MAZDA MODEL CX-3 2016 Handleiding (in Dutch)

Page 221 of 719

4–65
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Verlichtingsregelaar
Koplampen
Draai de koplampschakelaar om de koplampen, andere buitenverlichting en de
instrumentenpaneelverlichting in of uit te schakelen.
Wanneer de verlichting wordt ingeschakeld, gaat het verlichting-aan indicatielampje in de
instrumentengroep branden.



OPMERKING
  Om te voorkomen dat de accu uitgeput raakt, de verlichting niet ingeschakeld laten
wanneer de motor stopgezet is, tenzij dit in verband met de veiligheid vereist is.
  Koplampen die weggebruikers die vanuit tegemoetkomende richting naderen niet
verblinden, ongeacht aan welke kant van de weg u geacht wordt te rijden (links of
rechts verkeer). Het is dus niet nodig de optische as van de koplampen af te stellen
wanneer u tijdelijk naar rijden aan de andere kant van de weg moet omschakelen (links
of rechts verkeer).



Page 222 of 719

4–66
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
*Bepaalde modellen.
Zonder automatische verlichtingsregeling



Schakelaarstand

Contactstand ON ACC of
OFF O N ACC of
OFF O N ACC of
OFF
Koplampen Uit Uit Uit Uit Aan Uit
Dagverlichting
* Aan Uit Uit Uit Uit Uit
Achterlichten
Positielampen
Kentekenplaatlampen
Instrumentenpaneelverlichting Uit Uit Aan Aan Aan Aan
*1
*1 Als de verlichting brandt en het bestuurdersportier wordt geopend of 30 sec. zijn verstreken, wordt de
verlichting uitgeschakeld.




Page 223 of 719

4–67
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
*Bepaalde modellen.
Met automatische verlichtingsregeling



Schakelaarstand

Contactstand ON ACC
of OFF O N ACC
of OFF O N ACC
of OFF O N ACC
of OFF
Koplampen Uit Uit Automatisch
*1 Uit Uit Uit Aan Uit
Dagverlichting * Aan Uit Automatisch *1 Uit Uit Uit Uit Uit
Achterlichten
Positielampen
Kentekenplaatlampen
Instrumentenpaneelverlichting Uit Uit Automatisch
*1 Aan *2 /
Uit *3 Aan Aan Aan Aan *4
*1 De koplampen en overige verlichting worden automatisch ingeschakeld afhankelijk van de helderheid van de
omgeving zoals afgetast door de sensor.
*2 Wanneer de verlichting is ingeschakeld, zal deze blijven branden ook als het contact in een andere stand dan ON
wordt gezet.
Als de verlichting brandt en het bestuurdersportier wordt geopend of 30 sec. zijn verstreken, wordt de
verlichting uitgeschakeld.
*3 Wanneer het contact in een andere stand dan ON wordt gezet, gaat ook als de verlichtingsschakelaar op

wordt gezet, de verlichting niet branden.
*4 Als de verlichting brandt en het bestuurdersportier wordt geopend of 30 sec. zijn verstreken, wordt de
verlichting uitgeschakeld.




Page 224 of 719

4–68
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Automatische verlichtingsregeling
Wanneer de koplampschakelaar in de stand
staat en het contact op ON gezet is, tast de
lichtsensor de lichtheid of donkerte van de omgeving af en schakelt deze automatisch de
koplampen, andere buitenverlichting en de instrumentenpaneelverlichting in of uit (zie
bovenstaande tabel).
OPGELET
  De lichtsensor niet afdekken door een sticker of een label op de voorruit te plakken.
Anders zal de lichtsensor niet correct functioneren.

  De lichtsensor functioneert ook als een regensensor voor de automatische
ruitenwisserregeling. Houd handen en ruitenkrabbers uit de buurt van de voorruit
wanneer de ruitenwisserhendel in de stand
staat en het contact op ON gezet is,
aangezien vingers beklemd kunnen raken of de ruitenwissers en wisserbladen
beschadigd kunnen worden wanneer de ruitenwissers automatisch in werking gesteld
worden. Als u de voorruit gaat reinigen, er op letten dat de ruitenwissers volledig zijn
uitgeschakeld — dit is vooral belangrijk bij het verwijderen van ijs en sneeuw —
wanneer het bijzonder verleidelijk is om de motor te laten draaien.


Page 225 of 719

4–69
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
OPMERKING
  De koplampen, overige buitenverlichting en instrumentenpaneelverlichting gaan
mogelijk niet onmiddellijk uit in het geval de omgeving ineens helder verlicht wordt,
aangezien de lichtsensor bepaalt dat het avond is als de omgeving gedurende enkele
minuten continu donker is, zoals bijvoorbeeld in lange tunnels, bij ¿ les in tunnels of in
parkeergarages.
 In dit geval wordt de verlichting uitgeschakeld als de verlichtingsschakelaar naar de
stand
gedraaid wordt.   Wanneer de koplampschakelaar in de stand staat en het contact op ACC gezet
wordt of uitgezet wordt, zullen de koplampen, de overige buitenverlichting en de
instrumentenpaneelverlichting uitgeschakeld worden.
  De instrumentenpaneelverlichting kan afgesteld worden door het draaien van de knop
in de instrumentengroep. Ook kan de dag/nachtstand veranderd worden door de knop
te draaien totdat er een pieptoon gegeven wordt. Afstellen van de helderheid van de
instrumentenpaneelverlichting: Zie Instrumentenpaneelverlichting op pagina 4-33 .

 De gevoeligheid van de AUTO lampen kan gewijzigd worden door een of¿ ciële
Mazda reparateur. Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-14 .


Page 226 of 719

4–70
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Koplampen grootlicht-dimlicht
De koplampen schakelen over tussen
grootlicht en dimlicht door de hendel naar
voren of naar achteren te verplaatsen.


Grootlicht
Dimlicht

Wanneer het grootlicht van de
koplampen is ingeschakeld, gaat
het grootlichtindicatielampje van de
koplampen branden.



Koplamplichtsignaal
Kan worden gebruikt wanneer het contact
op ON gezet is.
Voor het geven van een lichtsignaal met de
koplampen, de hendel volledig naar u toe
trekken (de koplampschakelaar hoeft niet
ingeschakeld te zijn).


UIT
Koplamp-
lichtsignaal

Het grootlichtindicatielampje in de
instrumentengroep gaat tegelijkertijd
branden. Wanneer u de hendel loslaat, zal
deze naar de normale stand terugkeren.





Page 227 of 719

4–71
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Thuiskomstverlichting
Bij bediening van de hendel schakelt
de thuiskomstverlichting de koplampen
(dimlicht) in.
Inschakelen van de verlichting
Wanneer aan de hendel wordt getrokken
terwijl het contact op ACC of OFF staat,
wordt het dimlicht van de koplampen
ingeschakeld.
Nadat de portieren zijn gesloten en er
een bepaalde tijd is verstreken gaan de
koplampen uit.


OPMERKING
  De tijd totdat de koplampen doven
nadat alle portieren gesloten zijn kan
gewijzigd worden.
 Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-14 .
  Als gedurende 3 minuten na het
trekken aan de hendel geen verdere
bediening plaatsvindt, zullen de
koplampen doven.
  De koplampen doven als nogmaals
aan de hendel wordt getrokken
terwijl de koplampen branden.
Vertrekverlichting
De vertrekverlichting schakelt de
verlichting in wanneer op afstand van de
auto de ontgrendeltoets van de zender
wordt ingedrukt.
Wanneer de vertrekverlichting wordt
ingeschakeld, gaat de volgende verlichting
branden.
Dimlichten, positielampen, lampen van
achterlichten, kentekenplaatverlichting
Inschakelen van de verlichting
Wanneer de contactschakelaar en de
koplampschakelaar in de volgende
standen staan, gaan de koplampen
branden wanneer de ontgrendeltoets op
de zender wordt ingedrukt en de auto
het zendersignaal ontvangt. Nadat er
een bepaalde tijd is verstreken gaan de
koplampen uit (30 seconden).
 


 Contactschakelaar: uit



 Koplampschakelaar: of

Ontgrendeltoets
Vergrendeltoets



Page 228 of 719

4–72
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
*Bepaalde modellen.
OPMERKING
  De functie van de vertrekverlichting
kan in- of uitgeschakeld worden.
 Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-14 .
  Wanneer de vergrendeltoets van de
zender wordt ingedrukt en de auto
het zendersignaal ontvangt, gaan de
koplampen uit.
  Wanneer de koplampschakelaar in
een andere stand staat dan
of ,
gaan de koplampen uit.
Koplamphoogteverstelling *
De hoek van de lichtbundel van de
koplampen verandert naargelang het aantal
passagiers in de auto en het gewicht van
de lading in de bagageruimte.

Automatisch type
Bij inschakeling van de koplampen wordt
de hoek van de koplampen automatisch
afgesteld.

Handbediend type
De schakelaar voor de
koplamphoogteverstelling wordt
gebruikt om de hoogte van de koplampen
handmatig af te stellen.



Kies de juiste instelling voor de
koplamphoogte uit de volgende tabel.
Voorzitting Achterzitting Belasting Schakelaarstand
Bestuurder Passagier
× — — — 0
× × — — 0
× × × — 1,5
× × × × 2
× — — × 3
× : J a
—: Nee



Page 229 of 719

4–73
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
*Bepaalde modellen.
Dagverlichting *
In bepaalde landen is het vereist dat
rijdende voertuigen overdag met
ingeschakelde verlichting (dagverlichting)
rijden.

De dagverlichting gaat automatisch
branden wanneer de auto begint te rijden.

Deze worden uitgeschakeld wanneer
de handrem aangetrokken wordt of de
keuzehendel in stand P gezet wordt
(voertuig met automatische transmissie).
OPMERKING
(Behalve landen waar dit bij de wet
verboden is)
De dagverlichting kan buiten werking
gesteld worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-14 .
Voormistlichten *
De voormistlichten kunnen worden
gebruikt wanneer het contact op ON staat.
Gebruik deze schakelaar om de
voormistlichten in te schakelen. De
voormistlichten helpen het zicht in het
donker en tijdens mist te verbeteren.

Voor het inschakelen van de
voormistlichten, de mistlichtschakelaar
naar de stand
of draaien (de
mistlichtschakelaar keert automatisch naar
de stand
terug).


Mistlichtschakelaar

Alvorens de voormistlichten in te
schakelen, dient de koplampschakelaar in
de stand
of te staan.
Het voormistlichtindicatielampje in de
instrumentengroep gaat branden wanneer
het voormistlicht ingeschakeld is.





Page 230 of 719

4–74
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
*Bepaalde modellen.
Voor het uitschakelen van de
voormistlichten, een van onderstaande
stappen uitvoeren:
 


 Draai de mistlichtschakelaar naar de
stand
. 


 Draai de koplampschakelaar naar de
stand
. 


 Zet het contact in een andere stand dan
ON.

OPMERKING
  (Met automatische
verlichtingsregeling)
 Als de mistlichtschakelaar in de
stand
of staat en de
koplampschakelaar in de stand

staat, worden de voormistlichten
ingeschakeld wanneer de koplampen,
de buitenverlichting en de
instrumentenpaneelverlichting
ingeschakeld zijn.
  Als de mistlichtschakelaar naar de
stand
gedraaid wordt (de
mistlichtschakelaar keert automatisch
naar de stand
terug), gaat ook het
achtermistlicht branden en gaat het
achtermistlichtindicatielampje in de
instrumentengroep eveneens
branden.
Achtermistlicht *
Het achtermistlicht kan worden gebruikt
wanneer het contact op ON staat.
Het achtermistlicht zorgt er voor dat uw
auto beter gezien wordt.
Wanneer de verlichting wordt
ingeschakeld, gaat het indicatielampje
van de achtermistlichten in de
instrumentengroep branden.



Type A (Met voormistlicht)
Alvorens het achtermistlicht in te
schakelen, dient de koplampschakelaar in
de stand
of te staan.

Voor het inschakelen van het
achtermistlicht, de mistlichtschakelaar
naar de stand
draaien (de
mistlichtschakelaar keert automatisch naar
de stand
terug).
Het achtermistlichtindicatielampje in de
instrumentengroep gaat branden wanneer
het achtermistlicht is ingeschakeld.


Mistlichtschakelaar



Page:   < prev 1-10 ... 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 251-260 261-270 ... 720 next >