ESP MAZDA MODEL 6 2018 Handleiding (in Dutch)

Page 54 of 963

Instructies voor gebruik van de veiligheidsgordels:
Veiligheidsgordels dienen op het beenderstelsel van het lichaam te drukken en behoren laag
om de voorzijde van het bekken, of om het bekken, de borst en schouders gedragen te
worden, al naargelang van toepassing; het dragen van de heupgordel rondom de buik dient
vermeden te worden.
Veiligheidsgordels behoren zo nauwsluitend mogelijk afgesteld te worden, in
overeenstemming met comfort, om de bescherming te kunnen bieden waarvoor zij bestemd
zijn. Een gordel die niet voldoende gespannen is zal de drager ervan aanzienlijk minder
bescherming kunnen bieden.
Zorg ervoor verontreiniging van het gordelmateriaal door schoonmaakmiddelen, olie en
chemische middelen, in het bijzonder accuzuur, te voorkomen. De gordels kunnen het
veiligste gereinigd worden met een oplossing van zachte zeep en water. Vernieuw de gordels
als het materiaal gerafeld, verontreinigd of beschadigd is.
Het is belangrijk de veiligheidsgordels als geheel te vernieuwen nadat deze bij een ernstige
botsing zijn gedragen, ook als beschadiging van het gordelsysteem niet duidelijk
waarneembaar is.
Veiligheidsgordels behoren niet gedraaid te worden gedragen.
Elke veiligheidsgordel dient slechts door één inzittende te worden gebruikt; het is gevaarlijk
een veiligheidsgordel aan te brengen rondom een kind dat op iemands schoot zit.
Door de gebruiker mogen er geen wijzigingen of toevoegingen worden aangebracht die
verhinderen dat de afstelmechanismen van de veiligheidsgordels de gordels strakker kunnen
aanspannen of die verhinderen dat de gordels door de gebruiker strakker kunnen worden
afgesteld.
23*(/(7
Het oprollen van de veiligheidsgordels verloopt stroever wanneer de gordels en de
gordelgeleiders verontreinigd zijn. Houd deze dus altijd schoon. Zie voor meer bijzonderheden
betreffende het reinigen van de veiligheidsgordels “Onderhoud van de veiligheidsgordels”
(pagina 6-78).

Ring
%HODQJULMNHYHLOLJKHLGVXLWUXVWLQJ
9HLOLJKHLGVJRUGHOV\VWHHP


Page 56 of 963

9HLOLJKHLGVJRUGHOV
▼9DVWPDNHQYDQGHYHLOLJKHLGVJRUGHOV
Veiligheidsgordelgesp
Veiligheidsgordeltong
3ODDWVGHKHXSJRUGHO]RODDJPRJHOLMN
QLHWRSGHRQGHUEXLNHQVWHOYHUYROJHQVGH
VFKRXGHUJRUGHO]RGDQLJDIGDWGH]H
QDXZVOXLWHQGRPXZOLFKDDPSDVW
Laag om de
heupen houden
Te hoog
Aantrekken
▼▼/RVPDNHQYDQGHYHLOLJKHLGVJRUGHOV
'UXNGHNQRSRSGHYHLOLJKHLGVJRUGHOJHVS
LQ$OVGHJRUGHOQLHWYROOHGLJZRUGW
RSJHUROGGH]HQDDUEXLWHQWUHNNHQHQRS
YHUGUDDLLQJHQNQLNNHQLQVSHFWHUHQ.LMN
YHUYROJHQVRIELMKHWRSUROOHQGHJRUGHO
RQYHUGUDDLGEOLMIW
Toets
OPMERKING
Als een gordel niet volledig wordt
opgerold, deze op verdraaiing en knikken
inspecteren. Als de gordel dan nog steeds
niet correct wordt opgerold, deze door een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
officiële Mazda reparateur laten
inspecteren.
▼▼9RRUVWHVFKRXGHUJRUGHODIVWHOOHU
Hoger zettenLager zetten
/HWHURSGDWGHDIVWHOOHUYHUJUHQGHOGLV
%HODQJULMNHYHLOLJKHLGVXLWUXVWLQJ
9HLOLJKHLGVJRUGHOV\VWHHP


Page 84 of 963

Breng geen wijzigingen aan een voorportier aan en laat eventuele schade herstellen. Laat een
beschadigd voorportier altijd door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële
Mazda-reparateur inspecteren:
Het aanbrengen van wijzigingen aan een voorportier of het niet herstellen van
beschadigingen is gevaarlijk. Elk van de voorportieren is voorzien van een zij-impactsensor
welke onderdeel vormt van het aanvullend beveiligingssysteem. Als gaten worden geboord in
een voorportier, een portierluidspreker blijvend wordt verwijderd, of een beschadigd portier
niet wordt hersteld, kan de werking van de sensor nadelig beïnvloed worden zodat deze de
druk van de impact van een zijdelingse botsing niet meer correct kan bespeuren. Als een
sensor een zijdelingse botsing niet correct kan bespeuren, bestaat de kans dat de zij- en
gordijn-airbags en de voorspanner van de voorste veiligheidsgordel niet normaal
functioneren waardoor de inzittenden ernstig letsel kunnen oplopen.
Breng geen wijzigingen aan in het aanvullend beveiligingssysteem:
Het aanbrengen van wijzigingen in de onderdelen of de bedrading van het aanvullend
beveiligingssysteem is gevaarlijk. U kunt het per ongeluk in werking stellen of buiten gebruik
stellen. Breng geen enkele wijziging aan in het aanvullend beveiligingssysteem. Hieronder
vallen het aanbrengen van stuurbekleding, etiketten of wat dan ook op de airbagmodules.
Hieronder valt ook het installeren van extra elektrische apparatuur op of nabij de onderdelen
en de bedrading van het systeem. Een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda
reparateur kan de speciale aandacht besteden die bij het uitbouwen en inbouwen van de
voorzittingen nodig is. Het is van belang de bedrading en de aansluitingen van de airbag te
beschermen om er voor te zorgen dat de airbags niet per ongeluk in werking treden en dat de
bestuurdersstoelpositiesensor niet beschadigd wordt en de airbag-aansluiting van de
zittingen onbeschadigd blijft.
Plaatsen geen bagage of overige voorwerpen onder de voorzittingen:
Het plaatsen van bagage of overige voorwerpen onder de voorzittingen is gevaarlijk. De kans
bestaat dat onderdelen die essentieel zijn voor de werking van het aanvullend
beveiligingssysteem beschadigd worden en in het geval van een botsing aan de zijkant is het
mogelijk dat de bijbehorende airbags niet geactiveerd worden, hetgeen ernstig of dodelijk
letsel tot gevolg kan hebben. Om beschadiging van onderdelen die essentieel zijn voor de
werking van het aanvullend beveiligingssysteem te voorkomen, geen bagage of andere
voorwerpen onder de voorzittingen plaatsen.
%HODQJULMNHYHLOLJKHLGVXLWUXVWLQJ
656DLUEDJV


Page 99 of 963

$OVEHLGHDLUEDJXLWJHVFKDNHOGLQGLFDWLHODPSMHVYDQGHYRRUSDVVDJLHUVDLUEDJQLHWJHGXUHQGH
HHQEHSDDOGHWLMGJDDQEUDQGHQZDQQHHUKHWFRQWDFWRS21ZRUGWJH]HWRIDOVGH]HQLHWJDDQ
EUDQGHQ]RDOVDDQJHJHYHQLQGHWDEHOYRRUGHDDQXLWFRQGLWLHYDQKHWDLUEDJXLWJHVFKDNHOG
LQGLFDWLHODPSMHYDQGHYRRUSDVVDJLHUVDLUEDJQLHWWRHVWDDQGDWHHQLQ]LWWHQGHRSGH
YRRUSDVVDJLHUV]LWWLQJSODDWVQHHPWHQ]RVSRHGLJPRJHOLMNFRQWDFWRSQHPHQPHWHHQRIILFLsOH
0D]GDUHSDUDWHXU'HNDQVEHVWDDWGDWKHWV\VWHHPLQKHWJHYDOYDQHHQDDQULMGLQJQLHW
FRUUHFWZHUNW
:$$56&+8:,1*
Laat niet een inzittende op de voorpassagiersstoel plaatsnemen in een houding die het voor
de inzittende voorpassagier detectiesensor moeilijk maakt de inzittende correct te detecteren:
Zitten op de voorpassagiersstoel in een houding die het voor de inzittende voorpassagier
detectiesensor moeilijk maakt de inzittende correct te bespeuren is gevaarlijk. Als de
inzittende voorpassagier detectiesensor de inzittende die zich op de voorpassagiersstoel
bevindt niet correct kan bespeuren, is het mogelijk dat de voor- en zij-airbags van de
voorpassagiersstoel en het systeem van de veiligheidsgordelvoorspanner niet in werking
treden (niet-geactiveerd worden) of dat deze abusievelijk in werking treden (geactiveerd
worden). De voorpassagier heeft dan niet de aanvullende beveiliging van de airbags, of het
abusievelijk in werking treden (activeren) van de airbags zou ernstig of dodelijk letsel kunnen
veroorzaken.
Onder de volgende condities kan de inzittende voorpassagier detectiesensor een passagier
die zich op de voorpassagiersstoel bevindt niet correct bespeuren en kan de activering/
niet-activering van de airbags niet geregeld worden zoals aangegeven in de tabel voor de
aan/uit conditie van het airbag-uitgeschakeld indicatielampje van de voorpassagiersairbag.
Bijvoorbeeld:
%HODQJULMNHYHLOLJKHLGVXLWUXVWLQJ
656DLUEDJV


Page 171 of 963

OPMERKING
Alhoewel Mazda de voorkeur geeft aan het
gebruik van kettingen met zeshoekige
stalen spanringen, mogen alle soorten
kettingen worden gebruikt die binnen de
aangegeven montagespecificaties vallen.
0RQWDJHVSHFLILFDWLH (XURSD
%LMKHWDDQEUHQJHQYDQGH
VQHHXZNHWWLQJHQGLHQWGHDIVWDQGWXVVHQ
KHWEDQGHQSURILHOHQGHNHWWLQJ]LFK
ELQQHQGHYRRUJHVFKUHYHQOLPLHWHQWH
EHYLQGHQ]RDOVDDQJHJHYHQLQ
RQGHUVWDDQGHWDEHO
$IVWDQG HHQKHLGPP
$%
0D[ 0D[
ZijaanzichtAanzicht in doorsnedeBand A
B
$DQEUHQJHQYDQVQHHXZNHWWLQJHQ
 %UHQJGHVQHHXZNHWWLQJHQ]RVWUDN
PRJHOLMNRSGHYRRUEDQGHQDDQ9ROJ
GDDUELMVWHHGVGHLQVWUXFWLHVYDQGH
IDEULNDQW
 7UHNQDKHWULMGHQYDQŠNPGH
VQHHXZNHWWLQJHQRSQLHXZVWUDNDDQ
'RRUZDGHQYDQZDWHU
:$$56&+8:,1*
Droog remmen die nat geworden zijn door
langzaam te rijden, het gaspedaal los te
laten en het rempedaal enkele malen licht
in te trappen totdat de remwerking weer
normaal wordt:
Rijden met natte remmen is gevaarlijk. De
grotere remafstand of het naar één kant
trekken van de auto tijdens het remmen
kan een ernstig ongeluk veroorzaken. Licht
afremmen geeft aan of het remvermogen
verminderd is.
23*(/(7
Rijd niet met de auto op wegen die
overstroomd zijn, aangezien dit
kortsluiting in de elektrische/elektronische
onderdelen kan veroorzaken, of
beschadiging of afslaan van de motor als
gevolg van waterabsorptie. Neem contact
op met een deskundige reparateur, bij
voorkeur een officiële Mazda reparateur
indien met de auto door diep water is
gereden.
$OYRUHQVWHJDDQULMGHQ
5LMWLSV


Page 203 of 963

OPMERKING
•(SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5)
Het is mogelijk dat de koelventilator in
de motorruimte gedurende enkele
minuten nadat het contact vanuit ON op
OFF gezet is gaat draaien, ongeacht of
de airconditioning aan of uit is, voor het
snel koelen van de motorruimte.
•Als het systeem bespeurt dat de
resterende batterijcapaciteit van de
sleutel laag is wanneer het contact van
ON op ACC of OFF wordt gezet, wordt
het volgende aangegeven.
Vervang de batterij door een nieuwe
alvorens de sleutel onbruikbaar wordt.
Zie Vervangen van de sleutelbatterij op
pagina 6-51.
(Voertuig uitgerust met type A/B
instrumentengroep)
Een bericht wordt aangegeven op de
display van de instrumentengroep.
(Voertuig uitgerust met type C
instrumentengroep)
Het KEY indicatielampje (groen)
knippert gedurende ongeveer 30
seconden.
Zie Maatregelen nemen op pagina
7-63.
•(Automatische transmissie)
Als de motor wordt stopgezet terwijl de
keuzehendel in een andere stand dan P
staat, zal het contact overschakelen
naar ACC.
▼0RWRUQRRGVWRS
:DQQHHUWHUZLMOGHPRWRUGUDDLWRIWLMGHQV
KHWULMGHQGHVWDUWGUXNNQRSFRQWLQX
LQJHGUXNWZRUGWJHKRXGHQRIHHQDDQWDO
PDOHQDFKWHUHHQVQHOZRUGWLQJHGUXNW]DO
GHPRWRURQPLGGHOOLMNZRUGHQVWRSJH]HW
+HWFRQWDFWVFKDNHOWRYHUQDDU$&&
7LMGHQVKHWULMGHQ
0RWRUVWDUWVWRS


Page 222 of 963

OPMERKING
•Na het bijtanken van brandstof kan het
enige tijd duren voordat de indicator
stabiel wordt. Bovendien kan bij het
rijden op hellingen of in bochten de
indicator afwijken als gevolg van de
beweging van de brandstof in de tank.
•De richting van de pijl () geeft aan
dat de afsluitklep van de
brandstoftankdop zich aan de linkerzijde
van de auto bevindt.
6.<$&7,9'
$OVGHPRWRURQUHJHOPDWLJJDDWGUDDLHQRI
DIVODDWDOVJHYROJYDQHHQODDJ
EUDQGVWRIQLYHDX]RVSRHGLJPRJHOLMN
ELMWDQNHQHQWHQPLQVWHOLWHUEUDQGVWRI
ELMYXOOHQ
▼▼'DVKERDUGYHUOLFKWLQJ
:DQQHHUKHWFRQWDFWRS21VWDDWHQGH
SRVLWLHODPSHQZRUGHQLQJHVFKDNHOGZRUGW
GHKHOGHUKHLGYDQGHGDVKERDUGYHUOLFKWLQJ
JHGLPG:DQQHHUHFKWHUGHOLFKWVHQVRU
EHVSHXUWGDWGHRPJHYLQJKHOGHULV]RDOV
ZDQQHHUGHSRVLWLHODPSHQRYHUGDJZRUGHQ
LQJHVFKDNHOGGLPWGH
GDVKERDUGYHUOLFKWLQJQLHW
OPMERKING
•Wanneer het contact in de vroege avond
of bij schemering op ON wordt gezet,
wordt de dashboardverlichting
gedurende enkele seconden gedimd
totdat de lichtsensor de helderheid van
de omgeving bespeurt, echter het is
mogelijk dat na het bespeuren van de
helderheid de dimmer wordt
uitgeschakeld.
•Wanneer de positielampen worden
ingeschakeld, gaat het indicatielampje
van de positielampen in de
instrumentengroep branden.
Zie Koplampen op pagina 4-106.
'HKHOGHUKHLGYDQGHLQVWUXPHQWHQJURHS
HQGDVKERDUGYHUOLFKWLQJHQNXQQHQ
DIJHVWHOGZRUGHQGRRUKHWGUDDLHQYDQGH
NQRS
•'RRUGHNQRSQDDUOLQNVWHGUDDLHQ
QHHPWGHKHOGHUKHLGDI:DQQHHUGH
NQRSQDDUGHPD[LPDOHGLPVWDQGLV
JHGUDDLGNOLQNWHUHHQSLHSWRRQ
•'RRUGHNQRSQDDUUHFKWVWHGUDDLHQ
QHHPWGHKHOGHUKHLGWRH
Gedimd
Helder
)XQFWLHYRRUXLWVFKDNHOHQYDQGH
YHUOLFKWLQJVGLPPHU
:DQQHHUKHWFRQWDFWRS21VWDDWHQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSJHGLPGZRUGWNDQGH
YHUOLFKWLQJVGLPPHUXLWJHVFKDNHOGZRUGHQ
GRRUGHGDVKERDUGYHUOLFKWLQJVNQRSQDDU
UHFKWVWHGUDDLHQWRWGDWHUHHQSLHSWRRQ
NOLQNW$OVGH]LFKWEDDUKHLGYDQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSDOVJHYROJYDQ
OLFKWLQYDOYDQEXLWHQLVYHUPLQGHUGGH
YHUOLFKWLQJVGLPPHUXLWVFKDNHOHQ
7LMGHQVKHWULMGHQ
,QVWUXPHQWHQJURHSHQGLVSOD\


Page 245 of 963

•De richting van de pijl () geeft aan
dat de afsluitklep van de
brandstoftankdop zich aan de linkerzijde
van de auto bevindt.
6.<$&7,9'
$OVGHPRWRURQUHJHOPDWLJJDDWGUDDLHQRI
DIVODDWDOVJHYROJYDQHHQODDJ
EUDQGVWRIQLYHDX]RVSRHGLJPRJHOLMN
ELMWDQNHQHQWHQPLQVWHOLWHUEUDQGVWRI
ELMYXOOHQ
▼▼'DVKERDUGYHUOLFKWLQJ
=RQGHUDXWRPDWLVFKH
YHUOLFKWLQJVUHJHOLQJ
:DQQHHUKHWFRQWDFWRS21VWDDWHQGH
SRVLWLHODPSHQZRUGHQLQJHVFKDNHOGZRUGW
GHKHOGHUKHLGYDQGHGDVKERDUGYHUOLFKWLQJ
JHGLPG
0HWDXWRPDWLVFKHYHUOLFKWLQJVUHJHOLQJ
:DQQHHUKHWFRQWDFWRS21VWDDWHQGH
SRVLWLHODPSHQZRUGHQLQJHVFKDNHOGZRUGW
GHKHOGHUKHLGYDQGHGDVKERDUGYHUOLFKWLQJ
JHGLPG:DQQHHUHFKWHUGHOLFKWVHQVRU
EHVSHXUWGDWGHRPJHYLQJKHOGHULV]RDOV
ZDQQHHUGHSRVLWLHODPSHQRYHUGDJZRUGHQ
LQJHVFKDNHOGGLPWGH
GDVKERDUGYHUOLFKWLQJQLHW
OPMERKING
•(Met automatische
verlichtingsregeling)
Wanneer het contact in de vroege avond
of bij schemering op ON wordt gezet,
wordt de dashboardverlichting
gedurende enkele seconden gedimd
totdat de lichtsensor de helderheid van
de omgeving bespeurt, echter het is
mogelijk dat na het bespeuren van de
helderheid de dimmer wordt
uitgeschakeld.
•Wanneer de positielampen worden
ingeschakeld, gaat het indicatielampje
van de positielampen in de
instrumentengroep branden.
Zie Koplampen op pagina 4-106.
'HKHOGHUKHLGYDQGHLQVWUXPHQWHQJURHSHQ
GDVKERDUGYHUOLFKWLQJHQNXQQHQDIJHVWHOG
ZRUGHQGRRUKHWGUDDLHQYDQGHNQRS
•'RRUGHNQRSQDDUOLQNVWHGUDDLHQ
QHHPWGHKHOGHUKHLGDI:DQQHHUGH
NQRSQDDUGHPD[LPDOHGLPVWDQGLV
JHGUDDLGNOLQNWHUHHQSLHSWRRQ
•'RRUGHNQRSQDDUUHFKWVWHGUDDLHQ
QHHPWGHKHOGHUKHLGWRH
Gedimd
Helder
)XQFWLHYRRUXLWVFKDNHOHQYDQGH
YHUOLFKWLQJVGLPPHU
:DQQHHUKHWFRQWDFWRS21VWDDWHQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSJHGLPGZRUGWNDQGH
YHUOLFKWLQJVGLPPHUXLWJHVFKDNHOGZRUGHQ
GRRUGHGDVKERDUGYHUOLFKWLQJVNQRSQDDU
UHFKWVWHGUDDLHQWRWGDWHUHHQSLHSWRRQ
NOLQNW$OVGH]LFKWEDDUKHLGYDQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSDOVJHYROJYDQ
OLFKWLQYDOYDQEXLWHQLVYHUPLQGHUGGH
YHUOLFKWLQJVGLPPHUXLWVFKDNHOHQ
OPMERKING
•De verlichtingsdimmer kan
uitgeschakeld worden door het
indrukken van de
dashboardverlichtingsknop.
7LMGHQVKHWULMGHQ
,QVWUXPHQWHQJURHSHQGLVSOD\


Page 266 of 963

OPMERKING
•(Met automatische
verlichtingsregeling)
Wanneer het contact in de vroege avond
of bij schemering op ON wordt gezet,
wordt de dashboardverlichting
gedurende enkele seconden gedimd
totdat de lichtsensor de helderheid van
de omgeving bespeurt, echter het is
mogelijk dat na het bespeuren van de
helderheid de dimmer wordt
uitgeschakeld.
•Wanneer de positielampen worden
ingeschakeld, gaat het indicatielampje
van de positielampen in de
instrumentengroep branden.
Zie Koplampen op pagina 4-106.
'HKHOGHUKHLGYDQGHLQVWUXPHQWHQJURHS
HQGDVKERDUGYHUOLFKWLQJHQNXQQHQ
DIJHVWHOGZRUGHQGRRUKHWGUDDLHQYDQGH
NQRS
•'RRUGHNQRSQDDUOLQNVWHGUDDLHQ
QHHPWGHKHOGHUKHLGDI:DQQHHUGH
NQRSQDDUGHPD[LPDOHGLPVWDQGLV
JHGUDDLGNOLQNWHUHHQSLHSWRRQ
•'RRUGHNQRSQDDUUHFKWVWHGUDDLHQ
QHHPWGHKHOGHUKHLGWRH
Gedimd
Helder
)XQFWLHYRRUXLWVFKDNHOHQYDQGH
YHUOLFKWLQJVGLPPHU
:DQQHHUKHWFRQWDFWRS21VWDDWHQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSJHGLPGZRUGWNDQGH
YHUOLFKWLQJVGLPPHUXLWJHVFKDNHOGZRUGHQ
GRRUGHGDVKERDUGYHUOLFKWLQJVNQRSQDDU
UHFKWVWHGUDDLHQWRWGDWHUHHQSLHSWRRQ
NOLQNW$OVGH]LFKWEDDUKHLGYDQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSDOVJHYROJYDQ
OLFKWLQYDOYDQEXLWHQLVYHUPLQGHUGGH
YHUOLFKWLQJVGLPPHUXLWVFKDNHOHQ
OPMERKING
•Wanneer de verlichtingsdimmer is
uitgeschakeld, kan de
instrumentengroep niet gedimd worden
als de positielampen zijn ingeschakeld.
•Wanneer de verlichtingsdimmer wordt
uitgeschakeld, schakelt het scherm in de
middendisplay over naar de constante
weergave van het dagscherm.
▼▼%XLWHQWHPSHUDWXXUGLVSOD\
:DQQHHUKHWFRQWDFWRS21ZRUGWJH]HW
ZRUGWGHEXLWHQWHPSHUDWXXUJHWRRQG

OPMERKING
•Onder de volgende omstandigheden kan
de getoonde buitentemperatuur afwijken
van de werkelijke buitentemperatuur,
afhankelijk van de directe omgeving en
de omstandigheden waarin de auto zich
bevindt:
7LMGHQVKHWULMGHQ
,QVWUXPHQWHQJURHSHQGLVSOD\


Page 303 of 963

9RRUUXLWHQZLVVHUVHQ
UXLWHQVSURHLHU
9RRUJHEUXLNYDQGHUXLWHQZLVVHUVPRHW
KHWFRQWDFWRS21VWDDQ
:$$56&+8:,1*
Gebruik steeds gewoon water of
ruitensproeiervloeistof in het reservoir:
Gebruik van radiateur-antivries in plaats
van sproeiervloeistof is gevaarlijk. Als dit op
de voorruit gesproeid wordt, zal de voorruit
hierdoor verontreinigd worden en uw
uitzicht belemmerd worden. Dit kan een
ongeluk tot gevolg hebben.
Gebruik uitsluitend ruitensproeiervloeistof
gemengd met anti-vries bescherming bij
temperaturen onder het vriespunt:
Het gebruik van ruitensproeiervloeistof
zonder anti-vries bescherming bij
temperaturen onder het vriespunt is
gevaarlijk, aangezien dit op de voorruit kan
bevriezen en uw uitzicht kan belemmeren
waardoor een ongeluk veroorzaakt kan
worden. Zorg er bovendien voor dat de
voorruit voldoende is opgewarmd met
behulp van de voorruitontwaseming
alvorens ruitensproeiervloeistof te
sproeien.
OPMERKING
Als de voorruitenwissers tijdens koude
weersomstandigheden of sneeuwval
worden gebruikt, is het mogelijk deze als
gevolg van opeenhoping van sneeuw op de
voorruit stoppen. Als de voorruitenwissers
als gevolg van opeenhoping van sneeuw
op de voorruit stoppen, de auto op een
veilige plaats tot stilstand brengen, de
ruitenwisserschakelaar uitzetten en
vervolgens de opeengehoopte sneeuw
verwijderen. Als de
ruitenwisserschakelaar in een andere
stand dan OFF wordt gezet, zullen de
ruitenwissers gaan werken. Raadpleeg zo
spoedig mogelijk een deskundige
reparateur, bij voorkeur een officiële
Mazda reparateur, als de ruitenwissers
niet werken terwijl de
ruitenwisserschakelaar in een andere
stand dan OFF is gezet.
▼9RRUUXLWHQZLVVHUV
6FKDNHOGHUXLWHQZLVVHUVLQGRRUGHKHQGHO
RPKRRJRIRPODDJWHGUXNNHQ
0HWLQWHUYDOUXLWHQZLVVHU
7LMGHQVKHWULMGHQ
6FKDNHODDUVHQUHJHODDUV


Page:   1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 ... 70 next >