sensor MAZDA MODEL 6 2019 Handleiding (in Dutch)

Page 163 of 991

23*(/(7
Let op de volgende punten om de
inbraaksensor normaal te kunnen laten
functioneren:
¾Hang geen kleding of voorwerpen op
aan een hoofdsteun of een kledinghaak.
¾Plaats de uitschuifbare zonnekleppen in
hun oorspronkelijke posities terug.
¾De inbraaksensor niet afschermen door
deze af te dekken of er voorwerpen voor
te hangen.
¾Laat de inbraaksensor niet vuil worden
en deze niet met een vloeistof afvegen.
¾De inbraaksensor of het
inbraaksensorsierstuk niet blootstellen
aan schokken of stoten.
¾Breng geen zittingen aan die geen
originele Mazda producten zijn.
¾Om afscherming van de inbraaksensor te
voorkomen, geen voorwerpen of lading
hoger dan de hoofdsteunen in de buurt
van de inbraaksensor plaatsen.

Inbraaksensor en
inbraaksensorsierstuk
Type A
Type B
▼▼:HUNLQJ
*HYDOOHQZDDUELMGHFOD[RQVLUHQH
ZRUGWLQJHVFKDNHOG
'HVLUHQHFOD[RQZRUGWPHWWXVVHQSR]HQ
LQJHVFKDNHOGHQGH
ZDDUVFKXZLQJVNQLSSHUOLFKWHQ]XOOHQ
JHGXUHQGHRQJHYHHUVHFRQGHQ
NQLSSHUHQZDQQHHUKHWV\VWHHPGRRUHHQ
YDQRQGHUVWDDQGHRRU]DNHQLQZHUNLQJ
ZRUGWJHVWHOG
x2QWJUHQGHOHQYDQHHQSRUWLHUPHWGH
KXOSVOHXWHORIHHQ
ELQQHQYHUJUHQGHONQRS
$OYRUHQVWHJDDQULMGHQ
%HYHLOLJLQJVV\VWHHP


Page 164 of 991

x2SHQIRUFHUHQYDQHHQSRUWLHUGH
PRWRUNDSRIGHDFKWHUNOHSKHW
NRIIHUGHNVHO
x2SHQHQYDQGHPRWRUNDSPHWEHKXOS
YDQGHPRWRUNDSRQWJUHQGHOKHQGHO
x+HWFRQWDFWRS21]HWWHQ]RQGHUGH
VWDUWGUXNNQRSWHJHEUXLNHQ
x 0HWLQEUDDNVHQVRU
'HLQEUDDNVHQVRUUHJLVWUHHUWHHQ
EHZHJLQJLQGHDXWR
+HWV\VWHHP]DORSQLHXZLQZHUNLQJ
JHVWHOGZRUGHQ LQWRWDDONHHU DOVHHQ
YDQGHKLHUERYHQDDQJHJHYHQFRQGLWLHV
EOLMIWYRRUWEHVWDDQ
x 0HWLQEUDDNVHQVRU
/RVPDNHQYDQGHDFFXYHUELQGLQJ GH
ZDDUVFKXZLQJVNQLSSHUOLFKWHQNQLSSHUHQ
QLHW 
+HWV\VWHHP]DORQJHYHHUPDDOLQ
ZHUNLQJJHVWHOGZRUGHQ
OPMERKING
xDe achterklep/het kofferdeksel kan niet
worden geopend terwijl het anti-diefstal
beveiligingssysteem is ingeschakeld.
xAls de accu uitgeput raakt terwijl het
anti-diefstal beveiligingssysteem in staat
van paraatheid is, zal de sirene/claxon
geactiveerd worden en zullen de
waarschuwingsknipperlichten gaan
knipperen wanneer de accu geladen of
vervangen wordt.
▼,QVWDDWYDQSDUDDWKHLGEUHQJHQYDQ
KHWV\VWHHP
 'HUXLWHQHQKHWVFKXLIGDN
JRHG
VOXLWHQ
OPMERKING
(Met inbraaksensor)
Ook als een ruit of het schuifdak
* is
open blijven staan, kan het systeem in
staat van paraatheid gebracht worden,
echter zelfs het gedeeltelijk open laten
staan van de ruiten of het schuifdak
*
kan een uitnodiging zijn tot diefstal, en
wind die in de auto blaast zou het
alarm kunnen activeren.
De functie van de inbraaksensor kan
ook geannuleerd worden.
Zie Annuleren van de inbraaksensor
(Met inbraaksensor) op pagina 3-55.
 =HWKHWFRQWDFWRS2))
 =RUJHUYRRUGDWGHPRWRUNDSGH
SRUWLHUHQHQGHDFKWHUNOHSKHW
NRIIHUGHNVHOJHVORWHQ]LMQ
 'UXNRSGHYHUJUHQGHOWRHWVRSGH
]HQGHURIYHUJUHQGHOKHW
EHVWXXUGHUVSRUWLHUYDQDIGHEXLWHQ]LMGH
PHWGHKXOSVOHXWHO
'HZDDUVFKXZLQJVNQLSSHUOLFKWHQ
]XOOHQHHQPDDONQLSSHUHQ
0HWJHDYDQFHHUGHDIVWDQGEHGLHQGH
SRUWLHUYHUJUHQGHOLQJVIXQFWLH
'UXNRSHHQYHU]RHNVFKDNHODDU

+HWEHYHLOLJLQJVV\VWHHPLQGLFDWLHODPSMHLQ
GHLQVWUXPHQWHQJURHSJDDWJHGXUHQGH
VHFRQGHQWZHHPDDOSHUVHFRQGHNQLSSHUHQ

$OYRUHQVWHJDDQULMGHQ
%HYHLOLJLQJVV\VWHHP

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 166 of 991

OPMERKING
Als een portier of de achterklep/het
kofferdeksel gedurende 30 seconden
gesloten blijft, zullen alle portieren en de
achterklep/het kofferdeksel automatisch
hervergrendeld worden en zal het
anti-diefstal beveiligingssysteem in staat
van paraatheid gebracht worden als een
ruit en het schuifdak
* zijn open blijven
staan.

9RRUKHWDQQXOHUHQYDQGHLQEUDDNVHQVRU
GHWRHWVRSGH]HQGHUELQQHQVHFRQGHQ
QDKHWLQGUXNNHQYDQGHYHUJUHQGHOWRHWV
LQGUXNNHQ
'HZDDUVFKXZLQJVNQLSSHUOLFKWHQ]XOOHQ
PDDONQLSSHUHQ
OPMERKING
xVoor het opnieuw activeren van de
inbraaksensor, het anti-diefstal
beveiligingssysteem uitschakelen en dit
vervolgens opnieuw in staat van
paraatheid brengen.
xDe inbraaksensor is in werking wanneer
het anti-diefstal beveiligingssysteem in
staat van paraatheid is gebracht. Voor
het annuleren van de inbraaksensor, op
de annuleertoets van de inbraaksensor
drukken wanneer het anti-diefstal
beveiligingssysteem in staat van
paraatheid is gebracht.
▼8LWVFKDNHOHQYDQHHQLQVWDDWYDQ
SDUDDWKHLGJHEUDFKWV\VWHHP
(HQV\VWHHPGDWLQVWDDWYDQSDUDDWKHLGLV
JHEUDFKWNDQXLWJHVFKDNHOGZRUGHQPHW
JHEUXLNYDQHHQYDQRQGHUVWDDQGH
PHWKRGHV
x'HRQWJUHQGHOWRHWVRSGH]HQGHU
LQJHGUXNWZRUGW
x6WDUWHQYDQGHPRWRUPHWGH
VWDUWGUXNNQRS
x 0HWJHDYDQFHHUGHDIVWDQGEHGLHQGH
SRUWLHUYHUJUHQGHOLQJVIXQFWLH
x,QGUXNNHQYDQHHQYHU]RHNVFKDNHODDU
RSGHSRUWLHUHQ
'HZDDUVFKXZLQJVNQLSSHUOLFKWHQ]XOOHQ
WZHHPDDONQLSSHUHQ
OPMERKING
Wanneer de portieren ontgrendeld worden
door het indrukken van de ontgrendeltoets
op de zender terwijl het
anti-diefstalbeveiligingssysteem
uitgeschakeld is, zullen de
waarschuwingsknipperlichten tweemaal
knipperen om aan te geven dat het systeem
uitgeschakeld is.
▼6WRS]HWWHQYDQKHW
ZDDUVFKXZLQJVDODUP
(HQJHDFWLYHHUGDODUPNDQXLWJHVFKDNHOG
ZRUGHQPHWJHEUXLNYDQHHQYDQ
RQGHUVWDDQGHPHWKRGHV
x,QGUXNNHQYDQGHRQWJUHQGHOWRHWVRIGH
NRIIHUGHNVHOWRHWV 6HGDQ RSGH]HQGHU
x6WDUWHQYDQGHPRWRUPHWGH
VWDUWGUXNNQRS
x 0HWJHDYDQFHHUGHDIVWDQGEHGLHQGH
SRUWLHUYHUJUHQGHOLQJVIXQFWLH
x,QGUXNNHQYDQHHQYHU]RHNVFKDNHODDU
RSGHSRUWLHUHQ
x,QGUXNNHQYDQGHHOHNWULVFKH
DFKWHUNOHSNRIIHUGHNVHORSHQHU
ZDQQHHUXGHVOHXWHOPHHGUDDJW
'HZDDUVFKXZLQJVNQLSSHUOLFKWHQ]XOOHQ
WZHHPDDONQLSSHUHQ
$OYRUHQVWHJDDQULMGHQ
%HYHLOLJLQJVV\VWHHP

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 225 of 991

OPMERKING
xNa het bijtanken van brandstof kan het
enige tijd duren voordat de indicator
stabiel wordt. Bovendien kan bij het
rijden op hellingen of in bochten de
indicator afwijken als gevolg van de
beweging van de brandstof in de tank.
xDe richting van de pijl () geeft aan
dat de afsluitklep van de
brandstoftankdop zich aan de linkerzijde
van de auto bevindt.
6.<$&7,9'
$OVGHPRWRURQUHJHOPDWLJJDDWGUDDLHQRI
DIVODDWDOVJHYROJYDQHHQODDJ
EUDQGVWRISHLO]RVSRHGLJPRJHOLMN
ELMWDQNHQHQWHQPLQVWHOLWHUEUDQGVWRI
ELMYXOOHQ
▼'DVKERDUGYHUOLFKWLQJ
:DQQHHUGHYHUOLFKWLQJZRUGW
LQJHVFKDNHOGPHWKHWFRQWDFWLQGHVWDQG
21ZRUGWGHKHOGHUKHLGYDQGH
GDVKERDUGYHUOLFKWLQJJHGLPG:DQQHHUGH
OLFKWVHQVRUHFKWHUEHVSHXUWGDWGH
RPJHYLQJKHOGHULV]RDOVZDQQHHUGH
YHUOLFKWLQJRYHUGDJZRUGWLQJHVFKDNHOG
GLPWGHGDVKERDUGYHUOLFKWLQJQLHW
OPMERKING
xWanneer het contact in de vroege avond
of bij schemering in de stand ON wordt
gezet, wordt de dashboardverlichting
gedurende enkele seconden gedimd
totdat de lichtsensor de helderheid van
de omgeving bespeurt. Het is echter
mogelijk dat na het bespeuren van de
helderheid de dimmer wordt
uitgeschakeld.
xWanneer de verlichting wordt
ingeschakeld, gaat het verlichting-aan
indicatielampje in de instrumentengroep
branden.
Zie Koplampen op pagina 4-107.
'HKHOGHUKHLGYDQGHLQVWUXPHQWHQJURHS
HQGDVKERDUGYHUOLFKWLQJHQNXQQHQ
DIJHVWHOGZRUGHQGRRUKHWGUDDLHQYDQGH
NQRS
x'RRUGHNQRSQDDUOLQNVWHGUDDLHQ
QHHPWGHKHOGHUKHLGDI:DQQHHUGH
NQRSQDDUGHPD[LPDOHGLPVWDQGLV
JHGUDDLGNOLQNWHUHHQSLHSWRRQ
x'RRUGHNQRSQDDUUHFKWVWHGUDDLHQ
QHHPWGHKHOGHUKHLGWRH
Gedimd
Helder
)XQFWLHYRRUXLWVFKDNHOHQYDQGH
YHUOLFKWLQJVGLPPHU
:DQQHHUKHWFRQWDFWRS21VWDDWHQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSJHGLPGZRUGWNDQGH
YHUOLFKWLQJVGLPPHUXLWJHVFKDNHOGZRUGHQ
GRRUGHGDVKERDUGYHUOLFKWLQJVNQRSQDDU
UHFKWVWHGUDDLHQWRWGDWHUHHQSLHSWRRQ
NOLQNW$OVGH]LFKWEDDUKHLGYDQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSDOVJHYROJYDQ
OLFKWLQYDOYDQEXLWHQLVYHUPLQGHUGGH
YHUOLFKWLQJVGLPPHUXLWVFKDNHOHQ
7LMGHQVKHWULMGHQ
,QVWUXPHQWHQJURHSHQGLVSOD\


Page 248 of 991

xDe richting van de pijl () geeft aan
dat de afsluitklep van de
brandstoftankdop zich aan de linkerzijde
van de auto bevindt.
6.<$&7,9'
$OVGHPRWRURQUHJHOPDWLJJDDWGUDDLHQRI
DIVODDWDOVJHYROJYDQHHQODDJ
EUDQGVWRISHLO]RVSRHGLJPRJHOLMN
ELMWDQNHQHQWHQPLQVWHOLWHUEUDQGVWRI
ELMYXOOHQ
▼▼'DVKERDUGYHUOLFKWLQJ
=RQGHUDXWRPDWLVFKH
YHUOLFKWLQJVUHJHOLQJ
:DQQHHUGHYHUOLFKWLQJZRUGW
LQJHVFKDNHOGPHWKHWFRQWDFWLQGHVWDQG
21ZRUGWGHKHOGHUKHLGYDQGH
GDVKERDUGYHUOLFKWLQJJHGLPG
0HWDXWRPDWLVFKHYHUOLFKWLQJVUHJHOLQJ
:DQQHHUGHYHUOLFKWLQJZRUGW
LQJHVFKDNHOGPHWKHWFRQWDFWLQGHVWDQG
21ZRUGWGHKHOGHUKHLGYDQGH
GDVKERDUGYHUOLFKWLQJJHGLPG:DQQHHUGH
OLFKWVHQVRUHFKWHUEHVSHXUWGDWGH
RPJHYLQJKHOGHULV]RDOVZDQQHHUGH
YHUOLFKWLQJRYHUGDJZRUGWLQJHVFKDNHOG
GLPWGHGDVKERDUGYHUOLFKWLQJQLHW
OPMERKING
x(Met automatische
verlichtingsregeling)
Wanneer het contact in de vroege avond
of bij schemering in de stand ON wordt
gezet, wordt de dashboardverlichting
gedurende enkele seconden gedimd
totdat de lichtsensor de helderheid van
de omgeving bespeurt. Het is echter
mogelijk dat na het bespeuren van de
helderheid de dimmer wordt
uitgeschakeld.
xWanneer de verlichting wordt
ingeschakeld, gaat het verlichting-aan
indicatielampje in de instrumentengroep
branden.
Zie Koplampen op pagina 4-107.
'HKHOGHUKHLGYDQGHLQVWUXPHQWHQJURHSHQ
GDVKERDUGYHUOLFKWLQJHQNXQQHQDIJHVWHOG
ZRUGHQGRRUKHWGUDDLHQYDQGHNQRS
x'RRUGHNQRSQDDUOLQNVWHGUDDLHQ
QHHPWGHKHOGHUKHLGDI:DQQHHUGH
NQRSQDDUGHPD[LPDOHGLPVWDQGLV
JHGUDDLGNOLQNWHUHHQSLHSWRRQ
x'RRUGHNQRSQDDUUHFKWVWHGUDDLHQ
QHHPWGHKHOGHUKHLGWRH
Gedimd
Helder
)XQFWLHYRRUXLWVFKDNHOHQYDQGH
YHUOLFKWLQJVGLPPHU
:DQQHHUKHWFRQWDFWRS21VWDDWHQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSJHGLPGZRUGWNDQGH
YHUOLFKWLQJVGLPPHUXLWJHVFKDNHOGZRUGHQ
GRRUGHGDVKERDUGYHUOLFKWLQJVNQRSQDDU
UHFKWVWHGUDDLHQWRWGDWHUHHQSLHSWRRQ
NOLQNW$OVGH]LFKWEDDUKHLGYDQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSDOVJHYROJYDQ
OLFKWLQYDOYDQEXLWHQLVYHUPLQGHUGGH
YHUOLFKWLQJVGLPPHUXLWVFKDNHOHQ
OPMERKING
xDe verlichtingsdimmer kan
uitgeschakeld worden door het
indrukken van de
dashboardverlichtingsknop.
7LMGHQVKHWULMGHQ
,QVWUXPHQWHQJURHSHQGLVSOD\


Page 269 of 991

OPMERKING
x(Met automatische
verlichtingsregeling)
Wanneer het contact in de vroege avond
of bij schemering in de stand ON wordt
gezet, wordt de dashboardverlichting
gedurende enkele seconden gedimd
totdat de lichtsensor de helderheid van
de omgeving bespeurt. Het is echter
mogelijk dat na het bespeuren van de
helderheid de dimmer wordt
uitgeschakeld.
xWanneer de verlichting wordt
ingeschakeld, gaat het verlichting-aan
indicatielampje in de instrumentengroep
branden.
Zie Koplampen op pagina 4-107.
'HKHOGHUKHLGYDQGHLQVWUXPHQWHQJURHS
HQGDVKERDUGYHUOLFKWLQJHQNXQQHQ
DIJHVWHOGZRUGHQGRRUKHWGUDDLHQYDQGH
NQRS
x'RRUGHNQRSQDDUOLQNVWHGUDDLHQ
QHHPWGHKHOGHUKHLGDI:DQQHHUGH
NQRSQDDUGHPD[LPDOHGLPVWDQGLV
JHGUDDLGNOLQNWHUHHQSLHSWRRQ
x'RRUGHNQRSQDDUUHFKWVWHGUDDLHQ
QHHPWGHKHOGHUKHLGWRH
Gedimd
Helder
)XQFWLHYRRUXLWVFKDNHOHQYDQGH
YHUOLFKWLQJVGLPPHU
:DQQHHUKHWFRQWDFWRS21VWDDWHQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSJHGLPGZRUGWNDQGH
YHUOLFKWLQJVGLPPHUXLWJHVFKDNHOGZRUGHQ
GRRUGHGDVKERDUGYHUOLFKWLQJVNQRSQDDU
UHFKWVWHGUDDLHQWRWGDWHUHHQSLHSWRRQ
NOLQNW$OVGH]LFKWEDDUKHLGYDQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSDOVJHYROJYDQ
OLFKWLQYDOYDQEXLWHQLVYHUPLQGHUGGH
YHUOLFKWLQJVGLPPHUXLWVFKDNHOHQ
OPMERKING
xWanneer de verlichtingsdimmer is
uitgeschakeld, kan de
instrumentengroep niet gedimd worden,
zelfs niet als de verlichting is
ingeschakeld.
xWanneer de verlichtingsdimmer wordt
uitgeschakeld, schakelt het scherm in de
middendisplay over naar de constante
weergave van het dagscherm.
▼▼%XLWHQWHPSHUDWXXUGLVSOD\
:DQQHHUKHWFRQWDFWRS21ZRUGWJH]HW
ZRUGWGHEXLWHQWHPSHUDWXXUJHWRRQG

OPMERKING
xOnder de volgende omstandigheden kan
de getoonde buitentemperatuur afwijken
van de werkelijke buitentemperatuur,
afhankelijk van de directe omgeving en
de omstandigheden waarin de auto zich
bevindt:
7LMGHQVKHWULMGHQ
,QVWUXPHQWHQJURHSHQGLVSOD\


Page 280 of 991

$FWLYH'ULYLQJ'LVSOD\
Stofdichte plaat
Optische
ontvanger
Display
:$$56&+8:,1*
Stel de helderheid en positie van de display altijd af bij stilstaand voertuig:
Afstellen van de helderheid en positie van de display tijdens het rijden is gevaarlijk, aangezien
dit uw aandacht van de weg kan
afleiden en een ongeluk kan veroorzaken.
23*(/(7
¾Plaats geen dranken in de buurt van de Active Driving Display. Als water of andere
vloeistoffen op de Active Driving Display worden gemorst, kan dit beschadiging
veroorzaken.
¾Plaats geen voorwerpen boven de Active Driving Display en plak geen stickers op de
stofdichte plaat/optische ontvanger aangezien deze storing zullen veroorzaken.
¾Er is een sensor ingebouwd die de helderheid van de display regelt. Als de optische
ontvanger wordt afgedekt, zal de displayhelderheid verminderen waardoor deze moeilijk
zichtbaar wordt.
¾Stel de optische ontvanger niet bloot aan sterke lichtinval. Anders kan dit beschadiging
veroorzaken.
OPMERKING
xBij het dragen van een zonnebril met gepolariseerde glazen wordt de zichtbaarheid van de
Active Driving Display verminderd als gevolg van de eigenschappen van de display.
xAls de accu werd verwijderd en opnieuw is geïnstalleerd of de accuspanning laag is, kan
de afgestelde positie afwijken.
xHet is mogelijk dat de display moeilijk zichtbaar is of dat tijdelijk hinder wordt
ondervonden als gevolg van weersomstandigheden zoals regen, sneeuw, licht en
temperatuur.
7LMGHQVKHWULMGHQ
,QVWUXPHQWHQJURHSHQGLVSOD\

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 284 of 991

¾Zorg er voor dat de auto volledig tot
stilstand is gebracht alvorens naar stand
R over te schakelen. Overschakelen naar
stand R terwijl de auto nog in beweging
is kan beschadiging van de
versnellingsbak tot gevolg hebben.
OPMERKING
xIndien het moeilijk is in naar stand R te
schakelen, naar de vrijstand
terugschakelen, het koppelingspedaal
loslaten en vervolgens nogmaals
proberen.
x(Met i-stop functie)
Als de motor als gevolg van afslaan is
gestopt, kan deze opnieuw worden
gestart door het koppelingspedaal in te
trappen binnen 3 seconden nadat de
motor is gestopt.
De motor kan onder de volgende
omstandigheden ook als het
koppelingspedaal wordt ingetrapt niet
opnieuw worden gestart:
xHet bestuurdersportier geopend is.
xDe veiligheidsgordel van de
bestuurder is niet vastgemaakt.
xNa het afslaan van de motor is het
koppelingspedaal niet volledig
losgelaten.
xHet koppelingspedaal wordt ingetrapt
terwijl de motor niet volledig is
stopgezet.
x(Met parkeersensorsysteem)
Wanneer het contact op ON staat en de
versnellingshendel in de stand R wordt
gezet, wordt het parkeersensorsysteem
geactiveerd en klinkt er een zoemtoon.
Zie Parkeersensorsysteem op pagina
4-344.
▼6FKDNHOVWDQGLQGLFDWLHODPSMH *6,
+HW*6,GLHQWDOVKXOSYRRUYHUPLQGHULQJ
YDQKHWEUDQGVWRIYHUEUXLNHQKHW
YHUNULMJHQYDQEHWHUHULMSUHVWDWLHV'H]H
WRRQWGHJHVHOHFWHHUGHVFKDNHOVWDQGLQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSHQUDDGWWHYHQVGH
EHVWXXUGHUDDQRYHUWHVFKDNHOHQQDDUGH
VFKDNHOVWDQGGLHKHWEHVWHSDVWELMGH
KXLGLJHULMRPVWDQGLJKHGHQ

Geselecteerde schakelstand
Instrumentengroep (Type A)
Instrumentengroep (Type B/C)Geschikte schakelstand
Geselecteerde schakelstand
Geschikte schakelstand
$DQGXLGLQJ &RQGLWLH
1XPPHU'HJHVHOHFWHHUGHVFKDNHOVWDQG
ZRUGWJHWRRQG
HQQXPPHU2SVFKDNHOHQRIWHUXJVFKDNHOHQ
QDDUGHDDQJHJHYHQVFKDNHOVWDQG
ZRUGWDDQEHYROHQ
23*(/(7
Vertrouw niet enkel op de opschakel/
terugschakel-aanbevelingen van de
indicaties. Het is mogelijk dat bij werkelijke
rijomstandigheden anders geschakeld
moet worden dan de indicatielampjes
aangeven. Om het risico van ongevallen te
voorkomen, dient de bestuurder alvorens
te schakelen de weg- en
verkeersomstandigheden correct te
beoordelen.
7LMGHQVKHWULMGHQ
%HGLHQLQJYDQGHKDQGJHVFKDNHOGHYHUVQHOOLQJVEDN


Page 302 of 991

23*(/(7
¾De lichtsensor niet afdekken door een sticker of een label op de voorruit te plakken. Anders
zal de lichtsensor niet correct functioneren.

¾De lichtsensor functioneert ook als een regensensor voor de automatische
ruitenwisserregeling. Houd handen en ruitenkrabbers uit de buurt van de voorruit wanneer
de ruitenwisserhendel in de stand
staat en het contact op ON gezet is, aangezien
vingers beklemd kunnen raken of de ruitenwissers en wisserbladen beschadigd kunnen
worden wanneer de ruitenwissers automatisch in werking gesteld worden. Als u de voorruit
gaat reinigen, er op letten dat de ruitenwissers volledig zijn uitgeschakeld Š dit is vooral
belangrijk bij het verwijderen van ijs en sneeuw Š wanneer het bijzonder verleidelijk is om
de motor te laten draaien.
OPMERKING
xDe koplampen en overige buitenverlichting gaan mogelijk niet onmiddellijk uit in het
geval de omgeving ineens helder verlicht wordt, aangezien de lichtsensor bepaalt dat het
avond is als de omgeving gedurende enkele minuten continu donker is, zoals bijvoorbeeld
in lange tunnels, bij files in tunnels of in parkeergarages.
In dit geval wordt de verlichting uitgeschakeld als de lichtschakelaar naar de stand
gedraaid wordt.
xDe gevoeligheid van de automatische verlichtingsregeling kan gewijzigd worden.
Zie “Auto-uitrusting” op pagina 9-20.
7LMGHQVKHWULMGHQ
6FKDNHODDUVHQUHJHODDUV


Page 310 of 991

Als u de voorruit gaat reinigen, er op
letten dat de ruitenwissers volledig zijn
uitgeschakeld (wanneer de kans het
grootst is dat de motor aan blijft) Šdit is
vooral belangrijk bij het verwijderen van
ijs en sneeuw.
OPMERKING
xDoor de hendel van de automatische
ruitenwisser tijdens het rijden van de
stand
naar de stand over te
schakelen, worden de voorruitenwissers
eenmaal geactiveerd, waarna ze zullen
functioneren overeenkomstig de
hoeveelheid regenval.
xHet is mogelijk dat de automatische
ruitenwisserregeling niet functioneert
wanneer de temperatuur van de
regensensor ongeveer -10 °C of lager is,
of ongeveer 85 °C of hoger is.
xAls een waterafstotende laag op de
voorruit wordt aangebracht, kan de
regensensor de hoeveelheid regenval
niet correct aftasten en bestaat de kans
dat de automatische
ruitenwisserregeling niet juist
functioneert.
xAls vuil of vreemde bestanddelen (zoals
ijs of materie welke zout water bevat)
zich op de voorruit boven de
regensensor zijn gaan vasthechten of als
de voorruit met ijs bedekt is, kan dit tot
gevolg hebben dat de ruitenwissers
automatisch in beweging gezet worden.
Als echter de ruitenwissers dit ijs, vuil of
de vreemde bestanddelen niet kunnen
verwijderen, zal de automatische
ruitenwisserregeling stoppen met
functioneren. Zet in dit geval de
ruitenwisserhendel in de stand voor lage
snelheid of hoge snelheid voor
handbedieningsregeling of verwijder het
ijs, vuil of de vreemde bestanddelen met
de hand om de automatische
ruitenwisserregeling te herstellen.
xAls u de automatische
ruitenwisserhendel in de stand
laat
staan, kunnen de ruitenwissers door het
effect van sterke lichtbronnen,
elektromagnetische golven of infrarood
licht automatisch in werking treden,
omdat voor de regensensor een optische
sensor wordt gebruikt. Het wordt
aanbevolen de automatische
ruitenwisserhendel in de stand
te
laten staan, behalve tijdens het rijden bij
regenachtig weer.
xDe regelfuncties van de automatische
ruitenwisser kunnen uitgeschakeld
worden.
Zie “Auto-uitrusting” op pagina 9-20.
7LMGHQVKHWULMGHQ
6FKDNHODDUVHQUHJHODDUV


Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 ... 60 next >