
(Displayvoorbeeld)
:HHUJDYHSLFWRJUDP ,QKRXG
$DQ]LFKWVWDWXVSLFWRJUDP *HHIWDDQZHONEHHOGZRUGWZHHUJHJHYHQELMYRRUDDQ]LFKW
JURRWKRHNYRRUDDQ]LFKW]LMDDQ]LFKWDFKWHUDDQ]LFKWJURRWKRH
NDFKWHUDDQ]LFKW
3LFWRJUDPSDUNHHUVHQVRUVWDWXV *HHIWDDQGDWGHSDUNHHUVHQVRUHHQSUREOHHPKHHIWRIXLWJH
VFKDNHOGLV
3LFWRJUDPVWDWXVDFKWHUXLWULMZDDUVFKX
ZLQJVV\VWHHP 5&7$ *HHIWDDQGDWGHUDGDUVHQVRU DFKWHU HHQSUREOHHPKHHIWRI
XLWJHVFKDNHOGLV
&DPHUDRYHUVFKDNHOHQSLFWRJUDP 7HONHQVZDQQHHUKHWVFKHUPZRUGWDDQJHUDDNWVFKDNHOWKHW
VFKHUPRYHU
,QVWHOOLQJSLFWRJUDP 'HEHHOGNZDOLWHLWYRRUGH

Page 471 of 963

:HHUJDYHEHUHLN
(Werkelijke conditie)
(Schermdisplay)
Doelobject
OPMERKING
•In het bovenaanzichtscherm zijn de zwarte gebieden aan de voor- en achterzijde van het
beeld van de auto en de randen waar de beelden van de camera’s samenkomen blinde
vlekken.
•Omdat de beelden in het bovenaanzichtscherm op informatie van alle camera’s zijn
gebaseerd, kan dit het beeld in het bovenaanzichtscherm op de volgende manieren
beïnvloeden.
•Als een beeld met een object met een opvallende kleur door een van de camera’s wordt
gedetecteerd, kan dat invloed hebben op het gehele scherm waardoor het mogelijk in
die kleur wordt getoond.
•Obstakels die worden weergegeven in het vooraanzicht worden mogelijk niet getoond in
het bovenaanzichtscherm.
•Als de positie of hoek van elke camera verandert doordat de auto schuin staat, kan het
beeld vervormd zijn.
•Strepen op de weg kunnen bij de randen vervormen waar de beelden van de camera’s
samenkomen.
•Het gehele scherm kan helder/donker zijn, afhankelijk van het verlichtingsniveau
rondom een van de camera’s.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 473 of 963

23*(/(7
Het detectiebereik van de parkeersensor heeft beperkingen. Obstakels die vanaf de zijkant
naderbij komen en lage objecten worden bijvoorbeeld mogelijk niet gedetecteerd. Controleer
tijdens het rijden steeds visueel de veiligheid rondom de auto.
Zie voor bijzonderheden de hindernisdetectieaanduiding en de waarschuwingszoemer van
de parkeersensor.
Zie “Parkeersensorsysteem” op pagina 4-341.
OPMERKING
De instelling kan zodanig worden gewijzigd dat de verwachte rijlijnen niet worden getoond.
Zie “Veiligheidsuitrusting” op pagina 9-17.
*HEUXLNYDQGHIXQFWLHYRRUYHUZDFKWHULMOLMQ
(Werkelijke conditie)(Schermdisplay)
&RQWUROHHURI]LFKELQQHQGHYHUZDFKWHULMOLMQHQJHHQREVWDNHOVEHYLQGHQ
5LMGYRRUXLWHQGUDDLKHWVWXXU]RGDWHUJHHQREVWDNHOVELQQHQGHYHUZDFKWHULMOLMQHQNRPHQ
▼▼*URRWKRHNYRRUDDQ]LFKW
*HEUXLNELMKHWZHJULMGHQQDHHQVWRSRIELMKHWRSULMGHQYDQHHQ7VSOLWVLQJHQNUXLVLQJKHW
JURRWKRHNYRRUDDQ]LFKWDOVKXOSELMKHWFRQWUROHUHQYDQGHYHLOLJKHLGYDQGHRPJHYLQJ
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 474 of 963

:HHUJDYHEHUHLN
(Werkelijke conditie)
(Schermdisplay)
Doelobject
6FKHUPDDQ]LFKW

:HHUJDYHSLFWRJUDP ,QKRXG
9HUUXLPGHYRHUWXLJEUHHGWHOLMQHQHQDI
VWDQGVULFKWOLMQHQ URRGEODXZ *HHIWELMEHQDGHULQJGHEUHHGWHYDQGHDXWRHQGHDIVWDQG
YDQDIYRRUVWHXLWHLQGHYDQEXPSHU DDQGHYRRU]LMGHYDQGH
DXWRDDQ
•'HURGHOLMQHQJHYHQGHSXQWHQDDQRQJHYHHUPYDQDI
KHWYRRUVWHXLWHLQGHYDQGHEXPSHU
•'HEODXZHOLMQHQJHYHQGHSXQWHQDDQRQJHYHHUPHQWRW
PYDQDIKHWYRRUVWHXLWHLQGHYDQGHEXPSHU
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 475 of 963

OPMERKING
•De hindernisdetectieaanduiding van de parkeersensor wordt niet getoond. Schakel de
schermweergave over naar bovenaanzicht/vooraanzicht of zijaanzicht als de
waarschuwingszoemer van de parkeersensor wordt geactiveerd.
•Het scherm met het groothoekvooraanzicht toont het beeld voor de auto in een brede hoek
en corrigeert het beeld om van de zijkant aankomende obstakels te detecteren. Er is dus
verschil met het werkelijke beeld.
▼=LMDDQ]LFKW
*HEUXLNELMKHWZHJULMGHQQDHHQVWRSKHWSDUNHUHQRIKHWVWLO]HWWHQYDQGHDXWRKHW
]LMDDQ]LFKWDOVKXOSELMKHWFRQWUROHUHQYDQGHYHLOLJKHLGYDQGHRPJHYLQJ
:HHUJDYHEHUHLN
(Werkelijke conditie)(Schermdisplay)
Doelobject
6FKHUPDDQ]LFKW
(Wanneer de weergave van de
verwachte rijlijn ingeschakeld is)(Wanneer de weergave van de
verwachte rijlijn uitgeschakeld is)

:HHUJDYHSLFWRJUDP ,QKRXG
3DUNHHUVHQVRUDDQ]LFKW *HHIWGHGHWHFWLHFRQGLWLHYDQGHSDUNHHUVHQVRUZHHUZDQQHHU
GHSDUNHHUVHQVRUJHDFWLYHHUGLV
=LHYRRUELM]RQGHUKHGHQGHKLQGHUQLVGHWHFWLHDDQGXLGLQJHQGH
ZDDUVFKXZLQJV]RHPHUYDQGHSDUNHHUVHQVRU
=LH

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 ... 100 next >