MAZDA MODEL CX-3 2015 Handleiding (in Dutch)

Page 331 of 707

4–17 7
Tijdens het rijden
Bandenspanningcontrolesysteem
4. Houd terwijl de auto geparkeerd
staat de instelschakelaar van het
bandenspanningcontrolesysteem
ingedrukt en controleer dat het
waarschuwingslampje van het
bandenspanningcontrolesysteem in de
instrumentengroep tweemaal knippert
en dat er eenmaal een pieptoon klinkt.
OPGELET
Als de initialisering van het
systeem uitgevoerd wordt zonder de
bandenspanning af te stellen, kan het
systeem de normale bandenspanning
niet bespeuren en bestaat de kans dat
het waarschuwingslampje van het
bandenspanningcontrolesysteem niet
gaat branden als een bandenspanning
laag is, of dat het lampje gaat branden
ook als de bandenspanningen normaal
zijn.
Stel de bandenspanning van alle vier
banden af en initialiseer het systeem
wanneer het waarschuwingslampje
brandt. Als het waarschuwingslampje
om een andere reden dan een lekke band
gaat branden, is de bandenspanning van
alle vier banden mogelijk op natuurlijke
wijze afgenomen.
De initialisering van het systeem wordt
niet uitgevoerd als de schakelaar tijdens
het rijden wordt ingedrukt.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 332 of 707

4–178
Tijdens het rijden
Dieseldeeltjesfi lter (SKYACTIV-D 1.5)
Dieseldeeltjesfi lter
(SKYACTIV-D 1.5)
Het dieseldeeltjesfi lter verzamelt en
verwijdert de meeste deeltjes (PM) in de
uitlaatgassen van een dieselmotor.
Dieseldeeltjes die verzameld zijn door
het dieseldeeltjesfi lter worden tijdens
normaal rijden afgevoerd, echter in de
volgende gevallen bestaat de kans dat de
dieseldeeltjes niet worden verwijderd en
dat het dieseldeeltjesfi lter indikatielampje
gaat branden:
 


 Als er met de auto continu met een
snelheid van 15 km/h of minder wordt
gereden.
 


 Als er met de auto bij herhaling
gedurende een korte periode van tijd
(10 minuten of minder) wordt gereden
wanneer de motor koud is.
 


 Als de auto langdurig stationair blijft
draaien.
OPMERKING
Het is mogelijk dat het motorgeluid en
de reuk van de uitlaatgassen verandert
wanneer de dieseldeeltjes tijdens het
rijden worden afgevoerd.
Dieseldeeltjesfi lter indikatielampje
Wanneer het lampje brandt
De dieseldeeltjes (PM) kunnen niet
automatisch verwijderd worden en de
hoeveelheid verzamelde deeltjes (PM)
hebben een bepaalde hoeveelheid bereikt. Trap nadat de motor
voldoende is opgewarmd
(motorkoelvloeistoftemperatuur 80 °C of
hoger) het gaspedaal in en rijd met een
snelheid van 20 km/h of meer gedurende
ongeveer 15 tot 20 minuten om de
dieseldeeltjes te elimineren.
Wanneer het lampje knippert
Raadpleeg een deskundige reparateur, bij
voorkeur een offi ciële Mazda reparateur.
OPGELET
Als het dieseldeeltjesfi lter
indikatielampje brandt en u als normaal
met de auto blijft doorrijden, zullen de
dieseldeeltjes toenemen en bestaat de
kans dat het indikatielampje begint te
knipperen. Laat de auto onmiddellijk
door een deskundige reparateur, bij
voorkeur een offi ciële Mazda reparateur
inspecteren als het dieseldeeltjesfi lter
indikatielampje begint te knipperen. Als
de auto niet geïnspecteerd wordt en u
met de auto blijft doorrijden, bestaat de
kans dat de motor defect raakt.
OPMERKING
Wanneer het dieseldeeltjesfi lter
indikatielampje knippert, wordt
het motorvermogen beperkt om het
dieseldeeltjesfi lter te beschermen.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 333 of 707

*Bepaalde modellen.4–179
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
Achteruitkijkmonitor *
De achteruitkijkmonitor geeft bij het achteruitrijden visuele beelden van de achterzijde van
de auto.
WAARSCHUWING
Rijd altijd voorzichtig en bepaal of de achterzijde en de omgeving rondom de auto veilig
is door rechtstreeks te kijken met uw ogen:
Achteruitrijden met de auto door enkel naar het scherm te kijken is gevaarlijk en kan
een ongeval of een botsing met een voorwerp veroorzaken. De achteruitkijkmonitor is
enkel een visuele hulpinrichting voor het achteruitrijden met de auto. De beelden op het
scherm kunnen afwijken van de werkelijke omstandigheden.
OPGELET
  Gebruik de achteruitkijkmonitor niet onder de volgende omstandigheden: Onder de
volgende omstandigheden is gebruik van de achteruitkijkmonitor gevaarlijk en kan dit
letsel en/of schade aan de auto tot gevolg hebben.
 


 Bij het rijden op wegen die bedekt zijn met ijs of sneeuw.



 Wanneer sneeuwkettingen of een noodreservewiel zijn aangebracht.



 Wanneer de achterklep niet volledig gesloten is.



 Wanneer de auto op een helling staat. 

 Wanneer de display koud is, bestaat de kans dat beelden over de monitor of het scherm
lopen en dat deze minder duidelijk zichtbaar zijn dan normaal, wat het bepalen van de
veiligheid van de omgeving rondom de auto kan bemoeilijken. Rijd altijd voorzichtig
en bepaal of de achterzijde en de omgeving rondom de auto veilig is door rechtstreeks
te kijken met uw ogen.
  Oefen geen overmatige druk uit op de camera. De positie van de camera en de hoek
kunnen afwijken.
  De camera niet demonteren, wijzigen of verwijderen aangezien deze dan mogelijk niet
langer waterdicht is.
  De behuizing van de camera is gemaakt van plastic. Breng geen ontvettingsmiddelen,
organische oplosmiddelen, was of ruitcoatings op de behuizing van de camera aan.
Als een dergelijk middel op de behuizing is terechtgekomen, dit onmiddellijk met een
zachte doek afvegen.
  De behuizing niet te sterk wrijven of afschuren met behulp van een schuurmiddel of
een harde borstel. De behuizing kan beschadigd raken waardoor de kwaliteit van de
beelden kan verslechteren.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 334 of 707

4–18 0
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
OPMERKING
  Als water, sneeuw of modder op de cameralens is terechtgekomen, dit afvegen
met behulp van een zachte doek. Als dit niet afgeveegd kan worden, een zacht
reinigingsmiddel gebruiken.
  Als de temperatuur van de camera snel verandert (warm naar koud, koud naar warm),
bestaat de kans dat de achteruitrijmonitor niet correct werkt.
  Raadpleeg voor het vervangen van de banden een deskundige reparateur, bij voorkeur
een offi ciële Mazda reparateur. Vervangen van de banden kan tot gevolg hebben dat de
richtlijnen die op de display verschijnen afwijken.
  Als de voorzijde, zijkant of achterzijde van de auto betrokken is geweest bij een
botsing, bestaat de kans dat de uitlijning van de achteruitparkeercamera (plaats,
montagehoek) afwijking vertoont. Raadpleeg altijd een deskundige reparateur, bij
voorkeur een offi ciële Mazda reparateur om de auto te laten inspecteren.

 Als “Geen Videosignaal Beschikbaar” wordt aangegeven op de display, is er mogelijk
een probleem met de camera. Laat uw auto bij een deskundige reparateur, bij voorkeur
een offi ciële Mazda reparateur controleren.
Plaats van de achteruitparkeercamera
Achteruitparkeercamera
Overschakelen naar de achteruitkijkmonitordisplay
Zet met het contact op ON de keuzehendel in stand R om de display over te schakelen naar
de achteruitkijkmonitordisplay.
OPMERKING
Wanneer de keuzehendel vanuit stand R in een andere keuzehendelstand wordt gezet,
keert het scherm terug naar de voorgaande display.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 335 of 707

4–181
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
Weergavebereik op het scherm
De beelden op het scherm kunnen afwijken van de werkelijke omstandigheden.
(Schermdisplay)
Sierstuk
Bumper
(Werkelijke aanzicht)
Voorwerp
OPMERKING
  Het weergavebereik varieert afhankelijk van de auto en de wegsituatie. 
 Het weergavebereik is beperkt. Voorwerpen onder de bumper of rondom de
bumperuiteinden kunnen niet worden weergegeven.
  De afstand die verschijnt in het getoonde beeld is verschillend van de werkelijke
afstand omdat de achteruitkparkeercamera uitgerust is met een specifi eke lens.

 Het is mogelijk dat bepaalde als optie op de auto gemonteerde accessoires door de
camera worden opgenomen. Monteer geen optionele onderdelen die het uitzicht van
de camera kunnen hinderen, zoals lichtgevende onderdelen of onderdelen gemaakt van
refl ecterend materiaal.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 336 of 707

4–182
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
OPMERKING
  Onder de volgende omstandigheden is het mogelijk dat de display moeilijk zichtbaar
is, echter dit duidt niet op een defect.
 


 Op donkere plaatsen.



 Wanneer de temperatuur rondom de lens hoog/laag is.



 Wanneer de camera nat is, zoals op een regenachtige dag of tijdens perioden van
hoge luchtvochtigheid.
 


 Wanneer zich vreemde bestanddelen zoals modder rondom de camera hebben
vastgehecht.
 


 Wanneer de cameralens zonlicht of de lichtbundel van koplampen weerkaatst. 

 De beeldweergave kan vertraagd worden als de temperatuur rondom de camera laag is.
Gebruik van de display
Richtlijnen die de breedte van de auto aangeven (geel) worden op het scherm getoond bij
wijze van referentie en geven bij benadering de breedte van de auto aan in vergelijking tot
de breedte van de parkeerruimte die u op het punt staat in te rijden.
Gebruik dit displayaanzicht wanneer u uw auto in een parkeerruimte of garage parkeert.
b
a
a) Voertuigbreedterichtlijnen (geel)
Deze richtlijnen dienen als referentie en geven bij benadering de breedte van de auto aan.
b) Afstandrichtlijnen.
Deze richtlijnen geven bij benadering de afstand naar een punt aan gemeten vanaf de
achterzijde van de auto (vanaf het uiteinde van de bumper).
 

 
 De rode en gele lijnen geven de punten ongeveer 50 cm voor de rode lijn en 100 cm voor
de gele lijnen vanaf de achterbumper aan (bij het middelpunt van elk van de lijnen).
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 337 of 707

4–183
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
OPGELET
De richtlijnen op het scherm zijn vaste lijnen. Deze bewegen niet mee met de draaiing
van het stuurwiel door de bestuurder. Wees altijd voorzichtig en controleer tijdens het
achteruitrijden altijd de ruimte aan de achterzijde van de auto en het omliggende gedeelte
rechtstreeks met uw ogen.
Werking van de achteruitkijkmonitor
De werking van de achteruitkijkmonitor bij het achteruitrijden met de auto varieert
afhankelijk van de verkeers- en wegsituatie en de auto. De hoeveelheid benodigde
stuurbeweging en de timing varieert ook afhankelijk van de omstandigheden, dus controleer
de omgeving rechtstreeks met uw ogen en stuur de auto al naargelang de situatie.
Houd goed rekening met bovenstaande voorzorgsmaatregelen alvorens de
achteruitkijkmonitor te gebruiken.
OPMERKING
Beelden van de achteruitparkeercamera die getoond worden op de monitor zijn
omgekeerde beelden (spiegelbeelden).
1. Zet de keuzehendel in stand R om de display over te schakelen naar de
achteruitkijkmonitordisplay.
2. Controleer de omgeving rondom de auto en rijd achteruit.
(Displayconditie) (Voertuigconditie)
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 338 of 707

4–184
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
3. Nadat u de parkeerruimte binnen begint te rijden, langzaam achteruit blijven rijden zodat
de afstand tussen de voertuigbreedterichtlijnen en de zijkant van de parkeerruimte aan de
linker- en rechterzijde nagenoeg gelijk zijn.
4. Ga verder met het bijdraaien van het stuurwiel totdat de voertuigbreedterichtlijnen
parallel zijn aan de linker- en rechterzijde van de parkeerruimte.
5. Zodra de lijnen parallel staan, de wielen rechtvooruit zetten en uw auto langzaam
achteruit de parkeerruimte inrijden. Blijf de omliggende ruimte van de auto controleren
en breng vervolgens de auto op de best mogelijke plaats tot stilstand. (Als de
parkeerruimte verdeelstrepen heeft, controleer dan of de voertuigbreedterichtlijnen ten
opzichte hiervan parallel staan.)
(Displayconditie) (Voertuigconditie)
6. Wanneer de keuzehendel vanuit stand R in een andere keuzehendelstand wordt gezet,
keert het scherm terug naar de voorgaande display.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 339 of 707

4–185
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
OPMERKING
Aangezien er een verschil kan zijn tussen de getoonde afbeelding, zoals hieronder
aangegeven, en de werkelijke omstandigheden tijdens het parkeren, altijd de veiligheid
aan de achterzijde van de auto en het omliggende gebied rechtstreeks visueel controleren.
 
 In de afbeelding van de parkeerruimte (of garage) welke hieronder wordt aangegeven,
bestaat de kans dat alhoewel het achterste uiteinde en de afstandrichtlijnen op de
monitor parallel lijken te staan, deze op de grond in feite niet parallel zijn.
  Bij het parkeren in een ruimte die enkel aan één zijde van de parkeerruimte een
verdeelstreep heeft, bestaat de kans dat de verdeelstreep en de voertuigbreedterichtlijn
op de monitor parallel lijken te staan, alhoewel deze in feite op de grond niet parallel
zijn.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 340 of 707

4–186
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
Afwijking tussen de werkelijke wegsituatie en het weergegeven beeld
Er is een enige afwijking tussen de werkelijke wegsituatie en de weergegeven wegsituatie.
Een dergelijke afwijking in het afstandsperspectief kan tot een ongeval leiden. Houd
rekening met de volgende omstandigheden die een afwijking in het afstandsperspectief
kunnen veroorzaken.
Wanneer de auto achterover helt als gevolg van het gewicht van passagiers en lading
Wanneer de achterzijde van de auto lager geworden is, lijkt het voorwerp dat op het scherm
wordt weergegeven verder dan de werkelijke afstand.
VariantieVoorwerp
Wanneer er een steile helling achter de auto is
Wanneer er een steile opwaartse helling (neerwaartse helling) achter de auto is, lijkt het
voorwerp dat op het scherm getoond wordt verder weg (neerwaartse helling: dichterbij) dan
de werkelijke afstand.
Lijkt verder
weg dan de
werkelijke
afstandLijkt
dichterbij
dan de
werkelijke
afstand
Voorwerp in
werkelijke positie Voorwerp in werkelijke
positieVoorwerp op scherm
A: Afstand tussen het voertuig en het voorwerp dat op het scherm wordt getoond.
B: Werkelijke afstand tussen voertuig en voorwerp. Voorwerp op
scherm
A A B
B
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page:   < prev 1-10 ... 291-300 301-310 311-320 321-330 331-340 341-350 351-360 361-370 371-380 ... 710 next >