ESP MAZDA MODEL CX-3 2015 Handleiding (in Dutch)

Page 35 of 707

2–15
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Veiligheidsgordelsysteem
WAARSCHUWING
Dragen van de heupgordel:
Een heupgordel die te hoog wordt gedragen is gevaarlijk. Bij een aanrijding wordt de
schok van de botsing dan rechtstreeks op de onderbuik overgebracht, hetgeen ernstig
letsel kan veroorzaken. Zorg er voor dat de heupgordel nauwsluitend past en draag deze
zo laag mogelijk om de heupen.
Instrukties voor gebruik van de veiligheidsgordels:
Veiligheidsgordels dienen op het beenderstelsel van het lichaam te drukken en behoren
laag om de voorzijde van het bekken, of om het bekken, de borst en schouders gedragen
te worden, al naargelang van toepassing; het dragen van de heupgordel rondom de buik
dient vermeden te worden.
Veiligheidsgordels behoren zo nauwsluitend mogelijk afgesteld te worden, in
overeenstemming met comfort, om de bescherming te kunnen bieden waarvoor
zij bestemd zijn. Een gordel die niet voldoende gespannen is zal de drager ervan
aanzienlijk minder bescherming kunnen bieden.
Zorg ervoor verontreiniging van het gordelmateriaal door schoonmaakmiddelen, olie
en chemische middelen, in het bijzonder accuzuur, te voorkomen. De gordels kunnen
het veiligste gereinigd worden met een oplossing van zachte zeep en water. Vernieuw de
gordels als het materiaal gerafeld, verontreinigd of beschadigd is.
Het is belangrijk de veiligheidsgordels als geheel te vernieuwen nadat deze bij een
ernstige botsing zijn gedragen, ook als beschadiging van het gordelsysteem niet
duidelijk waarneembaar is.
Veiligheidsgordels behoren niet gedraaid te worden gedragen.
Elke veiligheidsgordel dient slechts door één inzittende te worden gebruikt; het is
gevaarlijk een veiligheidsgordel aan te brengen rondom een kind dat op iemands schoot
zit.
Door de gebruiker mogen er geen wijzigingen of toevoegingen worden aangebracht die
verhinderen dat de afstelmechanismen van de veiligheidsgordels de gordels strakker
kunnen aanspannen of die verhinderen dat de gordels door de gebruiker strakker
kunnen worden afgesteld.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 38 of 707

2–18
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Veiligheidsgordelsysteem
Veiligheidsgordels (3-punts
type
)
Vastmaken van de
veiligheidsgordels
Veiligheidsgordelgesp
Veiligheidsgordeltong
Plaats de heupgordel zo laag mogelijk,
niet op de onderbuik, en stel vervolgens
de schoudergordel zodanig af dat deze
nauwsluitend om uw lichaam past.
Laag om de
heupen houden
Te hoogAantrekken
Losmaken van de
veiligheidsgordels
Druk de knop op de veiligheidsgordelgesp
in. Als de gordel niet volledig wordt
opgerold, deze naar buiten trekken en op
verdraaiing en knikken inspecteren. Kijk
vervolgens of bij het oprollen de gordel
onverdraaid blijft.
Knop
OPMERKING
Als een gordel niet volledig wordt
opgerold, deze op verdraaiing en
knikken inspecteren. Als de gordel dan
nog steeds niet correct wordt opgerold,
deze door een deskundige reparateur, bij
voorkeur een offi ciële Mazda reparateur
laten inspecteren.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 39 of 707

*Bepaalde modellen.2–19
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Veiligheidsgordelsysteem
Voorste schoudergordelafsteller
Hoger zetten Lager zetten
Let er op dat de afsteller vergrendeld is.
Veiligheidsgordelwaarschuwingssystemen
Als deze bespeuren dat de
veiligheidsgordel van de inzittende niet is
vastgemaakt, wordt de inzittende door een
waarschuwingslampje of een zoemtoon
gewaarschuwd.
Zie Maatregelen nemen op pagina 7-46 .
Zie Waarschuwingszoemer voor
veiligheidsgordel op pagina 7-54 .
Veiligheidsgordelindikatielampje
(achterzitting) (groen)
*
Het lampje gaat branden wanneer het
contact op ON wordt gezet en een
veiligheidsgordel van de achterzitting is
vastgemaakt.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 40 of 707

*Bepaalde modellen.2–20
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Veiligheidsgordelsysteem
Voorspanners van
veiligheidsgordels en
begrenzingsystemen
Voor een optimale bescherming zijn de
veiligheidsgordels van de voorzittingen
en van de buitenste zitplaatsen van de
achterzitting
* uitgerust met voorspanner-
en begrenzingsystemen. Om deze
beide systemen correct te kunnen laten
functioneren dient u de veiligheidsgordel
op de juiste wijze te dragen.
Voorspanners:
Wanneer een botsing wordt bespeurd,
worden de voorspanners gelijktijdig met
de airbags geactiveerd.
Zie voor bijzonderheden over activering,
Criteria voor SRS airbag activering
(pagina 2-59 ).
Wanneer de airbags worden opgeblazen,
trekken de oprolautomaten van de
veiligheidsgordels de gordels snel
strak aan. Nadat de airbags en de
veiligheidsgordelvoorspanners geactiveerd
werden dienen deze steeds vernieuwd te
worden.
Systeemdefecten of bedrijfstoestanden
worden aangeduid door een
waarschuwing.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op
pagina 4-39 .
Zie Waarschuwingszoemer voor
systeem van airbag/voorspanners van
veiligheidsgordels op pagina 7-53 .
(Met deactiveringsschakelaar van
voorpassagiersairbag)
Bovendien is het voorspannersysteem van
de voorpassagierszitting, precies zoals
de voor- en zijpassagiersairbag, zodanig
ontworpen dat dit enkel in werking treedt
wanneer de deactiveringsschakelaar voor
de voorpassagiersairbag in de stand ON is
gezet. Zie voor bijzonderheden,
Deactiveringsschakelaar van
voorpassagiersairbag (pagina 2-50 ).
Drukbegrenzer:
Het begrenzingsysteem zorgt ervoor dat
de gordel op een gecontroleerde manier
losser gemaakt wordt om de druk die door
de gordel op het bovenlichaam van de
inzittende wordt uitgeoefend te reduceren.
Alhoewel de grootste druk op een
veiligheidsgordel bij frontale botsingen
wordt uitgeoefend, heeft de drukbegrenzer
een automatische mechanische functie
en kan bij voldoende beweging van de
inzittende bij elk soort ongeval geactiveerd
worden.
Ook wanneer de voorspanners
niet geactiveerd werden, dient de
drukbegrenzingsfunctie door een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
offi ciële Mazda reparateur gecontroleerd
te worden.
WAARSCHUWING
Maak enkel gebruik van de
veiligheidsgordels op de wijze zoals in
dit instruktieboekje wordt aangegeven:
Verkeerde plaatsing van de
veiligheidsgordels is gevaarlijk. Als
deze niet op de juiste wijze worden
gedragen, kunnen de voorspanner-
en begrenzingsystemen van de
veiligheidsgordels tijdens een
ongeval geen adequate bescherming
bieden, hetgeen ernstig letsel tot
gevolg kan hebben. Zie voor meer
bijzonderheden over het dragen van de
veiligheidsgordels, “Vastmaken van de
veiligheidsgordels” (pagina 2-18 ).
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 42 of 707

*Bepaalde modellen.2–22
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Veiligheidsgordelsysteem
Middelste
veiligheidsgordel van
achterzitting (2-punts
type)
*
Vastmaken van de
veiligheidsgordels
1. Trek de veiligheidsgordeltong uit tot de
gewenste lengte.
2. Steek deze in de veiligheidsgordelgesp,
totdat u een klikgeluid hoort.
Veiligheidsgordeltong
Veiligheidsgordelgesp
3. Stel de lengte van de gordel af.
Voor het langer maken van de gordel,
de veiligheidsgordeltong in een rechte
hoek ten opzichte van de gordel houden
en er aan trekken. Voor het inkorten
van de gordel aan het loszittende
uiteinde trekken.
Langer
maken
Korter
maken
4. Zorg er voor dat de heupgordel goed
strak om uw lichaam past.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 43 of 707

2–23
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Veiligheidsgordelsysteem
WAARSCHUWING
Dragen van de heupgordel:
Een heupgordel die te hoog wordt
gedragen is gevaarlijk. Bij een
aanrijding wordt de schok van
de botsing dan rechtstreeks op de
onderbuik overgebracht, hetgeen
ernstig letsel kan veroorzaken. Zorg er
voor dat de heupgordel nauwsluitend
past en draag deze zo laag mogelijk.
Losmaken van de
veiligheidsgordels
Druk de knop op de veiligheidsgordelgesp
in.
Knop
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 67 of 707

2–47
Belangrijke veiligheidsuitrusting
SRS airbags
WAARSCHUWING
Breng geen wijzigingen aan een voorportier aan en laat geen beschadigingen
onhersteld. Laat een beschadigd voorportier altijd door een deskundige reparateur, bij
voorkeur een offi ciële Mazda reparateur inspecteren:
Het aanbrengen van wijzigingen aan een voorportier of het niet herstellen van
beschadigingen is gevaarlijk. Elk van de voorportieren is voorzien van een zij-
impactsensor welke onderdeel vormt van het aanvullend beveiligingssysteem. Als gaten
worden geboord in een voorportier, een portierluidspreker blijvend wordt verwijderd,
of een beschadigd portier niet wordt hersteld, kan de werking van de sensor nadelig
beïnvloed worden zodat deze de druk van de impact van een zijdelingse botsing niet
meer correct kan bespeuren. Als een sensor een zijdelingse botsing niet correct kan
bespeuren, bestaat de kans dat de zij- en gordijn-airbags en de voorspanner van de
voorste veiligheidsgordel niet normaal functioneren waardoor de inzittenden ernstig
letsel kunnen oplopen.
Breng geen wijzigingen aan in het aanvullend beveiligingssysteem:
Het aanbrengen van wijzigingen in de onderdelen of de bedrading van het aanvullend
beveiligingssysteem is gevaarlijk. U kunt het per ongeluk in werking stellen of buiten
gebruik stellen. Breng geen enkele wijziging aan in het aanvullend beveiligingssysteem.
Hieronder vallen het aanbrengen van stuurbekleding, etiketten of wat dan ook op de
airbagmodules. Hieronder valt ook het installeren van extra elektrische apparatuur op
of nabij de onderdelen en de bedrading van het systeem. Een deskundige reparateur,
bij voorkeur een offi ciële Mazda reparateur kan de speciale aandacht besteden die
bij het uitbouwen en inbouwen van de voorzittingen nodig is. Het is van belang de
bedrading en de aansluitingen van de airbag te beschermen om er voor te zorgen dat de
airbags niet per ongeluk in werking treden en dat de bestuurdersstoelpositiesensor niet
beschadigd wordt en de airbag-aansluiting van de zittingen onbeschadigd blijft.
Plaatsen geen bagage of overige voorwerpen onder de voorzittingen:
Het plaatsen van bagage of overige voorwerpen onder de voorzittingen is gevaarlijk.
De kans bestaat dat onderdelen die essentieel zijn voor de werking van het aanvullend
beveiligingssysteem beschadigd worden en in het geval van een botsing aan de zijkant
is het mogelijk dat de bijbehorende airbags niet geactiveerd worden, hetgeen ernstig of
dodelijk letsel tot gevolg kan hebben. Om beschadiging van onderdelen die essentieel
zijn voor de werking van het aanvullend beveiligingssysteem te voorkomen, geen
bagage of andere voorwerpen onder de voorzittingen plaatsen.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 80 of 707

2–60
Belangrijke veiligheidsuitrusting
SRS airbags
Beperkingen van de SRS airbag
Bij ernstige botsingen zoals die hierboven beschreven onder “Criteria voor SRS airbag
activering” zal de betreffende SRS airbaguitrusting geactiveerd worden. Echter bij bepaalde
botsingen bestaat de kans dat de uitrusting niet geactiveerd wordt, afhankelijk van het type
botsing en de ernst ervan.
Beperkingen ten aanzien van de detectie van frontale/bijna frontale botsingen:
In de volgende illustraties worden voorbeelden gegeven van frontale/bijna frontale
botsingen die mogelijk niet als ernstig genoeg bespeurd worden om de SRS airbaguitrusting
te activeren.
Botsingen tegen bomen of palenFrontale zijdelingse botsing
Kopstaartbotsingen of rijden onder de laadklep
van een vrachtauto
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 81 of 707

2–61
Belangrijke veiligheidsuitrusting
SRS airbags
Beperkingen ten aanzien van de detectie van zijdelingse botsingen:
In de volgende illustraties worden voorbeelden gegeven van zijdelingse botsingen die
mogelijk niet als ernstig genoeg bespeurd worden om de SRS airbaguitrusting te activeren.
Zijdelingse botsingen tegen bomen of palenZijdelingse botsingen met tweewielige voertuigen
Kantelen
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 83 of 707

*Bepaalde modellen.3–1
3Alvorens te gaan rijden
Gebruik van diverse voorzieningen, zoals sleutels, portieren, spiegels en
ruiten.
  Sleutels ................................................. 3-2
Sleutels ........................................... 3-2
Afstandbediende
portiervergrendeling ....................... 3-4
Geavanceerde afstandbediende
portiervergrendeling ......................... 3-10
Geavanceerde afstandbediende
portiervergrendeling
* .................... 3-10
Werkingsbereik ............................ 3-11
Portieren en sloten ............................ 3-13
Portiersloten ................................. 3-13
Achterklep .................................... 3-24
Brandstof en emissie ......................... 3-29
Voorzorgsmaatregelen ten aanzien van
brandstof en
motoruitlaatgassen ....................... 3-29
Afsluitklep van brandstoftankdop en
brandstoftankdop .......................... 3-34
Stuurwiel ............................................ 3-36
Stuurwiel ...................................... 3-36
Spiegels ............................................... 3-37
Spiegels ........................................ 3-37
Ruiten ................................................. 3-41
Elektrische ruitbediening ............. 3-41
Schuifdak
* .................................... 3-44 Beveiligingssysteem ........................... 3-47
Aanbrengen van wijzigingen en
aanvullende apparatuur ................ 3-47
Start-blokkeersysteem .................. 3-47
Anti-diefstal
beveiligingssysteem
* .................... 3-49
Rijtips ................................................. 3-55
Inrijden ......................................... 3-55
Brandstofbesparing en
milieubescherming ....................... 3-55
Moeilijke rijomstandigheden ....... 3-56
Vloermat ...................................... 3-57
Op eigen kracht lostrekken van de
auto ............................................... 3-58
Rijden in de winter ....................... 3-59
Doorwaden van water .................. 3-62
Informatie betreffende de turbolader
(SKYACTIV-D 1.5) ..................... 3-63
Slepen ................................................. 3-64
Trekken van caravans en aanhangers
(Europa/Rusland/Turkije/Israël/Zuid-
Afrika) .......................................... 3-64
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page:   1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 ... 120 next >