sensor MAZDA MODEL CX-3 2015 Handleiding (in Dutch)

Page 314 of 707

*Bepaalde modellen.4–160
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Radarsensor (Voor) *
Uw auto is uitgerust met een radarsensor (voor).
De volgende systemen maken eveneens gebruik van de radarsensor (voor).
 


 Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem



 Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS)



 Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS)
De radarsensor (voor) zendt radiogolven uit die weerkaatst worden door een voorliggend
voertuig of een obstakel en die vervolgens weer door de radarsensor worden opgevangen.
De radarsensor (voor) is gemonteerd achter het voorembleem.
Radarsensor (voor)
Als het Smart Brake Support remhulpsysteem/stadsverkeer-remassistent (SBS/SCBS)
waarschuwingslampje (oranje) brandt, bestaat de kans dat het gedeelte rondom de
radarsensor vuil is. Zie “Waarschuwingsbegeleiding” in de middendisplay (Type C/D
audio).
Zie Als een waarschuwingslampje gaat branden of knipperen op pagina 7-38 .
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 315 of 707

4–161
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPGELET
Neem voor de juiste werking van elk van de systemen de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht.
 
 Breng geen stickers aan (inclusief doorzichtige stickers) op de buitenkant van de
radiateurgrille en het voorembleem in en rondom de radarsensor (voor) en vervang de
radiateurgrille en het voorembleem niet door een product dat geen origineel product is
dat bestemd is voor gebruik met de radarsensor (voor).
  De radarsensor (voor) omvat een functie voor het bespeuren van verontreiniging
van de voorzijde van de radarsensor en het informeren van de bestuurder. Echter
afhankelijk van de omstandigheden kan de detectie van de verontreiniging enige tijd
duren en bestaat de kans dat plastic zakjes, ijs of sneeuw niet bespeurd worden. In dit
geval is het mogelijk dat het systeem niet correct functioneert, dus houd de radarsensor
(voor) altijd schoon.
  Installeer geen grillebeschermplaat. 
 Als het voorste gedeelte van de auto bij een botsing beschadigd is geraakt, bestaat de
kans dat de radarsensor (voor) uit zijn positie is verschoven. Stop onmiddellijk met het
gebruik van het systeem en laat de auto altijd door een een offi ciële Mazda reparateur
inspecteren.
  Gebruik de voorbumper niet om tegen andere voertuigen of obstakels te duwen,
zoals bij het wegrijden uit een parkeerruimte. Anders bestaat de kans dat tegen de
radarsensor (voor) wordt gestoten en dat de positie ervan gaat afwijken.
  De radarsensor (voor) niet verwijderen, demonteren of wijzigen. 
 Neem voor reparaties, vervangen van onderdelen of spuitwerk rondom de radarsensor
(voor) contact op met een offi ciële Mazda reparateur.

 Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen. Als er wijzigingen aan de vering
worden aangebracht, kan dit de hoogte van de auto veranderen en bestaat de kans
dat de radarsensor (voor) het voorliggende voertuig of een obstakel niet correct kan
bespeuren.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 316 of 707

4–162
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  Onder de volgende omstandigheden
bestaat de kans dat de radarsensor
(voor) voorliggende voertuigen of
obstakels niet correct kan bespeuren
en dat de systemen niet normaal
functioneren.
 


 De radiogolven worden door de
achterzijde van een voorliggend
voertuig niet effectief weerkaatst,
zoals bij een ongeladen aanhanger
of een auto met een laadbak die
door een canvaszeil is afgedekt,
voertuigen met een achterklep van
hard plastic en voertuigen met
ronde vormen.
 


 Voorliggende voertuigen die
laag zijn met dus een kleiner
gebied voor het weerkaatsen van
radiogolven.
 


 Het uitzicht wordt verminderd
als gevolg van het opspatten
van water, sneeuw of zand van
de banden van een voorliggend
voertuig op uw voorruit.
 


 Wanneer de bagageruimte beladen
is met zware voorwerpen of de
achterpassagierszittingen bezet
zijn.
 


 IJs, sneeuw of verontreiniging op
de voorzijde van het voorembleem
aanwezig is.
 


 Tijdens slechte
weersomstandigheden, zoals regen,
sneeuw of zandstormen.
 


 Bij het rijden in de buurt van
faciliteiten of objecten die
krachtige radiogolven uitzenden.
OPMERKING
Onder de volgende omstandigheden
is het mogelijk dat de radarsensor
(voor) voorliggende voertuigen of
obstakels niet kan bespeuren.
 


 Het begin en het einde van een
bocht.
 


 Continu bochtige wegen.



 Wegen met smalle rijstroken als
gevolg van wegwerkzaamheden of
afgesloten rijstroken.
 


 Het voorliggende voertuig komt in
de dode hoek van de radarsensor.
 


 Het voorliggende voertuig rijdt
abnormaal als gevolg van een
ongeluk of schade.
 


 Wegen met herhaalde op- en
afl opende hellingen.




 Rijden op slechte wegen of
onverharde wegen.
 


 De afstand tussen uw auto en
het voorliggende voertuig is
buitengewoon kort.
 


 Een voertuig komt plotseling
dichtbij zoals bij het snijden in de
rijstrook.


 Gebruik om onjuiste werking van
het systeem te voorkomen banden
van dezelfde voorgeschreven
maat, fabrikant, merk en profi el op
alle vier wielen. Bovendien geen
banden met duidelijk zichtbaar
verschillende slijtagepatronen of
bandenspanningen op dezelfde
auto gebruiken (inclusief het
noodreservewiel).
  Als de accucapaciteit zwak is, bestaat
de kans dat het systeem niet correct
functioneert.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 317 of 707

4–163
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  Bij het rijden op wegen met weinig
verkeer en weinig voorliggende
voertuigen of obstakels voor de
radarsensor om te bespeuren,
bestaat de kans dat het Smart
Brake Support remhulpsysteem/
stadsverkeer-remassistent (SBS/
SCBS) waarschuwingslampje
(oranje) tijdelijk gaat branden. Dit
duidt echter niet op een probleem.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 318 of 707

*Bepaalde modellen.4–16 4
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Lasersensor (Voor) *
Uw auto is uitgerust met een lasersensor (voor). De lasersensor (voor) is geplaatst nabij de
achteruitkijkspiegel en wordt gebruikt door de volgende systemen.
 


 Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS)



 Stadsverkeer-remassistent (SCBS)
Lasersensor (voor)
OPGELET
Neem voor de juiste werking van het systeem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.


 Zorg er voor dat de voorruit altijd schoon is. 
 Breng geen stickers aan op de voorruit (ook geen doorzichtige stickers). 
 Als er barsten of beschadiging als gevolg van bijvoorbeeld steenslag in de buurt van
de lasersensor (voor) zichtbaar zijn, onmiddellijk met het gebruik van het systeem
stoppen en uw auto door een deskundige reparateur, bij voorkeur een offi ciële Mazda
reparateur laten inspecteren.
 Zie de volgende pagina voor hoe u het systeem kunt uitschakelen. Zie
Gebruikersinstellingen op pagina 9-14 .

 Breng geen coating op de voorruit aan. 
 Raadpleeg voor het vervangen van de voorruitenwissers of de voorruit een offi ciële
Mazda reparateur.
  De sensor nooit verwijderen. 
 Een verwijderde sensor voldoet niet aan de bepalingen voor een klasse 1M laser onder
de IEC 60825-1 specifi catie en derhalve kan oogveiligheid niet gegarandeerd worden.

 Kijk niet rechtstreeks in de sensor met gebruik van optische instrumenten met een
vergrotingsfunctie zoals vergrootglazen en microscoop- en objectiefl enzen binnen een
afstand van 100 mm van de sensor.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 319 of 707

4–165
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Stralingsgegevens van lasersensor
Maximum gemiddeld vermogen: 45 mW
Impulsduur: 33 ns
Golfl engte: 905 nm
Divergentiehoek (horizontaal x verticaal): 28 graden × 12 graden
OPMERKING
  Onder de volgende omstandigheden kan de lasersensor (voor) voorliggende voertuigen
niet correct bespeuren en bestaat de kans dat de systemen niet normaal functioneren.
 


 Wanneer de voorruit vuil is.



 Wanneer lang uitstekende bagage of lading op een gemonteerde dakdrager vervoerd
wordt die de lasersensor (voor) afdekt.
 


 Uitlaatgas van het voertuig vóór u, zand, sneeuw of waterdamp dat uit mangaten en
goten opstijgt en opspattend water.
 
 Als er duidelijk barsten of beschadiging als gevolg van bijvoorbeeld steenslag op de
voorruit zichtbaar zijn, de voorruit altijd laten vervangen. Raadpleeg voor vervanging
een offi ciële Mazda reparateur.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 320 of 707

*Bepaalde modellen.4–16 6
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Radarsensoren (Achter) *
Uw auto is uitgerust met radarsensoren (achter). De volgende systemen maken eveneens
gebruik van de radarsensoren (achter).
 


 Dodehoekmonitorsysteem (BSM)



 Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA)
De radarsensoren (achter) detecteren de radiogolven die door de radarsensor worden
uitgezonden en op hun beurt weerkaatst worden door een voertuig dat van achteren nadert of
door een obstakel.
Radarsensoren (achter)
De radarsensoren (achter) zijn ingebouwd in de achterbumper, één aan de rechterzijde en
één aan de linkerzijde.
Houd het oppervlak van de achterbumper in de buurt van de radarsensoren (achter) altijd
schoon zodat de radarsensoren (achter) normaal kunnen functioneren. Breng ook geen
voorwerpen zoals stickers aan.
Zie Verzorging van de carrosserie op pagina 6-65 .
OPGELET
Als de achterbumper een zware impact ontvangt, is het mogelijk dat het systeem niet meer
normaal functioneert. Stop onmiddellijk met het gebruik van het systeem en laat de auto
door een offi ciële Mazda dealer inspecteren.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 321 of 707

4–167
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  De detectiecapaciteit van de radarsensoren (achter) heeft beperkingen. In de volgende
gevallen bestaat de kans dat de detectiecapaciteit is verminderd en dat het systeem niet
normaal functioneert.
 


 De achterbumper in de buurt van de radarsensoren (achter) is vervormd geraakt.



 Nabij de radarsensoren (achter) op de achterbumper heeft zich sneeuw, ijs of modder
verzameld.
 


 Bij slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw en mist. 

 Onder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote
objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
 


 Stilstaande objecten op of langs de weg, zoals kleine, tweewielige voertuigen,
fi etsen, voetgangers, dieren en winkelwagens.




 Voertuigen met vormen die radargolven niet goed weerkaatsen, zoals lege opleggers
met een lage voertuighoogte en sportauto's.
 
 Bij het verlaten van de fabriek is bij alle voertuigen de richting van de radarsensoren
(achter) afgesteld voor een voertuig in beladen toestand, zodat de radarsensoren
(achter) naderende voertuigen correct kunnen bespeuren. Laat de auto door een
offi ciële Mazda dealer inspecteren als de richting van de radarsensoren (achter) om een
bepaalde reden is afgeweken.
  Raadpleeg een offi ciële Mazda dealer voor reparatie of vervanging van de
radarsensoren (achter), of bumperreparaties, lakherstellingen en vervanging van
onderdelen in de buurt van de radarsensoren.
  Schakel het systeem uit wanneer u een aanhanger trekt of wanneer u hulpuitrusting
zoals een fi etsdrager aan de achterzijde van de auto hebt geïnstalleerd. Anders zullen
de radiogolven die door de radar worden uitgezonden geblokkeerd raken waardoor het
systeem niet meer normaal zal functioneren.
  De radarsensoren zijn onderhevig aan de betreffende radiogolfbepalingen van het land
waarin met de auto wordt gereden. Als de auto in het buitenland wordt gebruikt, is er
mogelijk goedkeuring vereist van het land waarin met de auto wordt gereden.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 328 of 707

*Bepaalde modellen.4–174
Tijdens het rijden
Bandenspanningcontrolesysteem
Bandenspanningcontrolesysteem *
Het bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) controleert de bandenspanning van alle
vier banden. Als de bandenspanning van één of meerdere banden te laag is, waarschuwt
het systeem de bestuurder door middel van het waarschuwingslampje van het
bandenspanningcontrolesysteem in de instrumentengroep en een pieptoon. Het systeem
controleert de bandenspanning indirect op basis van de gegevens die door de ABS
wielsnelheidssensors worden verzonden.
Om het systeem correct te kunnen laten werken, dient het systeem met de voorgeschreven
bandenspanning (waarde op bandenspanningslabel) geïnitialiseerd te worden. Volg de
procedure en voer de initialisatie uit.
Zie Initialiseren van het bandenspanningcontrolesysteem op pagina 4-176 .
Het waarschuwingslampje gaat knipperen als het systeem defect is.
Zie Waarschuwingslampjes op pagina 4-40 .
ABS wielsnelheidssensor
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 342 of 707

*Bepaalde modellen.4–18 8
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
Parkeersensorsysteem *
Wanneer bij het parkeren van de auto in een garage of bij het parallel inparkeren de
versnellingshendel in de achteruitstand (R) staat, treedt het parkeersensorsysteem in werking
dat met behulp van ultrasone sensoren obstakels rondom de auto opspoort. Het systeem
is uitgerust met een hulpinrichting die de bestuurder op de hoogte stelt van de benaderde
afstand vanaf de auto tot aan de omliggende hindernis via het gebruik van een zoemtoon.
Achterste hoeksensorAchterste sensor
WAARSCHUWING
Vertrouw niet volledig op het parkeersensorsysteem en controleer tijdens het rijden
steeds visueel de veiligheid rondom uw auto.
Het systeem kan de bestuurder assisteren bij de besturing van de auto in voorwaartse
en achterwaartse richting tijdens het parkeren. Het detectiebereik van de sensoren
is beperkt, dus door tijdens het rijden enkel op het systeem te vertrouwen kunnen
er ongelukken veroorzaakt worden. Controleer tijdens het rijden steeds visueel de
veiligheid rondom uw auto.
OPMERKING
  Breng geen accessoires aan binnen het detectiebereik van de sensoren. Dit kan de
werking van het systeem hinderen.
  Afhankelijk van de soort hindernis en de omgevingscondities, kan het detectiebereik
van een sensor verminderd worden, of bestaat de kans dat de sensoren de hindernissen
niet kunnen opsporen.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 next >