ESP MAZDA MODEL 6 2019 Handleiding (in Dutch)

Page 312 of 991

▼$FKWHUUXLWHQVSURHLHU
9RRUKHWVSURHLHQYDQVSURHLHUYORHLVWRIGH
DFKWHUUXLWHQZLVVHUUXLWHQVSURHLHU
VFKDNHODDUQDDUGHVWDQG
GUDDLHQ1DKHW
ORVODWHQYDQGHVFKDNHODDU]DOGH
UXLWHQVSURHLHUVWRSSHQ
,QGLHQGHUXLWHQVSURHLHUQLHWZHUNWKHW
YORHLVWRIQLYHDXLQVSHFWHUHQ SDJLQD
 $OVKHWYORHLVWRIQLYHDXLQRUGHLV
HQGHUXLWHQVSURHLHUZHUNWQRJVWHHGVQLHW
UDDGSOHHJGDQHHQGHVNXQGLJHUHSDUDWHXU
ELMYRRUNHXUHHQRIILFLsOH0D]GD
UHSDUDWHXU
.RSODPSVSURHLHU
'HPRWRUGLHQWJHVWDUWWH]LMQHQGH
NRSODPSHQGLHQHQLQJHVFKDNHOGWH]LMQ

$OVXGHNRSODPSVSURHLHUVZLOWJHEUXLNHQ
GHUXLWHQZLVVHUKHQGHOWZHHPDDOQDDUXWRH
WUHNNHQ

Ruitensproeier
OFF
OPMERKING
xWanneer na het inschakelen van de
koplampen de voorruitensproeier voor
de eerste keer wordt gebruikt, werken de
koplampsproeiers automatisch.
xAls er lucht in de
koplampsproeiervloeistofleiding
aanwezig is, bijvoorbeeld in gevallen
wanneer de auto pas nieuw is of nadat
een leeg sproeiervloeistofreservoir
opnieuw met sproeiervloeistof gevuld is,
zal wanneer de ruitenwisserhendel
bediend wordt geen sproeiervloeistof
gesproeid worden. Volg in dit geval
onderstaande procedure:
1. Start de motor.
2. Schakel de koplampen in.
3. Trek de ruitenwisserhendel
herhaalde malen tweemaal naar u
toe totdat de sproeiervloeistof naar
buiten sproeit.
7LMGHQVKHWULMGHQ
6FKDNHODDUVHQUHJHODDUV

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 326 of 991

$872+2/'YULMJHYHQHQJDDQULMGHQ
$OVXHHQYDQGHYROJHQGHKDQGHOLQJHQ
XLWYRHUWRPULMGHQPHWGHDXWRWH
KHUYDWWHQZRUGHQGHUHPPHQDXWRPDWLVFK
YULMJH]HWHQJDDWKHWLQGLFDWLHODPSMH
$872+2/'DFWLHIXLW
x 9RHUWXLJPHWKDQGJHVFKDNHOGH
YHUVQHOOLQJVEDN
*HHIKHWNRSSHOLQJVSHGDDOYULMPHWGH
YHUVQHOOLQJVKHQGHOLQHHQDQGHUHVWDQG
GDQGHQHXWUDDOVWDQG
x 9RHUWXLJPHWDXWRPDWLVFKH
WUDQVPLVVLH
x+HWJDVSHGDDOZRUGWLQJHWUDSW
x'HDXWRNDQWHOWDFKWHUZDDUWVRIGH
NHX]HKHQGHOZRUGWYHUSODDWVWQDDUGH
VWDQG5RSHHQKRUL]RQWDOH
RQGHUJURQG
OPMERKING
xAls de schakelaar van de elektrische
handrem (EPB) wordt aangetrokken
terwijl de AUTOHOLD functie actief is,
wordt de handrem aangetrokken en de
AUTOHOLD functie vrijgegeven. Als de
handrem onder deze omstandigheden
wordt vrijgezet, houdt de AUTOHOLD
functie de remmen geactiveerd.
xOnder de volgende omstandigheden
wordt de handrem automatisch
aangetrokken en wordt de AUTOHOLD
functie vrijgegeven. De AUTOHOLD
functie wordt weer geactiveerd wanneer
de omstandigheden voorafgaand aan
vrijgave van de AUTOHOLD functie
weer van toepassing zijn.
xDe veiligheidsgordel van de
bestuurder is niet vastgegespt.
xHet bestuurdersportier is open.
xWanneer ongeveer 10 minuten of meer
zijn verstreken sinds de AUTOHOLD
functie werd geactiveerd, wordt de
handrem automatisch aangetrokken.
Aangezien de AUTOHOLD functie
opnieuw wordt geactiveerd wanneer de
handrem wordt vrijgezet, worden de
remmen weer door de AUTOHOLD
functie geactiveerd.
x(Voertuig met handgeschakelde
versnellingsbak)
Wanneer u de auto op een aflopende
helling vooruit of achteruit rijdt,
koppelingspedaal intrappen, de
versnellingshendel naar de gepaste
stand voor het rijden in de gewenste
richting verplaatsen en vervolgens het
gaspedaal intrappen om de
AUTOHOLD-functie vrij te geven.
▼$872+2/'V\VWHHPLV
XLWJHVFKDNHOG
7UDSKHWUHPSHGDDOLQHQGUXNYHUYROJHQV
GH$872+2/'VFKDNHODDULQ'H
$872+2/'IXQFWLHZRUGWXLWJHVFKDNHOG
HQKHWLQGLFDWLHODPSMH$872+2/'
VWDQGE\JDDWXLW
Indicatielampje
AUTOHOLD stand-by
7LMGHQVKHWULMGHQ
5HPPHQ


Page 333 of 991

23*(/(7
¾Wanneer de volgende punten niet in
acht worden genomen bestaat de kans
dat het DSC systeem niet correct werkt:
¾Gebruik banden van de juiste maat die
voor uw Mazda zijn
gespecificeerd op
alle 4 wielen.
¾Gebruik banden van dezelfde
fabrikant, soort en profielpatroon op
alle 4 wielen.
¾Niet tezamen gebruiken met versleten
banden.
¾Het is mogelijk dat het DSC systeem niet
correct functioneert wanneer
sneeuwkettingen worden gebruikt of
wanneer een noodreservewiel is
gemonteerd omdat de diameter van de
band verandert.
▼7&6'6&LQGLFDWLHODPSMH
'LWLQGLFDWLHODPSMHEOLMIWJHGXUHQGHHQNHOH
VHFRQGHQEUDQGHQZDQQHHUKHWFRQWDFWRS
21JH]HWZRUGW$OVKHW7&6RI'6&
V\VWHHPLQZHUNLQJLVJDDWKHW
LQGLFDWLHODPSMHNQLSSHUHQ

$OVKHWODPSMHEOLMIWEUDQGHQLVHU
PRJHOLMNHHQGHIHFWLQKHW7&6'6&RI
KHWUHPEHNUDFKWLJLQJVV\VWHHPHQEHVWDDW
GHNDQVGDWGH]HQLHWFRUUHFWIXQFWLRQHUHQ
%UHQJXZDXWRQDDUHHQGHVNXQGLJH
UHSDUDWHXUELMYRRUNHXUHHQRIILFLsOH
0D]GDUHSDUDWHXU
▼'6&2))LQGLFDWLHODPSMH
'LWLQGLFDWLHODPSMHEOLMIWJHGXUHQGHHQNHOH
VHFRQGHQEUDQGHQZDQQHHUKHWFRQWDFWRS
21JH]HWZRUGW
'LWODPSMHJDDWRRNEUDQGHQZDQQHHURS
GH'6&2))VFKDNHODDUZRUGWJHGUXNWHQ
KHW7&6'6&V\VWHHPZRUGW
XLWJHVFKDNHOG
=LHGH'6&2))VFKDNHODDURSSDJLQD


$OVKHWODPSMHEOLMIWEUDQGHQZDQQHHUKHW
7&6'6&V\VWHHPQLHWZRUGW
XLWJHVFKDNHOGXZDXWRQDDUHHQ
GHVNXQGLJHUHSDUDWHXUELMYRRUNHXUHHQ
RIILFLsOH0D]GDUHSDUDWHXUEUHQJHQ(ULV
PRJHOLMNHHQGHIHFWLQKHW'6&V\VWHHP
▼'6&2))VFKDNHODDU
'UXNRSGH'6&2))VFKDNHODDURPKHW
7&6'6&V\VWHHPXLWWHVFKDNHOHQ+HW
'6&2))LQGLFDWLHODPSMHLQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSJDDWEUDQGHQ
7LMGHQVKHWULMGHQ
$%67&6'6&


Page 361 of 991

De functies van het LDWS hebben beperkingen:
Blijf altijd uw baan aanhouden met behulp van het stuurwiel en rijd voorzichtig. Het systeem
is niet bestemd is om compensatie te geven voor onvoldoende voorzichtigheid van de
bestuurder en als u teveel op het LDWS vertrouwt kan dit tot ongelukken leiden. De
bestuurder is verantwoordelijk voor het veilig wisselen van rijstrook en overige manoeuvres.
Let altijd nauwkeurig op de richting waarin de auto rijdt en de directe omgeving ervan.
23*(/(7
Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen. Als de hoogte van de auto of de
dempingskracht van de vering wordt gewijzigd, kan het LDWS niet juist functioneren.
OPMERKING
xAls uw auto van zijn rijstrook afwijkt, wordt het LDWS in werking gesteld
(waarschuwingsgeluid en indicatielampje). Stuur de auto adequaat bij om de auto weer
naar het midden van de rijstrook te brengen.
xWanneer de richtingaanwijzerhendel wordt bediend om van rijstrook te veranderen, wordt
de LDWS waarschuwing automatisch uitgeschakeld. De LDWS waarschuwing wordt
werkzaam wanneer de richtingaanwijzerhendel teruggezet wordt en het systeem de witte
of gele strepen bespeurt.
xAls het stuurwiel, het gaspedaal of het rempedaal abrupt worden bediend en de auto dicht
in de buurt van een witte of gele streep komt, bepaalt het systeem dat de bestuurder van
rijstrook verandert en wordt de LDWS waarschuwing automatisch uitgeschakeld.
xHet is mogelijk dat het LDWS niet functioneert tijdens de periode onmiddellijk nadat de
auto van zijn rijstrook is afgeweken en het LDWS in werking is getreden, of wanneer de
auto binnen een korte periode van tijd bij herhaling van de rijstrook is afgeweken.
xHet LDWS functioneert niet als de witte of gele strepen van de rijstrook niet bespeurd
worden.
xOnder de volgende omstandigheden bestaat de kans dat het LDWS de witte of gele strepen
niet correct kan bespeuren en dat het LDWS niet juist functioneert.
xAls een voorwerp dat op het instrumentenpaneel geplaatst is in de voorruit weerkaatst
wordt en door de camera wordt opgenomen.
xWanneer er zware bagage in de bagageruimte of op de achterzitting is geplaatst en de
auto overhelt.
xWanneer de bandenspanning niet op de voorgeschreven druk is afgesteld.
xWanneer de auto op de oprit/afrit van de pleisterplaats of het tolhek van een snelweg
rijdt.
xWanneer de witte of gele strepen minder goed zichtbaar zijn doordat deze vuil zijn of de
verf afgesleten is.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 363 of 991

▼:DQQHHUKHWV\VWHHPLQZHUNLQJLV
$OVKHWFRQWDFWRS21ZRUGWJH]HWHQKHW
/':62))LQGLFDWLHODPSMHLQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSXLWJDDWJDDWKHW
V\VWHHPRYHURSVWDQGE\
$OVKHWFRQWDFWRS21ZRUGWJH]HWHQKHW
/':62))LQGLFDWLHODPSMHLQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSJDDWEUDQGHQRSGH
/':62))VFKDNHODDUGUXNNHQ]RGDWKHW
V\VWHHPRYHUJDDWRSVWDQGE\
5LMGPHWKHWV\VWHHPRSVWDQGE\QDDUKHW
PLGGHQYDQGHULMVWURRN+HWV\VWHHP]DO
EHJLQQHQWHIXQFWLRQHUHQZDQQHHUDDQDOOH
RQGHUVWDDQGHYRRUZDDUGHQLVYROGDDQ
x'HDXWRULMGWLQKHWPLGGHQYDQGH
ULMVWURRNPHWGHZLWWHRIJHOHVWUHSHQDDQ
GHOLQNHURIUHFKWHU]LMGHRIDDQ
ZHHUV]LMGHQ
x'HULMVQHOKHLGLVRQJHYHHUNPKRIKRJHU
x'HDXWRULMGWRSHHQUHFKWHZHJRIRS
HHQZHJPHWIODXZHERFKWHQ
+HW/':6V\VWHHPZHUNWQLHWLQGH
YROJHQGHJHYDOOHQ
x+HWV\VWHHPNDQGHZLWWHRIJHOHVWUHSHQ
QLHWEHVSHXUHQ
x'HULMVQHOKHLGLVPLQGHUGDQRQJHYHHUNPK
x'HDXWRPDDNWHHQVFKHUSHERFKW
x'HDXWRPDDNWHHQERFKWPHWHHQQLHW
DDQJHSDVWHVQHOKHLG
OPMERKING
xHet LDWS functioneert niet totdat het
systeem een witte of gele streep aan de
linker- of rechterzijde heeft bespeurd.
xWanneer het systeem een witte of gele
streep enkel aan één zijde bespeurt,
activeert het systeem alleen de
waarschuwing wanneer de auto afwijkt
aan de zijde waar de witte of gele streep
bespeurd wordt.
xDe afstand- en
waarschuwingsgevoeligheid die door
het systeem wordt gebruikt om de
mogelijkheid van een rijstrookafwijking
te bepalen kan gewijzigd worden.
Zie “Veiligheidsuitrusting” op pagina
9-16.
5LMVWURRNZHHUJDYH YRHUWXLJHQPHW
PXOWLLQIRUPDWLHGLVSOD\
'HULMVWURRNVWUHSHQ VWDQGE\ ZRUGHQ
DDQJHJHYHQLQGHPXOWLLQIRUPDWLHGLVSOD\
ZDQQHHUGH/':6RYHUJDDWRSVWDQGE\
:DQQHHUKHW/':6ZLWWH JHOH VWUHSHQ
DDQ]RZHOGHOLQNHUDOVGHUHFKWHU]LMGH
EHVSHXUWHQRSHUDWLRQHHOZRUGWZRUGHQGH
ULMVWURRNVWUHSHQ VWDQGE\ DDQJHJHYHQLQ
GHPXOWLLQIRUPDWLHGLVSOD\
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 367 of 991

:$$56&+8:,1*
Controleer altijd visueel de omgeving alvorens de rijstrookverandering daadwerkelijk uit te
voeren:
Het systeem is enkel bedoeld om bij het maken van een rijstrookverandering u te helpen op
achteropkomende voertuigen te controleren. Als gevolg van bepaalde beperkingen ten
aanzien van de werking van dit systeem, bestaat de kans dat het BSM
waarschuwingsindicatielampje, het waarschuwingsgeluid en de weergave van een
waarschuwingsindicatie op het scherm niet of met vertraging wordt geactiveerd, alhoewel er
zich een voertuig in de naastgelegen rijstrook bevindt. Neem het als bestuurder altijd tot uw
verantwoordelijkheid te controleren op achteropkomend verkeer.
OPMERKING
xDe BSM functioneert wanneer aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:
xHet contact op ON wordt gezet.
xDe BSM OFF schakelaar wordt ingedrukt en het indicatielampje van de BSM OFF
schakelaar gaat uit.
xDe rijsnelheid is ongeveer 30 km/h of hoger.
xDe BSM zal onder de volgende omstandigheden niet functioneren.
xDe rijsnelheid valt terug tot beneden ongeveer 25 km/h alhoewel het BSM OFF
indicatielampje uit is.
xDe versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak)/keuzehendel (automatische
transmissie) wordt in stand R gezet en de auto rijdt achteruit.
xBij een kleine draaicirkel (maken van een scherpe bocht, afslaan op kruisingen).
xIn de volgende gevallen gaat het BSM OFF indicatielampje branden en wordt de werking
van het systeem stopgezet. Laat de auto zo spoedig mogelijk door een officiële
Mazda-reparateur inspecteren als het BSM OFF indicatielampje blijft branden.
xEr wordt een probleem in het systeem bespeurd, inclusief de BSM
waarschuwingsindicatielampjes.
xEr is een grote afwijking ontstaan in de montagepositie van een radarsensor (achter).
xEr heeft zich een grote hoeveelheid sneeuw of ijs verzameld op de achterbumper nabij
een radarsensor (achter). Verwijder alle sneeuw, ijs of modder van de achterbumper.
xRijden gedurende langere perioden op met sneeuw bedekte wegen.
xDe temperatuur in de buurt van de radarsensoren (achter) is buitengewoon hoog als
gevolg van het langdurig rijden op hellingen tijdens de zomer.
xDe accuspanning is afgenomen.
xOnder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote
objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 368 of 991

xEr bevindt zich een voertuig in het detectiegebied aan de achterzijde op een
naastgelegen rijstrook aan de achterzijde, maar dit nadert niet. De BSM beoordeelt de
situatie op basis van radardetectiegegevens.
xEr rijdt gedurende langere tijd een voertuig naast het uwe met nagenoeg dezelfde
snelheid.
xVoertuigen die naderen vanuit tegenovergestelde richting.
xEen voertuig op een naastgelegen rijstrook probeert uw auto te passeren.
xEr bevindt zich een voertuig op een naastgelegen rijstrook op een weg met
buitengewoon brede rijstroken. Het detectiegebied van de radarsensoren (achter) is
ingesteld op de breedte van snelwegen.
xIn de volgende gevallen bestaat de kans dat het knipperen van het BSM
waarschuwingsindicatielampje, de activering van het waarschuwingsgeluid en de
weergave van de waarschuwingsindicatie op het scherm niet of vertraagd plaatsvindt.
xEen voertuig verandert van rijstrook naar een naastgelegen rijstrook vanaf 2 rijstroken
verder.
xRijden op steile hellingen.
xRijden over de top van een heuvel of bergpas.
xWanneer er verschil is in hoogte tussen uw rijstrook en de naastgelegen rijstrook.
xDirect nadat de BSM door het veranderen van de instelling in werking is gesteld.
xAls de weg bijzonder smal is, is het mogelijk dat voertuigen 2 rijstroken verder bespeurd
worden. Het detectiegebied van de radarsensoren (achter) is ingesteld overeenkomstig de
breedte van snelwegen.
xHet is mogelijk dat het BSM waarschuwingsindicatielampje gaat branden en dat het
voertuigdetectiescherm in de display wordt weergegeven in reactie op stilstaande objecten
(vangrails, tunnels, zijwanden en geparkeerde voertuigen) op of langs de weg.
Objecten zoals vangrails en betonnen muren
die langs de auto lopen.Plaatsen waar de breedte tussen de vangrails
of muren aan weerszijden van de auto smaller
wordt.
De muren aan de ingang en uitgangen van
tunnels, afritten.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 380 of 991

$IVWDQGKHUNHQQLQJVKXOSV\VWHHP '566
+HW'566PHHWGHDIVWDQGWXVVHQXZDXWRHQHHQYRRUOLJJHUPHWEHKXOSYDQHHQUDGDUVHQVRU
YRRU ELMHHQULMVQHOKHLGYDQRQJHYHHUNPKRIKRJHUHQDOVXZDXWRHHQYRRUOLJJHU
GLFKWHUQDGHUWGDQZDWRSEDVLVYDQGHULMVQHOKHLGGHMXLVWHDDQWHKRXGHQWXVVHQDIVWDQGLV
ZRUGWHHQPHOGLQJLQGH$FWLYH'ULYLQJ'LVSOD\ZHHUJHJHYHQRPXWHZDDUVFKXZHQHHQ
YHLOLJHDIVWDQGWHQRS]LFKWHYDQXZYRRUOLJJHUDDQWHKRXGHQ
:$$56&+8:,1*
Vertrouw niet volledig op het DRSS en rijd altijd voorzichtig:
Het DRSS geeft advies voor veiliger rijden en informeert de bestuurder een aanbevolen,
veiliger afstand ten opzichte van het voorliggende voertuig aan te houden. De mogelijkheid
voor het bespeuren van een voorliggend voertuig is beperkt en afhankelijk van het soort
voorliggende voertuig, de weersomstandigheden en de verkeerssituatie. Als dus het
gaspedaal en rempedaal niet correct bediend worden kan dit een ongeluk veroorzaken.
Controleer altijd de veiligheid van de omgeving en trap het rempedaal of gaspedaal in terwijl
u een veiliger afstand aanhoudt ten opzichte van voorliggende voertuigen of tegenliggers.
OPMERKING
xHet DRSS functioneert wanneer aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:
xHet contact op ON wordt gezet.
xHet DRSS is ingeschakeld.
xDe keuzehendel staat in een andere stand dan de achteruit (R).
xDe rijsnelheid is 30 km/h of sneller.
xDe objecten waardoor het systeem geactiveerd wordt zijn 4-wielige voertuigen.
xHet DRSS kan ook in de aanwezigheid van motorfietsen en fietsen functioneren.
xHet is mogelijk dat het DRSS onder de volgende omstandigheden niet normaal werkt:
xDe Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) is defect.
xHet voorliggende voertuig rijdt met een buitengewoon lage snelheid.
xHet systeem werkt niet met de volgende objecten:
xVoertuigen die naderen vanuit tegenovergestelde richting.
xStilstaande objecten (stilstaande voertuigen, obstakels)
▼,QGLFDWLHRSGLVSOD\
'HEHGULMIVWRHVWDQGYDQKHW'566ZRUGWDDQJHJHYHQLQGH$FWLYH'ULYLQJ'LVSOD\RI
PXOWLLQIRUPDWLHGLVSOD\,QJHYDOYDQGHIHFWHQGHWRHVWDQGYDQGHDXWRFRQWUROHUHQRIGH
DXWRGRRUHHQGHVNXQGLJHUHSDUDWHXUELMYRRUNHXUHHQRIILFLsOH0D]GDUHSDUDWHXUODWHQ
LQVSHFWHUHQRYHUHHQNRPVWLJGHLQKRXGYDQKHWJHWRRQGHEHULFKW
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 384 of 991

9HUPRHLGKHLGVZDDUVFKXZLQJ '$$
'H'$$LVHHQV\VWHHPGDWYHUPRHLGKHLGHQYHUPLQGHUGHDDQGDFKWYDQGHEHVWXXUGHU
GHWHFWHHUWHQGHEHVWXXUGHUDDQUDDGWHHQUXVWSDX]HWHQHPHQ
:DQQHHUGHDXWRELQQHQULMVWURRNVWUHSHQULMGWPHWHHQVQHOKHLGWXVVHQRQJHYHHUHQ
NPKVFKDWGH'$$GHPDWHYDQJHDFFXPXOHHUGHYHUPRHLGKHLGHQYHUPLQGHUGH
RSOHWWHQGKHLGYDQGHEHVWXXUGHURSEDVLVYDQGHLQIRUPDWLHYDQGHYRRUXLWULMFDPHUD )6&
HQRYHULJHYRHUWXLJLQIRUPDWLHHQZRUGWGHEHVWXXUGHUDDQJHUDGHQHHQUXVWSDX]HWHQHPHQ
GRRUPLGGHOYDQHHQLQGLFDWLHRSGHPXOWLLQIRUPDWLHGLVSOD\HQHHQZDDUVFKXZLQJVJHOXLG
*HEUXLNGH'$$RSVQHOZHJHQRIKRRIGZHJHQ
=LH9RRUXLWULMFDPHUD )6& RSSDJLQD
:$$56&+8:,1*
Vertrouw niet blindelings op de DAA en rijd altijd voorzichtig:
De DAA bespeurt de vermoeidheid en verminderde oplettendheid van de bestuurder en raadt
de bestuurder aan een rustpauze te nemen, echter het is niet bedoeld om van de weg afwijken
van de auto te voorkomen. Teveel vertrouwen op de DAA kan ongelukken veroorzaken. Rijd
voorzichtig en bedien het stuurwiel op de juiste wijze.
Ook is het mogelijk dat het systeem de vermoeidheid en verminderde oplettendheid van de
bestuurder niet correct bespeurt, afhankelijk van de verkeerssituatie en rijomstandigheden.
De bestuurder dient met het oog op veiliger rijden steeds voldoende rust te nemen.
OPMERKING
xDe DAA functioneert wanneer aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 385 of 991

xDe rijsnelheid is tussen ongeveer 65 en 140 km/h.
xHet systeem bespeurt witte (gele) rijstrookstrepen.
xHet systeem heeft de registratie van de rijgegevens van de bestuurder voltooid.
xDe DAA werkt niet onder de volgende omstandigheden.
xDe rijsnelheid is minder dan ongeveer 65 km/h.
xDe rijsnelheid is hoger dan ongeveer 140 km/h.
xDe auto maakt een scherpe bocht.
xHet voertuig verandert van rijstrook.
xHet systeem kan de witte (gele) rijstrookstrepen niet bespeuren.
xHet is mogelijk dat de DAA onder de volgende omstandigheden niet normaal werkt.
xWanneer de witte (gele) rijstrookstrepen minder goed zichtbaar zijn doordat deze vuil
zijn of de verf afgesleten is.
xDe auto schokt of slingert voortdurend als gevolg van sterke wind of oneffen wegen.
xEr wordt agressief met de auto gereden.
xBij het veelvuldig wisselen van rijstrook.
xDe DAA bespeurt de vermoeidheid en verminderde oplettendheid van de bestuurder op
basis van de rijgegevens bij een rijsnelheid tussen ongeveer 65 en 140 km/h gedurende
ongeveer 20 minuten. De rijgegevens zullen onder de volgende omstandigheden worden
teruggesteld.
xDe auto wordt gedurende 15 minuten of langer stopgezet.
xDe rijsnelheid is minder dan ongeveer 65 km/h gedurende ongeveer 30 minuten.
xHet contact is uitgezet.
xNadat de DAA het eerste bericht dat een rustpauze aanraadt heeft getoond, wordt geen
volgend bericht getoond totdat er 45 minuten verstreken zijn.
▼'LVSOD\YDQ
YHUPRHLGKHLGVZDDUVFKXZLQJ '$$
ZLW
:DQQHHUKHWV\VWHHPYHUPRHLGKHLGRI
YHUPLQGHUGHRSOHWWHQGKHLGYDQGH
EHVWXXUGHUEHVSHXUWZRUGWKHW
ZDDUVFKXZLQJVJHOXLGJHDFWLYHHUGHQ
YHUVFKLMQWHUHHQDODUPPHOGLQJLQGH
PXOWLLQIRUPDWLHGLVSOD\
▼8LWVFKDNHOHQYDQGH
YHUPRHLGKHLGVZDDUVFKXZLQJ '$$
'H'$$NDQLQJHVWHOGZRUGHQ]RGDWGH]H
QLHWZRUGWJHDFWLYHHUG
=LH

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 ... 70 next >