MAZDA MODEL CX-3 2015 Handleiding (in Dutch)

Page 151 of 707

3–69
Alvorens te gaan rijden
Slepen
WAARSCHUWING
Gebruik nooit het noodreservewiel tijdens het trekken van een aanhanger:
Gebruik van het noodreservewiel op uw auto tijdens het trekken van een aanhanger is
gevaarlijk, aangezien dit kan leiden tot het defect raken van de band en verlies van de
macht over het stuur, waardoor de inzittenden van de auto letsel kunnen oplopen.
Veiligheidskettingen
Veiligheidskettingen dienen gebruikt te worden bij wijze van voorzorgsmaatregel, in het
geval de aanhanger per ongeluk van de trekhaak los zou raken. Deze kettingen dienen
kruiselings onder de tongplaat van de aanhanger aangebracht te worden en aan de trekstang
bevestigd te worden. Laat voldoende speling over zodat volledige bochten mogelijk zijn.
Raadpleeg voor nadere bijzonderheden de literatuur die ter beschikking wordt gesteld door
uw aanhanger- of trekhaakfabrikant.
WAARSCHUWING
Controleer vóór vertrek of de veiligheidsketting stevig aan zowel de aanhanger als aan
het trekkende voertuig is bevestigd:
Het trekken van een aanhanger zonder gebruik te maken van een veiligheidsketting die
stevig aan zowel de aanhanger als aan het trekkende voertuig is bevestigd, is gevaarlijk.
Als er schade ontstaat aan de aanhangerkoppeling of de trekstangkogel, kan de
aanhanger naar een andere rijbaan uitzwenken en een botsing veroorzaken.
Aanhangerverlichting
OPGELET
Sluit het verlichtingssysteem van een aanhanger niet rechtstreeks aan op het
verlichtingssysteem van uw Mazda. Hierdoor kan de elektrische installatie en het
verlichtingssysteem van uw auto beschadigd raken. Neem voor het aansluiten van de
verlichting van een aanhanger contact op met een offi ciële Mazda dealer.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 152 of 707

3–70
Alvorens te gaan rijden
Slepen
Aanhanger-remsysteem
Controleer de tabel van maximum aanhangergewichten in Gewichtsbeperkingen
(pagina 3-64 ), en als het gewicht van uw aanhanger de waarde aangegeven in TOTALE
AANHANGERGEWICHT (Aanhanger zonder rem) overschrijdt, is een aanhangerrem
vereist.
Indien uw aanhanger van een remsysteem is voorzien, dient dit te voldoen aan alle
landelijke geldende voorschriften.
WAARSCHUWING
Sluit geen hydraulisch aanhanger-remsysteem op het remsysteem van uw auto aan:
Wanneer een hydraulisch aanhanger-remsysteem rechtstreeks wordt aangesloten op het
remsysteem van de auto, kan dit tot onvoldoende remvermogen leiden waardoor de kans
bestaat op letsel.
Tips voor het trekken van een aanhanger
Alvorens te gaan rijden
 




 Controleer of uw Mazda zich nagenoeg normaal gedraagt wanneer er een belaste of
onbelaste aanhanger aan wordt gekoppeld. Niet gaan rijden wanneer de wagen abnormaal
naar voren of naar achteren overhelt. Inspecteer op een verkeerde belasting van de
trekhaakkogel, versleten onderdelen van de wielophanging en overbelasting van de
aanhanger. Laat de auto door een deskundige reparateur, bij voorkeur een offi ciële Mazda
reparateur controleren.
 


 Zorg er voor dat de lading van de aanhanger stevig bevestigd is om te voorkomen dat deze
gaat schuiven.
 


 Zorg er voor dat de spiegels voldoen aan alle wettelijke bepalingen. Inspecteer deze.



 Inspecteer alvorens te gaan rijden de werking van alle lichten van de auto en de aanhanger
en alle verbindingen tussen de auto en de aanhanger. Stop na het rijden van een korte
afstand en inspecteer nogmaals alle lichten en verbindingen.
Rijden
 




 Uw Mazda zal zich tijdens het trekken van een aanhanger anders gedragen dan normaal,
oefen dus het maken van bochten, het achteruit rijden en parkeren op een plaats zonder
verkeer.
 


 Neem de tijd om gewend te raken aan het extra gewicht en de lengte.



 Bij het trekken van een aanhanger nooit harder rijden dan 100 km/h. Als de plaatselijke
wettelijk toegestane maximum snelheid bij het trekken van een aanhanger minder is dan
100 km/h, de wettelijk toegestane snelheid niet overschrijden.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 153 of 707

3–71
Alvorens te gaan rijden
Slepen
OPGELET
Als u bij het trekken van een aanhanger sneller rijdt dan 100 km/h, bestaat de kans dat uw
auto beschadigd wordt.
 


 Schakel bij het oprijden van een helling in een lagere versnelling om de kans op
overbelasting of oververhitting van de motor, of beide, te verminderen.
 


 Schakel bij het afrijden van een helling in een lagere versnelling en gebruik de
motorcompressiedruk voor het verkrijgen van de benodigde remwerking. Besteed
voortdurend aandacht aan de snelheid en gebruik de remmen enkel wanneer dit nodig
is. Wanneer het rempedaal gedurende langere tijd ingedrukt wordt gehouden, kan dit tot
oververhitting van de remmen en verlies van remvermogen leiden.
Parkeren
Vermijd het parkeren op een helling met een aanhangwagen. Als dit niet anders kan,
onderstaande instrukties volgen.
Parkeren op een helling
1. Trek de handrem aan en druk de voetrem in.
2. Laat iemand de wielen blokkeren van de auto en de aanhangwagen, terwijl u de remmen
aangetrokken houdt.
3. Nadat de wielen geblokkeerd zijn, langzaam de handrem vrijzetten en de voetrem
loslaten en de wielblokken het gewicht laten dragen.
4. Trek de handrem stevig aan.
5. Als de auto een automatische transmissie heeft, de keuzehendel in stand P zetten. Bij een
handgeschakelde versnellingsbak, de versnellingshendel in stand 1 of R zetten.
Starten op een helling
1. Start de motor (pagina 4-6 ).
2. Laat de handrem los en rijd langzaam een korte afstand van de wielblokken vandaan.
3. Stop op het dichtstbijzijnde horizontale weggedeelte, trek de handrem aan en raap de
wielblokken op.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 154 of 707

3–72
NOTITIES
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 155 of 707

*Bepaalde modellen.4–1
4Tijdens het rijden
Informatie betreffende veilig rijden en stoppen

Motor start/stop................................... 4-4
Contactschakelaar .......................... 4-4
Starten van de motor ...................... 4-6
Stopzetten van de motor ............... 4-13
i-stop
* ........................................... 4-14
Instrumentengroep en display ......... 4-25
Meters en tellers ........................... 4-25
Actief rijden display
*.................... 4-36
Waarschuwings/
indikatielampjes ........................... 4-39
Transmissie ........................................ 4-46
Bediening van de handgeschakelde
versnellingsbak ............................ 4-46
Bedieningsorganen van de
automatische transmissie ............. 4-49
Schakelaars en regelaars .................. 4-62
Lichtschakelaar ............................ 4-62
Voormistlichten
* ........................... 4-69
Achtermistlicht*............................ 4-70
Richtingaanwijzers en signalen voor
rijbaanverandering ....................... 4-72
Voorruitenwissers en
ruitensproeier ............................... 4-73
Achterruitenwisser en
ruitensproeier
* .............................. 4-78
Koplampsproeier* ......................... 4-79
Achterruitverwarming ................. 4-79
Claxon .......................................... 4-80
Waarschuwingsknipperlichten ...... 4-81 Remmen ............................................. 4-82
Remsysteem ................................. 4-82
Noodstopsignaalsysteem .............. 4-85
Hellingwegrijsysteem (HLA)* ...... 4-86
ABS/TCS/DSC ................................... 4-88
Anti-blokkeer remsysteem
(ABS) ........................................... 4-88
Anti-wielspin regeling (TCS) ...... 4-89
Dynamische stabiliteitsregeling
(DSC) ........................................... 4-91
i-ELOOP ............................................ 4-93
i-ELOOP
v ..................................... 4-93
Brandstofverbruikmonitor ............... 4-96
Brandstofverbruikmonitor
* .......... 4-96
Drive-selectie ................................... 4-102
Drive-selectie
* ............................ 4-102
4WD .................................................. 4-104
Gebruik van de 4-wielaandrijving
(4WD) ........................................ 4-104
Stuurbekrachtiging ......................... 4-106
Stuurbekrachtiging ..................... 4-106
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 156 of 707

*Bepaalde modellen.4–2
i-ACTIVSENSE............................... 4-107
i-ACTIVSENSE*........................ 4-107
Aanpasbaar
voorverlichtingssysteem
(AFS)
* ........................................ 4-110
Koplampregelsysteem (HBC)* .... 4-111
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem
(LDWS)* .................................... 4-114
Dodehoekmonitorsysteem
(BSM)
* ....................................... 4-120
Afstandherkenninghulpsysteem
(DRSS)
* ...................................... 4-127
Achteruitrijwaarschuwingssysteem
(RCTA)
* ..................................... 4-130
Mazda Radar Cruise Control
(MRCC) systeem
* ...................... 4-133
Afstelbare snelheidsbegrenzer* .... 4-143
Stadsverkeer-remassistent
(SCBS)
* ...................................... 4-148
Smart Brake Support
remhulpsysteem (SBS)
* ............. 4-154
Vooruitrijcamera (FSC)* ............. 4-157
Radarsensor (Voor)* ................... 4-160
Lasersensor (Voor)* .................... 4-164
Radarsensoren (Achter)* ............ 4-166
Kruissnelheidsregelaar ................... 4-168
Kruissnelheidsregelaar
* .............. 4-168
Bandenspanningcontrolesysteem ..... 4-174
Bandenspanningcontrolesysteem* .... 4-174
Dieseldeeltjesfi lter
(SKYACTIV-D 1.5) ......................... 4-178
Dieseldeeltjesfi lter
(SKYACTIV-D 1.5) ................... 4-178 Achteruitkijkmonitor...................... 4-179
Achteruitkijkmonitor
* ................ 4-179
Parkeersensorsysteem ..................... 4-188
Parkeersensorsysteem
* ............... 4-188
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 157 of 707

4–3
NOTITIES
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 158 of 707

4–4
Tijdens het rijden
Motor start/stop
Contactschakelaar
Startdrukknop-posities
Het systeem werkt uitsluitend wanneer de
bestuurder zich in de auto of binnen het
werkingsbereik bevindt en de sleutel bij
zich heeft.
Telkens wanneer de startdrukknop wordt
ingedrukt, schakelt het contact over in
de volgorde van uit, ACC en ON. Door
vanuit ON de startdrukknop opnieuw in te
drukken wordt het contact uit gezet.
StartdrukknopIndikatielampje
OPMERKING
  De motor start door het indrukken
van de startdrukknop en daarbij het
koppelingspedaal (handgeschakelde
versnellingsbak) of het rempedaal
(automatische transmissie)
ingetrapt te houden. Druk voor het
overschakelen van de contactstand de
startdrukknop in zonder het pedaal in
te trappen.
  Laat het contact niet op ON staan
wanneer de motor niet draait. Dit
kan tot gevolg hebben dat de accu
uitgeput raakt. Als het contact
op ACC is blijven staan (bij een
automatische transmissie staat de
keuzehendel in de stand P en het
contact op ACC), wordt het contact
na ongeveer 25 minuten automatisch
uitgeschakeld.
Uit
De stroomvoorziening naar de elektrische
apparatuur wordt uitgeschakeld en het
startdrukknopindikatielampje (oranje) gaat
eveneens uit.
In deze stand is het stuurwiel vergrendeld.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 159 of 707

4–5
Tijdens het rijden
Motor start/stop
WAARSCHUWING
Alvorens de bestuurdersstoel te
verlaten, altijd het contact uitzetten,
de handrem aantrekken en er op
letten dat de keuzehendel in stand P
staat (automatische transmissie) of
in de 1ste of R versnelling gezet is
(handgeschakelde versnellingsbak):
Het verlaten van de bestuurdersstoel
zonder het contact uit te zetten,
de handrem aan te trekken en de
keuzehendel in stand P te zetten
(automatische transmissie) of in
de 1ste of R versnelling te zetten
(handgeschakelde versnellingsbak), is
gevaarlijk. De kans bestaat dat de auto
onvoorzien in beweging komt en een
ongeluk veroorzaakt.
Ook als het uw bedoeling is om de auto
slechts voor een kort ogenblik achter
te laten, is het belangrijk het contact
uit te zetten, aangezien bepaalde
beveiligingssystemen van uw auto niet
geactiveerd zijn en de accu uitgeput
kan raken wanneer u het contact in een
andere stand laat staan.
OPMERKING
(Vergrendeld stuurwiel)
Als het startdrukknopindikatielampje
(groen) knippert en de pieptoon gegeven
wordt, geeft dit aan dat het stuurwiel
niet ontgrendeld is. Om het stuurwiel
te ontgrendelen, op de startdrukknop
drukken en het stuurwiel naar links en
naar rechts bewegen. ACC (Accessoire)
Bepaalde elektrische accessoires
functioneren en het indikatielampje
(oranje) gaat branden.
In deze stand is het stuurwiel ontgrendeld.
OPMERKING
Het afstandbediende
portiervergrendelingssysteem
functioneert niet wanneer de
startdrukknop op ACC is gezet en de
portieren zullen niet vergrendelen/
ontgrendelen, ook niet als deze met de
hand vergrendeld zijn.
O N
Dit is de normale stand waarbij de
motor draait nadat deze gestart is. Het
indikatielampje (oranje) gaat uit. (Het
indikatielampje (oranje) gaat branden
wanneer het contact op ON gezet wordt en
de motor niet draait.)
Bepaalde indikatie-/
waarschuwingslampjes dienen
gecontroleerd te worden alvorens de motor
gestart wordt (pagina 4-39 ).
OPMERKING
(SKYACTIV-G 2.0)
Wanneer de startdrukknop op ON wordt
gedrukt, is het werkingsgeluid van de
brandstofpompmotor in de nabijheid
van de brandstoftank hoorbaar. Dit duidt
echter niet op een afwijking.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 160 of 707

4–6
Tijdens het rijden
Motor start/stop
Starten van de motor
WAARSCHUWING
Radiogolven van de sleutel kunnen van
invloed zijn op medische apparatuur
zoals pacemakers:
Alvorens de sleutel te gebruiken in de
nabijheid van personen die medische
apparatuur gebruiken, de fabrikant van
de apparatuur of uw arts vragen of de
radiogolven van de sleutel van invloed
zijn op de apparatuur.
OPMERKING
  U dient de sleutel met u mee
te dragen omdat in de sleutel
een start-blokkeerchip is
ingebouwd die op korte afstand
met het motorstuursysteem moet
communiceren.
  De motor kan gestart worden
wanneer de startdrukknop vanuit uit,
ACC of ON wordt ingedrukt.
OPMERKING
  De functies van het
startdrukknopsysteem (functie
waarmee de motor gestart kan
worden door enkel het meedragen
van de sleutel) kunnen buiten
werking gesteld worden om
mogelijke nadelige invloeden op
een gebruiker die een pacemaker of
andere medische apparatuur draagt te
voorkomen. Als het systeem buiten
werking is gesteld, zult u de motor
niet kunnen starten wanneer u de
sleutel bij u draagt. Raadpleeg een
deskundige reparateur, bij voorkeur
een offi ciële Mazda reparateur voor
bijzonderheden. Als de functies van
het startdrukknopsysteem buiten
werking zijn gesteld, kunt u de
motor starten door het volgen van de
procedure die wordt aangegeven voor
wanneer de sleutelbatterij uitgeput is.
 Zie Motorstartfunctie wanneer
sleutelbatterij uitgeput is op pagina
4-10 .
  Na het starten van een koude motor,
neemt het motortoerental toe en
wordt een gierend geluid vanuit de
motorruimte hoorbaar.
 Dit is om de uitlaatgasreiniging te
verbeteren en duidt niet op een defect
in de onderdelen.
1. Zorg ervoor dat u de sleutel bij u
draagt.
2. De inzittenden dienen hun
veiligheidsgordels vast te maken.
3. Zorg er voor dat de handrem
aangetrokken is.
4. Blijf het rempedaal stevig intrappen
totdat de motor volledig gestart is.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page:   < prev 1-10 ... 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 ... 710 next >